HOOFDSTUK 1 Inleidende regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
-
het plan:
het bestemmingsplan Schatzenburg, van de gemeente Menameradiel;
-
bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1908.BPMenSchatzenburg-0401 met de bijbehorende regels;
-
aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
-
aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
-
bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
-
bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
-
bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
-
bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, als mede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen van een standplaats;
-
bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
-
bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
-
bouwperceelsgrens:
een grens van een bouwperceel;
-
bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;
-
bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
-
chalet:
een permanent ter plaatse aanwezig gebouw van een lichte (veelal houten of kunststof) constructie dat binnen 24 uur demontabel is, waarbij geen sprake is van een vaste fundering in de grond, dat naar aard en inrichting is bedoeld voor periodiek recreatieve bewoning en waarvan de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben;
-
dagrecreatie:
recreatie in de vorm van sport, spel, toerisme en educatie, waarbij recreatieve bewoning niet is toegestaan;
-
dagrecreatief medegebruik:
een dagrecreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit dagrecreatief gebruik is toegestaan;
-
dienstwoning:
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon of personen, wier huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;
-
gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
-
kampeermiddel:
een tent, een tentwagen, een kampeerauto of een toercaravan dan wel enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde;
een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;
-
niet-recreatief gebruik:
gebruik van een kampeermiddel, chalet of stacaravan als tijdelijke vestiging voor (nacht)verblijf, niet zijnde permanente of recreatieve bewoning;
-
peil:
-
voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst, de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
-
voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst, de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
-
-
permanente bewoning:
bewoning van een ruimte als hoofdverblijf;
-
prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
-
recreatieve bewoning:
de bewoning die plaatsvindt in het kader van de verblijfsrecreatie en gericht is op ontspanning en vrijetijdsbesteding;
-
seksinrichting:
een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;
-
stacaravan:
een kampeermiddel in de vorm van een caravan of soortgelijk onderkomen, dat naar aard en inrichting is bedoeld voor periodiek recreatieve bewoning, waarvan de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben, dat in één geheel en op een eigen as-/wielstelsel en dissel kan worden aangevoerd en dat mede gelet op de afmetingen kennelijk niet bestemd is om in zijn geheel op een regelmatige en normale wijze op verkeerswegen, ook over grotere afstanden, als aanhanger van een motorvoertuig te worden voortbewogen;
-
standplaats:
een afgebakend terrein van beperkte omvang waarop ten hoogste één kampeermiddel en twee bijzettentjes voor een bij elkaar horende groep personen kunnen worden geplaatst;
-
verblijfsrecreatie:
recreatie in ruimten welke zijn bestemd of opgericht voor recreatieve bewoning door personen die hun hoofdverblijf elders hebben;
-
woning:
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.
Artikel 2 Wijze van meten
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
-
de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
-
de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
-
de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
-
de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
-
de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen van bouwwerken worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 1 m bedraagt.
HOOFDSTUK 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Agrarisch’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
agrarische cultuurgronden;
-
groenvoorzieningen;
-
verkeers- en verblijfsvoorzieningen voor zover ten dienste van het gebruik als agrarische cultuurgrond;
-
openbare nutsvoorzieningen;
-
water.
3.2 Bouwregels
-
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
-
er mogen uitsluitend gebouwen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen worden gebouwd;
-
de inhoud per gebouw bedraagt niet meer dan 50 m³;
-
de bouwhoogte van een gebouw bedraagt niet meer dan 3 m.
-
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte van erf- of perceelafscheidingen bedraagt niet meer dan 2,5 m;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt niet meer dan 5 m.
-
3.3 Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het landschappelijk beeld;
-
de verkeersveiligheid,
nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van bouwwerken.
3.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik in strijd met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
-
het gebruiken of laten gebruiken van gronden als standplaats voor kampeermiddelen.
3.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en Wethouders kunnen, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het landschappelijk beeld;
-
de verkeersveiligheid,
de bestemming op gronden ter plaatse van de aanduiding “wro-zone – wijzigingsgebied” wijzigen in de bestemming ‘Recreatie – Landschappelijk gebied’, met dien verstande dat de bestemmingsregels van artikel 5 van overeenkomstige toepassing zijn.
Artikel 4 Groen – Opgaande beplanting
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Groen – Opgaande beplanting’ aangegeven gronden zijn bestemd voor:
-
opgaande beplanting;
-
groenvoorzieningen;
-
bermen en beplanting;
-
paden;
-
speelvoorzieningen;
-
parkeervoorzieningen;
-
openbare nutsvoorzieningen;
-
water.
