Artikel 3 Wonen
- Cultuur en recreatie
Artikel 4 Waarde – Archeologie
Artikel 5 Waarde
- Cultuurhistorie
Artikel 6
Waarde-Landschapselement
Artikel 9
Algemene gebruiksregels
Artikel 11
Algemene afwijkingsregels
Hoofstuk
4 Overgangs- en slotregels
1.1 plan:
het wijzigingsplan "Hontemerhof, Honthem 43 – 43a" van de gemeente Eijsden-Margraten, bestaande uit de toelichting, deze regels en de plankaart.
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1903.WPLBUI1018-VG01 met de bijbehorende regels.
1.3 aan-huis-gebonden
beroep:
de uitoefening van een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of daarmee gelijk te stellen gebied, in of bij een woonhuis, waarbij het woonhuis in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.
1.4 agrarisch bedrijf:
een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren.
1.5 agrarisch bouwperceel:
een bouwperceel waarop geconcentreerde bebouwing ten behoeve van één agrarisch bedrijf is toegestaan.
1.6 agrarisch gebruik:
het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren.
1.7 agrarisch hulp- en
nevenbedrijf:
een niet-industrieel bedrijf voor productie of levering van goederen of diensten ten behoeve van agrarische bedrijven, respectievelijk voor ver- of bewerking, op- of overslag, vervoer of verhandeling van agrarische producten voor derden.
1.8 agrarische
activiteiten van ondergeschikte betekenis:
agrarisch getinte activiteiten van ondergeschikte betekenis, die niet vallen onder het regime van de Wet milieubeheer.
1.9 alternatieve energie
vormen van duurzame, hernieuwbare energie, niet verkregen uit fossiele brandstoffen, maar uit windkracht, stromend water, zonnestraling en/of aardwarmte.
1.10 ambacht(elijke):
het bedrijfsmatig, geheel of overwegend door middel van handwerk vervaardigen, bewerken of herstellen en het installeren van goederen, alsook het verkopen en/of leveren, als ondergeschikte activiteit, van goederen die ter plaatse worden vervaardigd, ver- of bewerkt.
1.11 ander bouwwerk:
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, zoals bijvoorbeeld een erfafscheiding.
1.12 antennemast
zendmast ten behoeve van telecommunicatie.
1.13 arbeidsmigranten:
werknemers afkomstig uit het buitenland, die tijdelijk invulling geven aan werkgelegenheid bij binnenlandse bedrijven en daartoe tijdelijk ter plaatse bij die bedrijven gehuisvest moeten worden.
1.14 archeologische
waarde:
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de kennis en de studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteit uit oude tijden.
1.15 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of andere bouwwerken.
1.16 bed & breakfast:
een voorziening gericht op het bieden van de mogelijkheid tot overnachting en het serveren van ontbijt, als ondergeschikte toeristisch-recreatieve activiteit aan maximaal 8 personen, met een maximum verblijfsduur van 6 weken. Onder een bed and breakfast-voorziening wordt niet verstaan overnachting, noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid.
1.17 bedrijf:
het bedrijfsmatig uitoefenen van één of meerdere bedrijfsactiviteiten vergelijkbaar met of zoals opgenomen in bijlage 2 en ontleend aan de brochure Bedrijven en Milieuzonering VNG.
1.18 bedrijfsgebouw:
een gebouw dat dient voor de uitoefening van een of meer bedrijfsactiviteiten.
1.19
bedrijfsvloeroppervlak:
het vloeroppervlak van de ruimten die worden of kunnen worden gebruikt voor bedrijfsactiviteiten.
1.20 bedrijfswoning:
een woning in of bij een gebouw of op of bij een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor huisvesting van één huishouden, waarvan de huisvesting daar van één of meerdere leden van dat huishouden, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein, noodzakelijk is.
1.21 begraafplaats:
een locatie waar overledenen worden begraven dan wel worden bijgezet in een urnenmuur of urnenveld.
1.22 bestaand:
bestaand ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan.
1.23 bestemmingsgrens:
een op de plankaart aangegeven lijn, die de grens vormt van een bestemmingsvlak.
