1 Inleidende regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 bestemmingsplan
de geometrische bepaalde planobjecten met bijbehorende regels als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0329.BPVreelandVLD.OH01;
1.2 plan
het bestemmingsplan Vreeland van de gemeente Loenen;
1.3 verbeelding
de analoge en digitale voorstelling van de in het bestemmingsplan opgenomen digitale ruimtelijk informatie;
1.4 aanbouw
een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
1.5 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.6 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.7 aan huis verbonden beroep
het uitoefenen van een vrij of zelfstandig beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op persoonlijk, zakelijk, administratief, educatief, juridisch, medisch, therapeutisch, ontwerptechnisch, kunstzinnig gebied, of daarmee gelijk te stellen activiteiten, waaronder een atelier, kapper, schoonheidsspecialiste, dat in of bij een woning wordt uitgeoefend door de gebruik(st)er, dat niet krachtens een milieuwet vergunning- of meldingplichtig is en waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;
1.8 aan huis verbonden bedrijf
een bedrijf dat in een (gedeelte van) of bij een woning wordt uitgeoefend en dat is gericht op het vervaardigen van producten, door de gebruik(st)er van de woning, dat niet krachtens een milieuwet vergunning- of meldingplichtig is en waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;
1.9 aanlegvergunning
een vergunning als bedoeld in artikel 3.3 onder a van de Wet ruimtelijke ordening;
1.10 agrarisch bedrijf
een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren, dat wil zeggen de teelt van gewassen, waaronder begrepen fruitteelt en tuinbouw, alsmede het houden van melkvee en ander vee (nagenoeg) geheel op open grond; hieronder worden niet begrepen paardenhouderijen en bosbouw;
1.11 ander-werk
een werk, geen bouwwerk zijnde, of een werkzaamheid;
1.12 archeologisch deskundige
professioneel archeoloog die op basis van de geldende versie van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie bevoegd is om archeologisch onderzoek uit te voeren en/of Programma’s van Eisen op te stellen en te toetsen.
1.13 archeologisch onderzoek
diverse vormen van onderzoek naar de archeologische waarden binnen een plangebied, uitgevoerd volgens de geldende versie van de Kwaliteitsnorm Nederlandse archeologie.
1.14 archeologisch rapport
in rapportvorm vervat verslag van een volgens de in de archeologische beroepsgroep gebruikelijke normen verricht archeologisch onderzoek, op basis waarvan een conclusie kan worden getrokken over de aanwezigheid van archeologische waarden.
1.15 archeologische waarde
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende of te verwachten archeologische relicten;
1.16 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
1.17 bebouwingspercentage
een in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van het bouwvlak aangeeft, dat maximaal mag worden bebouwd, tenzij in de regels anders is bepaald;
1.18 bedrijf
een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis verbonden beroepen daaronder niet begrepen;
1.19 bedrijfsgebouw
een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;
1.20 bedrijfsmatige exploitatie
het via een bedrijf, stichting of andere rechtspersoon voeren van een zodanig beheer c.q. exploitatie;
1.21 bedrijfsvloeroppervlak
de totale vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een (dienstverlenend) bedrijf of instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;
1.22 bedrijfswoning
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;
1.23 beperkt kwetsbaar object
-
verspreid liggende woningen van derden met een dichtheid van maximaal twee woningen per hectare, dienst- en bedrijfswoningen van derden, sporthallen,
zwembaden en speeltuinen;
-
kantoorgebouwen, hotels en restaurants, winkels en bedrijfsgebouwen, voor zover zij niet onder de definitie voor kwetsbare objecten, onder c, vallen;
-
sport- en kampeerterreinen en terreinen bestemd voor recreatieve doeleinden, voor zover zij niet onder de definitie voor kwetsbare objecten, onder d, vallen;
-
objecten die met de onder a en b genoemde gelijkgesteld kunnen worden uit hoofde van de gemiddelde tijd per dag gedurende welke personen daar verblijven, het aantal personen dat daarin doorgaans aanwezig is en de mogelijkheden voor zelfredzaamheid bij een ongeval, voor zover die objecten geen kwetsbare objecten zijn;
-
objecten met een hoge infrastructurele waarde, zoals een telefoon- of elektriciteitscentrale of een gebouw met vluchtleidingsapparatuur, voor zover die objecten wegens de aard van de gevaarlijke stoffen die bij een ongeval kunnen vrijkomen,
bescherming verdienen tegen de gevolgen van dat ongeval;
1.24 bestaand
-
bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan bestaat of wordt gebouwd, dan wel nadien kan worden gebouwd krachtens een bouwvergunning, waarvoor de aanvraag voor het tijdstip van terinzagelegging is ingediend, tenzij in de regels anders is bepaald;
-
bij gebruik: het gebruik dat op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan bestaat, tenzij in de regels anders is bepaald;
1.25 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak;
1.26 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.27 bijgebouw
een op zich zelfstaand, al dan niet vrijstaand gebouw, zonder directe verbinding met het hoofdgebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
1.28 boatsaver
een al dan niet drijvende voorziening ter opslag en overkapping van een boot;
1.29 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
1.30 bouwgrens
de grens van een bouwvlak;
1.31 bouwlaag
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;
1.32 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.33 bouwperceelgrens
een grens van een bouwperceel;
1.34 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak;
1.35 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.36 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die, de goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.37 dienstverlening
het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij afnemers rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord worden gestaan en geholpen;
1.38 eerste bouwlaag
de bouwlaag op de begane grond;
1.39 erotisch getinte vermaaksfunctie
een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal;
1.40 extensieve (dag)recreatie
recreatief medegebruik van gronden zoals wandelen, paardrijden, fietsen, varen,
zwemmen en vissen;
1.41 extensief recreatief medegebruik
recreatief gebruik van gronden, zoals wandelen, fietsen, varen, zwemmen, vissen en daarmee gelijk te stellen activiteiten (met uitzondering van rust- en picknickplaatsen met bijbehorend meubilair), dat geen specifiek beslag legt op de ruimte, behoudens ruimtebeslag door voet-, fiets- en ruiterpaden;
1.42 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.43 gebruiken
gebruiken, het doen gebruiken, laten gebruiken en in gebruik geven;
1.44 grondgebonden agrarisch bedrijf
een agrarisch bedrijf waarvan de bedrijfsvoering volledig of nagenoeg volledig is gericht op het gebruik maken van grond als productiemiddel;
1.45 horeca
een bedrijf waar hoofdzakelijk dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin logies wordt verstrekt, zoals bijvoorbeeld een café, restaurant, hotel, pension, en naar de aard en openingstijden daarmee gelijk te stellen bedrijven, een en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;
1.46 hoofdgebouw
een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen, dan wel gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken;
1.47 kantoor
een gebouw, dat dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden en werkzaamheden die verband houden met het doen functioneren van (semi)overheidsinstellingen, het bankwezen en naar de aard daarmee gelijk te stellen instellingen/het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het afnemers niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen;
1.48 kwetsbaar object
-
woningen, niet zijnde woningen als bedoeld bij de definitie voor beperkt kwetsbare objecten, onder 1.23a;
-
gebouwen bestemd voor het verblijf, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag, van minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten, zoals:
-
ziekenhuizen, bejaardenhuizen en verpleeghuizen;
-
scholen;
-
gebouwen of gedeelten daarvan, bestemd voor dagopvang van minderjarigen;
-
gebouwen waarin doorgaans grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig zijn, zoals:
-
kantoorgebouwen en hotels met een bruto vloeroppervlak van meer dan 1.500 m2 per object;
-
complexen waarin meer dan 5 winkels zijn gevestigd en waarvan het gezamenlijk bruto vloeroppervlak meer dan 1.000 m2 bedraagt en winkels met een totaal bruto vloeroppervlak van meer dan 2.000 m2 per winkel, voor zover in die complexen of in die winkels een supermarkt, hypermarkt of warenhuis is gevestigd;
-
kampeer- en andere recreatieterreinen bestemd voor het verblijf van meer dan 50 personen gedurende meerdere aaneengesloten dagen;
1.49 landschapsdeskundige
een door Burgemeester en wethouders aan te wijzen, maar van de gemeente onafhankelijke instelling of onafhankelijk persoon met een aantoonbare specifieke deskundigheid op het gebied van natuur en landschap;
1.50 landschapswaarden
de aan een gebied toegekende waarde in visueel-ruimtelijk en/of cultuurhistorisch en/of ecologisch en/of geomorfologisch opzicht;
1.51 lichte horeca
een bedrijf waar hoofdzakelijk overdag dranken en/of etenswaren worden verstrekt aan bezoekers van andere functies, met name functies als centrumvoorzieningen en dagrecreatie, zoals theehuisjes, ijssalons, croissanterieën, dagcafés, dagrestaurants en naar de aard en openingstijden daarmee gelijk te stellen bedrijven;
1.52 LPG-doorzet
de doorzet van LPG in m3 per jaar;
1.53 maatschappelijke voorzieningen
culturele, educatieve, medische, sociale en levensbeschouwelijke voorzieningen, alle met bijbehorende praktijkruimten, voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;
1.54 maatvoeringsgrens
de grens van een maatvoeringsvlak;
1.55 maatvoeringsvlak
een op de plankaart als zodanig aangegeven vlak waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels voor bepaalde bouwwerken eenzelfde maatvoering geldt;
1.56 middelzware horeca
een bedrijf waar hoofdzakelijk dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt, zoals een automatiek, shoarma/grillroom met of zonder bezorg- en/of afhaalservice, bar/café, café-restaurant met of zonder bezorg- en/of afhaalservice, bedrijven zoals genoemd onder ‘licht horeca’ met een bruto-vloeroppervlak groter dan 250m2 en naar de aard en openingstijden daarmee gelijk te stellen bedrijven, een en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie.
