gemeente: Stichtse Vecht   status: Onherroepelijk
plannaam: Vreeland   datum: 06-04-2011
 

2 Bestemmingsregels

 

Artikel 3 Agrarisch

 

3.1 bestemmingsomschrijving

 

3.1.1 algemeen

De voor Agrarisch aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. de uitoefening van een grondgebonden agrarisch bedrijf;

  2. opslag ter plaatse van de aanduiding opslag;

  3. een bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding bedrijfswoning;

met bijbehorende gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, ontsluitings-,
parkeer- en groenvoorzieningen, tuinen en erven.

3.2 bouwregels

 

3.2.1 gebouwen

Bedrijfsgebouwen en bedrijfswoningen voldoen aan de volgende kenmerken:

  1. gebouwd binnen het bouwvlak;

  2. ter plaatse van de aanduiding maximale goothoogte is ten hoogste de aangegeven maximale goot- en boeiboordhoogte toegestaan;

  3. ter plaatse van de aanduiding maximale bouwhoogte is ten hoogste de aangegeven maximale bouwhoogte toegestaan.

3.2.2 aan- en uitbouwen, bijgebouwen bij de bedrijfswoning

Aan- en uitbouwen, bijgebouwen bij de bedrijfswoning voldoen aan de volgende kenmerken:

  1. gebouwd op het zij- en achtererf en minimaal 3 m achter (het verlengde van) de voorgevel van de bedrijfswoning;

  2. in het geval van een vrijstaand bijgebouw, dient de afstand tussen het vrijstaande bijgebouw en de overige aan- en uitbouwen, aangebouwde bijgebouwen en andere vrijstaande bijgebouwen minimaal 1 m te bedragen;

  3. aan- en uitbouwen, overkappingen of bijgebouwen aan de achterzijde mogen niet breder zijn dan de oorspronkelijke achtergevel van de bedrijfswoning;

  4. horizontale van diepte aan- en uitbouwen, overkappingen of bijgebouwen niet meer dan 3 m buiten het bouwvlak;

  5. aan- en uitbouwen, overkappingen en bijgebouwen aan de zijgevel mogen niet dieper zijn dan de oorspronkelijke achtergevel breed is;

  6. aan- en uitbouwen, overkappingen en bijgebouwen aan de zijgevel mogen niet meer dan 6 meter uitsteken buiten het bouwvlak;

  7. de goot- en boeiboordhoogte van aan- en uitbouwen, overkappingen en bijgebouwen mag niet meer dan de eerste bouwlaag bedragen, + 0,25 m;

  8. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer dan 6 m bedragen;

  9. de bouwhoogte van overkappingen mag niet meer dan de eerste bouwlaag + 0,25 m bedragen;

  10. gezamenlijke oppervlakte voor zover gebouwd buiten het bouwvlak per hoofdgebouw niet meer dan 50 m², mits het bebouwingspercentage van het gedeelte van het bouwperceel buiten het bouwvlak niet meer dan 50% bedraagt.

3.2.3 horizontale diepte

In afwijking van het bepaalde in artikel d mag een aan- en uitbouw, overkapping of bijgebouw met een horizontale diepte van 6 m van de oorspronkelijke achtergevel aan de achterzijde van de bedrijfswoning worden gerealiseerd die voldoet aan de volgende kenmerken:

  1. niet dieper dan de oorspronkelijke achtergevel breed is;

  2. niet breder dan 50% van de oorspronkelijke achtergevel, met een maximum van 3 m;

  3. maximale goot- en boeiboordhoogte niet meer dan de eerste bouwlaag, + 0,25 m;

  4. maximale bouwhoogte aan- en uitbouwen en bijgebouwen niet meer dan 6 m;

  5. maximale bouwhoogte van overkappingen niet meer dan de eerste bouwlaag + 0,25 m.

3.2.4 ondergrondse bouwwerken

Ondergrondse bouwwerken voldoen aan de volgende kenmerken:

  1. het bepaalde in deze regels omtrent situering, de horizontale diepte en de oppervlakte van bouwwerken op overeenkomstige wijze van toepassing is op ondergrondse bouwwerken;

  2. de verticale bouwdiepte van een (ondergronds) bouwwerk mag maximaal 3 m bedragen.

3.2.5 bouwwerken geen gebouwen zijnde

Bouwwerken geen gebouwen zijnde voldoen aan de volgende kenmerken:

  1. sleufsilo’s, silo’s, windmolens en mestopslagplaatsen mogen niet buiten het bouwvlak worden gebouwd;

  2. maximale bouwhoogte erf- en terreinafscheidingen vóór (het verlengde van)
    de voorgevel van de bedrijfswoning 1 m;

  3. maximale bouwhoogte erf- en terreinafscheidingen achter (het verlengde van)
    de voorgevel van de bedrijfswoning 2 m;

  4. maximale bouwhoogte overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, binnen het bouwvlak maximaal 8 m;

  5. maximale bouwhoogte bouwwerken, geen gebouwen zijnde, buiten het bouwvlak maximaal 3 m;

  6. in afwijking van het bepaalde in artikel 3.2.5 onder d bedraagt de maximale bouwhoogte van krachtvoeder- en kunstmestsilo’s 15 m.

3.3 ontheffing van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in artikel 3.2.1 onder c voor het verhogen van de bouwhoogte tot maximaal 10 m ten behoeve voor het onderbrengen van krachtvoedersilo’s.

3.4 ontheffing van de gebruiksregels

 

3.4.1 verblijfsrecreatieve voorzieningen

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in artikel 3.1 teneinde van verblijfsrecreatieve voorzieningen in de vorm van standplaatsen voor kampeermiddelen, met uitzondering van stacaravans, mits wordt voldaan aan de volgende kenmerken:

  1. de gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfsbebouwing van het betreffende agrarisch bedrijf mag niet worden vergroot, voorzover deze vergroting betrekking heeft op het met ontheffing toegestane gebruik;

  2. de gezamenlijke oppervlakte aan gebouwen en onbebouwde grond, beide in het bouwvlak, ten behoeve van kleinschalig kamperen mag in geen geval meer bedragen dan in totaal 300 m². Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen tot maximaal 1.000 m²;

  3. onverkort geldt dat het kleinschalig kamperen een ondergeschikt bestanddeel van de totale productieomvang van de hoofdfunctie dient te zijn;

  4. verblijfsrecreatieve voorzieningen dienen bovendien te voldoen aan de volgende kenmerken:

  1. standplaatsen voor kampeermiddelen zijn ook buiten een bouwperceel toegestaan tot een afstand van 25 m uit de grens van het bouwperceel;

  2. het gebruik als standplaats voor kampeermiddelen geldt per bouwperceel voor ten hoogste 10 kampeermiddelen, in de periode van 15 maart t/m 31 oktober;

  1. de agrarische functie van aangrenzende, niet bij het bedrijf behorende gronden en bebouwing mag niet onevenredig worden aangetast;

  2. in vergelijking met het agrarische gebruik mag geen onevenredig grotere verkeersbelasting op aangrenzende wegen en paden plaatsvinden;

  3. het parkeren behorende bij het andere gebruik dient binnen het betreffende bouwperceel plaats te vinden;

  4. het andere gebruik mag door de visuele aspecten, zoals buitenopslag en –stalling, reclame-uitingen en technische installaties, het karakter van de omgeving niet onevenredig aantasten; ter bewerkstelliging van een redelijke visuele inpassing van een en ander in het landschap kunnen nadere eisen worden gesteld betreffende situering en afscherming door beplanting of anderszins.

3.4.2 bed and breakfast

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in artikel 3.1 voor het toestaan van kleinschalige verblijfsrecreatie, uitsluitend in de vorm van “bed and breakfast” met bijbehorende voorzieningen, mits wordt voldaan aan de volgende kenmerken:

  1. maximaal 30% van de oppervlakte van de op het moment van het nemen van het ontheffingsbesluit bestaande bebouwing, met een maximum van 50 m², hiervoor wordt gebruikt;

  2. opslag en stalling in verband met de nevenactiviteiten uitsluitend inpandig
    plaatsvinden;

  3. voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;

  4. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in de omgeving aanwezige functies
    en waarden;

  5. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van eigenaren en
    gebruikers van omliggende gronden.

3.5 aanlegvergunning

 

3.5.1 aanlegvergunningplichtige werken

Het is verboden zonder of in afwijking van een aanlegvergunning van Burgemeester en wethouders op de in artikel 3.1.1 bedoelde gronden de volgende andere-werken uit te voeren:

  1. het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen, woelen en mengen en ophogen van gronden;

  2. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, banen, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen;

  3. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en
    overige waterpartijen;

  4. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en
    apparatuur;

  5. het scheuren van grasland;

  6. het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen, het bebossen en aanplanten van gronden en het rooien en/of kappen van bos of andere houtgewassen;

  7. andere-werken die een verandering van de waterhuishouding of het grondwaterpeil tot gevolg hebben, zoals drainage en (onder)bemaling.

3.5.2 weigering

Een aanlegvergunning als bedoeld in artikel 3.5.1 mag alleen en moet worden geweigerd indien door het uitvoeren van de andere-werken, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredig afbreuk wordt gedaan aan de natuur- en landschapswaarden en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende tegemoet kan worden gekomen.

