Artikel 3 Agrarisch
3.1 bestemmingsomschrijving
De voor Agrarisch aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
de uitoefening van een agrarisch bedrijf met dien verstande dat de uitoefening van grondgebonden veehouderij is toegestaan, met uitzondering van intensieve veehouderij;
-
een bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’;
-
boogkassen- en gaaskassen, uitsluitend binnen het bouwvlak of buiten het bouwvlak met een maximale oppervlakte van 1.000 m² per bedrijf, een maximale bouwhoogte van 3 m en gebouwd tegen het bouwvlak aan;
-
alsook de volgende niet-agrarische nevenactiviteiten met een maximale oppervlakte van 300 m² :
-
wonen/hobbyboer mits het aantal woningen niet wordt uitgebreid;
-
verkoop van eigen producten, met dien verstande dat buitenopslag en het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor reclameborden en/of neonreclame, alsmede lichtmasten en lichtbakken, niet is toegestaan;
-
paardrijactiviteiten met dien verstande dat:
-
buitenopslag en het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor reclameborden en/of neonreclame, alsmede lichtmasten en lichtbakken, niet is toegestaan;
-
met betrekking tot voorzieningen voor parkeren en laden en lossen zal verscherpt toepassing worden gegeven aan de bouwverordening, waarbij voor paardrijactiviteiten de volgende norm zal worden gehanteerd: 25 m² verharding per gestald paard; bij meer dan 10 paarden 12,5 m² verharding voor ieder gestald paard boven het aantal van 10.
-
maximaal één buitenrijbaan, de maximale omvang van de buitenrijbaan bedraagt 20 bij 40 m; een overdekte rijbaan of paardrijhal is niet toegestaan.
-
Kleinschalige verblijfsrecreatie waaronder begrepen:
-
kampeermiddelen, met dien verstande dat:
-
het plaatsen van kampeermiddelen uitsluitend toegestaan is binnen agrarische bouwvlakken in de periode van 15 maart tot 31 oktober;
-
het aantal kampeermiddelen maximaal 10 mag bedragen;
-
stacaravans zijn niet toegestaan;
-
na beëindiging van het bedrijf na maximaal 2 jaar ook het kleinschalig kamperen dient te worden beëindigd;
-
buitenopslag en het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor reclameborden en/of neonreclame, alsmede lichtmaten en lichtbakken niet is toegestaan;
-
recreatief nachtverblijf (bed & breakfast) met dien verstande dat buitenopslag en het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor reclameborden en/of neonreclame, alsmede lichtmasten en lichtbakken niet is toegestaan;
-
kampeerboerderij met dien verstande dat buitenopslag en het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor reclameborden en/of neonreclame, alsmede lichtmasten en lichtbakken, niet is toegestaan.
-
aan huis verbonden beroepen; met dien verstande dat buitenopslag en het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor reclameborden en/of neonreclame, alsmede lichtmasten en lichtbakken, niet is toegestaan;
-
hoveniersbedrijf met dien verstande dat buitenopslag en het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor reclameborden en/of neonreclame, alsmede lichtmasten en lichtbakken, niet is toegestaan;
-
maximaal drie recreatieappartementen ter plaatse van de aanduiding ‘recreatie’;
-
met bijbehorende gebouwen,bouwwerken geen gebouwen zijnde, ontsluitings-,
parkeer- en groenvoorzieningen, water, tuinen en erven.
3.2 bouwregels
3.2.1 bedrijfswoningen inclusief aan- en uitbouwen voldoen aan de volgende kenmerken:
-
er zijn maximaal twee bedrijfswoningen toegestaan, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’ maximaal één bedrijfswoning is toegestaan;
-
de inhoud van een bedrijfswoning bedraagt maximaal de ter plaatse van de aanduiding ‘maximum volume’ aangegeven inhoud;
-
de goothoogte bedraagt maximaal 6 m;
-
de bouwhoogte bedraagt maximaal 10 m.
3.2.2 overkappingen en bijgebouwen ten dienste van de bedrijfswoning voldoen aan de volgende kenmerken:
-
de oppervlakte bedraagt maximaal 50 m²;
-
de goothoogte bedraagt maximaal 3 m;
-
de bouwhoogte bedraagt maximaal 6 m.
3.2.3 bedrijfsgebouwen voldoen aan de volgende kenmerken:
-
bedrijfsgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
-
de goothoogte bedraagt maximaal 5 m;
-
de bouwhoogte bedraagtmaximaal 10 m.
3.2.4 bouwwerken, geen gebouwen zijnde voldoen aan de volgende kenmerken:
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
-
de bouwhoogte van silo’s bedraagt maximaal 10 m;
-
de bouwhoogte van erfafscheidingen voor de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning of het verlengde hiervan bedraagt maximaal 1 m;
-
de bouwhoogte van erfafscheidingen achter de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning of het verlengde hiervan bedraagt maximaal 2 m;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 3 m.
3.3 nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan de situering, de verhouding breedte-diepte, de nokrichting en de dakvorm van gebouwen teneinde aldus zeker te stellen dat gebouwen, groter dan 6 m², binnen de heersende kavelrichting passen en aansluiten op de van oudsher in het gebied gebruikelijke bouwvormen.