1.24 bestemmingsvlak:
een op de plankaart aangegeven vlak, waarmee gronden zijn aangeduid met éénzelfde bestemming.
1.25 bevoegd gezag:
bevoegd gezag als bedoeld in artikel 2.4 Wabo.
1.26 bijbehorend bouwwerk:
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.
1.27 bijgebouw:
een aangebouwd dan wel vrijstaand gebouw, behorende bij een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw en dat architectonisch en/of bouwkundig ondergeschikt is aan en ten dienste staat van het hoofdgebouw.
1.28 boerderijverkoop:
de verkoop in een boerenwinkel van eigen geproduceerde of bewerkte agrarische producten of geproduceerde of bewerkte agrarische producten van bedrijven uit de directe omgeving. De winkel bestaat (meestal) uit een (koel)vitrine, rekken waar producten worden uitgestald en een balie met een kassa.
1.29 boogkas:
een constructie met, die met plastic of een in gebruik daarmee overeenkomend materiaal is afgedekt, ter vervroeging of verlenging van het teeltseizoen van tuinbouw- of fruitteeltproducten. Hieronder wordt tevens verstaan een draagluchthal.
1.30 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een standplaats.
1.31 bouwgrens:
een op de plankaart aangegeven lijn, die de grens vormt van een bouwvlak.
1.32 bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van kelder, onderbouw, zolder, dakopbouw of setback.
1.33 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.34 bouwvlak:
een op de plankaart door bouwgrenzen omsloten vlak, respectievelijk meerdere op de plankaart door middel van een koppelteken verbonden vlakken, die te samen één bouwvlak vormen, waarmee gronden zijn aangeduid waarop gebouwen zijn toegelaten.
1.35 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.36 calamiteit:
één of meerdere plotselinge, onverwachte gebeurtenissen, die binnen korte tijd ernstige schade (kunnen) veroorzaken.
1.37 coffeeshop:
een bedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van verdovende en/of hallucinerende stoffen voor consumptie al dan niet ter plaatse, dan wel van hulpmiddelen om deze stoffen zelf te produceren. Als nevenactiviteit is sprake van het verstrekken van dranken en kleine etenswaren voor consumptie ter plaatse.
1.38 consumentverzorgende
ambachtelijke bedrijvigheid:
het beroepsmatig uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, in tegenstelling tot het aan huis gebonden beroep gericht op consumentverzorging, geheel of overwegend door middel van handwerk en waarvan de omvang van de activiteiten zodanig is, dat als deze in een woning en daarbij behorende bijgebouwen worden uitgeoefend, de woonfunctie in overwegende mate wordt gehandhaafd.
1.39 containervelden:
een werk, niet zijnde een bouwwerk, bestaande uit grond voorzien van een afdeklaag van plastic, antiworteldoek, beton en/of andere materialen, ten behoeve van de teelt van gewassen. De gewassen worden op deze afdeklaag los van de ondergrond geteeld in potten.
1.40 cultuurhistorische
waarde:
de aan een bouwwerk of een gebied toegekende waarde gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis heeft gemaakt van dat bouwwerk of dat gebied.
1.41 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
1.42 dienstverlening:
het bedrijfsmatig/beroepsmatig verlenen van economische en maatschappelijke diensten, waaronder niet begrepen detailhandel, dan wel dat detailhandel een zeer ondergeschikt onderdeel vormt van de bedrijfsvoering.
1.43
draadomheining/-erfafscheiding:
een omheining of erfafscheiding bestaande uit één of meerdere evenwijdig
aan elkaar lopende of haaks op elkaar staande draden met een onderlinge afstand
van ten minste
1.44 erf:
al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan van toepassing is, deze die inrichting niet verbieden.
1.45 erfscheiding
in het terrein zichtbare afscheiding van het als erf aan te merken perceel(sgedeelte) bij een woning of andere hoofdfunctie.
1.46 erosie:
een natuurlijk proces waarbij stenen en aarde loskomen en verplaatst worden van de ene locatie naar de andere.
1.47 evenemententerrein:
een terrein bedoeld en geschikt voor het houden van regelmatig terugkerende tijdelijke evenementen.