3.5.3 uitzonderingen

Geen aanlegvergunning is nodig voor:

  1. andere-werken die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen;

  2. andere-werken die op het moment van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde dan wel verleende vergunning;

  3. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen binnen de bouwvlakken;

  4. het ophogen en verlagen van grond over een oppervlakte van maximaal 20 m² en met een maximale hoogte van 0,2 m ten opzichte van het maaiveld.

Artikel 4 Agrarisch met waarden

 

4.1 bestemmingsomschrijving

 

4.1.1 algemeen

De voor Agrarisch met waarden aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. de uitoefening van een grondgebonden agrarisch bedrijf;

  2. het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van de aanwezige en potentiële landschapswaarden ter plaatse van de aanduiding landschapswaarden;

  3. het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van de aanwezige en potentiële landschaps- en natuurwaarden ter plaatse van de aanduiding natuurwaarden;

  4. extensieve dagrecreatie ter plaatse van de aanduiding dagrecreatie;

met bijbehorende gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, ontsluitings-, parkeer- en groenvoorzieningen, paden, tuinen en erven.

4.2 bouwregels

 

4.2.1 gebouwen

Gebouwen mogen niet worden gebouwd.

4.2.2 bouwwerken geen gebouwen zijnde

Bouwwerken geen gebouwen zijnde voldoen aan de volgende kenmerken:

  1. ter plaatse van de aanduiding natuurwaarden alleen duikers, bruggen en terreinafscheidingen worden gebouwd met een maximale bouwhoogte van:

  1. duikers en bruggen 1,5 m;

  2. terreinafscheidingen 1 m.

  1. ter plaatse van de aanduiding landschapswaarden mogen alleen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een maximale bouwhoogte van:

  1. duikers en bruggen 1,5 m;

  2. terreinafscheidingen 1 m;

  3. lichtmasten 6 m;

  4. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde 3 m.

4.3 aanlegvergunning

 

4.3.1 aanlegvergunningplichtige werken

Het is verboden zonder of in afwijking van een aanlegvergunning van Burgemeester en wethouders op de in artikel 4.1 bedoelde gronden de volgende andere-werken uit te voeren:

  1. het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen, woelen en mengen en ophogen van gronden;

  2. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, banen, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen;

  3. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en
    overige waterpartijen;

  4. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en
    apparatuur;

  5. het scheuren van grasland;

  6. het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen, het bebossen en aanplanten van gronden en het rooien en/of kappen van bos of andere houtgewassen;

  7. andere-werken die een verandering van de waterhuishouding of het grondwaterpeil tot gevolg hebben, zoals drainage en (onder)bemaling.

4.3.2 weigering

Een aanlegvergunning als bedoeld in artikel 4.3.1 mag alleen en moet worden geweigerd indien door het uitvoeren van de andere-werken, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredig afbreuk wordt gedaan aan de natuur- en landschapswaarden en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende tegemoet kan worden gekomen.

4.3.3 verlening

Een aanlegvergunning als bedoeld in artikel 4.3.1 wordt niet verleend dan nadat Burgemeester en wethouders daarover een advies hebben ingewonnen van een onafhankelijk landschapsdeskundige indien de werken en/of werkzaamheden plaats vinden op de gronden ter plaatse van de aanduidingen natuurwaarden en/of landschapswaarden.

4.3.4 archeologisch deskundige

Een aanlegvergunning als bedoeld in artikel 4.3.1 wordt niet verleend dan nadat Burgemeester en wethouders daarover een advies hebben ingewonnen van bij een archeologisch deskundige indien de werken en/of werkzaamheden plaats vinden op de gronden ter plaatse van de dubbelbestemming “Waarde - Archeologie”.

4.3.5 uitzondering

Geen aanlegvergunning is nodig voor:

  1. andere-werken die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen;

  2. andere-werken die op het moment van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde dan wel verleende vergunning.

Artikel 5 Bedrijf

 

5.1 bestemmingsomschrijving

 

5.1.1 algemeen

De voor Bedrijf aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. bedrijven voorkomend in categorie 1 en 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten;

  2. een autobedrijf inclusief detailhandel in volumineuze goederen, autoplaatwerkerij en autoherstelinrichting voorkomend in categorie 3.2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten ter plaatse van de aanduiding specifieke vorm van bedrijf - 1;

  3. bedrijven voorkomend in de categorieën 1 t/m 3.1 van de Staat van bedrijfsactiviteiten, alsmede een transportbedrijf voorkomend in categorie 3.2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten ter plaatse van de aanduiding specifieke vorm van bedrijf - 2;

  4. bedrijven voorkomend in de categorieën 1 t/m 3.1 van de Staat van bedrijfsactiviteiten, alsmede een vaten-, vernis- en verffabriek voorkomend in categorie 4.2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten ter plaatse van de aanduiding specifieke vorm van bedrijf - 3;

  5. een smederij voorkomend in de categorieën 1 t/m 3.1 van de Staat van bedrijfsactiviteiten ter plaatse van de aanduiding specifieke vorm van bedrijf - 4;

  6. een kantoor ter plaatse van de aanduiding kantoor;

  7. een bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding bedrijfswoning;

  8. met bijbehorende gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, wegen en paden, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding, tuinen en erven.

5.1.2 autoplaatwerkerij

In aanvulling op het bepaalde in artikel 5.1.1 onder b geldt dat het bedrijfsvloeroppervlak voor de autoplaatwerkerij maximaal 75 m² bedraagt.

5.1.3 detailhandel

De gronden zijn mede bestemd voor detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit van de bedrijfsactiviteiten.

5.1.4 bedrijfsvloeroppervlak

Voor de in artikel 5.1.3 genoemde detailhandel geldt, dat het bedrijfsvloeroppervlak maximaal 30% van de vloeroppervlakte van de gebouwen bedraagt met een absoluut maximum van 50 m2.

5.2 bouwregels

 

5.2.1 bedrijfsgebouwen en bedrijfswoningen

Bedrijfsgebouwen en bedrijfswoningen voldoen aan de volgende kenmerken:

  1. gebouwd binnen het bouwvlak;

  2. ter plaatse van de aanduiding maximale goothoogte is ten hoogste de aangegeven maximale goot- en boeiboordhoogte toegestaan;

  3. ter plaatse van de aanduiding maximale bouwhoogte is ten hoogste de aangegeven maximale bouwhoogte toegestaan;

  4. ter plaatse van de aanduiding maximum bebouwingspercentage is ten hoogste het aangegeven maximum bebouwingspercentage toegestaan. Indien geen bebouwingspercentage is aangegeven mag het bouwvlak volledig worden bebouwd;

  5. inhoud van de bedrijfswoning maximaal 450 m3.

5.2.2 aan- en uitbouwen, bijgebouwen bij de bedrijfswoning

Aan- en uitbouwen, bijgebouwen bij de bedrijfswoning voldoen aan de volgende kenmerken:

  1. gebouwd op het zij- en achtererf en minimaal 3 m achter (het verlengde van) de voorgevel van de bedrijfswoning;

  2. in het geval van een vrijstaand bijgebouw, dient de afstand tussen het vrijstaande bijgebouw en de overige aan- en uitbouwen, aangebouwde bijgebouwen en andere vrijstaande bijgebouwen minimaal 1 m te bedragen;

  3. aan- en uitbouwen, overkappingen of bijgebouwen aan de achterzijde mogen niet breder zijn dan de oorspronkelijke achtergevel van de bedrijfswoning;

  4. horizontale van diepte aan- en uitbouwen, overkappingen of bijgebouwen niet meer dan 3 m buiten het bouwvlak;

  5. aan- en uitbouwen, overkappingen en bijgebouwen aan de zijgevel mogen niet dieper zijn dan de oorspronkelijke achtergevel breed is;

  6. aan- en uitbouwen, overkappingen en bijgebouwen aan de zijgevel mogen niet meer dan 6 meter uitsteken buiten het bouwvlak;

  7. de goot- en boeiboordhoogte van aan- en uitbouwen, overkappingen en bijgebouwen mag niet meer dan de eerste bouwlaag bedragen, + 0,25 m;

  8. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer dan 6 m bedragen;

  9. de bouwhoogte van overkappingen mag niet meer dan de eerste bouwlaag + 0,25 m bedragen;

  10. gezamenlijke oppervlakte voor zover gebouwd buiten het bouwvlak per hoofdgebouw niet meer dan 50 m², mits het bebouwingspercentage van het gedeelte van het bouwperceel buiten het bouwvlak niet meer dan 50% bedraagt.

5.2.3 horizontale diepte

In afwijking van het bepaalde in artikel d mag een aan- en uitbouw, overkapping of bijgebouw met een horizontale diepte van 6 m van de oorspronkelijke achtergevel aan de achterzijde van de bedrijfswoning worden gerealiseerd die voldoet aan de volgende kenmerken:

  1. niet dieper dan de oorspronkelijke achtergevel breed is;

  2. niet breder dan 50% van de oorspronkelijke achtergevel, met een maximum van 3 m;

  3. maximale goot- en boeiboordhoogte niet meer dan de eerste bouwlaag, + 0,25 m;

  4. maximale bouwhoogte aan- en uitbouwen en bijgebouwen niet meer dan 6 m;

  5. maximale bouwhoogte van overkappingen niet meer dan de eerste bouwlaag + 0,25 m.