1.57 nadere eis
een nadere eis als bedoeld in artikel 3.6 eerste lid onder d van de Wet ruimtelijke ordening;
1.58 natuurwaarden
de aan een gebied eigen zijnde ecologische waarden;
1.59 nevenactiviteit
een activiteit ondergeschikt aan de hoofdactiviteit in zowel omvang (m2), omzet (€) als de effecten op het woon- en leefklimaat;
1.60 normaal onderhoud, gebruik en beheer
een gebruik gericht op het in zodanige conditie houden of brengen van objecten dat het voortbestaan van deze objecten op ten minste het bestaande kwaliteitsniveau wordt bereikt;
1.61 ondergeschikte horeca
een horeca-activiteit, behorend tot de categorie I “lichte horeca”, die ondergeschikt is aan de hoofdactiviteit;
1.62 ontheffing
een ontheffing als bedoeld in artikel 3.6 eerste lid onder c van de Wet ruimtelijke ordening;
1.63 oorspronkelijke gevel
de gevel zoals deze bestaat ten tijde van de oplevering van de woning;
1.64 overkapping
een bouwwerk op het erf van een gebouw of standplaats, dat strekt tot vergroting van het woongenot van het gebouw of de standplaats en dat, voor zover gebouwd vóór (het verlengde van) de voorgevel van een gebouw, geen tot de constructie zelf behorende wanden heeft en, voor zover gebouwd achter (het verlengde van) de voorgevel van een gebouw, maximaal drie wanden heeft waarvan maximaal twee tot de constructie behoren;
1.65 overtuin
een particuliere tuin met een zekere cultuurhistorische waarde in het kader van het beschermd dorpsgezicht;
1.66 peil
-
voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
-
voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
-
indien in of op het water wordt gebouwd: de hoogte van het terrein ter plaatse van het meest nabijgelegen punt waar het water grenst aan het vaste land;
1.67 praktijkruimte
ruimte waarin de bewoner in het kader van een zelfstandig beroep of bedrijf activiteiten verricht;
1.68 prostitutie
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
1.69 seksinrichting
een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotische/pornografische aard plaatsvinden, waaronder in ieder geval worden verstaan een prostitutiebedrijf, een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.70 sloopvergunning
vergunning als bedoeld in artikel 3.3 onder b van de Wet ruimtelijke ordening;
1.71 slopen
het al dan niet geheel afbreken van gebouwen en andere bouwwerken;
1.72 speelterrein
een terrein dat erop gericht is om in de openlucht speel- en recreatiemogelijkheden te bieden en waarop speelvoorzieningen kunnen worden geplaatst;
1.73 speelvoorziening
een voorziening in de woonomgeving, die erop gericht is om in de openlucht speel- en recreatiemogelijkheden te bieden;
1.74 Staat van bedrijfsactiviteiten
een als bijlage bij deze regels behorende en daarvan onderdeel uitmakende lijst van bedrijven en instellingen;
1.75 Staat van horeca-activiteiten
een als bijlage bij deze regels behorende en daarvan onderdeel uitmakende lijst van horecabedrijven;
1.76 steiger
een constructie langs of dwars op een oever die als aanlegplaats voor schepen dient;
1.77 streefpeil
het reglementair vastgestelde waterpeil dat door de beherende instantie wordt nagestreefd;
1.78 uitbouw
een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm kan worden onderscheiden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
1.79 uitvoeren
uitvoeren, het doen uitvoeren, laten uitvoeren en in uitvoering geven;
1.80 verkoopvloeroppervlak
de voor het publiek zichtbare en toegankelijke (besloten) winkelruimte ten behoeve van de detailhandel;
1.81 volkstuin
een particuliere tuin of complex van particuliere tuinen die niet bij een particulier woning zijn gelegen en die of dat wordt aangewend voor het kweken van gewassen;
1.82 volumineuze goederen
goederen die vanwege hun omvang een groot oppervlak nodig hebben voor de uitstalling, zoals goederen in bouw- en doe-het-zelf producten, automobielen, motorfietsen., boten, caravans, e.d.;
1.83 voorgevel
de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig dient te worden aangemerkt;
1.84 Waarde - Archeologie
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende of te verwachten archeologische relicten;
1.85 wijziging
een wijziging als bedoeld in artikel 3.6 eerste lid onder a van de Wet ruimtelijke ordening;
1.86 woning
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;
1.87 zware horeca
een bedrijf waar hoofdzakelijk in de avonduren en/of de vroege nacht dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt, zoals een bar-dancing, discotheek of nachtclub, en naar de aard en openingstijden daarmee gelijk te stellen bedrijven, een en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie.
Artikel 2 Wijze van meten
2.1 Algemeen
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1.1 de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens
tussen de zijdelingse grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is;
2.1.2 de bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals
schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.1.3 de dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
2.1.4 de goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeiboord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
2.1.5 de horizontale diepte van een gebouw
de diepte van een gebouw, gemeten loodrecht vanaf de gevel waaraan wordt gebouwd;
2.1.6 de inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.1.7 de oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
2.1.8 de oppervlakte van een overkapping
tussen de buitenzijde van de afdekking van de overkapping, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van de overkapping.
2.1.9 verticale diepte van een ondergronds bouwwerk
van het peil tot aan de bovenzijde van de afgewerkte vloer van het ondergrondse (deel van het) bouwwerk.
2.2 ondergeschikte bouwonderdelen
Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden stoepen, stoeptreden, trappen, funderingen, kelderkoekkoeken, erkers, pilasters, kozijnen, ventilatiekanalen, schoorstenen, liftschachten, luifels en balkons buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwgrenzen niet meer dan 1,5 m bedraagt en overige ondergeschikte bouwonderdelen, mits de overschrijding van bouwgrenzen niet meer dan 0,5 m bedraagt.
2.3 meten
Bij toepassing van deze regels wordt gemeten tot of vanuit het hart van een lijn op de kaart en op de schaal waarin het plan is vastgesteld.
2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
3.1 bestemmingsomschrijving
3.1.1 algemeen
De voor Agrarisch aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
de uitoefening van een grondgebonden agrarisch bedrijf;
-
opslag ter plaatse van de aanduiding opslag;
-
een bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding bedrijfswoning;
met bijbehorende gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, ontsluitings-,
parkeer- en groenvoorzieningen, tuinen en erven.
3.2 bouwregels
3.2.1 gebouwen
Bedrijfsgebouwen en bedrijfswoningen voldoen aan de volgende kenmerken:
-
gebouwd binnen het bouwvlak;
-
ter plaatse van de aanduiding maximale goothoogte is ten hoogste de aangegeven maximale goot- en boeiboordhoogte toegestaan;
-
ter plaatse van de aanduiding maximale bouwhoogte is ten hoogste de aangegeven maximale bouwhoogte toegestaan.
3.2.2 aan- en uitbouwen, bijgebouwen bij de bedrijfswoning
Aan- en uitbouwen, bijgebouwen bij de bedrijfswoning voldoen aan de volgende kenmerken:
-
gebouwd op het zij- en achtererf en minimaal 3 m achter (het verlengde van) de voorgevel van de bedrijfswoning;
-
in het geval van een vrijstaand bijgebouw, dient de afstand tussen het vrijstaande bijgebouw en de overige aan- en uitbouwen, aangebouwde bijgebouwen en andere vrijstaande bijgebouwen minimaal 1 m te bedragen;
-
aan- en uitbouwen, overkappingen of bijgebouwen aan de achterzijde mogen niet breder zijn dan de oorspronkelijke achtergevel van de bedrijfswoning;
-
horizontale van diepte aan- en uitbouwen, overkappingen of bijgebouwen niet meer dan 3 m buiten het bouwvlak;
-
aan- en uitbouwen, overkappingen en bijgebouwen aan de zijgevel mogen niet dieper zijn dan de oorspronkelijke achtergevel breed is;
-
aan- en uitbouwen, overkappingen en bijgebouwen aan de zijgevel mogen niet meer dan 6 meter uitsteken buiten het bouwvlak;
-
de goot- en boeiboordhoogte van aan- en uitbouwen, overkappingen en bijgebouwen mag niet meer dan de eerste bouwlaag bedragen, + 0,25 m;
-
de bouwhoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer dan 6 m bedragen;
-
de bouwhoogte van overkappingen mag niet meer dan de eerste bouwlaag + 0,25 m bedragen;
-
gezamenlijke oppervlakte voor zover gebouwd buiten het bouwvlak per hoofdgebouw niet meer dan 50 m², mits het bebouwingspercentage van het gedeelte van het bouwperceel buiten het bouwvlak niet meer dan 50% bedraagt.
3.2.3 horizontale diepte
In afwijking van het bepaalde in artikel d mag een aan- en uitbouw, overkapping of bijgebouw met een horizontale diepte van 6 m van de oorspronkelijke achtergevel aan de achterzijde van de bedrijfswoning worden gerealiseerd die voldoet aan de volgende kenmerken:
-
niet dieper dan de oorspronkelijke achtergevel breed is;
-
niet breder dan 50% van de oorspronkelijke achtergevel, met een maximum van 3 m;
-
maximale goot- en boeiboordhoogte niet meer dan de eerste bouwlaag, + 0,25 m;
-
maximale bouwhoogte aan- en uitbouwen en bijgebouwen niet meer dan 6 m;
-
maximale bouwhoogte van overkappingen niet meer dan de eerste bouwlaag + 0,25 m.
3.2.4 ondergrondse bouwwerken
Ondergrondse bouwwerken voldoen aan de volgende kenmerken:
-
het bepaalde in deze regels omtrent situering, de horizontale diepte en de oppervlakte van bouwwerken op overeenkomstige wijze van toepassing is op ondergrondse bouwwerken;
-
de verticale bouwdiepte van een (ondergronds) bouwwerk mag maximaal 3 m bedragen.
3.2.5 bouwwerken geen gebouwen zijnde
Bouwwerken geen gebouwen zijnde voldoen aan de volgende kenmerken:
-
sleufsilo’s, silo’s, windmolens en mestopslagplaatsen mogen niet buiten het bouwvlak worden gebouwd;
-
maximale bouwhoogte erf- en terreinafscheidingen vóór (het verlengde van)
de voorgevel van de bedrijfswoning 1 m;
-
maximale bouwhoogte erf- en terreinafscheidingen achter (het verlengde van)
de voorgevel van de bedrijfswoning 2 m;
-
maximale bouwhoogte overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, binnen het bouwvlak maximaal 8 m;
-
maximale bouwhoogte bouwwerken, geen gebouwen zijnde, buiten het bouwvlak maximaal 3 m;
-
in afwijking van het bepaalde in artikel 3.2.5 onder d bedraagt de maximale bouwhoogte van krachtvoeder- en kunstmestsilo’s 15 m.
3.3 ontheffing van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in artikel 3.2.1 onder c voor het verhogen van de bouwhoogte tot maximaal 10 m ten behoeve voor het onderbrengen van krachtvoedersilo’s.
3.4 ontheffing van de gebruiksregels
3.4.1 verblijfsrecreatieve voorzieningen
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in artikel 3.1 teneinde van verblijfsrecreatieve voorzieningen in de vorm van standplaatsen voor kampeermiddelen, met uitzondering van stacaravans, mits wordt voldaan aan de volgende kenmerken:
-
de gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfsbebouwing van het betreffende agrarisch bedrijf mag niet worden vergroot, voorzover deze vergroting betrekking heeft op het met ontheffing toegestane gebruik;
-
de gezamenlijke oppervlakte aan gebouwen en onbebouwde grond, beide in het bouwvlak, ten behoeve van kleinschalig kamperen mag in geen geval meer bedragen dan in totaal 300 m². Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen tot maximaal 1.000 m²;
-
onverkort geldt dat het kleinschalig kamperen een ondergeschikt bestanddeel van de totale productieomvang van de hoofdfunctie dient te zijn;
-
verblijfsrecreatieve voorzieningen dienen bovendien te voldoen aan de volgende kenmerken:
-
standplaatsen voor kampeermiddelen zijn ook buiten een bouwperceel toegestaan tot een afstand van 25 m uit de grens van het bouwperceel;
-
het gebruik als standplaats voor kampeermiddelen geldt per bouwperceel voor ten hoogste 10 kampeermiddelen, in de periode van 15 maart t/m 31 oktober;
-
de agrarische functie van aangrenzende, niet bij het bedrijf behorende gronden en bebouwing mag niet onevenredig worden aangetast;
-
in vergelijking met het agrarische gebruik mag geen onevenredig grotere verkeersbelasting op aangrenzende wegen en paden plaatsvinden;
-
het parkeren behorende bij het andere gebruik dient binnen het betreffende bouwperceel plaats te vinden;
-
het andere gebruik mag door de visuele aspecten, zoals buitenopslag en –stalling, reclame-uitingen en technische installaties, het karakter van de omgeving niet onevenredig aantasten; ter bewerkstelliging van een redelijke visuele inpassing van een en ander in het landschap kunnen nadere eisen worden gesteld betreffende situering en afscherming door beplanting of anderszins.
3.4.2 bed and breakfast
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in artikel 3.1 voor het toestaan van kleinschalige verblijfsrecreatie, uitsluitend in de vorm van “bed and breakfast” met bijbehorende voorzieningen, mits wordt voldaan aan de volgende kenmerken:
-
maximaal 30% van de oppervlakte van de op het moment van het nemen van het ontheffingsbesluit bestaande bebouwing, met een maximum van 50 m², hiervoor wordt gebruikt;
-
opslag en stalling in verband met de nevenactiviteiten uitsluitend inpandig
plaatsvinden;
-
voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;
-
geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in de omgeving aanwezige functies
en waarden;
-
geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van eigenaren en
gebruikers van omliggende gronden.
3.5 aanlegvergunning
3.5.1 aanlegvergunningplichtige werken
Het is verboden zonder of in afwijking van een aanlegvergunning van Burgemeester en wethouders op de in artikel 3.1.1 bedoelde gronden de volgende andere-werken uit te voeren:
-
het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen, woelen en mengen en ophogen van gronden;
-
het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, banen, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen;
-
het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en
overige waterpartijen;
-
het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en
apparatuur;
-
het scheuren van grasland;
-
het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen, het bebossen en aanplanten van gronden en het rooien en/of kappen van bos of andere houtgewassen;
-
andere-werken die een verandering van de waterhuishouding of het grondwaterpeil tot gevolg hebben, zoals drainage en (onder)bemaling.