1.48 extensief recreatief
medegebruik:
vormen van recreatief medegebruik gericht op natuur- en landschapsbeleving.
1.49 gebiedseigen
geluiden:
geluiden die bij de normaal gebruikelijke wijze van wonen, werken en recreëren in het betreffende gebied op het moment van de inventarisatie in het kader van de mogelijke aanwijzing als stiltegebied (artikel 117 Wet geluidhinder) worden geproduceerd.
1.50 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.51 groepsaccommodatie:
(deel van) een gebouw welke blijvend bestemd is voor tijdelijk recreatief nachtverblijf door groepen, waarbij wordt overnacht in slaapzalen en/of slaapkamers waar een dagverblijf beschikbaar is waarin de gasten mede huishoudelijke werkzaamheden kunnen verrichten.
1.52 groepskamperen:
een vorm van recreatief verblijven, waarbij overnacht wordt in gemeenschappelijke tentruimten of tentenkampen.
1.53 grondgebonden
agrarische bedrijfsvoering:
een agrarische bedrijfsvoering, waarbij hoofdzakelijk gebruik wordt gemaakt van open grond, waaronder ook begrepen het gebruik van gronden met tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen.
1.54 groothandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan wederverkopers, dan wel aan instellingen of personen ter aanwending in een andere beroeps- of bedrijfsactiviteit.
1.55 hagelnet:
teeltondersteunende voorziening als bedoeld in de Beleidsregel Hagelnetten (GS Limburg, 9 maart 2004, Pbl. 11 maart 2004).
1.56
hemelwaterproblematiek:
de problemen die ontstaan voor het afvoeren en bergen van hemelwater door de wijze van bodemgebruik in het algemeen en door de toename van het verharde grondoppervlak in het bijzonder.
1.57 hoofdgebouw:
gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.
1.58 horeca:
het bedrijfsmatig verstrekken van dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse en/of het bedrijfsmatig verstrekken van logies. Onder horeca worden niet verstaan bedrijven/instellingen, die zich (mede) richten op het bieden van spel, dans, vermaak en ontmoeting, zoals een discotheek, nachtclub, bioscoop, zalencentrum of speelautomatenhal of op het bieden van onderdak aan eenmalige ambulante handel.
1.59 houtgewas:
één of enkele struiken en/of bomen;
1.60 houtopstand:
hakhout, een houtwal of één of meerdere bomen;
1.61 horeca ondergeschikt
aan hoofdbestemming:
het bedrijfsmatig, als ondergeschikte nevenactiviteit mede verstrekken van uitsluitend dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse.
1.62 huisvesting rustende
boer:
het binnen de woning van een bedrijfsvoerder van een agrarisch bedrijf bieden van de mogelijkheid tot inwoning van het huishouden van de voormalige bedrijfsvoerder, voor zover dit betreft de (schoon)ouders van de huidige bedrijfsvoerder.
1.63 industrie(le):
een bedrijf dat is gericht op het vervaardigen c.q. bewerken van goederen, producten en/of stoffen middels of grotendeels middels machines, installaties of anderszins via een geautomatiseerd proces.
1.64 intensieve
veehouderij:
het bedrijfsmatig houden van dieren zonder dat het bedrijf hoeft te beschikken over grond bestemd voor de voerproductie van deze dieren. De dieren worden in stallen of hokken gehouden. Waar in dit bestemmingsplan wordt gesproken over intensieve veehouderij wordt onder meer gedoeld op varkens, kippen, vleeskuikens, vleeskalveren, stieren voor de roodvleesproductie, eenden, pelsdieren, konijnen, kalkoenen of parelhoenders; melkveehouderij wordt niet als intensieve veehouderij beschouwd.
1.65 kampeermiddel:
een tent, een tentwagen, een kampeerauto, toercaravans, vouwwagens, campers of huifkarren;
enig ander onderkomen of enig ander voertuig, gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde, waarvoor ingevolge artikel 2.1 lid 1a van de Wabo een omgevingsvergunning voor het bouwen vereist is, een en ander voor zover genoemde onderkomens of voertuigen geheel of gedeeltelijk blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.