5.2.4 ondergrondse bouwwerken

Ondergrondse bouwwerken voldoen aan de volgende kenmerken:

  1. het bepaalde in deze regels omtrent situering, de horizontale diepte en de oppervlakte van bouwwerken op overeenkomstige wijze van toepassing is op ondergrondse bouwwerken;

  2. de verticale bouwdiepte van een (ondergronds) bouwwerk mag maximaal 3 m bedragen.

5.2.5 bouwwerken geen gebouwen zijnde

Bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde maximaal:

  1. erf- en terreinafscheidingen vóór (het verlengde van)
    de voorgevel van de bedrijfswoning 1 m;

  2. erf- en terreinafscheidingen achter (het verlengde van)
    de voorgevel van de bedrijfswoning 2 m;

  3. overige bouwwerken geen gebouwen zijnde 3 m;

  4. in afwijking van het bepaalde in artikel 5.2.5 onder c bedraagt de maximale bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde ter plaatse van de aanduidingen specifieke vorm van bedrijven - 1, - 2, en - 3, 6 m.

5.3 specifieke gebruiksregels

 

5.3.1 verboden gebruik

Onder verboden gebruik als bedoeld in artikel 7.10 eerste lid Wro wordt mede verstaan een gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van:

  1. bedrijven als bedoeld in artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit Wet milieubeheer;

  2. bedrijven die vallen onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen, met uitzondering van bestaande bedrijven die onder dit Besluit vallen;

  3. vuurwerkbedrijven;

  4. inrichtingen die zijn genoemd in bijlage C en D van het Besluit m.e.r.

5.3.2 onbebouwde gronden

In aanvulling op het bepaalde in artikel 5.3.1 is het verboden om de onbebouwde gronden ter plaatse van de aanduiding specifieke vorm van bedrijf - 1 te gebruiken voor opslag van materialen en/of goederen.

5.4 ontheffing van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in artikel 5.1 jo. artikel 7.10 eerste lid Wro voor het toestaan van een ander bedrijf dan ter plaatse is toegestaan, mits:

  1. het bedrijf is opgenomen in de Staat van bedrijfsactiviteiten en dat voor wat betreft de aard en de omvang van de milieuhinder die het veroorzaakt gelijk kan worden gesteld met het ter plaatse gevestigde bedrijf op het moment van ter inzage legging van voorliggend bestemmingsplan;

  2. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de bouw- en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;

  3. het bedrijf niet valt onder de categorie 4.2 en volgende;

  4. het bedrijf geen detailhandels- en/of horecabedrijf betreft.

Artikel 6 Dienstverlening

 

6.1 bestemmingsomschrijving

 

6.1.1 algemeen

De voor Dienstverlening aangewezen gronden zijn bestemd voor dienstverlening met bijbehorende gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, paden, speelvoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding, tuinen en erven.

6.1.2 bedrijfswoningen

Bedrijfswoningen zijn niet toegestaan.

6.2 bouwregels

 

6.2.1 gebouwen

Gebouwen voldoen aan de volgende kenmerken:

  1. gebouwd binnen het bouwvlak;

  2. ter plaatse van de aanduiding maximale goothoogte is ten hoogste de aangegeven maximale goot- en boeiboordhoogte toegestaan;

  3. ter plaatse van de aanduiding maximale bouwhoogte is ten hoogste de aangegeven maximale bouwhoogte toegestaan.

6.2.2 ondergrondse bouwwerken

Ondergrondse bouwwerken voldoen aan de volgende kenmerken:

  1. het bepaalde in deze regels omtrent situering, de horizontale diepte en de oppervlakte van bouwwerken op overeenkomstige wijze van toepassing is op ondergrondse bouwwerken;

  2. de verticale bouwdiepte van een (ondergronds) bouwwerk mag maximaal 3 m bedragen.

6.2.3 bouwwerken geen gebouwen zijnde

Bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde maximaal:

  1. erf- en terreinafscheidingen vóór (het verlengde van)
    de voorgevel 1 m;

  2. vlaggenmasten 6 m;

  3. overige bouwwerken geen gebouwen zijnde 2 m.

Artikel 7 Gemengd

 

7.1 bestemmingsomschrijving

 

7.1.1 algemeen

De voor Gemengd aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. detailhandel op de begane grond en wonen;

  2. dienstverlening op de begane grond en wonen;

  3. ondergeschikte horeca ter plaatse van de aanduiding horeca;

met bijbehorende gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, wegen en paden, parkeervoorzieningen, speelvoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding, tuinen en erven.

7.2 bouwregels

 

7.2.1 hoofdgebouwen

Hoofdgebouwen voldoen aan de volgende kenmerken:

  1. gebouwd binnen het bouwvlak;

  2. ter plaatse van de aanduiding maximale goothoogte is ten hoogste de aangegeven maximale goot- en boeiboordhoogte toegestaan;

  3. ter plaatse van de aangegeven maximale bouwhoogte is ten hoogste de aangegeven maximale bouwhoogte toegestaan.

7.2.2 aan- uitbouwen, bijgebouwen

Aan- en uitbouwen, bijgebouwen voldoen aan de volgende kenmerken:

  1. gebouwd op het zij- en achtererf en minimaal 3 m achter (het verlengde van) de voorgevel van de woning;

  2. in het geval van een vrijstaand bijgebouw, dient de afstand tussen het vrijstaande bijgebouw en de overige aan- en uitbouwen, aangebouwde bijgebouwen en andere vrijstaande bijgebouwen minimaal 1 m te bedragen;

  3. aan- en uitbouwen, overkappingen of bijgebouwen aan de achterzijde mogen niet breder zijn dan de oorspronkelijke achtergevel van de woning;

  4. horizontale van diepte aan- en uitbouwen, overkappingen of bijgebouwen niet meer dan 3 m buiten het bouwvlak;

  5. aan- en uitbouwen, overkappingen en bijgebouwen aan de zijgevel mogen niet dieper zijn dan de oorspronkelijke achtergevel breed is;

  6. aan- en uitbouwen, overkappingen en bijgebouwen aan de zijgevel mogen niet meer dan 6 meter uitsteken buiten het bouwvlak;

  7. de goot- en boeiboordhoogte van aan- en uitbouwen, overkappingen en bijgebouwen mag niet meer dan de eerste bouwlaag bedragen, + 0,25 m;

  8. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer dan 6 m bedragen;

  9. de bouwhoogte van overkappingen mag niet meer dan de eerste bouwlaag + 0,25 m bedragen;

  10. gezamenlijke oppervlakte voor zover gebouwd buiten het bouwvlak per hoofdgebouw niet meer dan 50 m², mits het bebouwingspercentage van het gedeelte van het bouwperceel buiten het bouwvlak niet meer dan 50% bedraagt.

7.2.3 horizontale diepte

In afwijking van het bepaalde in artikel 7.2.2d mag een aan- en uitbouw, overkapping of bijgebouw met een horizontale diepte van 6 m van de oorspronkelijke achtergevel aan de achterzijde van de woning worden gerealiseerd die voldoet aan de volgende kenmerken:

  1. niet dieper dan de oorspronkelijke achtergevel breed is;

  2. niet breder dan 50% van de oorspronkelijke achtergevel, met een maximum van 3 m;

  3. maximale goot- en boeiboordhoogte niet meer dan de eerste bouwlaag, + 0,25 m;

  4. maximale bouwhoogte aan- en uitbouwen en bijgebouwen niet meer dan 6 m;

  5. maximale bouwhoogte van overkappingen niet meer dan de eerste bouwlaag + 0,25 m.

7.2.4 ondergrondse bouwwerken

Ondergrondse bouwwerken voldoen aan de volgende kenmerken:

  1. het bepaalde in deze regels omtrent situering, de horizontale diepte en de oppervlakte van bouwwerken op overeenkomstige wijze van toepassing is op ondergrondse bouwwerken;

  2. de verticale bouwdiepte van een (ondergronds) bouwwerk mag maximaal 3 m bedragen.

7.2.5 bouwwerken geen gebouwen zijnde

Bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde maximaal:

  1. erf- en terreinafscheidingen vóór (het verlengde van)
    de voorgevel van de woning 1 m;

  2. erf- en terreinafscheidingen achter (het verlengde van)
    de voorgevel van de woning 2 m;

  3. overige bouwwerken geen gebouwen zijnde 3 m.

7.3 specifieke gebruiksregels

Onder verboden gebruik als bedoeld in artikel 7.10 eerste lid Wro wordt mede verstaan een gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel in volumineuze goederen.

Artikel 8 Gemengd - 1

 

8.1 bestemmingsomschrijving

 

8.1.1 algemeen

De voor Gemengd - 1 aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. detailhandel op de begane grond;

  2. dienstverlening op de begane grond;

  3. wonen op de verdiepingen;

met bijbehorende gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, wegen en paden, parkeervoorzieningen, speelvoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding, tuinen en erven.

8.2 bouwregels

 

8.2.1 gebouwen

Gebouwen voldoen aan de volgende kenmerken:

  1. gebouwd binnen het bouwvlak;

  2. ter plaatse van de aanduiding maximale goothoogte is ten hoogste de aangegeven maximale goot- en boeiboordhoogte toegestaan;

  3. ter plaatse van de aangegeven maximale bouwhoogte is ten hoogste de aangegeven maximale bouwhoogte toegestaan.