3.5.2 weigering
Een aanlegvergunning als bedoeld in artikel 3.5.1 mag alleen en moet worden geweigerd indien door het uitvoeren van de andere-werken, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredig afbreuk wordt gedaan aan de natuur- en landschapswaarden en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende tegemoet kan worden gekomen.
3.5.3 uitzonderingen
Geen aanlegvergunning is nodig voor:
-
andere-werken die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen;
-
andere-werken die op het moment van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde dan wel verleende vergunning;
-
het aanbrengen van oppervlakteverhardingen binnen de bouwvlakken;
-
het ophogen en verlagen van grond over een oppervlakte van maximaal 20 m² en met een maximale hoogte van 0,2 m ten opzichte van het maaiveld.
Artikel 4 Agrarisch met waarden
4.1 bestemmingsomschrijving
4.1.1 algemeen
De voor Agrarisch met waarden aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
de uitoefening van een grondgebonden agrarisch bedrijf;
-
het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van de aanwezige en potentiële landschapswaarden ter plaatse van de aanduiding landschapswaarden;
-
het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van de aanwezige en potentiële landschaps- en natuurwaarden ter plaatse van de aanduiding natuurwaarden;
-
extensieve dagrecreatie ter plaatse van de aanduiding dagrecreatie;
met bijbehorende gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, ontsluitings-, parkeer- en groenvoorzieningen, paden, tuinen en erven.
4.2 bouwregels
4.2.1 gebouwen
Gebouwen mogen niet worden gebouwd.
4.2.2 bouwwerken geen gebouwen zijnde
Bouwwerken geen gebouwen zijnde voldoen aan de volgende kenmerken:
-
ter plaatse van de aanduiding natuurwaarden alleen duikers, bruggen en terreinafscheidingen worden gebouwd met een maximale bouwhoogte van:
-
duikers en bruggen 1,5 m;
-
terreinafscheidingen 1 m.
-
ter plaatse van de aanduiding landschapswaarden mogen alleen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een maximale bouwhoogte van:
-
duikers en bruggen 1,5 m;
-
terreinafscheidingen 1 m;
-
lichtmasten 6 m;
-
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde 3 m.
4.3 aanlegvergunning
4.3.1 aanlegvergunningplichtige werken
Het is verboden zonder of in afwijking van een aanlegvergunning van Burgemeester en wethouders op de in artikel 4.1 bedoelde gronden de volgende andere-werken uit te voeren:
-
het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen, woelen en mengen en ophogen van gronden;
-
het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, banen, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen;
-
het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en
overige waterpartijen;
-
het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en
apparatuur;
-
het scheuren van grasland;
-
het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen, het bebossen en aanplanten van gronden en het rooien en/of kappen van bos of andere houtgewassen;
-
andere-werken die een verandering van de waterhuishouding of het grondwaterpeil tot gevolg hebben, zoals drainage en (onder)bemaling.
4.3.2 weigering
Een aanlegvergunning als bedoeld in artikel 4.3.1 mag alleen en moet worden geweigerd indien door het uitvoeren van de andere-werken, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredig afbreuk wordt gedaan aan de natuur- en landschapswaarden en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende tegemoet kan worden gekomen.
4.3.3 verlening
Een aanlegvergunning als bedoeld in artikel 4.3.1 wordt niet verleend dan nadat Burgemeester en wethouders daarover een advies hebben ingewonnen van een onafhankelijk landschapsdeskundige indien de werken en/of werkzaamheden plaats vinden op de gronden ter plaatse van de aanduidingen natuurwaarden en/of landschapswaarden.
4.3.4 archeologisch deskundige
Een aanlegvergunning als bedoeld in artikel 4.3.1 wordt niet verleend dan nadat Burgemeester en wethouders daarover een advies hebben ingewonnen van bij een archeologisch deskundige indien de werken en/of werkzaamheden plaats vinden op de gronden ter plaatse van de dubbelbestemming “Waarde - Archeologie”.
4.3.5 uitzondering
Geen aanlegvergunning is nodig voor:
-
andere-werken die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen;
-
andere-werken die op het moment van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde dan wel verleende vergunning.
Artikel 5 Bedrijf
5.1 bestemmingsomschrijving
5.1.1 algemeen
De voor Bedrijf aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
bedrijven voorkomend in categorie 1 en 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten;
-
een autobedrijf inclusief detailhandel in volumineuze goederen, autoplaatwerkerij en autoherstelinrichting voorkomend in categorie 3.2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten ter plaatse van de aanduiding specifieke vorm van bedrijf - 1;
-
bedrijven voorkomend in de categorieën 1 t/m 3.1 van de Staat van bedrijfsactiviteiten, alsmede een transportbedrijf voorkomend in categorie 3.2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten ter plaatse van de aanduiding specifieke vorm van bedrijf - 2;
-
bedrijven voorkomend in de categorieën 1 t/m 3.1 van de Staat van bedrijfsactiviteiten, alsmede een vaten-, vernis- en verffabriek voorkomend in categorie 4.2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten ter plaatse van de aanduiding specifieke vorm van bedrijf - 3;
-
een smederij voorkomend in de categorieën 1 t/m 3.1 van de Staat van bedrijfsactiviteiten ter plaatse van de aanduiding specifieke vorm van bedrijf - 4;
-
een kantoor ter plaatse van de aanduiding kantoor;
-
een bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding bedrijfswoning;
-
met bijbehorende gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, wegen en paden, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding, tuinen en erven.
5.1.2 autoplaatwerkerij
In aanvulling op het bepaalde in artikel 5.1.1 onder b geldt dat het bedrijfsvloeroppervlak voor de autoplaatwerkerij maximaal 75 m² bedraagt.
5.1.3 detailhandel
De gronden zijn mede bestemd voor detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit van de bedrijfsactiviteiten.
5.1.4 bedrijfsvloeroppervlak
Voor de in artikel 5.1.3 genoemde detailhandel geldt, dat het bedrijfsvloeroppervlak maximaal 30% van de vloeroppervlakte van de gebouwen bedraagt met een absoluut maximum van 50 m2.
5.2 bouwregels
5.2.1 bedrijfsgebouwen en bedrijfswoningen
Bedrijfsgebouwen en bedrijfswoningen voldoen aan de volgende kenmerken:
-
gebouwd binnen het bouwvlak;
-
ter plaatse van de aanduiding maximale goothoogte is ten hoogste de aangegeven maximale goot- en boeiboordhoogte toegestaan;
-
ter plaatse van de aanduiding maximale bouwhoogte is ten hoogste de aangegeven maximale bouwhoogte toegestaan;
-
ter plaatse van de aanduiding maximum bebouwingspercentage is ten hoogste het aangegeven maximum bebouwingspercentage toegestaan. Indien geen bebouwingspercentage is aangegeven mag het bouwvlak volledig worden bebouwd;
-
inhoud van de bedrijfswoning maximaal 450 m3.
5.2.2 aan- en uitbouwen, bijgebouwen bij de bedrijfswoning
Aan- en uitbouwen, bijgebouwen bij de bedrijfswoning voldoen aan de volgende kenmerken:
-
gebouwd op het zij- en achtererf en minimaal 3 m achter (het verlengde van) de voorgevel van de bedrijfswoning;
-
in het geval van een vrijstaand bijgebouw, dient de afstand tussen het vrijstaande bijgebouw en de overige aan- en uitbouwen, aangebouwde bijgebouwen en andere vrijstaande bijgebouwen minimaal 1 m te bedragen;
-
aan- en uitbouwen, overkappingen of bijgebouwen aan de achterzijde mogen niet breder zijn dan de oorspronkelijke achtergevel van de bedrijfswoning;
-
horizontale van diepte aan- en uitbouwen, overkappingen of bijgebouwen niet meer dan 3 m buiten het bouwvlak;
-
aan- en uitbouwen, overkappingen en bijgebouwen aan de zijgevel mogen niet dieper zijn dan de oorspronkelijke achtergevel breed is;
-
aan- en uitbouwen, overkappingen en bijgebouwen aan de zijgevel mogen niet meer dan 6 meter uitsteken buiten het bouwvlak;
-
de goot- en boeiboordhoogte van aan- en uitbouwen, overkappingen en bijgebouwen mag niet meer dan de eerste bouwlaag bedragen, + 0,25 m;
-
de bouwhoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer dan 6 m bedragen;
-
de bouwhoogte van overkappingen mag niet meer dan de eerste bouwlaag + 0,25 m bedragen;
-
gezamenlijke oppervlakte voor zover gebouwd buiten het bouwvlak per hoofdgebouw niet meer dan 50 m², mits het bebouwingspercentage van het gedeelte van het bouwperceel buiten het bouwvlak niet meer dan 50% bedraagt.
5.2.3 horizontale diepte
In afwijking van het bepaalde in artikel d mag een aan- en uitbouw, overkapping of bijgebouw met een horizontale diepte van 6 m van de oorspronkelijke achtergevel aan de achterzijde van de bedrijfswoning worden gerealiseerd die voldoet aan de volgende kenmerken:
-
niet dieper dan de oorspronkelijke achtergevel breed is;
-
niet breder dan 50% van de oorspronkelijke achtergevel, met een maximum van 3 m;
-
maximale goot- en boeiboordhoogte niet meer dan de eerste bouwlaag, + 0,25 m;
-
maximale bouwhoogte aan- en uitbouwen en bijgebouwen niet meer dan 6 m;
-
maximale bouwhoogte van overkappingen niet meer dan de eerste bouwlaag + 0,25 m.
5.2.4 ondergrondse bouwwerken
Ondergrondse bouwwerken voldoen aan de volgende kenmerken:
-
het bepaalde in deze regels omtrent situering, de horizontale diepte en de oppervlakte van bouwwerken op overeenkomstige wijze van toepassing is op ondergrondse bouwwerken;
-
de verticale bouwdiepte van een (ondergronds) bouwwerk mag maximaal 3 m bedragen.
5.2.5 bouwwerken geen gebouwen zijnde
Bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde maximaal:
-
erf- en terreinafscheidingen vóór (het verlengde van)
de voorgevel van de bedrijfswoning 1 m;
-
erf- en terreinafscheidingen achter (het verlengde van)
de voorgevel van de bedrijfswoning 2 m;
-
overige bouwwerken geen gebouwen zijnde 3 m;
-
in afwijking van het bepaalde in artikel 5.2.5 onder c bedraagt de maximale bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde ter plaatse van de aanduidingen specifieke vorm van bedrijven - 1, - 2, en - 3, 6 m.
5.3 specifieke gebruiksregels
5.3.1 verboden gebruik
Onder verboden gebruik als bedoeld in artikel 7.10 eerste lid Wro wordt mede verstaan een gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van:
-
bedrijven als bedoeld in artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit Wet milieubeheer;
-
bedrijven die vallen onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen, met uitzondering van bestaande bedrijven die onder dit Besluit vallen;
-
vuurwerkbedrijven;
-
inrichtingen die zijn genoemd in bijlage C en D van het Besluit m.e.r.
5.3.2 onbebouwde gronden
In aanvulling op het bepaalde in artikel 5.3.1 is het verboden om de onbebouwde gronden ter plaatse van de aanduiding specifieke vorm van bedrijf - 1 te gebruiken voor opslag van materialen en/of goederen.
5.4 ontheffing van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in artikel 5.1 jo. artikel 7.10 eerste lid Wro voor het toestaan van een ander bedrijf dan ter plaatse is toegestaan, mits:
-
het bedrijf is opgenomen in de Staat van bedrijfsactiviteiten en dat voor wat betreft de aard en de omvang van de milieuhinder die het veroorzaakt gelijk kan worden gesteld met het ter plaatse gevestigde bedrijf op het moment van ter inzage legging van voorliggend bestemmingsplan;
-
geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de bouw- en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het bedrijf niet valt onder de categorie 4.2 en volgende;
-
het bedrijf geen detailhandels- en/of horecabedrijf betreft.