1.66 kampeerplaats:
een in of op het terrein aangegeven, zichtbaar gemarkeerde plek, door middel van nummering, stroomvoorzieningen, erfafscheidingen of anderszins, voor het plaatsen of geplaatst houden van maximaal één kampeermiddel ten behoeve van tijdelijk recreatief nachtverblijf.
1.67 kampeerseizoen:
de periode van 15 maart tot 1 november, gedurende welke kampeermiddelen op een kampeerterrein geplaatst mogen zijn.
1.68 kampeerterrein:
terrein met daarbij horende voorzieningen en blijkens de inrichting bestemd om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen ten behoeve van recreatief nachtverblijf.
1.69 kavelgrootte
het oppervlak van een kavel, zijnde een stuk grond, al dan niet fysiek begrensd door middel van een omheining of een natuurlijke afscheiding (zoals een heg of een sloot). De afmetingen zijn vastgelegd in het Kadaster.
1.70 karakteristiek pand:
te handhaven gebouw of bouwwerk gezien de betekenis voor het stedenbouwkundig beeld ter plaatse.
1.71 kas:
een agrarisch bedrijfsgebouw waarvan de wanden en het dek voornamelijk bestaan uit glas of daarmee vergelijkbaar materiaal en dienend tot het kweken, trekken, vermeerderen, opkweken of verzorgen van vruchten, bloemen, groenten, planten of bomen, alsmede in voorkomende gevallen tot bescherming van de omgeving tegen milieubelastende stoffen. Onder een kas wordt niet verstaan een boogkas.
1.72 kernkwaliteiten van
het Nationaal Landschap:
het kenmerkende reliëf, de historische landschapsstructuur en de daarin aanwezige cultuurhistorische landschapselementen, de afwisseling open-besloten en het groene karakter inclusief aanwezige natuurlijke waarden,zoals verwoord in de POL-aanvulling Nationaal Landschap Zuid-Limburg.
1.73 kleinschalig
agrarisch gebruik:
gebruik van agrarisch gebied door burgers, als bijvoorbeeld schapen- of paardenwei, of ter vergroting van het huisperceel bij de eigen woning.
1.74 landschappelijke
waarde:
de aan een gebied toegekende waarde gekenmerkt door het waarneembare deel van het aardoppervlak, die wordt bepaald door de onderlinge samenhang en beďnvloeding van de levende en niet-levende natuur.
1.75 manege:
een vorm van een gebruiksgerichte paardenhouderij, die is gericht op het verzorgen, stallen, dresseren en trainen van paarden of pony's door derden.
1.76 mantelzorg:
het binnen de woning bieden van zorg aan eenieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op basis van vrijwilligheid en buiten organisatorisch verband.
1.77 monumentale waarde:
waarden van zaken, welke van algemeen belang zijn wegens hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap of hun cultuurhistorische waarde.
1.78 monumenten:
alle op de plankaart als monument conform artikel 6 Monumentenwet 1988 aangeduide zaken welke van algemeen belang zijn wegens hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap of hun cultuurhistorische waarde, alsmede terreinen van algemeen belang wegens aanwezigheid daar van voornoemde zaken.
1.79 natuurlijke waarde:
de aan een gebied toegekende waarde gekenmerkt door geologische, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang.
1.80 niet grondgebonden
agrarische bedrijfsvoering:
een agrarische bedrijfsvoering, waarbij hoofdzakelijk geen gebruik wordt gemaakt van open grond en waaronder ten minste wordt verstaan een glastuinbouwbedrijf, een champignonkwekerij en een intensief veehouderijbedrijf dan wel een tak van deze bedrijvigheid.
1.81 nieuwvestiging
niet grondgebonden agrarisch bedrijf:
het vestigen van niet grondgebonden agrarische bedrijven, waaronder begrepen zowel vestiging op een bestaand agrarisch bouwblok, als vestiging op een nieuw agrarisch bouwblok waar nog geen bestaande niet grondgebonden agrarische bedrijfstak aanwezig is.
1.82 omgevingsvergunning:
omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1 of 2.2 Wabo.