8.2.2 aan- en uitbouwen, bijgebouwen

Aan- en uitbouwen, bijgebouwen voldoen aan de volgende kenmerken:

  1. gebouwd op het zij- en achtererf en minimaal 3 m achter (het verlengde van) de voorgevel van de woning;

  2. in het geval van een vrijstaand bijgebouw, dient de afstand tussen het vrijstaande bijgebouw en de overige aan- en uitbouwen, aangebouwde bijgebouwen en andere vrijstaande bijgebouwen minimaal 1 m te bedragen;

  3. aan- en uitbouwen, overkappingen of bijgebouwen aan de achterzijde mogen niet breder zijn dan de oorspronkelijke achtergevel van de woning;

  4. horizontale van diepte aan- en uitbouwen, overkappingen of bijgebouwen niet meer dan 3 m buiten het bouwvlak;

  5. aan- en uitbouwen, overkappingen en bijgebouwen aan de zijgevel mogen niet dieper zijn dan de oorspronkelijke achtergevel breed is;

  6. aan- en uitbouwen, overkappingen en bijgebouwen aan de zijgevel mogen niet meer dan 6 meter uitsteken buiten het bouwvlak;

  7. de goot- en boeiboordhoogte van aan- en uitbouwen, overkappingen en bijgebouwen mag niet meer dan de eerste bouwlaag bedragen, + 0,25 m;

  8. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer dan 6 m bedragen;

  9. de bouwhoogte van overkappingen mag niet meer dan de eerste bouwlaag + 0,25 m bedragen;

  10. gezamenlijke oppervlakte voor zover gebouwd buiten het bouwvlak per hoofdgebouw niet meer dan 50 m², mits het bebouwingspercentage van het gedeelte van het bouwperceel buiten het bouwvlak niet meer dan 50% bedraagt.

8.2.3 horizontale diepte

In afwijking van het bepaalde in artikel d mag een aan- en uitbouw, overkapping of bijgebouw met een horizontale diepte van 6 m van de oorspronkelijke achtergevel aan de achterzijde van de woning worden gerealiseerd die voldoet aan de volgende kenmerken:

  1. niet dieper dan de oorspronkelijke achtergevel breed is;

  2. niet breder dan 50% van de oorspronkelijke achtergevel, met een maximum van 3 m;

  3. maximale goot- en boeiboordhoogte niet meer dan de eerste bouwlaag, + 0,25 m;

  4. maximale bouwhoogte aan- en uitbouwen en bijgebouwen niet meer dan 6 m;

  5. maximale bouwhoogte van overkappingen niet meer dan de eerste bouwlaag + 0,25 m.

8.2.4 ondergrondse bouwwerken

Ondergrondse bouwwerken voldoen aan de volgende kenmerken:

  1. het bepaalde in deze regels omtrent situering, de horizontale diepte en de oppervlakte van bouwwerken op overeenkomstige wijze van toepassing is op ondergrondse bouwwerken;

  2. de verticale bouwdiepte van een (ondergronds) bouwwerk mag maximaal 3 m bedragen.

8.2.5 bouwwerken geen gebouwen zijnde

Bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde maximaal:

  1. erf- en terreinafscheidingen vóór (het verlengde van)
    de voorgevel van de woning 1 m;

  2. erf- en terreinafscheidingen achter (het verlengde van)
    de voorgevel van de woning 2 m;

  3. overige bouwwerken geen gebouwen zijnde 3 m.

8.3 specifieke gebruiksregels

Onder verboden gebruik als bedoeld in artikel 7.10 eerste lid Wro wordt mede verstaan een gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel in volumineuze goederen.

Artikel 9 Groen

 

9.1 bestemmingsomschrijving

 

9.1.1 algemeen

De voor Groen aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. groenvoorzieningen, bermen en beplanting;

  2. plantsoenen;

  3. paden, speelvoorzieningen, speelterreinen, in- en uitritten, verhardingen;

  4. water en voorzieningen voor de waterhuishouding;

met bijbehorende bouwwerken geen gebouwen zijnde, waaronder bruggen en wegen en verhardingen en met inachtneming van de Keur van de waterbeheerder.

9.2 bouwregels

 

9.2.1 gebouwen

Gebouwen mogen niet worden gebouwd.

9.2.2 bouwwerken geen gebouwen zijnde

Bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde maximaal:

  1. lichtmasten 6 m;

  2. overige bouwwerken geen gebouwen zijnde 3 m.

Artikel 10 Horeca

 

10.1 bestemmingsomschrijving

 

10.1.1 algemeen

De voor Horeca aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. horeca ter plaatse van de aanduiding:horeca ten hoogste tot en met de horecacategorie 1, horeca tot en met categorie 1 van de Staat van horeca-inrichtingen;

  2. horeca ter plaatse van de aanduiding:
    horeca ten hoogste tot en met de horecacategorie 2, horeca tot en met categorie 2 van de Staat van horeca-inrichtingen;

  3. een bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding bedrijfswoning;

met bijbehorende gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, wegen en paden, parkeervoorzieningen, speelvoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding, tuinen en erven.

10.2 bouwregels

 

10.2.1 bedrijfsgebouwen en bedrijfswoningen

Bedrijfsgebouwen en bedrijfswoningen voldoen aan de volgende kenmerken:

  1. gebouwd binnen het bouwvlak;

  2. ter plaatse van de aanduiding maximale goothoogte is ten hoogste de aangegeven maximale goot- en boeiboordhoogte toegestaan;

  3. ter plaatse van de aanduiding maximale bouwhoogte is ten hoogste de aangegeven maximale bouwhoogte toegestaan.

10.2.2 aan- en uitbouwen, bijgebouwen

Aan- en uitbouwen, bijgebouwen bij de bedrijfswoning voldoen aan de volgende kenmerken:

  1. gebouwd op het zij- en achtererf en minimaal 3 m achter (het verlengde van) de voorgevel van de bedrijfswoning;

  2. in het geval van een vrijstaand bijgebouw, dient de afstand tussen het vrijstaande bijgebouw en de overige aan- en uitbouwen, aangebouwde bijgebouwen en andere vrijstaande bijgebouwen minimaal 1 m te bedragen;

  3. aan- en uitbouwen, overkappingen of bijgebouwen aan de achterzijde mogen niet breder zijn dan de oorspronkelijke achtergevel van de bedrijfswoning;

  4. horizontale van diepte aan- en uitbouwen, overkappingen of bijgebouwen niet meer dan 3 m buiten het bouwvlak;

  5. aan- en uitbouwen, overkappingen en bijgebouwen aan de zijgevel mogen niet dieper zijn dan de oorspronkelijke achtergevel breed is;

  6. aan- en uitbouwen, overkappingen en bijgebouwen aan de zijgevel mogen niet meer dan 6 meter uitsteken buiten het bouwvlak;

  7. de goot- en boeiboordhoogte van aan- en uitbouwen, overkappingen en bijgebouwen mag niet meer dan de eerste bouwlaag bedragen, + 0,25 m;

  8. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer dan 6 m bedragen;

  9. de bouwhoogte van overkappingen mag niet meer dan de eerste bouwlaag + 0,25 m bedragen;

  10. gezamenlijke oppervlakte voor zover gebouwd buiten het bouwvlak per hoofdgebouw niet meer dan 50 m², mits het bebouwingspercentage van het gedeelte van het bouwperceel buiten het bouwvlak niet meer dan 50% bedraagt.

10.2.3 horizontale diepte

In afwijking van het bepaalde in artikel d mag een aan- en uitbouw, overkapping of bijgebouw met een horizontale diepte van 6 m van de oorspronkelijke achtergevel aan de achterzijde van de bedrijfswoning worden gerealiseerd die voldoet aan de volgende kenmerken:

  1. niet dieper dan de oorspronkelijke achtergevel breed is;

  2. niet breder dan 50% van de oorspronkelijke achtergevel, met een maximum van 3 m;

  3. maximale goot- en boeiboordhoogte niet meer dan de eerste bouwlaag, + 0,25 m;

  4. maximale bouwhoogte aan- en uitbouwen en bijgebouwen niet meer dan 6 m;

  5. maximale bouwhoogte van overkappingen niet meer dan de eerste bouwlaag + 0,25 m.

10.2.4 ondergrondse bouwwerken

Ondergrondse bouwwerken voldoen aan de volgende kenmerken:

  1. het bepaalde in deze regels omtrent situering, de horizontale diepte en de oppervlakte van bouwwerken op overeenkomstige wijze van toepassing is op ondergrondse bouwwerken;

  2. de verticale bouwdiepte van een (ondergronds) bouwwerk mag maximaal 3 m bedragen.

10.2.5 bouwwerken geen gebouwen zijnde

Bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde maximaal:

  1. erf- en terreinafscheidingen vóór (het verlengde van)
    de voorgevel van de bedrijfswoning 1 m;

  2. erf- en terreinafscheidingen achter (het verlengde van)
    de voorgevel van de bedrijfswoning 2 m;

  3. overige bouwwerken geen gebouwen zijnde 3 m.

Artikel 11 Kantoor

 

11.1 bestemmingsomschrijving

 

11.1.1 algemeen

De voor Kantoor aangewezen gronden zijn bestemd voor kantoren, met bijbehorende gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, wegen en paden, parkeervoorzieningen, speelvoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding, tuinen en erven.

11.1.2 bedrijfswoningen

Bedrijfswoningen zijn niet toegestaan.