Artikel 6 Dienstverlening
6.1 bestemmingsomschrijving
6.1.1 algemeen
De voor Dienstverlening aangewezen gronden zijn bestemd voor dienstverlening met bijbehorende gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, paden, speelvoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding, tuinen en erven.
6.1.2 bedrijfswoningen
Bedrijfswoningen zijn niet toegestaan.
6.2 bouwregels
6.2.1 gebouwen
Gebouwen voldoen aan de volgende kenmerken:
-
gebouwd binnen het bouwvlak;
-
ter plaatse van de aanduiding maximale goothoogte is ten hoogste de aangegeven maximale goot- en boeiboordhoogte toegestaan;
-
ter plaatse van de aanduiding maximale bouwhoogte is ten hoogste de aangegeven maximale bouwhoogte toegestaan.
6.2.2 ondergrondse bouwwerken
Ondergrondse bouwwerken voldoen aan de volgende kenmerken:
-
het bepaalde in deze regels omtrent situering, de horizontale diepte en de oppervlakte van bouwwerken op overeenkomstige wijze van toepassing is op ondergrondse bouwwerken;
-
de verticale bouwdiepte van een (ondergronds) bouwwerk mag maximaal 3 m bedragen.
6.2.3 bouwwerken geen gebouwen zijnde
Bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde maximaal:
-
erf- en terreinafscheidingen vóór (het verlengde van)
de voorgevel 1 m;
-
vlaggenmasten 6 m;
-
overige bouwwerken geen gebouwen zijnde 2 m.
Artikel 7 Gemengd
7.1 bestemmingsomschrijving
7.1.1 algemeen
De voor Gemengd aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
detailhandel op de begane grond en wonen;
-
dienstverlening op de begane grond en wonen;
-
ondergeschikte horeca ter plaatse van de aanduiding horeca;
met bijbehorende gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, wegen en paden, parkeervoorzieningen, speelvoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding, tuinen en erven.
7.2 bouwregels
7.2.1 hoofdgebouwen
Hoofdgebouwen voldoen aan de volgende kenmerken:
-
gebouwd binnen het bouwvlak;
-
ter plaatse van de aanduiding maximale goothoogte is ten hoogste de aangegeven maximale goot- en boeiboordhoogte toegestaan;
-
ter plaatse van de aangegeven maximale bouwhoogte is ten hoogste de aangegeven maximale bouwhoogte toegestaan.
7.2.2 aan- uitbouwen, bijgebouwen
Aan- en uitbouwen, bijgebouwen voldoen aan de volgende kenmerken:
-
gebouwd op het zij- en achtererf en minimaal 3 m achter (het verlengde van) de voorgevel van de woning;
-
in het geval van een vrijstaand bijgebouw, dient de afstand tussen het vrijstaande bijgebouw en de overige aan- en uitbouwen, aangebouwde bijgebouwen en andere vrijstaande bijgebouwen minimaal 1 m te bedragen;
-
aan- en uitbouwen, overkappingen of bijgebouwen aan de achterzijde mogen niet breder zijn dan de oorspronkelijke achtergevel van de woning;
-
horizontale van diepte aan- en uitbouwen, overkappingen of bijgebouwen niet meer dan 3 m buiten het bouwvlak;
-
aan- en uitbouwen, overkappingen en bijgebouwen aan de zijgevel mogen niet dieper zijn dan de oorspronkelijke achtergevel breed is;
-
aan- en uitbouwen, overkappingen en bijgebouwen aan de zijgevel mogen niet meer dan 6 meter uitsteken buiten het bouwvlak;
-
de goot- en boeiboordhoogte van aan- en uitbouwen, overkappingen en bijgebouwen mag niet meer dan de eerste bouwlaag bedragen, + 0,25 m;
-
de bouwhoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer dan 6 m bedragen;
-
de bouwhoogte van overkappingen mag niet meer dan de eerste bouwlaag + 0,25 m bedragen;
-
gezamenlijke oppervlakte voor zover gebouwd buiten het bouwvlak per hoofdgebouw niet meer dan 50 m², mits het bebouwingspercentage van het gedeelte van het bouwperceel buiten het bouwvlak niet meer dan 50% bedraagt.
7.2.3 horizontale diepte
In afwijking van het bepaalde in artikel 7.2.2d mag een aan- en uitbouw, overkapping of bijgebouw met een horizontale diepte van 6 m van de oorspronkelijke achtergevel aan de achterzijde van de woning worden gerealiseerd die voldoet aan de volgende kenmerken:
-
niet dieper dan de oorspronkelijke achtergevel breed is;
-
niet breder dan 50% van de oorspronkelijke achtergevel, met een maximum van 3 m;
-
maximale goot- en boeiboordhoogte niet meer dan de eerste bouwlaag, + 0,25 m;
-
maximale bouwhoogte aan- en uitbouwen en bijgebouwen niet meer dan 6 m;
-
maximale bouwhoogte van overkappingen niet meer dan de eerste bouwlaag + 0,25 m.
7.2.4 ondergrondse bouwwerken
Ondergrondse bouwwerken voldoen aan de volgende kenmerken:
-
het bepaalde in deze regels omtrent situering, de horizontale diepte en de oppervlakte van bouwwerken op overeenkomstige wijze van toepassing is op ondergrondse bouwwerken;
-
de verticale bouwdiepte van een (ondergronds) bouwwerk mag maximaal 3 m bedragen.
7.2.5 bouwwerken geen gebouwen zijnde
Bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde maximaal:
-
erf- en terreinafscheidingen vóór (het verlengde van)
de voorgevel van de woning 1 m;
-
erf- en terreinafscheidingen achter (het verlengde van)
de voorgevel van de woning 2 m;
-
overige bouwwerken geen gebouwen zijnde 3 m.
7.3 specifieke gebruiksregels
Onder verboden gebruik als bedoeld in artikel 7.10 eerste lid Wro wordt mede verstaan een gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel in volumineuze goederen.
Artikel 8 Gemengd - 1
8.1 bestemmingsomschrijving
8.1.1 algemeen
De voor Gemengd - 1 aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
detailhandel op de begane grond;
-
dienstverlening op de begane grond;
-
wonen op de verdiepingen;
met bijbehorende gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, wegen en paden, parkeervoorzieningen, speelvoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding, tuinen en erven.
8.2 bouwregels
8.2.1 gebouwen
Gebouwen voldoen aan de volgende kenmerken:
-
gebouwd binnen het bouwvlak;
-
ter plaatse van de aanduiding maximale goothoogte is ten hoogste de aangegeven maximale goot- en boeiboordhoogte toegestaan;
-
ter plaatse van de aangegeven maximale bouwhoogte is ten hoogste de aangegeven maximale bouwhoogte toegestaan.
8.2.2 aan- en uitbouwen, bijgebouwen
Aan- en uitbouwen, bijgebouwen voldoen aan de volgende kenmerken:
-
gebouwd op het zij- en achtererf en minimaal 3 m achter (het verlengde van) de voorgevel van de woning;
-
in het geval van een vrijstaand bijgebouw, dient de afstand tussen het vrijstaande bijgebouw en de overige aan- en uitbouwen, aangebouwde bijgebouwen en andere vrijstaande bijgebouwen minimaal 1 m te bedragen;
-
aan- en uitbouwen, overkappingen of bijgebouwen aan de achterzijde mogen niet breder zijn dan de oorspronkelijke achtergevel van de woning;
-
horizontale van diepte aan- en uitbouwen, overkappingen of bijgebouwen niet meer dan 3 m buiten het bouwvlak;
-
aan- en uitbouwen, overkappingen en bijgebouwen aan de zijgevel mogen niet dieper zijn dan de oorspronkelijke achtergevel breed is;
-
aan- en uitbouwen, overkappingen en bijgebouwen aan de zijgevel mogen niet meer dan 6 meter uitsteken buiten het bouwvlak;
-
de goot- en boeiboordhoogte van aan- en uitbouwen, overkappingen en bijgebouwen mag niet meer dan de eerste bouwlaag bedragen, + 0,25 m;
-
de bouwhoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer dan 6 m bedragen;
-
de bouwhoogte van overkappingen mag niet meer dan de eerste bouwlaag + 0,25 m bedragen;
-
gezamenlijke oppervlakte voor zover gebouwd buiten het bouwvlak per hoofdgebouw niet meer dan 50 m², mits het bebouwingspercentage van het gedeelte van het bouwperceel buiten het bouwvlak niet meer dan 50% bedraagt.
8.2.3 horizontale diepte
In afwijking van het bepaalde in artikel d mag een aan- en uitbouw, overkapping of bijgebouw met een horizontale diepte van 6 m van de oorspronkelijke achtergevel aan de achterzijde van de woning worden gerealiseerd die voldoet aan de volgende kenmerken:
-
niet dieper dan de oorspronkelijke achtergevel breed is;
-
niet breder dan 50% van de oorspronkelijke achtergevel, met een maximum van 3 m;
-
maximale goot- en boeiboordhoogte niet meer dan de eerste bouwlaag, + 0,25 m;
-
maximale bouwhoogte aan- en uitbouwen en bijgebouwen niet meer dan 6 m;
-
maximale bouwhoogte van overkappingen niet meer dan de eerste bouwlaag + 0,25 m.
8.2.4 ondergrondse bouwwerken
Ondergrondse bouwwerken voldoen aan de volgende kenmerken:
-
het bepaalde in deze regels omtrent situering, de horizontale diepte en de oppervlakte van bouwwerken op overeenkomstige wijze van toepassing is op ondergrondse bouwwerken;
-
de verticale bouwdiepte van een (ondergronds) bouwwerk mag maximaal 3 m bedragen.
8.2.5 bouwwerken geen gebouwen zijnde
Bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde maximaal:
-
erf- en terreinafscheidingen vóór (het verlengde van)
de voorgevel van de woning 1 m;
-
erf- en terreinafscheidingen achter (het verlengde van)
de voorgevel van de woning 2 m;
-
overige bouwwerken geen gebouwen zijnde 3 m.
8.3 specifieke gebruiksregels
Onder verboden gebruik als bedoeld in artikel 7.10 eerste lid Wro wordt mede verstaan een gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel in volumineuze goederen.
Artikel 9 Groen
9.1 bestemmingsomschrijving
9.1.1 algemeen
De voor Groen aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
groenvoorzieningen, bermen en beplanting;
-
plantsoenen;
-
paden, speelvoorzieningen, speelterreinen, in- en uitritten, verhardingen;
-
water en voorzieningen voor de waterhuishouding;
met bijbehorende bouwwerken geen gebouwen zijnde, waaronder bruggen en wegen en verhardingen en met inachtneming van de Keur van de waterbeheerder.
9.2 bouwregels
9.2.1 gebouwen
Gebouwen mogen niet worden gebouwd.
9.2.2 bouwwerken geen gebouwen zijnde
Bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde maximaal:
-
lichtmasten 6 m;
-
overige bouwwerken geen gebouwen zijnde 3 m.
Artikel 10 Horeca
10.1 bestemmingsomschrijving
10.1.1 algemeen
De voor Horeca aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
horeca ter plaatse van de aanduiding:horeca ten hoogste tot en met de horecacategorie 1, horeca tot en met categorie 1 van de Staat van horeca-inrichtingen;
-
horeca ter plaatse van de aanduiding:
horeca ten hoogste tot en met de horecacategorie 2, horeca tot en met categorie 2 van de Staat van horeca-inrichtingen;
-
een bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding bedrijfswoning;
met bijbehorende gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, wegen en paden, parkeervoorzieningen, speelvoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding, tuinen en erven.