1.83 onderbouw:
een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de
bovenkant minder dan
1.84 ondergronds bouwen
het bouwen van bouwwerken welke geheel beneden peil zijn gelegen.
1.85 onderkomens:
voor verblijf geschikte, al dan niet aan hun bestemming onttrokken voer- en vaartuigen, waaronder begrepen woonwagens, woonschepen, caravans, stacaravans, kampeerauto's, alsook tenten,
1.86 (openbare)
nutsvoorziening:
een bouwwerk dat ten dienste staat van het openbaar energietransport, de telecommunicatie, het transport van drinkwater en afvalwater en daarmee vergelijkbare voorzieningen, zoals een schakelkast, een elektriciteitshuisje en een verdeelstation.
1.87 paardenbak
buitenrijbak voor het trainen en/of africhten van paarden.
1.88 paardenhouderij:
gebruiksgericht: een paardenhouderij waar het rijden met paarden primair gericht is op de ruiter/amazone;
productiegericht: een paardenhouderij waar uitsluitend of in hoofdzaak handelingen aan en/of met paarden worden verricht die primair gericht zijn op het voortbrengen, africhten en trainen en verhandelen van paarden.
1.89 peil:
voor gebouwen waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld aan de zijde van de hoofdtoegang tot het gebouw.
1.90 permanente bewoning:
bewoning van een ruimte als hoofdverblijf waardoor die ruimte als reguliere woning is aan te merken. Er is sprake van hoofdverblijf als de huurder/eigenaar, binnen een periode van 360 dagen, die ruimte meer dan 180 dagen gebruikt voor nachtverblijf.
1.91 prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding. Hieronder wordt ook verstaan thuisprostitutie.
1.92 recreatief
medegebruik:
het medegebruik van gronden voor routegebonden recreatieve activiteiten, zoals wandelen, fietsen, ruitersport en kanovaren, en voor plaatsgebonden recreatieve activiteiten, zoals voor sportvisserij, alsmede voor route-ondersteunende voorzieningen, zoals picknick-, uitzicht-, rust- en informatieplaatsen, voor zover de overige functies van de gronden dit toelaten.
1.93 recreatiewoning:
een (deel van een) gebouw, dat dient als recreatieverblijf, waarvan de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben. De maximum aaneengesloten verblijfsduur van gebruikers bedraagt 6 weken, zonder dat dit mag leiden tot permanente bewoning. Onder recreatieverblijf wordt niet verstaan verblijf, noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid. Recreatiewoningen zijn gelegen op een complex met verblijfsrecreatie als hoofdfunctie, bestaande uit meerdere recreatiewoningen voor tijdelijke verhuur door de exploitant of beheerder van het complex, eventueel in combinatie met andere vormen van recreatief verblijf (toeristische plaatsen, stacaravans en chalets).
1.94 regenkap:
een constructie van palen met daarop een boog met een kap van transparante folie.
1.95 seksinrichting:
een gelegenheid waarin beroepsmatig, bedrijfsmatig of in clubverband:
voorstellingen en/of vertoningen van hoofdzakelijk porno-erotische aard plaatsvinden, en/of;
verkoop en/of uitstalling van hoofdzakelijk goederen van porno-erotische aard plaatsheeft, en/of;
seksuele diensten/handelingen (van welke aard dan ook) worden verricht.
1.96 setback:
een dakopbouw, die gelegen is op tenminste
1.97 site sharing
het delen van een locatie door meerdere gebruikers, in het geval van antennemasten het delen van een mast door meerdere mobiele telefonieaanbieders.
1.98 smartshop/growshop:
een bedrijf waar bedrijfsmatig psychoactieve middelen en/of benodigdheden voor de kweek van hennep en/of andere verdovende middelen te koop worden aangeboden, verstrekt of geleverd.
1.99 standplaats:
een in of op het terrein aangegeven, zichtbaar gemarkeerde plek, door middel van nummering, stroomvoorzieningen, erfafscheiding of anderszins, voor het plaatsen of geplaatst houden van maximaal één kampeermiddel ten behoeve van tijdelijk recreatief nachtverblijf.