11.2 bouwregels

 

11.2.1 hoofdgebouwen

Hoofdgebouwen voldoen aan de volgende kenmerken:

  1. gebouwd binnen het bouwvlak;

  2. ter plaatse van de aanduiding maximale goothoogte is ten hoogste de aangegeven maximale goot- en boeiboordhoogte toegestaan;

  3. ter plaatse van de aanduiding maximale bouwhoogte is ten hoogste de aangegeven maximale bouwhoogte toegestaan;

11.2.2 ondergrondse bouwwerken

Ondergrondse bouwwerken voldoen aan de volgende kenmerken:

  1. het bepaalde in deze regels omtrent situering, de horizontale diepte en de oppervlakte van bouwwerken op overeenkomstige wijze van toepassing is op ondergrondse bouwwerken;

  2. de verticale bouwdiepte van een (ondergronds) bouwwerk mag maximaal 3 m bedragen.

11.2.3 bouwwerken geen gebouwen zijnde

Bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde maximaal:

  1. vlaggenmasten 6 m;

  2. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde 3 m.

Artikel 12 Maatschappelijk

 

12.1 bestemmingsomschrijving

 

12.1.1 algemeen

De voor Maatschappelijk aangewezen gronden zijn bestemd voor maatschappelijke voorzieningen, met bijbehorende gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, wegen en paden, parkeervoorzieningen, speelvoorzieningen, geldautomaten, water en voorzieningen voor de waterhuishouding, tuinen en erven.

12.1.2 dienstwoningen

Dienstwoningen zijn niet toegestaan.

12.2 bouwregels

 

12.2.1 gebouwen

Gebouwen voldoen aan de volgende kenmerken:

  1. gebouwd binnen het bouwvlak;

  2. ter plaatse van de aanduiding maximale goothoogte is ten hoogste de aangegeven maximale goot- en boeiboordhoogte toegestaan;

  3. ter plaatse van de aanduiding maximale bouwhoogte is ten hoogste de aangegeven maximale bouwhoogte toegestaan;

  4. ter plaatse van de aanduiding maximum bebouwingspercentage is ten hoogste het aangegeven maximum bebouwingspercentage toegestaan. Indien geen bebouwingspercentage is aangegeven mag het bouwvlak volledig worden bebouwd.

12.2.2 ondergrondse bouwwerken

Ondergrondse bouwwerken voldoen aan de volgende kenmerken:

  1. het bepaalde in deze regels omtrent situering, de horizontale diepte en de oppervlakte van bouwwerken, alsmede bebouwingspercentage, op overeenkomstige wijze van toepassing is op ondergrondse bouwwerken;

  2. de verticale bouwdiepte van een (ondergronds) bouwwerk mag maximaal 3 m bedragen.

12.2.3 bouwwerken geen gebouw zijnde

Bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde maximaal:

  1. erf- en terreinafscheidingen vóór (het verlengde van)
    de voorgevel van het gebouw 1 m;

  2. erf- en terreinafscheidingen achter (het verlengde van)
    de voorgevel van het gebouw 2 m;

  3. overige bouwwerken geen gebouwen zijnde 3 m.

12.3 aanlegvergunning

 

12.3.1 aanlegvergunningplichtige werken

Het is verboden zonder of in afwijking van een aanlegvergunning van Burgemeester en wethouders op de in artikel 12.1 bedoelde gronden geheel of gedeeltelijk tuinmuren te slopen.

12.3.2 weigering

Een aanlegvergunning mag alleen en moet worden geweigerd, indien door het uitvoeren van het ander-werk dan wel door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de cultuurhistorische waarden van het gebied en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende kan worden tegemoet gekomen.

12.3.3 uitzonderingen

Geen aanlegvergunning is nodig voor:

  1. andere-werken die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen;

  2. andere-werken die op het moment van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde dan wel verleende vergunning.

Artikel 13 Natuur

 

13.1 bestemmingsomschrijving

 

13.1.1 algemeen

De voor Natuur aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van aanwezige of potentiële landschappelijke en natuurlijke waarden;

  2. waterhuishoudkundige doeleinden, waterberging, waterlopen;

  3. een garage ter plaatse van de aanduiding garage;

  4. opslag ter plaatse van de aanduiding opslag;

  5. met bijbehorende bouwwerken geen gebouwen zijnde, bruggen, dammen, oeverbeschoeiingen, duikers, wegen en paden.

13.2 bouwregels

 

13.2.1 gebouwen

Gebouwen voldoen aan de volgende kenmerken:

  1. gebouwd binnen het bouwvlak;

  2. ter plaatse van de aanduiding maximale bouwhoogte is ten hoogste de aangegeven bouwhoogte toegestaan;

  3. ter plaatse van de aanduiding maximale goothoogte is ten hoogste de aangegeven goot- en boeiboordhoogte toegestaan.

13.2.2 bouwwerken geen gebouwen zijnde

Uitsluitend de volgende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen worden gebouwd, mits wordt voldaan aan volgende maximale bouwhoogte:

  1. duikers 3 m;

  2. bruggen 3 m;

  3. erfafscheidingen 1 m;

  4. straatmeubilair 3 m.

13.3 aanlegvergunning

 

13.3.1 aanlegvergunningplichtige werken

Het is verboden zonder of in afwijking van een aanlegvergunning van Burgemeester en wethouders op de in artikel 13.1 bedoelde gronden de volgende andere-werken uit te voeren:

  1. het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen, woelen en mengen en ophogen van gronden;

  2. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, banen, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen;

  3. het aanleggen, beschoeien, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen;

  4. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en
    apparatuur;

  5. het scheuren van grasland;

  6. het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen, het bebossen en aanplanten van gronden en het rooien en/of kappen van bos of andere houtgewassen;

  7. andere-werken die een verandering van de waterhuishouding of het grondwaterpeil tot gevolg hebben, zoals drainage en (onder)bemaling.

13.3.2 weigering

Een aanlegvergunning als bedoeld in artikel 1.1.41 mag alleen en moet worden geweigerd indien door het uitvoeren van de andere-werken, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredig afbreuk wordt gedaan aan de aanwezige en potentiële landschappelijke en natuurlijke waarden en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende tegemoet kan worden gekomen.

13.3.3 uitzonderingen

Geen aanlegvergunning is nodig voor:

  1. andere-werken die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen;

  2. andere-werken die worden uitgevoerd ter plaatse van de aanduiding water;

  3. andere-werken die op het moment van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde dan wel verleende vergunning.

Artikel 14 Recreatie

 

14.1 bestemmingsomschrijving

 

14.1.1 algemeen

De voor Recreatie aangewezen gronden zijn bestemd voor volkstuinen ter plaatse van de aanduiding volkstuin met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wegen en paden.

14.2 bouwregels

 

14.2.1 gebouwen

Gebouwen mogen niet worden gebouwd.

14.2.2 bouwwerken geen gebouwen zijnde

Bouwwerken geen gebouwen zijnde voldoen aan de volgende kenmerken:

  1. maximale bouwhoogte:

  1. broeikassen 0,3 m;

  2. bergkasten 0,6 m;

  3. terreinafscheidingen 1 m;

  4. overige bouwwerken geen gebouwen zijnde 2 m.

  1. de gezamenlijke oppervlakte van bergkasten en broeikassen mag ten hoogste 1,5 m² respectievelijk 11,5 m² per volkstuin bedragen.

Artikel 15 Sport

 

15.1 bestemmingsomschrijving

 

15.1.1 algemeen

De voor Sport aangewezen gronden zijn bestemd voor sportactiviteiten, met bijbehorende gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, wegen en paden, speelvoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding.

15.1.2 bedrijfswoningen

Bedrijfswoningen zijn niet toegestaan.

15.2 bouwregels

 

15.2.1 gebouwen

Gebouwen voldoen aan de volgende kenmerken:

  1. gebouwd binnen het bouwvlak;

  2. ter plaatse van de aanduiding maximale goothoogte is ten hoogste de aangegeven maximale goot- en boeiboordhoogte toegestaan;

  3. ter plaatse van de aanduiding maximale bouwhoogte is ten hoogste de aangegeven maximale bouwhoogte toegestaan.

15.2.2 ondergrondse bouwwerken

Ondergrondse bouwwerken voldoen aan de volgende kenmerken:

  1. het bepaalde in deze regels omtrent situering, de horizontale diepte en de oppervlakte van bouwwerken, alsmede bebouwingspercentage, op overeenkomstige wijze van toepassing is op ondergrondse bouwwerken;

  2. de verticale bouwdiepte van een (ondergronds) bouwwerk mag maximaal 3 m bedragen.

15.2.3 bouwwerken geen gebouwen zijnde

Bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal 3 m.

Artikel 16 Tuin

 

16.1 bestemmingsomschrijving

 

16.1.1 algemeen

De voor Tuin aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. tuinen;

  2. theehuizen;

  3. parkeren, met uitzondering van gronden gelegen binnen het beschermd dorpsgezicht;

  4. erven ter plaatse van de aanduiding erf;

  5. een overkapping per woning ter plaatse van de aanduiding specifieke bouwaanduiding -1;

met bijbehorende bouwwerken geen gebouwen zijnde en in- en uitritten.

16.2 bouwregels

 

16.2.1 gebouwen

Gebouwen voldoen aan de volgende kenmerken:

  1. gebouwd binnen het bouwvlak;

  2. ter plaatse van de aanduiding maximale bouwhoogte is ten hoogste de aangegeven maximale bouwhoogte toegestaan;

  3. ter plaatse van de aanduiding maximale goothoogte is ten hoogste de aangegeven maximale goot- en boeiboordhoogte toegestaan.