10.2 bouwregels
10.2.1 bedrijfsgebouwen en bedrijfswoningen
Bedrijfsgebouwen en bedrijfswoningen voldoen aan de volgende kenmerken:
-
gebouwd binnen het bouwvlak;
-
ter plaatse van de aanduiding maximale goothoogte is ten hoogste de aangegeven maximale goot- en boeiboordhoogte toegestaan;
-
ter plaatse van de aanduiding maximale bouwhoogte is ten hoogste de aangegeven maximale bouwhoogte toegestaan.
10.2.2 aan- en uitbouwen, bijgebouwen
Aan- en uitbouwen, bijgebouwen bij de bedrijfswoning voldoen aan de volgende kenmerken:
-
gebouwd op het zij- en achtererf en minimaal 3 m achter (het verlengde van) de voorgevel van de bedrijfswoning;
-
in het geval van een vrijstaand bijgebouw, dient de afstand tussen het vrijstaande bijgebouw en de overige aan- en uitbouwen, aangebouwde bijgebouwen en andere vrijstaande bijgebouwen minimaal 1 m te bedragen;
-
aan- en uitbouwen, overkappingen of bijgebouwen aan de achterzijde mogen niet breder zijn dan de oorspronkelijke achtergevel van de bedrijfswoning;
-
horizontale van diepte aan- en uitbouwen, overkappingen of bijgebouwen niet meer dan 3 m buiten het bouwvlak;
-
aan- en uitbouwen, overkappingen en bijgebouwen aan de zijgevel mogen niet dieper zijn dan de oorspronkelijke achtergevel breed is;
-
aan- en uitbouwen, overkappingen en bijgebouwen aan de zijgevel mogen niet meer dan 6 meter uitsteken buiten het bouwvlak;
-
de goot- en boeiboordhoogte van aan- en uitbouwen, overkappingen en bijgebouwen mag niet meer dan de eerste bouwlaag bedragen, + 0,25 m;
-
de bouwhoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer dan 6 m bedragen;
-
de bouwhoogte van overkappingen mag niet meer dan de eerste bouwlaag + 0,25 m bedragen;
-
gezamenlijke oppervlakte voor zover gebouwd buiten het bouwvlak per hoofdgebouw niet meer dan 50 m², mits het bebouwingspercentage van het gedeelte van het bouwperceel buiten het bouwvlak niet meer dan 50% bedraagt.
10.2.3 horizontale diepte
In afwijking van het bepaalde in artikel d mag een aan- en uitbouw, overkapping of bijgebouw met een horizontale diepte van 6 m van de oorspronkelijke achtergevel aan de achterzijde van de bedrijfswoning worden gerealiseerd die voldoet aan de volgende kenmerken:
-
niet dieper dan de oorspronkelijke achtergevel breed is;
-
niet breder dan 50% van de oorspronkelijke achtergevel, met een maximum van 3 m;
-
maximale goot- en boeiboordhoogte niet meer dan de eerste bouwlaag, + 0,25 m;
-
maximale bouwhoogte aan- en uitbouwen en bijgebouwen niet meer dan 6 m;
-
maximale bouwhoogte van overkappingen niet meer dan de eerste bouwlaag + 0,25 m.
10.2.4 ondergrondse bouwwerken
Ondergrondse bouwwerken voldoen aan de volgende kenmerken:
-
het bepaalde in deze regels omtrent situering, de horizontale diepte en de oppervlakte van bouwwerken op overeenkomstige wijze van toepassing is op ondergrondse bouwwerken;
-
de verticale bouwdiepte van een (ondergronds) bouwwerk mag maximaal 3 m bedragen.
10.2.5 bouwwerken geen gebouwen zijnde
Bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde maximaal:
-
erf- en terreinafscheidingen vóór (het verlengde van)
de voorgevel van de bedrijfswoning 1 m;
-
erf- en terreinafscheidingen achter (het verlengde van)
de voorgevel van de bedrijfswoning 2 m;
-
overige bouwwerken geen gebouwen zijnde 3 m.
Artikel 11 Kantoor
11.1 bestemmingsomschrijving
11.1.1 algemeen
De voor Kantoor aangewezen gronden zijn bestemd voor kantoren, met bijbehorende gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, wegen en paden, parkeervoorzieningen, speelvoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding, tuinen en erven.
11.1.2 bedrijfswoningen
Bedrijfswoningen zijn niet toegestaan.
11.2 bouwregels
11.2.1 hoofdgebouwen
Hoofdgebouwen voldoen aan de volgende kenmerken:
-
gebouwd binnen het bouwvlak;
-
ter plaatse van de aanduiding maximale goothoogte is ten hoogste de aangegeven maximale goot- en boeiboordhoogte toegestaan;
-
ter plaatse van de aanduiding maximale bouwhoogte is ten hoogste de aangegeven maximale bouwhoogte toegestaan;
11.2.2 ondergrondse bouwwerken
Ondergrondse bouwwerken voldoen aan de volgende kenmerken:
-
het bepaalde in deze regels omtrent situering, de horizontale diepte en de oppervlakte van bouwwerken op overeenkomstige wijze van toepassing is op ondergrondse bouwwerken;
-
de verticale bouwdiepte van een (ondergronds) bouwwerk mag maximaal 3 m bedragen.
11.2.3 bouwwerken geen gebouwen zijnde
Bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde maximaal:
-
vlaggenmasten 6 m;
-
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde 3 m.
Artikel 12 Maatschappelijk
12.1 bestemmingsomschrijving
12.1.1 algemeen
De voor Maatschappelijk aangewezen gronden zijn bestemd voor maatschappelijke voorzieningen, met bijbehorende gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, wegen en paden, parkeervoorzieningen, speelvoorzieningen, geldautomaten, water en voorzieningen voor de waterhuishouding, tuinen en erven.
12.1.2 dienstwoningen
Dienstwoningen zijn niet toegestaan.
12.2 bouwregels
12.2.1 gebouwen
Gebouwen voldoen aan de volgende kenmerken:
-
gebouwd binnen het bouwvlak;
-
ter plaatse van de aanduiding maximale goothoogte is ten hoogste de aangegeven maximale goot- en boeiboordhoogte toegestaan;
-
ter plaatse van de aanduiding maximale bouwhoogte is ten hoogste de aangegeven maximale bouwhoogte toegestaan;
-
ter plaatse van de aanduiding maximum bebouwingspercentage is ten hoogste het aangegeven maximum bebouwingspercentage toegestaan. Indien geen bebouwingspercentage is aangegeven mag het bouwvlak volledig worden bebouwd.
12.2.2 ondergrondse bouwwerken
Ondergrondse bouwwerken voldoen aan de volgende kenmerken:
-
het bepaalde in deze regels omtrent situering, de horizontale diepte en de oppervlakte van bouwwerken, alsmede bebouwingspercentage, op overeenkomstige wijze van toepassing is op ondergrondse bouwwerken;
-
de verticale bouwdiepte van een (ondergronds) bouwwerk mag maximaal 3 m bedragen.
12.2.3 bouwwerken geen gebouw zijnde
Bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde maximaal:
-
erf- en terreinafscheidingen vóór (het verlengde van)
de voorgevel van het gebouw 1 m;
-
erf- en terreinafscheidingen achter (het verlengde van)
de voorgevel van het gebouw 2 m;
-
overige bouwwerken geen gebouwen zijnde 3 m.
12.3 aanlegvergunning
12.3.1 aanlegvergunningplichtige werken
Het is verboden zonder of in afwijking van een aanlegvergunning van Burgemeester en wethouders op de in artikel 12.1 bedoelde gronden geheel of gedeeltelijk tuinmuren te slopen.
12.3.2 weigering
Een aanlegvergunning mag alleen en moet worden geweigerd, indien door het uitvoeren van het ander-werk dan wel door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de cultuurhistorische waarden van het gebied en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende kan worden tegemoet gekomen.
12.3.3 uitzonderingen
Geen aanlegvergunning is nodig voor:
-
andere-werken die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen;
-
andere-werken die op het moment van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde dan wel verleende vergunning.
Artikel 13 Natuur
13.1 bestemmingsomschrijving
13.1.1 algemeen
De voor Natuur aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van aanwezige of potentiële landschappelijke en natuurlijke waarden;
-
waterhuishoudkundige doeleinden, waterberging, waterlopen;
-
een garage ter plaatse van de aanduiding garage;
-
opslag ter plaatse van de aanduiding opslag;
-
met bijbehorende bouwwerken geen gebouwen zijnde, bruggen, dammen, oeverbeschoeiingen, duikers, wegen en paden.
13.2 bouwregels
13.2.1 gebouwen
Gebouwen voldoen aan de volgende kenmerken:
-
gebouwd binnen het bouwvlak;
-
ter plaatse van de aanduiding maximale bouwhoogte is ten hoogste de aangegeven bouwhoogte toegestaan;
-
ter plaatse van de aanduiding maximale goothoogte is ten hoogste de aangegeven goot- en boeiboordhoogte toegestaan.
13.2.2 bouwwerken geen gebouwen zijnde
Uitsluitend de volgende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen worden gebouwd, mits wordt voldaan aan volgende maximale bouwhoogte:
-
duikers 3 m;
-
bruggen 3 m;
-
erfafscheidingen 1 m;
-
straatmeubilair 3 m.
13.3 aanlegvergunning
13.3.1 aanlegvergunningplichtige werken
Het is verboden zonder of in afwijking van een aanlegvergunning van Burgemeester en wethouders op de in artikel 13.1 bedoelde gronden de volgende andere-werken uit te voeren:
-
het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen, woelen en mengen en ophogen van gronden;
-
het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, banen, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen;
-
het aanleggen, beschoeien, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen;
-
het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en
apparatuur;
-
het scheuren van grasland;
-
het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen, het bebossen en aanplanten van gronden en het rooien en/of kappen van bos of andere houtgewassen;
-
andere-werken die een verandering van de waterhuishouding of het grondwaterpeil tot gevolg hebben, zoals drainage en (onder)bemaling.
13.3.2 weigering
Een aanlegvergunning als bedoeld in artikel 1.1.41 mag alleen en moet worden geweigerd indien door het uitvoeren van de andere-werken, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredig afbreuk wordt gedaan aan de aanwezige en potentiële landschappelijke en natuurlijke waarden en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende tegemoet kan worden gekomen.
13.3.3 uitzonderingen
Geen aanlegvergunning is nodig voor:
-
andere-werken die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen;
-
andere-werken die worden uitgevoerd ter plaatse van de aanduiding water;
-
andere-werken die op het moment van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde dan wel verleende vergunning.
Artikel 14 Recreatie
14.1 bestemmingsomschrijving
14.1.1 algemeen
De voor Recreatie aangewezen gronden zijn bestemd voor volkstuinen ter plaatse van de aanduiding volkstuin met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wegen en paden.
14.2 bouwregels
14.2.1 gebouwen
Gebouwen mogen niet worden gebouwd.
14.2.2 bouwwerken geen gebouwen zijnde
Bouwwerken geen gebouwen zijnde voldoen aan de volgende kenmerken:
-
maximale bouwhoogte:
-
broeikassen 0,3 m;
-
bergkasten 0,6 m;
-
terreinafscheidingen 1 m;
-
overige bouwwerken geen gebouwen zijnde 2 m.
-
de gezamenlijke oppervlakte van bergkasten en broeikassen mag ten hoogste 1,5 m² respectievelijk 11,5 m² per volkstuin bedragen.
Artikel 15 Sport
15.1 bestemmingsomschrijving
15.1.1 algemeen
De voor Sport aangewezen gronden zijn bestemd voor sportactiviteiten, met bijbehorende gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, wegen en paden, speelvoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding.
15.1.2 bedrijfswoningen
Bedrijfswoningen zijn niet toegestaan.
15.2 bouwregels
15.2.1 gebouwen
Gebouwen voldoen aan de volgende kenmerken:
-
gebouwd binnen het bouwvlak;
-
ter plaatse van de aanduiding maximale goothoogte is ten hoogste de aangegeven maximale goot- en boeiboordhoogte toegestaan;
-
ter plaatse van de aanduiding maximale bouwhoogte is ten hoogste de aangegeven maximale bouwhoogte toegestaan.