4.2 Bouwregels
-
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:
-
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt niet meer dan 3 m.
-
4.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik in strijd met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
-
het gebruiken of laten gebruiken van gronden als standplaats voor kampeermiddelen en/of stacaravans en chalets.
4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
-
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
-
het kappen of rooien van opgaand houtgewas.
-
-
De onder a bedoelde vergunning is niet vereist voor werken en werkzaamheden die:
-
het normale onderhoud betreffen;
-
reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
-
-
De onder a bedoelde vergunning mag worden verleend, indien door uitvoering van het werk of de werkzaamheden niet onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke waarde van het gebied.
Artikel 5 Recreatie – Landschappelijk gebied
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Recreatie – Landschappelijk gebied’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
dagrecreatie;
-
geluidswerende voorzieningen, uitsluitend op gronden ter plaatse van de aanduiding ‘geluidswal’, met dien verstande dat hoogte van een voorziening niet meer dan 7 m mag bedragen;
-
speelvoorzieningen;
-
groenvoorzieningen;
-
verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
-
openbare nutsvoorzieningen;
-
water, met dien verstande dat ten hoogste 30% van de gronden voor water mag worden ingericht.
5.2 Bouwregels
-
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
-
er mogen uitsluitend gebouwen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen worden gebouwd;
-
de inhoud per gebouw bedraagt niet meer dan 50 m³;
-
de bouwhoogte van een gebouw bedraagt niet meer dan 3 m.
-
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte van erf- of perceelafscheidingen bedraagt niet meer dan 2,5 m;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt niet meer dan 5 m.
-
5.3 Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het landschappelijk beeld;
-
de verkeersveiligheid,
nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van bouwwerken.
5.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het landschappelijk beeld;
-
de verkeersveiligheid,
met een omgevingsvergunning afwijken van:
-
het bepaalde in lid 5.2 sub a voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van dagrecreatie, met dien verstande dat:
-
de goothoogte van gebouwen niet meer dan 3 m bedraagt;
-
de bouwhoogte van gebouwen niet meer dan 5 m bedraagt;
-
er geen dienstwoningen mogen worden gebouwd.
-
-
het bepaalde in lid 5.2 sub b onder 2 tot een bouwhoogte van maximaal 10 m.
5.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik in strijd met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
-
het gebruiken of laten gebruiken van gronden als standplaats voor kampeermiddelen en/of stacaravans en chalets;
-
het gebruiken of laten gebruiken van onbebouwde gronden voor de opslag van voer- of vaartuigen, schroot, afbraak- en bouwmaterialen, grond- en bodemspecie, puin- en vuilstortingen.
5.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
-
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
-
het winnen van delfstoffen of het doen van onderzoek daarnaar;
-
het ontgronden, ophogen en egaliseren van gronden voorzover een er hoogteverschil van meer dan 0,5 m optreedt;
-
het ophogen of afgraven van de gronden ter plaatse van de aanduiding “geluidswal”;
-
het graven en dempen van waterpartijen, sloten en daarmee gelijk te stellen waterlopen;
-
die een wijziging van de waterstand tot gevolg kunnen hebben;
-
het aanleggen of verharden van paden, bermen of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen met een grotere oppervlakte dan 50 m²;
-
het aanbrengen van ondergrondse en bovengrondse transport, energie-, of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
-
het vellen, rooien of beschadigen van houtgewassen anders dan ten behoeve van verzorging van de aanwezige houtopstand;
-
-
De onder a bedoelde vergunning is niet vereist voor werken en werkzaamheden die:
-
het normale onderhoud betreffen;
-
reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
-
-
De onder a bedoelde vergunning mag worden verleend, indien door uitvoering van het werk of de werkzaamheden niet onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke waarde van het gebied.
Artikel 6 Recreatie - Sport
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Recreatie – Sport’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
sportvoorzieningen, met de daarbij behorende kantine(s), was- en kleedruimten en bergings- en stallingsruimten;
-
openlucht zwembad, met daarbij behorende was- en kleedruimten en bergings- en stallingsruimten;
-
voorzieningen voor receptie, beheer en onderhoud, met dien verstande dat geen dienstwoningen zijn toegestaan;
-
dagrecreatief medegebruik;
-
horeca, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding “horeca”;
-
speelvoorzieningen;
-
groenvoorzieningen;
-
verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
-
openbare nutsvoorzieningen;
-
water.
6.2 Bouwregels
-
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
-
gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
-
de goot- en bouwhoogte van gebouwen bedraagt niet meer dan de aangegeven goot- en bouwhoogte ter plaatse van de aanduiding “maximale goot- en bouwhoogte (m)”;
-
er mogen geen dienstwoningen worden gebouwd.
