22.1 bestemmingsomschrijving
De voor Waarde - Beschermd dorpsgezicht aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud, herstel en ontwikkeling van de met het beschermd dorpsgezicht verbonden cultuurhistorische waarde, zoals nader omschreven in het beeldkwaliteitplan beschermd dorpsgezicht Vreeland en in de toelichting bij beschermd dorpsgezicht Vreeland en verbeeld op de kappenstructuurkaart en de bomenkaart.
22.2 bouwregels
22.2.1 gebouwen
Gebouwen voldoen aan de volgende kenmerken:
-
de voorgevel in overeenstemming met de situering van de voorgevel op het tijdstip van ter inzage legging van het ontwerpbestemmingsplan;
-
hoofdgebouwen dienen te worden afgedekt met een kap, waarvan de minimale dakhelling 45º en de maximale dakhelling 55º bedraagt, tenzij conform de kappenstructuurkaart een gebroken zadeldak of een afgeplat schilddak moet worden toegepast;
-
de kapvorm en de nokrichting van daken van hoofdgebouwen in overeenstemming te zijn met de kapvorm en de nokrichting van daken, zoals voor dat hoofdgebouw op de kappenstructuurkaart is aangegeven;
-
in aanvulling op het bepaalde in artikel 1.1.88 onder c mogen uitsluitend een zadeldak, schilddak of een andere in het historische dorpsbeeld passende dakvorm worden toegepast indien geen kapvorm of nokrichting is aangegeven;
-
in afwijking van het bepaalde in artikel 1.1.88 onder d geldt voor mansardekappen een minimale dakhelling van 20º en een maximale dakhelling van 80º.
22.2.2 aan- en uitbouwen en bijgebouwen
Aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen binnen en buiten het bouwvlak worden gebouwd en voldoen aan de volgende kenmerken:
-
gebouwd op het zij- en achtererf en minimaal 3 m achter (het verlengde van) de voorgevel van de woning;
-
in het geval van een vrijstaand bijgebouw, dient de afstand tussen het vrijstaande bijgebouw en de overige aan- en uitbouwen, aangebouwde bijgebouwen en andere vrijstaande bijgebouwen minimaal 1 m te bedragen;
-
minimale afstand van bijgebouwen en niet aangebouwde overkappingen tot een woning op hetzelfde of naastgelegen perceel bedraagt 3 m;
-
de minimale afstand van bijgebouwen en niet aangebouwde overkappingen tot een hoofdgebouw bestemd conform artikel 5, artikel 6, artikel 7, artikel 8, artikel 10 of artikel 12 bedraagt 5 m;
-
aan- en uitbouwen, overkappingen en bijgebouwen aan de achterzijde mogen niet breder zijn dan de oorspronkelijke achtergevel van de woning;
-
horizontale diepte aan- en uitbouwen, overkappingen of bijgebouwen niet meer dan 3 m buiten het bouwvlak;
-
aan- en uitbouwen, overkappingen en bijgebouwen aan de zijgevel mogen niet dieper zijn dan de oorspronkelijke achtergevel breed is;
-
aan- en uitbouwen, overkappingen en bijgebouwen aan de zijgevel mogen niet meer dan 6 meter uitsteken buiten het bouwvlak;
-
dakkapellen zijn niet toegestaan, met uitzondering van bestaande dakkapellen;
-
de bouwhoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer dan 6 m bedragen;
-
de bouwhoogte van overkappingen mag niet meer dan de eerste bouwlaag + 0,25 m bedragen;
-
de goot- en boeiboordhoogte van aan- en uitbouwen, overkappingen en bijgebouwen mag niet meer dan 3 m bedragen;
-
bijgebouwen dienen te worden afgedekt met een meerzijdig hellende kap;
-
in afwijking van het bepaalde in artikel onder l mogen bijgebouwen plat worden afgedekt, mits positief beoordeeld door de gemeentelijke monumentencommissie.
-
gezamenlijke oppervlakte voor zover gebouwd buiten het bouwvlak per hoofdgebouw niet meer dan 36 m², mits het bebouwingspercentage van het gedeelte van het bouwperceel buiten het bouwvlak niet meer dan 50% bedraagt.