15.2.2 ondergrondse bouwwerken
Ondergrondse bouwwerken voldoen aan de volgende kenmerken:
-
het bepaalde in deze regels omtrent situering, de horizontale diepte en de oppervlakte van bouwwerken, alsmede bebouwingspercentage, op overeenkomstige wijze van toepassing is op ondergrondse bouwwerken;
-
de verticale bouwdiepte van een (ondergronds) bouwwerk mag maximaal 3 m bedragen.
15.2.3 bouwwerken geen gebouwen zijnde
Bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal 3 m.
Artikel 16 Tuin
16.1 bestemmingsomschrijving
16.1.1 algemeen
De voor Tuin aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
tuinen;
-
theehuizen;
-
parkeren, met uitzondering van gronden gelegen binnen het beschermd dorpsgezicht;
-
erven ter plaatse van de aanduiding erf;
-
een overkapping per woning ter plaatse van de aanduiding specifieke bouwaanduiding -1;
met bijbehorende bouwwerken geen gebouwen zijnde en in- en uitritten.
16.2 bouwregels
16.2.1 gebouwen
Gebouwen voldoen aan de volgende kenmerken:
-
gebouwd binnen het bouwvlak;
-
ter plaatse van de aanduiding maximale bouwhoogte is ten hoogste de aangegeven maximale bouwhoogte toegestaan;
-
ter plaatse van de aanduiding maximale goothoogte is ten hoogste de aangegeven maximale goot- en boeiboordhoogte toegestaan.
16.2.2 erf
In afwijking van het bepaalde in artikel 16.2.1 is ter plaatse van de aanduiding erf één bijgebouw per woonschip toegestaan, met dien verstande dat:
-
de oppervlakte van het bijgebouw niet meer dan 9 m² bedraagt;
-
de goot- en bouwhoogte niet meer bedragen dan respectievelijk 3,5 m en 4 m.
16.2.3 bouwwerken geen gebouwen zijnde
Bouwwerken geen gebouwen zijnde voldoen aan de volgende kenmerken:
-
maximale bouwhoogte:
-
erf- en terreinafscheidingen vóór (het verlengde van) de voorgevel van de woning 1 m;
-
erf- en terreinafscheidingen achter (het verlengde van) de voorgevel van de woning 2 m;
-
erf- en terreinafscheidingen ter plaatse van de aanduiding erf 1 m;
-
pergola’s 2,5 m;
-
overige bouwwerken geen gebouwen zijnde 3 m;
-
overkappingen zijn niet toegestaan, met uitzondering van gronden ter plaatse van de aanduiding specifieke bouwaanduiding - 1, met een maximale oppervlakte van 15 m².
16.2.4 afwijking bouwwerken geen gebouwen zijnde
In afwijking van het bepaalde in artikel 16.2.3 geldt voor gronden bestemd als “Tuin” die grenzen aan de Vecht een maximale bouwhoogte voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde van maximaal 1 m.
16.3 ontheffing van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in artikel 16.2.3 onder a, sub 3 voor het vergroten van de maximale bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen tot maximaal 3 m.
Artikel 17 Tuin - 1
17.1 bestemmingsomschrijving
17.1.1 algemeen
De voor Tuin - 1 aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
tuinen;
-
overtuinen;
-
parkeren, met uitzondering van gronden gelegen binnen het beschermd dorpsgezicht;
-
een garage ter plaatse van aanduiding garage;
met bijbehorende pergola’s en erfafscheidingen in de vorm van hagen, tuinmuren, schuttingen, hekken en in- en uitritten.
17.2 bouwregels
17.2.1 gebouwen
Gebouwen voldoen aan de volgende kenmerken:
-
gebouwd binnen het bouwvlak;
-
maximale goot- en boeiboordhoogte 3 m;
-
maximale bouwhoogte 4 m.
17.2.2 bouwwerken geen gebouwen zijnde
Maximale bouwhoogte bouwwerken geen gebouwen zijnde:
-
erf- en terreinafscheidingen 1 m;
-
pergola’s 2,5 m;
-
overige bouwwerken geen gebouwen zijnde 3 m.
17.2.3 afwijking bouwwerken geen gebouwen zijnde
In afwijking van het bepaalde in artikel 17.2.2 geldt voor gronden bestemd als “Tuin - 1” die grenzen aan de Vecht een maximale bouwhoogte voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde van maximaal 1 m.
17.3 aanlegvergunning
17.3.1 aanlegvergunningplichtige werken
Het is verboden zonder of in afwijking van een aanlegvergunning van Burgemeester en wethouders op de in artikel 17.1 bedoelde gronden andere-werken uit te voeren zijnde:
-
het aanleggen van oppervlakteverhardingen;
-
het geheel of gedeeltelijk slopen van schuttingen, hekken en pergola’s;
-
het vellen en/of rooien dan wel handelingen te verrichten die de dood van of ernstige schade aan de hagen veroorzaakt.
17.3.2 weigering
Een aanlegvergunning als bedoeld in artikel 17.3.1 mag alleen en moet worden geweigerd indien door het uitvoeren van de andere-werken, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredig afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke en/of cultuurhistorische waarden en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende tegemoet kan worden gekomen.
17.3.3 uitzonderingen
Geen aanlegvergunning is nodig voor:
-
andere-werken die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen;
-
andere-werken die op het moment van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde dan wel verleende vergunning.
17.4 specifieke gebruiksregels
Onder verboden gebruik als bedoeld in artikel 7.10 eerste lid Wro wordt mede verstaan een gebruik van gronden ten behoeve van opslag van materialen en goederen.
Artikel 18 Verkeer
18.1 bestemmingsomschrijving
18.1.1 algemeen
De voor Verkeer aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
wegen en straten, wandel- en fietspaden met een functie voornamelijk gericht op verblijf als de afwikkeling van het doorgaande verkeer;
-
parkeer-, groen- en speelvoorzieningen;
-
waterhuishoudkundige doeleinden, waterberging en waterlopen;
-
garages ter plaatse van de aanduiding garage;
-
duikers;
-
straatmeubilair;
-
een brug ter plaatse van de aanduiding brug;
-
een terras ter plaatse van de aanduiding terras;
-
met bijbehorende gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde.
18.1.2 aanduiding brug
In aanvulling op het bepaalde in artikel 18.1 onder g mogen ter plaatse van de aanduiding brug de gronden worden gebruikt voor het bepaalde in Artikel 19.
18.2 bouwregels
18.2.1 gebouwen
Gebouwen voldoen aan de volgende kenmerken:
-
gebouwd binnen het bouwvlak;
-
maximale bouwhoogte 3 m.
18.2.2 bouwwerken geen gebouwen zijnde
Bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde:
-
lichtmasten en bruggen 9 m;
-
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde 3 m.
Artikel 19 Water
19.1 bestemmingsomschrijving
19.1.1 algemeen
De voor Water aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
waterhuishoudkundige doeleinden;
-
waterberging;
-
waterlopen;
-
het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van aanwezige of potentiële landschappelijke en natuurlijke waarden ter plaatse van de aanduiding ecologische verbindingszone;
-
steigers aan de oever van een tuin en/of erf van een woning of woonschip;
-
het bestaande aantal woonschepen ter plaatse van de aanduiding woonschepenligplaats;
-
ligplaatsen voor recreatievaartuigen;
-
met bijbehorende bouwwerken geen gebouwen zijnde waaronder sluizen, bruggen, dammen, oeverbeschoeiingen en/of duikers.
19.1.2 woonschepen
In aanvulling op het bepaalde in artikel 19.1 onder f zijn woonschepen toegestaan ter plaatse van de aanduiding woonschepenligplaats die voldoen aan de volgende kenmerken:
-
lengte maximaal 18 m;
-
breedte maximaal 6 m;
-
goot- en boeiboordhoogte maximaal 3,5 m;
-
bouwhoogte maximaal 4 m;
-
diepte omloop en overstek maximaal 0,8 m;
-
diepte dakoverstek maximaal 0,3 m;
-
onderlinge afstand tussen tweewoonschepen of enige uitstekend deel daarvan minimaal 5 m.
19.1.3 recreatievaartuigen
In aanvulling op het bepaalde in artikel 19.1 onder g zijn recreatievaartuigen toegestaan die voldoen aan de volgende kenmerken:
-
situering uitsluitend aan de oever van een tuin en/of erf van een woning aan de Vecht;
-
maximale aantal recreatievaartuigen per woning bedraagt 1;
-
maximale lengte per recreatievaartuig bedraagt 12 m;
-
vooraf dient instemming van de vaarwegbeheerder te worden verkregen wat betreft nautische aspecten.
19.2 bouwregels
19.2.1 gebouwen
Gebouwen mogen niet worden gebouwd.
19.2.2 bouwwerken geen gebouwen zijnde
Bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde anders dan voor de waterwegaanduiding, geleiding of tolheffing, maximaal:
-
bruggen en viaducten 8 m;
-
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde 3 m.
19.2.3 steigers
In aanvulling op en in afwijking van artikel 19.2.2 voldoen steigers aan de volgende kenmerken:
-
situering uitsluitend aan de oever van een tuin en/of erf van een woning of woonschip, met uitzondering van oevers behorend tot de gronden bestemd met de bestemming Tuin - 1;
-
steigers ter plaatse van de aanduiding woonschepenligplaats uitsluitend toegestaan tussen het woonschip en de oever;
-
de steiger dient evenwijdig aan de oever te worden gebouwd;
-
de breedte maximaal 6 m bedraagt;
-
de diepte maximaal 1,2 m bedraagt;
-
de bouwhoogte de hoogte van het streefpeil niet overschrijdt, met een maximum van 0,45 m boven de waterlijn;
-
steigers ter plaatse van de aanduiding woonschepenligplaats mogen niet voorbij het woonschip uitsteken;
-
steigers mogen de ecologische waarde van de ecologische verbindingszone niet aantasten.
19.2.4 meerpalen
In afwijking van het bepaalde in artikel 19.2.2 dienen meerpalen te voldoen aan de volgende kenmerken:
-
maximaal twee meerpalen;
-
maximale doorsnede per meerpaal 0,2 m;
-
maximale bouwhoogte 1 m;
-
situering maximaal 4,2 m uit de oever.
19.3 ontheffing van de bouwregels
19.3.1 landschappelijke situering en cultuurhistorische waarden
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in artikel 19.1.2 indien er sprake is van een verbetering van de landschappelijke situering en de cultuurhistorische waarden behouden blijven.
19.3.2 meerpalen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen voor het realiseren van maximaal 4 meerpalen per woonschip en/of een grotere doorsnede per meerpaal tot maximaal 0,5 m.
19.4 specifieke gebruiksregels
Onder verboden gebruik als bedoeld in artikel 7.10 eerste lid Wro wordt mede verstaan een gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van boatsavers.
Artikel 20 Wonen
20.1 bestemmingsomschrijving
20.1.1 algemeen
De voor Wonen aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
het bestaande aantal woningen;
-
aan huis verbonden beroepen en aan huis verbonden bedrijven in categorie 1 en 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten;
-
een atelier/studio ter plaatse van de aanduiding atelier;
-
een garage ter plaatse van de aanduiding garage;
met bijbehorende gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, tuinen en erven.
20.1.2 maximum aantal wooneenheden
In afwijking van het bepaalde onder 20.1.1 onder a mogen ter plaatse van de aanduiding maximum aantal wooneenheden, maximaal het aangegeven aantal wooneenheden worden gerealiseerd.
20.1.3 aan huis verbonden beroepen/bedrijven
In aanvulling op artikel 20.1.1 onder b wordt het gebruik van gedeelten van woningen ten behoeve van aan huis verbonden beroepen/bedrijven toegestaan voor zover:
-
de oppervlakte maximaal 30% van de vloeroppervlakte van de gebouwen bedraagt tot een maximum van 50 m2;
-
er geen sprake is van een duurzame ontwrichting van de bestaande distributieve voorzieningen of een ernstige verstoring van de verzorgingsstructuur;
-
het geen bedrijfsactiviteiten betreft die normaliter in een winkelcentrum of een
winkelstraat worden uitgeoefend;
-
er geen sprake is van een onevenredige verkeersaantrekkende werking;
-
er geen detailhandel plaatsvindt behalve als ondergeschikte nevenactiviteit bij
de uitoefening van een aan huis gebonden bedrijf.