-
-
Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen gelden de volgende regels:
-
de inhoud per gebouw bedraagt niet meer dan 50 m³;
-
de bouwhoogte van een gebouw bedraagt niet meer dan 3 m.
-
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte van erf- of perceelafscheidingen bedraagt niet meer dan 2,5 m;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt niet meer dan 5 m.
-
6.3 Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het landschappelijk beeld;
-
de verkeersveiligheid,
nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van bouwwerken.
6.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het landschappelijk beeld;
-
de verkeersveiligheid,
met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.2 sub c onder 2 tot een bouwhoogte van maximaal 10 m.
6.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik in strijd met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
-
het gebruiken of laten gebruiken van gronden als standplaats voor kampeermiddelen en/of stacaravans en chalets;
-
het gebruiken of laten gebruiken van gronden en gebouwen ten behoeve van bewoning.
Artikel 7 Recreatie – Verblijfsrecreatie
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Recreatie – Verblijfsrecreatie’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
plaatsen voor en recreatieve bewoning van stacaravans, chalets en kampeermiddelen, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van recreatie – stacaravans en chalets toegestaan”, met dien verstande dat het aantal plaatsen niet meer dan 159 bedraagt;
-
standplaatsen voor en recreatieve bewoning van kampeermiddelen, met dien verstande dat het aantal standplaatsen niet meer dan 62 bedraagt;
-
sanitaire- en beheersvoorzieningen, met dien verstande dat het aantaldienstwoningen niet meer dan 1 mag bedragen en bewoning uitsluitend is toegestaan op de verdieping;
-
dagrecreatief medegebruik;
-
speelvoorzieningen;
-
groenvoorzieningen;
-
verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
-
openbare nutsvoorzieningen;
-
water.
7.2 Bouwregels
-
Voor het bouwen van stacaravans en chalets gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte van stacaravans/chalets bedraagt niet meer dan 3,5 m, met dien verstande dat, in afwijking van het begrip peil als bedoeld in artikel 1 onder s, de bouwhoogte van stacaravans wordt gemeten vanaf het hart van het chassis van de stacaravan;
-
de gezamenlijke oppervlakte per stacaravan/chalet, inclusief aan- en uitbouwen en bijgebouwen, bedraagt niet meer dan 61 m², met dien verstande dat de gezamenlijke oppervlakte van vrijstaande bijgebouwen per stacaravan/chalet niet meer dan 6 m² mag bedragen;
-
de bouwhoogte van vrijstaande bijgebouwen mag niet meer dan 2,25 m bedragen
-
de afstand van een stacaravan/chalet, inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen tot de zijdelingse perceelsgrens dient minimaal 1,5 m te bedragen;
-
de afstand van een vrijstaand bijgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens dient minimaal 1,5 m te bedragen;
-
de afstand tussen een stacaravan/chalet en een bijgebouw op een bouwperceel dient minimaal 3 m te bedragen.
-
-
Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van sanitaire- en beheersvoorzieningen gelden de volgende regels:
-
gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
-
het aantal dienstwoningen bedraagt niet meer dan 1, met dien verstande dat de dienstwoning uitsluitend gebouwd mag worden ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning”;
-
de goot- en bouwhoogte van gebouwen bedraagt niet meer dan de aangegeven goot- en bouwhoogte ter plaatse van de aanduiding “maximale goot- en bouwhoogte (m)”.
-
-
Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen gelden de volgende regels:
-
de inhoud per gebouw bedraagt niet meer dan 50 m³;
-
de bouwhoogte van een gebouw bedraagt niet meer dan 3 m.
-
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
de erf- en perceelsafscheidingen dienen te bestaan uit groenblijvende beplanting;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt niet meer dan 5 m.
-
7.3 Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het landschappelijk beeld;
-
de verkeersveiligheid,
nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van bouwwerken.
7.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige aantasting plaats vindt van:
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het landschappelijk beeld;
-
de verkeersveiligheid,
met een omgevingsvergunning afwijken van:
-
het bepaalde in lid 7.2, sub a, onder 2, tot een oppervlakte van maximaal 70 m², met dien verstande dat het bebouwingpercentage per bouwperceel niet meer dan 30% mag bedragen;
-
het bepaalde in lid 7.2 sub d onder 2 tot een bouwhoogte van maximaal 7,5 m.