16.2.2 erf

In afwijking van het bepaalde in artikel 16.2.1 is ter plaatse van de aanduiding erf één bijgebouw per woonschip toegestaan, met dien verstande dat:

  1. de oppervlakte van het bijgebouw niet meer dan 9 m² bedraagt;

  2. de goot- en bouwhoogte niet meer bedragen dan respectievelijk 3,5 m en 4 m.

16.2.3 bouwwerken geen gebouwen zijnde

Bouwwerken geen gebouwen zijnde voldoen aan de volgende kenmerken:

  1. maximale bouwhoogte:

  1. erf- en terreinafscheidingen vóór (het verlengde van) de voorgevel van de woning 1 m;

  2. erf- en terreinafscheidingen achter (het verlengde van) de voorgevel van de woning 2 m;

  3. erf- en terreinafscheidingen ter plaatse van de aanduiding erf 1 m;

  4. pergola’s 2,5 m;

  5. overige bouwwerken geen gebouwen zijnde 3 m;

  1. overkappingen zijn niet toegestaan, met uitzondering van gronden ter plaatse van de aanduiding specifieke bouwaanduiding - 1, met een maximale oppervlakte van 15 m².

16.2.4 afwijking bouwwerken geen gebouwen zijnde

In afwijking van het bepaalde in artikel 16.2.3 geldt voor gronden bestemd als “Tuin” die grenzen aan de Vecht een maximale bouwhoogte voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde van maximaal 1 m.

16.3 ontheffing van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in artikel 16.2.3 onder a, sub 3 voor het vergroten van de maximale bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen tot maximaal 3 m.

Artikel 17 Tuin - 1

 

17.1 bestemmingsomschrijving

 

17.1.1 algemeen

De voor Tuin - 1 aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. tuinen;

  2. overtuinen;

  3. parkeren, met uitzondering van gronden gelegen binnen het beschermd dorpsgezicht;

  4. een garage ter plaatse van aanduiding garage;

met bijbehorende pergola’s en erfafscheidingen in de vorm van hagen, tuinmuren, schuttingen, hekken en in- en uitritten.

17.2 bouwregels

 

17.2.1 gebouwen

Gebouwen voldoen aan de volgende kenmerken:

  1. gebouwd binnen het bouwvlak;

  2. maximale goot- en boeiboordhoogte 3 m;

  3. maximale bouwhoogte 4 m.

17.2.2 bouwwerken geen gebouwen zijnde

Maximale bouwhoogte bouwwerken geen gebouwen zijnde:

  1. erf- en terreinafscheidingen 1 m;

  2. pergola’s 2,5 m;

  3. overige bouwwerken geen gebouwen zijnde 3 m.

17.2.3 afwijking bouwwerken geen gebouwen zijnde

In afwijking van het bepaalde in artikel 17.2.2 geldt voor gronden bestemd als “Tuin - 1” die grenzen aan de Vecht een maximale bouwhoogte voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde van maximaal 1 m.

17.3 aanlegvergunning

 

17.3.1 aanlegvergunningplichtige werken

Het is verboden zonder of in afwijking van een aanlegvergunning van Burgemeester en wethouders op de in artikel 17.1 bedoelde gronden andere-werken uit te voeren zijnde:

  1. het aanleggen van oppervlakteverhardingen;

  2. het geheel of gedeeltelijk slopen van schuttingen, hekken en pergola’s;

  3. het vellen en/of rooien dan wel handelingen te verrichten die de dood van of ernstige schade aan de hagen veroorzaakt.

17.3.2 weigering

Een aanlegvergunning als bedoeld in artikel 17.3.1 mag alleen en moet worden geweigerd indien door het uitvoeren van de andere-werken, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredig afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke en/of cultuurhistorische waarden en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende tegemoet kan worden gekomen.

17.3.3 uitzonderingen

Geen aanlegvergunning is nodig voor:

  1. andere-werken die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen;

  2. andere-werken die op het moment van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde dan wel verleende vergunning.

17.4 specifieke gebruiksregels

Onder verboden gebruik als bedoeld in artikel 7.10 eerste lid Wro wordt mede verstaan een gebruik van gronden ten behoeve van opslag van materialen en goederen.

Artikel 18 Verkeer

 

18.1 bestemmingsomschrijving

 

18.1.1 algemeen

De voor Verkeer aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. wegen en straten, wandel- en fietspaden met een functie voornamelijk gericht op verblijf als de afwikkeling van het doorgaande verkeer;

  2. parkeer-, groen- en speelvoorzieningen;

  3. waterhuishoudkundige doeleinden, waterberging en waterlopen;

  4. garages ter plaatse van de aanduiding garage;

  5. duikers;

  6. straatmeubilair;

  7. een brug ter plaatse van de aanduiding brug;

  8. een terras ter plaatse van de aanduiding terras;

  9. met bijbehorende gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde.

18.1.2 aanduiding brug

In aanvulling op het bepaalde in artikel 18.1 onder g mogen ter plaatse van de aanduiding brug de gronden worden gebruikt voor het bepaalde in Artikel 19.

18.2 bouwregels

 

18.2.1 gebouwen

Gebouwen voldoen aan de volgende kenmerken:

  1. gebouwd binnen het bouwvlak;

  2. maximale bouwhoogte 3 m.

18.2.2 bouwwerken geen gebouwen zijnde

Bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde:

  1. lichtmasten en bruggen 9 m;

  2. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde 3 m.

Artikel 19 Water

 

19.1 bestemmingsomschrijving

 

19.1.1 algemeen

De voor Water aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. waterhuishoudkundige doeleinden;

  2. waterberging;

  3. waterlopen;

  4. het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van aanwezige of potentiële landschappelijke en natuurlijke waarden ter plaatse van de aanduiding ecologische verbindingszone;

  5. steigers aan de oever van een tuin en/of erf van een woning of woonschip;

  6. het bestaande aantal woonschepen ter plaatse van de aanduiding woonschepenligplaats;

  7. ligplaatsen voor recreatievaartuigen;

  8. met bijbehorende bouwwerken geen gebouwen zijnde waaronder sluizen, bruggen, dammen, oeverbeschoeiingen en/of duikers.

19.1.2 woonschepen

In aanvulling op het bepaalde in artikel 19.1 onder f zijn woonschepen toegestaan ter plaatse van de aanduiding woonschepenligplaats die voldoen aan de volgende kenmerken:

  1. lengte maximaal 18 m;

  2. breedte maximaal 6 m;

  3. goot- en boeiboordhoogte maximaal 3,5 m;

  4. bouwhoogte maximaal 4 m;

  5. diepte omloop en overstek maximaal 0,8 m;

  6. diepte dakoverstek maximaal 0,3 m;

  7. onderlinge afstand tussen tweewoonschepen of enige uitstekend deel daarvan minimaal 5 m.

19.1.3 recreatievaartuigen

In aanvulling op het bepaalde in artikel 19.1 onder g zijn recreatievaartuigen toegestaan die voldoen aan de volgende kenmerken:

  1. situering uitsluitend aan de oever van een tuin en/of erf van een woning aan de Vecht;

  2. maximale aantal recreatievaartuigen per woning bedraagt 1;

  3. maximale lengte per recreatievaartuig bedraagt 12 m;

  4. vooraf dient instemming van de vaarwegbeheerder te worden verkregen wat betreft nautische aspecten.

19.2 bouwregels

 

19.2.1 gebouwen

Gebouwen mogen niet worden gebouwd.

19.2.2 bouwwerken geen gebouwen zijnde

Bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde anders dan voor de waterwegaanduiding, geleiding of tolheffing, maximaal:

  1. bruggen en viaducten 8 m;

  2. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde 3 m.

19.2.3 steigers

In aanvulling op en in afwijking van artikel 19.2.2 voldoen steigers aan de volgende kenmerken:

  1. situering uitsluitend aan de oever van een tuin en/of erf van een woning of woonschip, met uitzondering van oevers behorend tot de gronden bestemd met de bestemming Tuin - 1;

  2. steigers ter plaatse van de aanduiding woonschepenligplaats uitsluitend toegestaan tussen het woonschip en de oever;

  3. de steiger dient evenwijdig aan de oever te worden gebouwd;

  4. de breedte maximaal 6 m bedraagt;

  5. de diepte maximaal 1,2 m bedraagt;

  6. de bouwhoogte de hoogte van het streefpeil niet overschrijdt, met een maximum van 0,45 m boven de waterlijn;

  7. steigers ter plaatse van de aanduiding woonschepenligplaats mogen niet voorbij het woonschip uitsteken;

  8. steigers mogen de ecologische waarde van de ecologische verbindingszone niet aantasten.

19.2.4 meerpalen

In afwijking van het bepaalde in artikel 19.2.2 dienen meerpalen te voldoen aan de volgende kenmerken:

  1. maximaal twee meerpalen;

  2. maximale doorsnede per meerpaal 0,2 m;

  3. maximale bouwhoogte 1 m;

  4. situering maximaal 4,2 m uit de oever.

19.3 ontheffing van de bouwregels

 

19.3.1 landschappelijke situering en cultuurhistorische waarden

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in artikel 19.1.2 indien er sprake is van een verbetering van de landschappelijke situering en de cultuurhistorische waarden behouden blijven.