20.2 bouwregels
20.2.1 gebouwen
Gebouwen voldoen aan de volgende kenmerken:
-
gebouwd binnen het bouwvlak;
-
ter plaatse van de aanduiding maximale goothoogte is ten hoogste de aangegeven maximale goot- en boeiboordhoogte toegestaan;
-
ter plaatse van de aanduiding maximale bouwhoogte is ten hoogste de aangegeven maximale bouwhoogte toegestaan.
20.2.2 aan- en uitbouwen, bijgebouwen
Aan- en uitbouwen, bijgebouwen voldoen aan de volgende kenmerken:
-
gebouwd op het zij- en achtererf en minimaal 3 m achter (het verlengde van) de voorgevel van de woning;
-
in het geval van een vrijstaand bijgebouw, dient de afstand tussen het vrijstaande bijgebouw en de overige aan- en uitbouwen, aangebouwde bijgebouwen en andere vrijstaande bijgebouwen minimaal 1 m te bedragen;
-
aan- en uitbouwen, overkappingen of bijgebouwen aan de achterzijde mogen niet breder zijn dan de oorspronkelijke achtergevel van de woning;
-
horizontale van diepte aan- en uitbouwen, overkappingen of bijgebouwen niet meer dan 3 m buiten het bouwvlak;
-
aan- en uitbouwen, overkappingen en bijgebouwen aan de zijgevel mogen niet dieper zijn dan de oorspronkelijke achtergevel breed is;
-
aan- en uitbouwen, overkappingen en bijgebouwen aan de zijgevel mogen niet meer dan 6 meter uitsteken buiten het bouwvlak;
-
de goot- en boeiboordhoogte van aan- en uitbouwen, overkappingen en bijgebouwen mag niet meer dan de eerste bouwlaag bedragen, + 0,25 m;
-
de bouwhoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer dan 6 m bedragen;
-
de bouwhoogte van overkappingen mag niet meer dan de eerste bouwlaag + 0,25 m bedragen;
-
gezamenlijke oppervlakte voor zover gebouwd buiten het bouwvlak per hoofdgebouw niet meer dan 50 m², mits het bebouwingspercentage van het gedeelte van het bouwperceel buiten het bouwvlak niet meer dan 50% bedraagt.
20.2.3 horizontale diepte
In afwijking van het bepaalde in 20.2.2 artikel d mag een aan- en uitbouw, overkapping of bijgebouw met een horizontale diepte van 6 m van de oorspronkelijke achtergevel aan de achterzijde van de woning worden gerealiseerd die voldoet aan de volgende kenmerken:
-
niet dieper dan de oorspronkelijke achtergevel breed is;
-
niet breder dan 50% van de oorspronkelijke achtergevel, met een maximum van 3 m;
-
maximale goot- en boeiboordhoogte niet meer dan de eerste bouwlaag, + 0,25 m;
-
maximale bouwhoogte aan- en uitbouwen en bijgebouwen niet meer dan 6 m;
-
maximale bouwhoogte van overkappingen niet meer dan de eerste bouwlaag + 0,25 m.
20.2.4 gezamenlijk oppervlakte hoofdgebouwen, aan- en uitbouwen en overkappingen
In afwijking van het bepaalde in artikel 20.2.2 onder f mag ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding - 2 de gezamenlijke oppervlakte van hoofdgebouwen, aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen maximaal 30% van het bouwperceel bedragen.
20.2.5 ondergrondse bouwwerken
Ondergrondse bouwwerken voldoen aan de volgende kenmerken:
-
het bepaalde in deze regels omtrent situering, de horizontale diepte en de oppervlakte van bouwwerken op overeenkomstige wijze van toepassing is op ondergrondse bouwwerken;
-
de verticale bouwdiepte van een (ondergronds) bouwwerk mag maximaal 3 m bedragen.
20.2.6 bouwwerken geen gebouw zijnde
Bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde maximaal:
-
erf- en terreinafscheidingen vóór (het verlengde van)
de voorgevel van de woning 1 m;
-
erf- en terreinafscheidingen achter (het verlengde van)
de voorgevel van de woning 2 m;
-
overige bouwwerken geen gebouwen zijnde 3 m.
20.3 Ontheffing van de gebruiksregels
20.3.1 kleinschalige verblijfsrecreatie
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in artikel 20.1 voor het toestaan van kleinschalige verblijfsrecreatie, uitsluitend in de vorm van “bed and breakfast” met bijbehorende voorzieningen, mits:
-
Maximaal 30% van de oppervlakte van de op het moment van het nemen van het ontheffingsbesluit bestaande bebouwing, met een maximum van 50 m², hiervoor wordt gebruikt;
-
opslag en stalling in verband met de nevenactiviteiten uitsluitend inpandig
plaatsvinden;
-
voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;
-
geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in de omgeving aanwezige functies
en waarden;
-
geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van eigenaren en
gebruikers van omliggende gronden.
20.3.2 detailhandel
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in artikel 20.1 ten behoeve van detailhandel ter plaatse van de aanduiding detailhandel die voldoet aan de volgende kenmerken:
-
detailhandel is alleen toegestaan op de begane grond;
-
de woonfunctie blijft gehandhaafd.
20.3.3 vereisten ontheffing
Ontheffing als bedoeld in artikel 20.3.1 en artikel 20.3.2 kan slechts worden verleend, mits:
-
de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
-
het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig worden geschaad.
Artikel 21 Waarde - Archeologie
21.1 bestemmingsomschrijving
De voor Waarde - Archeologie aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende overige bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de aan de grond eigen zijnde voorkomende of te verwachten archeologische waarden. De dubbelbestemming Waarde - Archeologie is primair ten opzichte van de daar voorkomende overige bestemmingen.
21.2 bouwregels
In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen (artikelen 3 tot en met 20) mogen geen nieuwe gebouwen of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd waarbij ter realisering een oppervlak van meer dan 100 m² noodzakelijk is en/of bestaande gebouwen of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden vergroot waarbij ter realisering een oppervlak van meer dan 100 m² noodzakelijk is.
21.3 ontheffing van de bouwregels
21.3.1 ontheffing
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in artikel 21.2 voor het bouwen overeenkomstig de andere bestemmingen, mits door de aanvrager een archeologisch rapport wordt overlegd waarin de archeologische waarde van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar het oordeel van Burgemeester en wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld.
21.3.2 archeologisch rapport
Indien uit dit archeologisch rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de bouwvergunning zullen worden verstoord, kunnen Burgemeester en wethouders een of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de bouwvergunning:
-
het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
-
het doen van opgravingen;
-
begeleiding van de activiteiten door een archeologisch deskundige.
Artikel 22 Waarde - Beschermd dorpsgezicht
22.1 bestemmingsomschrijving
De voor Waarde - Beschermd dorpsgezicht aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud, herstel en ontwikkeling van de met het beschermd dorpsgezicht verbonden cultuurhistorische waarde, zoals nader omschreven in het beeldkwaliteitplan beschermd dorpsgezicht Vreeland en in de toelichting bij beschermd dorpsgezicht Vreeland en verbeeld op de kappenstructuurkaart en de bomenkaart.
22.2 bouwregels
22.2.1 gebouwen
Gebouwen voldoen aan de volgende kenmerken:
-
de voorgevel in overeenstemming met de situering van de voorgevel op het tijdstip van ter inzage legging van het ontwerpbestemmingsplan;
-
hoofdgebouwen dienen te worden afgedekt met een kap, waarvan de minimale dakhelling 45º en de maximale dakhelling 55º bedraagt, tenzij conform de kappenstructuurkaart een gebroken zadeldak of een afgeplat schilddak moet worden toegepast;
-
de kapvorm en de nokrichting van daken van hoofdgebouwen in overeenstemming te zijn met de kapvorm en de nokrichting van daken, zoals voor dat hoofdgebouw op de kappenstructuurkaart is aangegeven;
-
in aanvulling op het bepaalde in artikel 1.1.88 onder c mogen uitsluitend een zadeldak, schilddak of een andere in het historische dorpsbeeld passende dakvorm worden toegepast indien geen kapvorm of nokrichting is aangegeven;
-
in afwijking van het bepaalde in artikel 1.1.88 onder d geldt voor mansardekappen een minimale dakhelling van 20º en een maximale dakhelling van 80º.
22.2.2 aan- en uitbouwen en bijgebouwen
Aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen binnen en buiten het bouwvlak worden gebouwd en voldoen aan de volgende kenmerken:
-
gebouwd op het zij- en achtererf en minimaal 3 m achter (het verlengde van) de voorgevel van de woning;
-
in het geval van een vrijstaand bijgebouw, dient de afstand tussen het vrijstaande bijgebouw en de overige aan- en uitbouwen, aangebouwde bijgebouwen en andere vrijstaande bijgebouwen minimaal 1 m te bedragen;
-
minimale afstand van bijgebouwen en niet aangebouwde overkappingen tot een woning op hetzelfde of naastgelegen perceel bedraagt 3 m;
-
de minimale afstand van bijgebouwen en niet aangebouwde overkappingen tot een hoofdgebouw bestemd conform artikel 5, artikel 6, artikel 7, artikel 8, artikel 10 of artikel 12 bedraagt 5 m;
-
aan- en uitbouwen, overkappingen en bijgebouwen aan de achterzijde mogen niet breder zijn dan de oorspronkelijke achtergevel van de woning;
-
horizontale diepte aan- en uitbouwen, overkappingen of bijgebouwen niet meer dan 3 m buiten het bouwvlak;
-
aan- en uitbouwen, overkappingen en bijgebouwen aan de zijgevel mogen niet dieper zijn dan de oorspronkelijke achtergevel breed is;
-
aan- en uitbouwen, overkappingen en bijgebouwen aan de zijgevel mogen niet meer dan 6 meter uitsteken buiten het bouwvlak;
-
dakkapellen zijn niet toegestaan, met uitzondering van bestaande dakkapellen;
-
de bouwhoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer dan 6 m bedragen;
-
de bouwhoogte van overkappingen mag niet meer dan de eerste bouwlaag + 0,25 m bedragen;
-
de goot- en boeiboordhoogte van aan- en uitbouwen, overkappingen en bijgebouwen mag niet meer dan 3 m bedragen;
-
bijgebouwen dienen te worden afgedekt met een meerzijdig hellende kap;
-
in afwijking van het bepaalde in artikel onder l mogen bijgebouwen plat worden afgedekt, mits positief beoordeeld door de gemeentelijke monumentencommissie.
-
gezamenlijke oppervlakte voor zover gebouwd buiten het bouwvlak per hoofdgebouw niet meer dan 36 m², mits het bebouwingspercentage van het gedeelte van het bouwperceel buiten het bouwvlak niet meer dan 50% bedraagt.
-
ten aanzien van de vorm en de aansluiting van het bouwwerk op de cultuurhistorische context wordt advies ingewonnen van de gemeentelijke monumentencommissie;
22.2.3 horizontale diepte
In afwijking van het bepaalde in artikel e mag een aan- en uitbouw, bijgebouw of overkapping met een horizontale diepte van 6 m van de oorspronkelijke achtergevel aan de achterzijde van de woning worden gerealiseerd die voldoet aan de volgende kenmerken:
-
niet dieper dan de oorspronkelijke achtergevel breed is;
-
niet breder dan 50% van de oorspronkelijke achtergevel, met een maximum van 3 m;
-
maximale goot- en boeiboordhoogte niet meer dan de eerste bouwlaag, + 0,25 m;
-
maximale bouwhoogte aan- en uitbouwen en bijgebouwen niet meer dan 6 m;
-
maximale bouwhoogte overkappingen niet meer dan de eerste bouwlaag + 0,25 m.