7.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik in strijd met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
-
het gebruiken of laten gebruiken van kampeermiddelen, stacaravans en chalets voor permanente bewoning;
-
het gebruiken of laten gebruiken van gebouwen, kampeermiddelen, stacaravans en chalets voor niet-recreatief gebruik;
-
het gebruiken of laten gebruiken van de gronden ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning” voor bewoning anders dan op de verdieping.
Artikel 8 Verkeer
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Verkeer’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
(woon)straten;
-
paden;
-
parkeervoorzieningen;
-
groenvoorzieningen;
-
water.
In de bestemming zijn dammen, duikers en bruggen begrepen.
8.2 Bouwregels
-
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan rechtstreeks ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, bedraagt niet meer dan 10 m.
-
8.3 Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het landschappelijk beeld;
-
de verkeersveiligheid,
nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Artikel 9 Wonen
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
woningen, al dan niet in combinatie met een ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf, waarbij er sprake dient te zijn van een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit;
-
aan- en uitbouwen en bijgebouwen;
-
tuinen en erven;
-
groenvoorzieningen;
-
verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
-
openbare nutsvoorzieningen;
-
water.
In de bestemming zijn seksinrichtingen niet begrepen.
De beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte van een aan-huis-verbonden beroep of -bedrijf mag niet meer bedragen dan 30% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van het hoofdgebouw, met een maximum van 50 m², met dien verstande dat ten hoogste 16 m² gebruikt mag worden ten behoeve van aan het aan-huis-verbonden beroep of -bedrijf gebonden detailhandel.
9.2 Bouwregels
-
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
-
als hoofdgebouw mogen uitsluitend woningen worden gebouwd;
-
een hoofdgebouw mag uitsluitend in een bouwvlak worden gebouwd;
-
het aantal woningen mag niet meer dan 1 bedragen;
-
het hoofdgebouw mag uitsluitend gebouwd worden in de naar de weg gekeerde bouwgrens;
-
de horizontale diepte van een hoofdgebouw mag niet meer dan 15 m bedragen;
-
de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dat de ter plaatsen van de aanduiding “maximale goot- en bouwhoogte (m)”;
-
het hoofdgebouw mag uitsluitend worden afgedekt met een kap waarvan de dakhelling niet minder dan 35° mag bedragen.
-
-
Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen gelden de volgende regels:
1. aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
2. de aan- en uitbouwen en bijgebouwen dienen op minimaal 3 m achter (het verlengde van) de voorgevel te worden gesitueerd;
3. de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen per woning mag niet meer dan 75 m² bedragen, met dien verstande dat het bebouwingspercentage van het als zij- en achtererf aan te duiden deel van het bouwperceel niet meer dan 50% mag bedragen;
4. de bouwhoogte van bijgebouwen met een platte afdekking mag niet meer dan 3 m bedragen, terwijl bij afdekking met een kap de goot- en bouwhoogte van bijgebouwen niet meer dan respectievelijk 3 m en 5,5 m mag bedragen;
5. de goothoogte van aan- en uitbouwen mag niet meer dan 3,5 m bedragen, met dien verstande dat indien de goothoogte van het hoofdgebouw minder bedraagt dan 3,5 m, de goothoogte van aan- en uitbouwen niet meer dan de goothoogte van het hoofdgebouw mag bedragen;
6. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen mag niet meer dan 5,5 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van aan- en uitbouwen bij platte afdekking, ten hoogste gelijk mag zijn aan de onder 5 toegestane goothoogte.
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
1. de bouwhoogte van terrein- en erfafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van terrein- en erfafscheidingen vóór (het verlengde van) de naar de weg gekeerde gevel(s) niet meer dan 1 m mag bedragen;
2. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 5 m bedragen.
9.3 Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het landschappelijk beeld;
-
de milieusituatie;
-
de verkeersveiligheid,
nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van bouwwerken.
9.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige aantasting plaats vindt van:
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het landschappelijk beeld;
-
de milieusituatie;
-
de verkeersveiligheid,
met een omgevingsvergunning afwijken van:
-
het bepaalde in lid 9.2, sub a, onder 2 en toestaan dat een hoofdgebouw gedeeltelijk buiten het bouwvlak wordt gebouwd;
-
het bepaalde in lid 9.2, sub a, onder 2 en 4 en toestaan dat een hoofdgebouw buiten de naar de weggekeerde bouwgrens wordt gebouwd;
-
het bepaalde in lid 9.2, sub a, onder 6 ten behoeve van een goothoogte en een bouwhoogte van respectievelijk ten hoogste 6 m en 9,5 m;
-
het bepaalde in lid 9.2, sub a, onder 7, ten behoeve van een afdekking met een kap met een dakhelling minder dan 35° of een platte afdekking;
-
het bepaalde in lid 9.2, sub b, onder 1 en 2 ten behoeve van het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen op minder dan 3 m achter (het verlengde van) de voorgevel of voor (het verlengde van) de voorgevel;
-
het bepaalde in lid 9.2, sub b, onder 3, tot een oppervlakte van 120 m² ten behoeve van een ruimtebehoevende hobby of een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf, met dien verstande dat het in lid 9.2, sub b, onder 3 genoemde bebouwingspercentage niet mag worden overschreden.