3.4 afwijken van de gebruiksregels
3.4.1 afwijking oppervlakte niet-agrarische nevenactiviteiten
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.1 voor het vergroten van de maximale oppervlakte van niet-agrarische nevenactiviteiten met bijbehorende voorzieningen, mits:
-
de oppervlakte maximaal 500 m2 bedraagt;
-
geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in de omgeving aanwezige functies
en waarden;
-
geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.
3.4.2 afwijking oppervlakte kleinschalige verblijfsrecreatie
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.1, onder d voor het vergroten van de maximale oppervlakte tot 1000 m².
3.4.3 Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de gebruiksregels, gelet op de belangen van landschap en cultuurhistorie en van het doelmatig gebruik van gebouwen en onbebouwde gronden, ten behoeve van de volgende nevenactiviteiten:
-
agrarische loonbedrijven in de categorieen 1 en 2 van de bij deze regels behorende ‘Staat van Bedrijfsactiviteiten’ (bijlage);
-
veehandelsbedrijven;
-
dierenpension voor kleine huisdieren onder de voorwaarde dat de bouw van buitenverblijven in geen geval toegestaan is. Dierenpension moet gekoppeld zijn aan agrarisch bedrijf, met dien verstande dat de oppervlakte ten behoeve van die functie maximaal 500 m2 bedraagt.
3.5 specifieke gebruiksregels
Onder gebruik in strijd met de bestemming wordt mede verstaan:
-
het gebruik van recreatieappartementen als hoofdverblijf ten behoeve van permanente bewoning;
-
het gebruik van recreatieappartementen zonder het bijhouden van een nachtregister.
Artikel 4 Verkeer
4.1 bestemmingsomschrijving
De voor Verkeer aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
wegen en straten, wandel- en fietspaden met een functie voornamelijk gericht op verblijf als de afwikkeling van het doorgaande verkeer;
-
parkeer-, groen- en speelvoorzieningen en picknickplaatsen;
-
waterhuishoudkundige doeleinden, waterberging en waterlopen;
met bijbehorende gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
4.2 bouwregels
4.2.1 gebouwen
Gebouwen mogen niet worden gebouwd.
4.2.2 bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan voor de wegaanduiding, geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer bedraagt maximaal 2 m.
Artikel 5 Waarde - Archeologie
5.1 bestemmingsomschrijving
De voor Waarde - Archeologie aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van de aan de grond eigen zijnde archeologische waarden.
5.2 bouwregels
In afwijking van het bepaalde bij de andere daar voorkomende bestemmingen (artikelen 3 en 4) mogen geen nieuwe gebouwen worden gebouwd met een oppervlakte van meer dan 500 m2 en/of de oppervlakte van bestaande gebouwen niet worden vergroot met een oppervlakte van meer dan 500 m2.
5.3 afwijken van de bouwregels
5.3.1 afwijking
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 5.2 ten behoeve van gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemmingen, mits is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad.
5.3.2 uitzonderingen
Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 5.3.1 is niet vereist, indien op basis van aanvullend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen behoudenswaardige archeologische relicten aanwezig zijn.
5.4 omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.4.1 omgevingsvergunningplichtige werken
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in artikel 5.1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
-
het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen, woelen en mengen en ophogen van gronden;
-
het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, banen, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen;
-
het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen en het aanbrengen van drainage;
-
het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en
apparatuur;
-
het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen, het bebossen van gronden en het rooien van bos of andere houtgewassen waarbij de stobben worden verwijderd;
-
het scheuren van grasland.
5.4.2 uitzonderingen
Geen omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 5.4.1 is nodig voor:
-
werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen;
-
werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die op het moment van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde dan wel verleende omgevingsvergunning;
-
werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden als onderdeel van een ingreep in de bodem met een oppervlakte van maximaal 500 m2;
-
werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden waarvoor een vergunning ingevolge de Monumentenwet 1988 nodig is.
Artikel 6 Waterstaat - Waterkering
6.1 bestemmingsomschrijving
De voor Waterstaat - Waterkering aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming, het onderhoud en de verbetering van de waterkering, met bijbehorende bouwwerken geen gebouwen zijnde zoals duikers, keerwanden en merktekens.
6.2 bouwregels
6.2.1 algemeen
In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen (artikelen 3 en 4) mag alleen ten behoeve van deze bestemming worden gebouwd.
6.2.2 gebouwen
Gebouwen mogen niet worden gebouwd.
6.2.3 bouwwerken geen gebouwen zijnde
Bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde maximaal 1 m.
6.3 afwijken van de bouwregels
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 6.2 voor het bouwen overeenkomstig de andere bestemmingen, mits positief advies is verkregen van de beheerder van de waterkering.
6.4 omgevingsvergunning voorhet uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.4.1 omgevingsvergunningplichtige werken
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in artikel 6.1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
-
het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen, woelen en mengen en ophogen van gronden;
-
het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, banen, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen;
-
het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen;
-
het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
-
het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen, het bebossen en aanplanten van gronden en het rooien en/of kappen van bos of andere houtgewassen.
6.4.2 advies beheerder waterkering
Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 6.4.1 wordt niet eerder verleend dan nadat positief advies is verkregen van de beheerder van de waterkering.
6.4.3 uitzonderingen
Geen omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 6.4.1 is nodig voor:
-
werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen;
-
werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die op het moment van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde dan wel verleende omgevingsvergunning.
|