-
ten aanzien van de vorm en de aansluiting van het bouwwerk op de cultuurhistorische context wordt advies ingewonnen van de gemeentelijke monumentencommissie;
22.2.3 horizontale diepte
In afwijking van het bepaalde in artikel e mag een aan- en uitbouw, bijgebouw of overkapping met een horizontale diepte van 6 m van de oorspronkelijke achtergevel aan de achterzijde van de woning worden gerealiseerd die voldoet aan de volgende kenmerken:
-
niet dieper dan de oorspronkelijke achtergevel breed is;
-
niet breder dan 50% van de oorspronkelijke achtergevel, met een maximum van 3 m;
-
maximale goot- en boeiboordhoogte niet meer dan de eerste bouwlaag, + 0,25 m;
-
maximale bouwhoogte aan- en uitbouwen en bijgebouwen niet meer dan 6 m;
-
maximale bouwhoogte overkappingen niet meer dan de eerste bouwlaag + 0,25 m.
22.2.4 bouwwerken geen gebouwen zijnde
Bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde maximaal:
-
erf- en terreinafscheidingen vóór (het verlengde van)
de voorgevel van de woning 1 m;
-
erf- en terreinafscheidingen achter (het verlengde van)
de voorgevel van de woning 2 m;
-
overige bouwwerken geen gebouwen zijnde 3 m.
22.3 nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan de situering, de inrichting en het gebruik van gronden die vallen binnen de dubbelbestemming “Waarde - Beschermd dorpsgezicht”. Toepassing van de bevoegdheid mag niet leiden tot een onevenredige beperking van het meest doelmatige gebruik.
22.4 ontheffing van de bouwregels
22.4.1 dakvorm, dakhelling, kapvorm
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in artikel 22.2 ten behoeve van het veranderen van de dakvorm, dakhelling, kapvorm mits deze verandering een herstel of verbetering van de historisch wenselijke eigenschappen betreft.
22.4.2 dakkapellen
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in artikel 20.2.2 onder i onder de volgende voorwaarden:
-
bij beeldbepalende panden en monumenten worden dakkapellen toegestaan met een maximale breedte van 1,2 m;
-
bij overige panden worden dakkapellen toegestaan onder de volgende voorwaarden:
-
maximale breedte 1,8 m;
-
maximaal 2 dakkapellen per pand;
-
maximale lengte 1/3 deel van de gootlengte;
-
De criteria uit de welstandsnota blijven overeenkomstig aanvullend gelden.
22.4.3 vereisten ontheffing
Ontheffing ten behoeve van 22.4.2 kan slechts worden verleend, mits:
-
de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
-
het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig worden geschaad.
22.5 aanlegvergunning
22.5.1 aanlegvergunningplichtige werken
Het is verboden zonder of in afwijking van een aanlegvergunning van Burgemeester en wethouders op de in artikel 22.1 bedoelde gronden:
-
verhardingen aan te leggen;
-
het geheel of gedeeltelijk slopen van hoofdgebouwen;
-
het aanbrengen van bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
-
het vellen, rooien of kappen van bomen en andere opgaande beplanting ter plaatse van gronden waarop conform de bomenkaart waardevolle opgaande beplanting voorkomt.
22.5.2 weigering
Een aanlegvergunning mag alleen en moet worden geweigerd, indien door het uitvoeren van het ander-werk dan wel door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de cultuurhistorische waarden van het gebied en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende kan worden tegemoet gekomen.
22.5.3 uitzonderingen
Geen aanlegvergunning is nodig voor:
-
andere-werken die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen;
-
andere-werken die op het moment van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde dan wel verleende vergunning.
22.6 specifieke procedureregels
22.6.1 cultuurhistorische waarden
Bij de beoordeling van aanvragen voor aanlegvergunningen, het verlenen van ontheffingen, het toepassen van de bevoegdheid tot het stellen van nadere eisen worden de cultuurhistorische waarden van het beschermde dorpsgezicht zoals in artikel 22.1 bedoeld mede in overweging genomen.
22.6.2 monumentencommissie
Bij de beoordeling van aanvragen voor het verlenen van ontheffingen en aanlegvergunningen dient advies bij de monumentencommissie ingewonnen te worden.
|