9.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik in strijd met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
-
het gebruiken of laten gebruiken van gronden als standplaats voor kampeermiddelen en/of stacaravans en chalets;
-
het gebruiken of laten gebruiken van bijgebouwen ten behoeve van bewoning;
-
het gebruiken of laten gebruiken van gebouwen voor niet-recreatief gebruik.
HOOFDSTUK 3 Algemene regels
Artikel 10 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 11 Algemene aanduidingsregels
11.1 Luchtvaartverkeerzone – ILS verstoringsgebied
11.1.1 Omschrijving gebiedsaanduiding
De gronden ter plaatse van de aanduiding “luchtvaartverkeerzone – ILS verstoringsgebied” zijn, naast de aangegeven andere bestemming(en), tevens aangeduid voor het voorkomen van verstoring van het ILS systeem van de vliegbasis Leeuwarden.
11.1.2 Bouwregels
Op de gronden ter plaatse van de aanduiding “luchtvaartverkeerszone – ILS verstoringsgebied” mag de bebouwing ten dienste van de aangegeven andere bestemming(en), nooit meer dan 51 m ten opzichte van NAP bedragen.
11.1.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan, na het inwinnen van schriftelijk advies bij de beheerder van het betrokken ILS systeem, met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 11.1.2 en toestaan dat de hoogtebeperking ten opzichte van NAP wordt overschreden mits de werking van het ILS systeem niet in onaanvaardbare mate negatief wordt beïnvloed.
11.2 Luchtvaartverkeerzone – Invliegfunnel
11.2.1 Omschrijving gebiedsaanduiding
De gronden ter plaatse van de aanduiding “luchtvaartverkeerzone – invliegfunnel” zijn, naast de aangegeven andere bestemming(en), tevens aangeduid voor invliegstrook voor de luchtvaart.
11.2.2 Bouwregels
Op de gronden ter plaatse van de aanduiding “luchtvaartverkeerzone – invliegfunnel” mag de bebouwing ten dienste van de aangegeven andere bestemming(en), nooit meer dan 80 m ten opzichte van NAP bedragen.
11.2.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan, na het inwinnen van schriftelijk advies bij de beheerder van de betrokken invliegfunnel, met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 11.2.2 en toestaan dat de hoogtebeperking ten opzichte van NAP wordt overschreden, mits toepassing van de afwijkingsbevoegdheid geen onaanvaardbare beperking van het vliegverkeer met zich meebrengt.
Artikel 12 Algemene afwijkingsregels
Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het bebouwingsbeeld;
-
de verkeersveiligheid,
bij een omgevingsvergunning afwijken van:
-
de in het plan gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
-
de bestemmingsregels en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geven;
-
de bestemmingsregels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
-
de bestemmingsregels ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, en ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten, wordt vergroot tot niet meer dan 40 m. Deze omgevingsvergunning zal pas worden verleend indien na beoordeling van het Ministerie van Defensie is gebleken dat hiertegen uit het oogpunt van vliegveiligheid en functioneren van radar- en telecommunicatievoorzieningen van de Koninklijke Luchtmacht geen bezwaar bestaat.
Artikel 13 Algemene wijzigingsregels
-
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat een transformatorstation, gasdrukmeet- en regelstation, rioolgemaal en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwwerken van openbaar nut mogen worden gebouwd tot een inhoud van ten hoogste 400 m³ en een bouwhoogte van ten hoogste 4 m.
-
De onder a bedoelde wijziging mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van:
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het bebouwingsbeeld;
-
de verkeersveiligheid.
-
HOOFDSTUK 4 Overgangs- en slotregels
Artikel 14 Overgangsrecht
14.1 Overgangsrecht bouwwerken
-
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
-
gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
-
na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
-
-
Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in sub a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
-
Het bepaalde in sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
14.2 Overgangsrecht gebruik
-
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
-
-
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in sub a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
-
-
Indien het gebruik, bedoeld in sub a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
-
-
Het bepaalde in sub a is niet van toepassing op gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 15 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
“Regels van het Bestemmingsplan Schatzenburg”.