22.2.4 bouwwerken geen gebouwen zijnde
Bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde maximaal:
-
erf- en terreinafscheidingen vóór (het verlengde van)
de voorgevel van de woning 1 m;
-
erf- en terreinafscheidingen achter (het verlengde van)
de voorgevel van de woning 2 m;
-
overige bouwwerken geen gebouwen zijnde 3 m.
22.3 nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan de situering, de inrichting en het gebruik van gronden die vallen binnen de dubbelbestemming “Waarde - Beschermd dorpsgezicht”. Toepassing van de bevoegdheid mag niet leiden tot een onevenredige beperking van het meest doelmatige gebruik.
22.4 ontheffing van de bouwregels
22.4.1 dakvorm, dakhelling, kapvorm
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in artikel 22.2 ten behoeve van het veranderen van de dakvorm, dakhelling, kapvorm mits deze verandering een herstel of verbetering van de historisch wenselijke eigenschappen betreft.
22.4.2 dakkapellen
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in artikel 20.2.2 onder i onder de volgende voorwaarden:
-
bij beeldbepalende panden en monumenten worden dakkapellen toegestaan met een maximale breedte van 1,2 m;
-
bij overige panden worden dakkapellen toegestaan onder de volgende voorwaarden:
-
maximale breedte 1,8 m;
-
maximaal 2 dakkapellen per pand;
-
maximale lengte 1/3 deel van de gootlengte;
-
De criteria uit de welstandsnota blijven overeenkomstig aanvullend gelden.
22.4.3 vereisten ontheffing
Ontheffing ten behoeve van 22.4.2 kan slechts worden verleend, mits:
-
de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
-
het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig worden geschaad.
22.5 aanlegvergunning
22.5.1 aanlegvergunningplichtige werken
Het is verboden zonder of in afwijking van een aanlegvergunning van Burgemeester en wethouders op de in artikel 22.1 bedoelde gronden:
-
verhardingen aan te leggen;
-
het geheel of gedeeltelijk slopen van hoofdgebouwen;
-
het aanbrengen van bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
-
het vellen, rooien of kappen van bomen en andere opgaande beplanting ter plaatse van gronden waarop conform de bomenkaart waardevolle opgaande beplanting voorkomt.
22.5.2 weigering
Een aanlegvergunning mag alleen en moet worden geweigerd, indien door het uitvoeren van het ander-werk dan wel door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de cultuurhistorische waarden van het gebied en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende kan worden tegemoet gekomen.
22.5.3 uitzonderingen
Geen aanlegvergunning is nodig voor:
-
andere-werken die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen;
-
andere-werken die op het moment van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde dan wel verleende vergunning.
22.6 specifieke procedureregels
22.6.1 cultuurhistorische waarden
Bij de beoordeling van aanvragen voor aanlegvergunningen, het verlenen van ontheffingen, het toepassen van de bevoegdheid tot het stellen van nadere eisen worden de cultuurhistorische waarden van het beschermde dorpsgezicht zoals in artikel 22.1 bedoeld mede in overweging genomen.
22.6.2 monumentencommissie
Bij de beoordeling van aanvragen voor het verlenen van ontheffingen en aanlegvergunningen dient advies bij de monumentencommissie ingewonnen te worden.
Artikel 23 Waterstaat - Waterkering
23.1 bestemmingsomschrijving
De voor Waterstaat - Waterkering aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming, het onderhoud en de verbetering van de waterkering en de bescherming van het achtergelegen land tegen inundatie, met bijbehorende bouwwerken geen gebouwen zijnde zoals dijken, duikers, keerwanden en merktekens.
23.2 bouwregels
23.2.1 bestemmingen
In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen (artikelen 3 tot en met 20) mag alleen ten behoeve van deze bestemming worden gebouwd.
23.2.2 gebouwen
Gebouwen mogen niet worden gebouwd.
23.2.3 bouwwerken geen gebouwen zijnde
Bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde maximaal 3 m.
23.3 ontheffing van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in artikel 23.2 voor het bouwen overeenkomstig de andere bestemmingen, mits advies is verkregen van de beheerder van de waterkering.
23.4 aanlegvergunning
23.4.1 aanlegvergunningplichtige werken
Het is verboden zonder of in afwijking van een aanlegvergunning van Burgemeester en wethouders op de in artikel 23.1 bedoelde gronden de volgende andere-werken uit te voeren:
-
het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen, woelen en mengen en ophogen van gronden;
-
het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, banen, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen;
-
het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen;
-
het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
-
het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen, het bebossen en aanplanten van gronden en het rooien en/of kappen van bos of andere houtgewassen.
23.4.2 verlening
Een aanlegvergunning wordt niet eerder verleend dan nadat advies is verkregen van de beheerder van de waterkering.
23.4.3 uitzonderingen
Geen aanlegvergunning is nodig voor:
-
andere-werken die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen;
-
andere-werken die op het moment van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde dan wel verleende vergunning.
3 Algemene regels
Artikel 24 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 25 Voorrangsregel
Voor zover de aangegeven dubbelbestemmingen geheel of gedeeltelijk samenvallen gelden:
-
in de eerste plaats de regels van artikel 23 (Waterstaat - Waterkering);
-
in de tweede plaats de regels van artikel 21 (Waarde - Archeologie);
-
in de derde plaats de regels van artikel 22 (Waarde - Beschermd dorpsgezicht).
Artikel 26 Algemene bouwregels
26.1 bestaande afstanden
In die gevallen dat de bestaande goot- en boeiboordhoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud en/of afstand tot enige aangegeven lijn van bouwwerken, die in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet tot stand zijn gekomen, minder dan wel meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven respectievelijk toegestaan, geldt die goot- en boeiboordhoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud en/of afstand in afwijking daarvan als minimaal respectievelijk maximaal toegestaan.
26.2 bestaand bebouwingspercentage
In die gevallen dat een bestaand bebouwingspercentage, dat in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet tot stand is gekomen, meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven, geldt dat bebouwingspercentage in afwijking daarvan als maximaal toegestaan.
Artikel 27 Algemene gebruiksregels
Onder verboden gebruik als bedoeld in artikel 7.10 eerste lid Wro wordt in elk geval verstaan:
-
een gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
-
een gebruik van gronden als stallings- en/of opslagplaats van één of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
-
een gebruik van gronden en bouwwerken voor een seksinrichting dan wel ten behoeve van prostitutie.
Artikel 28 Algemene aanduidingsregels
28.1 geluidzone - industrie
28.1.1 aanduidingomschrijving
De gronden ter plaatse van de aanduiding geluidzone - industrie zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming en instandhouding van de geluidsruimte in verband met de nabijheid van een inrichting als bedoeld in artikel 41 van de Wet geluidhinder.
28.1.2 bouwregels
In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen (artikelen 3 tot en met 20) mogen geen nieuwe woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen worden gebouwd.
28.1.3 ontheffing van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in de bouwregels van dit artikel voor het bouwen van nieuwe woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen overeenkomstig de andere bestemmingen, mits de geluidsbelasting vanwege het industrieterrein van de gevels van deze woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende maximaal toelaatbare waarde of een verkregen hogere waarde.
28.2 vrijwaringszone - straalpad
28.2.1 aanduidingomschrijving
De gronden ter plaatse van de aanduiding vrijwaringszone - straalpad zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor een straalverbinding.
28.2.2 bouwregels
In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen (artikelen 3 tot en met 20) mag niet hoger worden gebouwd dan 88 m ten opzichte van NAP.
28.2.3 ontheffing van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in artikel 28.2.2 voor het bouwen overeenkomstig de andere bestemmingen, mits advies is verkregen van de beheerder van de straalverbinding.
28.3 veiligheidszone - lpg
28.3.1 aanduidingomschrijving
De gronden ter plaatse van de aanduiding veiligheidszone - lpg zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van het woon- en leefklimaat in verband met een lpg-installatie.
28.3.2 afwijking
In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen (artikelen 3 tot en met 20) zijn op de in artikel 28.3.1 bedoelde gronden geen nieuwe kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten toegestaan.
28.3.3 bouwregels
In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen (artikelen 3 tot en met 20) mogen geen nieuwe gebouwen worden gebouwd ten behoeve van de in artikel 28.3.2 genoemde functies.
28.3.4 ontheffing van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in de artikelen 28.3.2 en 28.3.3 voor het toestaan van de in artikel 28.3.2 genoemde functies en het bouwen van gebouwen ten behoeve van die functies voor zover in overeenstemming met de andere bestemming, mits ter plaatse een aanvaardbaar woon- en leefklimaat kan worden gerealiseerd.
28.3.5 wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen voor:
-
het verplaatsen of verkleinen van het aanduidingvlak veiligheidszone LPG in verband met het verplaatsen van het LPG-vulpunt c.q. het verkleinen van de LPG-doorzet als aangeduid, mits het woon- en leefmilieu van de aangrenzende gronden niet verslechtert;
-
het verwijderen van het aanduidingvlak veiligheidszone LPG, mits het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van de LPG-installatie wordt beëindigd.
Artikel 29 Algemene ontheffingsregels
29.1 ontheffingsregels
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van:
-
in het plan genoemde goot- en boeiboordhoogten, bouwhoogten, oppervlakte- en inhoudsmaten, percentages en afstandseisen, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 10% van de goot- en boeiboordhoogten, bouwhoogten, oppervlakte- en inhoudsmaten, percentages en afstandseisen;
-
de regels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 2,5 m, en deze noodzakelijk is in verband met de uitmeting van het terrein of uit een oogpunt van doelmatig gebruik van de gronden en/of de bebouwing;
-
de regels en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, en ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten wordt vergroot tot maximaal 40 m;
-
de regels en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde wordt vergroot tot maximaal 10 m.
29.2 vereisten ontheffing
Ontheffing als bedoeld in artikel 29.1 kan slechts worden verleend, mits:
-
de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
-
het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad;
-
de landschappelijke en natuurlijke waarden, indien als zodanig op de verbeelding aangegeven, en de waarden van het beschermde dorpsgezicht onevenredig worden of kunnen worden aangetast.
Artikel 30 Algemene procedureregels
Op de voorbereiding van een besluit tot ontheffing of nadere eisen van het plan is de volgende procedure van toepassing:
-
een ontwerp van het besluit ligt met de bijbehorende stukken gedurende 2 weken ter inzage;
-
burgemeester en wethouders maken de terinzagelegging vooraf bekend in een of meer dag- of nieuwsbladen, die in de gemeente worden verspreid, op de website van de gemeente en voorts op de gebruikelijke wijze;
-
de bekendmaking houdt de mededeling in van de bevoegdheid tot het indienen van zienswijzen;
-
gedurende de onder j genoemde termijn kunnen belanghebbenden bij burgemeester en wethouders schriftelijk en mondeling zienswijzen indienen omtrent het ontwerp van het besluit.
Artikel 31 Uitsluiting aanvullende werking bouwverordening
De regels van stedenbouwkundige aard van paragraaf 2.5 van de bouwverordening zijn uitsluitend van toepassing, voorzover het betreft:
-
bereikbaarheid van bouwwerken van wegverkeer, brandblusvoorzieningen;
-
bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
-
de ruimte tussen bouwwerken;
-
parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden bij of in gebouwen.
4 Overgangs- en slotregels
Artikel 32 Overgangsregels
32.1 overgangsrecht bouwwerken
32.1.1 algemeen
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
-
gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
-
na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
32.1.2 ontheffing
Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig ontheffing verlenen van het bepaalde in artikel 32.1.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in artikel 32.1.1 met maximaal 10%.
32.1.3 uitzondering
Artikel 32.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsregels van dat plan.
32.2 overgangsrecht gebruik
32.2.1 algemeen
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
32.2.2 strijdig gebruik
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in artikel 32.2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
32.2.3 onderbroken gebruik
Indien het gebruik, bedoeld in artikel 32.2.1, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
32.2.4 uitzondering
Artikel 32.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregels van dat plan.
Artikel 33 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Vreeland.
Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 26 januari 2010.
|