19.3.2 meerpalen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen voor het realiseren van maximaal 4 meerpalen per woonschip en/of een grotere doorsnede per meerpaal tot maximaal 0,5 m.

19.4 specifieke gebruiksregels

Onder verboden gebruik als bedoeld in artikel 7.10 eerste lid Wro wordt mede verstaan een gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van boatsavers.

Artikel 20 Wonen

 

20.1 bestemmingsomschrijving

 

20.1.1 algemeen

De voor Wonen aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. het bestaande aantal woningen;

  2. aan huis verbonden beroepen en aan huis verbonden bedrijven in categorie 1 en 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten;

  3. een atelier/studio ter plaatse van de aanduiding atelier;

  4. een garage ter plaatse van de aanduiding garage;

met bijbehorende gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, tuinen en erven.

20.1.2 maximum aantal wooneenheden

In afwijking van het bepaalde onder 20.1.1 onder a mogen ter plaatse van de aanduiding maximum aantal wooneenheden, maximaal het aangegeven aantal wooneenheden worden gerealiseerd.

20.1.3 aan huis verbonden beroepen/bedrijven

In aanvulling op artikel 20.1.1 onder b wordt het gebruik van gedeelten van woningen ten behoeve van aan huis verbonden beroepen/bedrijven toegestaan voor zover:

  1. de oppervlakte maximaal 30% van de vloeroppervlakte van de gebouwen bedraagt tot een maximum van 50 m2;

  2. er geen sprake is van een duurzame ontwrichting van de bestaande distributieve voorzieningen of een ernstige verstoring van de verzorgingsstructuur;

  3. het geen bedrijfsactiviteiten betreft die normaliter in een winkelcentrum of een
    winkelstraat worden uitgeoefend;

  4. er geen sprake is van een onevenredige verkeersaantrekkende werking;

  5. er geen detailhandel plaatsvindt behalve als ondergeschikte nevenactiviteit bij
    de uitoefening van een aan huis gebonden bedrijf.

20.2 bouwregels

 

20.2.1 gebouwen

Gebouwen voldoen aan de volgende kenmerken:

  1. gebouwd binnen het bouwvlak;

  2. ter plaatse van de aanduiding maximale goothoogte is ten hoogste de aangegeven maximale goot- en boeiboordhoogte toegestaan;

  3. ter plaatse van de aanduiding maximale bouwhoogte is ten hoogste de aangegeven maximale bouwhoogte toegestaan.

20.2.2 aan- en uitbouwen, bijgebouwen

Aan- en uitbouwen, bijgebouwen voldoen aan de volgende kenmerken:

  1. gebouwd op het zij- en achtererf en minimaal 3 m achter (het verlengde van) de voorgevel van de woning;

  2. in het geval van een vrijstaand bijgebouw, dient de afstand tussen het vrijstaande bijgebouw en de overige aan- en uitbouwen, aangebouwde bijgebouwen en andere vrijstaande bijgebouwen minimaal 1 m te bedragen;

  3. aan- en uitbouwen, overkappingen of bijgebouwen aan de achterzijde mogen niet breder zijn dan de oorspronkelijke achtergevel van de woning;

  4. horizontale van diepte aan- en uitbouwen, overkappingen of bijgebouwen niet meer dan 3 m buiten het bouwvlak;

  5. aan- en uitbouwen, overkappingen en bijgebouwen aan de zijgevel mogen niet dieper zijn dan de oorspronkelijke achtergevel breed is;

  6. aan- en uitbouwen, overkappingen en bijgebouwen aan de zijgevel mogen niet meer dan 6 meter uitsteken buiten het bouwvlak;

  7. de goot- en boeiboordhoogte van aan- en uitbouwen, overkappingen en bijgebouwen mag niet meer dan de eerste bouwlaag bedragen, + 0,25 m;

  8. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer dan 6 m bedragen;

  9. de bouwhoogte van overkappingen mag niet meer dan de eerste bouwlaag + 0,25 m bedragen;

  10. gezamenlijke oppervlakte voor zover gebouwd buiten het bouwvlak per hoofdgebouw niet meer dan 50 m², mits het bebouwingspercentage van het gedeelte van het bouwperceel buiten het bouwvlak niet meer dan 50% bedraagt.

20.2.3 horizontale diepte

In afwijking van het bepaalde in 20.2.2 artikel d mag een aan- en uitbouw, overkapping of bijgebouw met een horizontale diepte van 6 m van de oorspronkelijke achtergevel aan de achterzijde van de woning worden gerealiseerd die voldoet aan de volgende kenmerken:

  1. niet dieper dan de oorspronkelijke achtergevel breed is;

  2. niet breder dan 50% van de oorspronkelijke achtergevel, met een maximum van 3 m;

  3. maximale goot- en boeiboordhoogte niet meer dan de eerste bouwlaag, + 0,25 m;

  4. maximale bouwhoogte aan- en uitbouwen en bijgebouwen niet meer dan 6 m;

  5. maximale bouwhoogte van overkappingen niet meer dan de eerste bouwlaag + 0,25 m.

20.2.4 gezamenlijk oppervlakte hoofdgebouwen, aan- en uitbouwen en overkappingen

In afwijking van het bepaalde in artikel 20.2.2 onder f mag ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding - 2 de gezamenlijke oppervlakte van hoofdgebouwen, aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen maximaal 30% van het bouwperceel bedragen.

20.2.5 ondergrondse bouwwerken

Ondergrondse bouwwerken voldoen aan de volgende kenmerken:

  1. het bepaalde in deze regels omtrent situering, de horizontale diepte en de oppervlakte van bouwwerken op overeenkomstige wijze van toepassing is op ondergrondse bouwwerken;

  2. de verticale bouwdiepte van een (ondergronds) bouwwerk mag maximaal 3 m bedragen.

20.2.6 bouwwerken geen gebouw zijnde

Bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde maximaal:

  1. erf- en terreinafscheidingen vóór (het verlengde van)
    de voorgevel van de woning 1 m;

  2. erf- en terreinafscheidingen achter (het verlengde van)
    de voorgevel van de woning 2 m;

  3. overige bouwwerken geen gebouwen zijnde 3 m.

20.3 Ontheffing van de gebruiksregels

 

20.3.1 kleinschalige verblijfsrecreatie

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in artikel 20.1 voor het toestaan van kleinschalige verblijfsrecreatie, uitsluitend in de vorm van “bed and breakfast” met bijbehorende voorzieningen, mits:

  1. Maximaal 30% van de oppervlakte van de op het moment van het nemen van het ontheffingsbesluit bestaande bebouwing, met een maximum van 50 m², hiervoor wordt gebruikt;

  2. opslag en stalling in verband met de nevenactiviteiten uitsluitend inpandig
    plaatsvinden;

  3. voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;

  4. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in de omgeving aanwezige functies
    en waarden;

  5. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van eigenaren en
    gebruikers van omliggende gronden.

20.3.2 detailhandel

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in artikel 20.1 ten behoeve van detailhandel ter plaatse van de aanduiding detailhandel die voldoet aan de volgende kenmerken:

  1. detailhandel is alleen toegestaan op de begane grond;

  2. de woonfunctie blijft gehandhaafd.

20.3.3 vereisten ontheffing

Ontheffing als bedoeld in artikel 20.3.1 en artikel 20.3.2 kan slechts worden verleend, mits:

  1. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;

  2. het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig worden geschaad.

Artikel 21 Waarde - Archeologie

 

21.1 bestemmingsomschrijving

De voor Waarde - Archeologie aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende overige bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de aan de grond eigen zijnde voorkomende of te verwachten archeologische waarden. De dubbelbestemming Waarde - Archeologie is primair ten opzichte van de daar voorkomende overige bestemmingen.

21.2 bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen (artikelen 3 tot en met 20) mogen geen nieuwe gebouwen of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd waarbij ter realisering een oppervlak van meer dan 100 m² noodzakelijk is en/of bestaande gebouwen of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden vergroot waarbij ter realisering een oppervlak van meer dan 100 m² noodzakelijk is.

21.3 ontheffing van de bouwregels

 

21.3.1 ontheffing

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in artikel 21.2 voor het bouwen overeenkomstig de andere bestemmingen, mits door de aanvrager een archeologisch rapport wordt overlegd waarin de archeologische waarde van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar het oordeel van Burgemeester en wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld.

21.3.2 archeologisch rapport

Indien uit dit archeologisch rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de bouwvergunning zullen worden verstoord, kunnen Burgemeester en wethouders een of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de bouwvergunning:

  1. het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;

  2. het doen van opgravingen;

  3. begeleiding van de activiteiten door een archeologisch deskundige.

Artikel 22 Waarde - Beschermd dorpsgezicht

 

22.1 bestemmingsomschrijving

De voor Waarde - Beschermd dorpsgezicht aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud, herstel en ontwikkeling van de met het beschermd dorpsgezicht verbonden cultuurhistorische waarde, zoals nader omschreven in het beeldkwaliteitplan beschermd dorpsgezicht Vreeland en in de toelichting bij beschermd dorpsgezicht Vreeland en verbeeld op de kappenstructuurkaart en de bomenkaart.

22.2 bouwregels

 

22.2.1 gebouwen

Gebouwen voldoen aan de volgende kenmerken:

  1. de voorgevel in overeenstemming met de situering van de voorgevel op het tijdstip van ter inzage legging van het ontwerpbestemmingsplan;

  2. hoofdgebouwen dienen te worden afgedekt met een kap, waarvan de minimale dakhelling 45º en de maximale dakhelling 55º bedraagt, tenzij conform de kappenstructuurkaart een gebroken zadeldak of een afgeplat schilddak moet worden toegepast;

  3. de kapvorm en de nokrichting van daken van hoofdgebouwen in overeenstemming te zijn met de kapvorm en de nokrichting van daken, zoals voor dat hoofdgebouw op de kappenstructuurkaart is aangegeven;

  4. in aanvulling op het bepaalde in artikel 1.1.88 onder c mogen uitsluitend een zadeldak, schilddak of een andere in het historische dorpsbeeld passende dakvorm worden toegepast indien geen kapvorm of nokrichting is aangegeven;

  5. in afwijking van het bepaalde in artikel 1.1.88 onder d geldt voor mansardekappen een minimale dakhelling van 20º en een maximale dakhelling van 80º.

22.2.2 aan- en uitbouwen en bijgebouwen

Aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen binnen en buiten het bouwvlak worden gebouwd en voldoen aan de volgende kenmerken:

  1. gebouwd op het zij- en achtererf en minimaal 3 m achter (het verlengde van) de voorgevel van de woning;

  2. in het geval van een vrijstaand bijgebouw, dient de afstand tussen het vrijstaande bijgebouw en de overige aan- en uitbouwen, aangebouwde bijgebouwen en andere vrijstaande bijgebouwen minimaal 1 m te bedragen;

  3. minimale afstand van bijgebouwen en niet aangebouwde overkappingen tot een woning op hetzelfde of naastgelegen perceel bedraagt 3 m;

  4. de minimale afstand van bijgebouwen en niet aangebouwde overkappingen tot een hoofdgebouw bestemd conform artikel 5, artikel 6, artikel 7, artikel 8, artikel 10 of artikel 12 bedraagt 5 m;

  5. aan- en uitbouwen, overkappingen en bijgebouwen aan de achterzijde mogen niet breder zijn dan de oorspronkelijke achtergevel van de woning;

  6. horizontale diepte aan- en uitbouwen, overkappingen of bijgebouwen niet meer dan 3 m buiten het bouwvlak;

  7. aan- en uitbouwen, overkappingen en bijgebouwen aan de zijgevel mogen niet dieper zijn dan de oorspronkelijke achtergevel breed is;

  8. aan- en uitbouwen, overkappingen en bijgebouwen aan de zijgevel mogen niet meer dan 6 meter uitsteken buiten het bouwvlak;

  9. dakkapellen zijn niet toegestaan, met uitzondering van bestaande dakkapellen;

  10. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer dan 6 m bedragen;

  11. de bouwhoogte van overkappingen mag niet meer dan de eerste bouwlaag + 0,25 m bedragen;

  12. de goot- en boeiboordhoogte van aan- en uitbouwen, overkappingen en bijgebouwen mag niet meer dan 3 m bedragen;

  13. bijgebouwen dienen te worden afgedekt met een meerzijdig hellende kap;

  14. in afwijking van het bepaalde in artikel onder l mogen bijgebouwen plat worden afgedekt, mits positief beoordeeld door de gemeentelijke monumentencommissie.

  15. gezamenlijke oppervlakte voor zover gebouwd buiten het bouwvlak per hoofdgebouw niet meer dan 36 m², mits het bebouwingspercentage van het gedeelte van het bouwperceel buiten het bouwvlak niet meer dan 50% bedraagt.

  16. ten aanzien van de vorm en de aansluiting van het bouwwerk op de cultuurhistorische context wordt advies ingewonnen van de gemeentelijke monumentencommissie;

22.2.3 horizontale diepte

In afwijking van het bepaalde in artikel e mag een aan- en uitbouw, bijgebouw of overkapping met een horizontale diepte van 6 m van de oorspronkelijke achtergevel aan de achterzijde van de woning worden gerealiseerd die voldoet aan de volgende kenmerken:

  1. niet dieper dan de oorspronkelijke achtergevel breed is;

  2. niet breder dan 50% van de oorspronkelijke achtergevel, met een maximum van 3 m;

  3. maximale goot- en boeiboordhoogte niet meer dan de eerste bouwlaag, + 0,25 m;

  4. maximale bouwhoogte aan- en uitbouwen en bijgebouwen niet meer dan 6 m;

  5. maximale bouwhoogte overkappingen niet meer dan de eerste bouwlaag + 0,25 m.

22.2.4 bouwwerken geen gebouwen zijnde

Bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde maximaal:

  1. erf- en terreinafscheidingen vóór (het verlengde van)
    de voorgevel van de woning 1 m;

  2. erf- en terreinafscheidingen achter (het verlengde van)
    de voorgevel van de woning 2 m;

  3. overige bouwwerken geen gebouwen zijnde 3 m.

22.3 nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan de situering, de inrichting en het gebruik van gronden die vallen binnen de dubbelbestemming “Waarde - Beschermd dorpsgezicht”. Toepassing van de bevoegdheid mag niet leiden tot een onevenredige beperking van het meest doelmatige gebruik.

22.4 ontheffing van de bouwregels

 

22.4.1 dakvorm, dakhelling, kapvorm

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in artikel 22.2 ten behoeve van het veranderen van de dakvorm, dakhelling, kapvorm mits deze verandering een herstel of verbetering van de historisch wenselijke eigenschappen betreft.

22.4.2 dakkapellen

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in artikel 20.2.2 onder i onder de volgende voorwaarden:

  1. bij beeldbepalende panden en monumenten worden dakkapellen toegestaan met een maximale breedte van 1,2 m;

  2. bij overige panden worden dakkapellen toegestaan onder de volgende voorwaarden:

  1. maximale breedte 1,8 m;

  2. maximaal 2 dakkapellen per pand;

  3. maximale lengte 1/3 deel van de gootlengte;

  1. De criteria uit de welstandsnota blijven overeenkomstig aanvullend gelden.

22.4.3 vereisten ontheffing

Ontheffing ten behoeve van 22.4.2 kan slechts worden verleend, mits:

  1. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;

  2. het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig worden geschaad.

22.5 aanlegvergunning

 

22.5.1 aanlegvergunningplichtige werken

Het is verboden zonder of in afwijking van een aanlegvergunning van Burgemeester en wethouders op de in artikel 22.1 bedoelde gronden:

  1. verhardingen aan te leggen;

  2. het geheel of gedeeltelijk slopen van hoofdgebouwen;

  3. het aanbrengen van bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;

  4. het vellen, rooien of kappen van bomen en andere opgaande beplanting ter plaatse van gronden waarop conform de bomenkaart waardevolle opgaande beplanting voorkomt.

22.5.2 weigering

Een aanlegvergunning mag alleen en moet worden geweigerd, indien door het uitvoeren van het ander-werk dan wel door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de cultuurhistorische waarden van het gebied en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende kan worden tegemoet gekomen.

22.5.3 uitzonderingen

Geen aanlegvergunning is nodig voor:

  1. andere-werken die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen;

  2. andere-werken die op het moment van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde dan wel verleende vergunning.

22.6 specifieke procedureregels

 

22.6.1 cultuurhistorische waarden

Bij de beoordeling van aanvragen voor aanlegvergunningen, het verlenen van ontheffingen, het toepassen van de bevoegdheid tot het stellen van nadere eisen worden de cultuurhistorische waarden van het beschermde dorpsgezicht zoals in artikel 22.1 bedoeld mede in overweging genomen.

22.6.2 monumentencommissie

Bij de beoordeling van aanvragen voor het verlenen van ontheffingen en aanlegvergunningen dient advies bij de monumentencommissie ingewonnen te worden.

Artikel 23 Waterstaat - Waterkering

 

23.1 bestemmingsomschrijving

De voor Waterstaat - Waterkering aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming, het onderhoud en de verbetering van de waterkering en de bescherming van het achtergelegen land tegen inundatie, met bijbehorende bouwwerken geen gebouwen zijnde zoals dijken, duikers, keerwanden en merktekens.

23.2 bouwregels

 

23.2.1 bestemmingen

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen (artikelen 3 tot en met 20) mag alleen ten behoeve van deze bestemming worden gebouwd.

23.2.2 gebouwen

Gebouwen mogen niet worden gebouwd.

23.2.3 bouwwerken geen gebouwen zijnde

Bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde maximaal 3 m.

23.3 ontheffing van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in artikel 23.2 voor het bouwen overeenkomstig de andere bestemmingen, mits advies is verkregen van de beheerder van de waterkering.

23.4 aanlegvergunning

 

23.4.1 aanlegvergunningplichtige werken

Het is verboden zonder of in afwijking van een aanlegvergunning van Burgemeester en wethouders op de in artikel 23.1 bedoelde gronden de volgende andere-werken uit te voeren:

  1. het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen, woelen en mengen en ophogen van gronden;

  2. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, banen, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen;

  3. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen;

  4. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;

  5. het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen, het bebossen en aanplanten van gronden en het rooien en/of kappen van bos of andere houtgewassen.

23.4.2 verlening

Een aanlegvergunning wordt niet eerder verleend dan nadat advies is verkregen van de beheerder van de waterkering.

23.4.3 uitzonderingen

Geen aanlegvergunning is nodig voor:

  1. andere-werken die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen;

  2. andere-werken die op het moment van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde dan wel verleende vergunning.