1.100 stedenbouwkundig
beeld:
ruimtelijke verschijningsvorm van de bestaande bebouwing, die wordt bepaald door de situering, debouwmassa's, de gevelindeling en de dakvormen.
1.101 stiltegebied:
een gebied van enige omvang waarin de geluidsbelasting door toedoen van menselijke activiteit zo laag is, dat de gebiedseigen geluiden niet of nauwelijks worden verstoord.
1.102 straatprostitutie:
het zich in openbaar gebied of in openbare ruimten dan wel in een zich in het openbaar gebied of in openbare ruimten bevindend voertuig, beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander, tegen vergoeding.
1.103 teeltondersteunende
voorzieningen:
voorzieningen/constructies:
met als doel het gewas te forceren tot meer groei en/of de oogst te spreiden. Het gaat daarbij om zowel vervroegen als verlengen ten opzichte van normale open teelt en/of beschermen tegen weersinvloeden, ziekten en plagen dat leidt tot een betere kwaliteit van het product, en/of
noodzakelijk voor de teelt van gewassen in verband met het vergroten van de opbrengst van de oogst en het vergemakkelijken van de oogst, zoals tafelconstructies en gewasondersteunende constructies.
1.104 tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen:
teeltondersteunende voorziening, die korter dan 6 maanden, al dan niet aaneengesloten, in het jaar aanwezig is.
1.105 vakantieappartement:
een (deel van een) gebouw, dat dient als recreatieverblijf, waarvan de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben. De maximum aaneengesloten verblijfsduur van gebruikers bedraagt 6 weken, zonder dat dit mag leiden tot permanente bewoning. Onder recreatieverblijf wordt niet verstaan verblijf, noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid. Een vakantieappartement vormt nimmer een zelfstandige functie, maar bestaat steeds naast een op hetzelfde bouwperceel aanwezige hoofdfunctie.
1.106
verkoopvloeroppervlak:
het vloeroppervlak van de ruimten die worden of kunnen worden gebruikt voor verkoopactiviteiten.
1.107 vloeroppervlak van
een gebouw:
het oppervlak van alle van dat gebouw deel uitmakende ruimten, inclusief kelder, onderbouw en/of verdiepingen.
1.108 volwaardig agrarisch
bedrijf:
een agrarisch bedrijf met tenminste de arbeidsomvang van een volwaardige arbeidskracht en een zodanige bedrijfsomvang (minimaal 70 Nederlandse grootte-eenheden (nge's)) dat de continuďteit ook op langere termijn in voldoende mate is gewaarborgd.
1.109 wabo:
de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht welke op 1 oktober
1.110 waardevolle
graslandvegetatie:
graslanden, waarbinnen zich een half-natuurlijke graslandvegetatie van enige omvang bevindt. Hieronder vallen niet graslanden, gedomineerd door cultuurgrassen.
1.111 wellness:
activiteiten gericht op het welzijn van de mens in de breedste zin van het woord, met als doel het grootst mogelijke geestelijke en lichamelijke welzijn voor een ieder te verkrijgen.
1.112 woning:
een complex van ruimten, krachtens zijn indeling geschikt en bestemd voor de huisvesting van één huishouding.
1.113 woonwagen:
voor bewoning bestemd gebouw dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst en op een daartoe bestemd perceel is geplaatst.
1.114 woonwagenstandplaats:
een kavel bestemd voor het plaatsen van een woonwagen, waarop voorzieningen aanwezig zijn die op het leidingnet van de openbare nutsbedrijven, andere instellingen of van de gemeente kunnen worden aangesloten.
1.115 zolder:
ruimte(n) in een gebouw, die geheel is (zijn) afgedekt met schuine daken en die in functioneel opzicht deel uitmaakt (uitmaken) van de daaronder gelegen bouwlaag of bouwlagen.
1.116 zomerhuis:
een gebouw, in de vorm van een kleine zelfstandig gebouwde eenheid, dat dient als recreatieverblijf, waarvan de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben. De maximum aaneengesloten verblijfsduur van gebruikers bedraagt 6 weken, zonder dat dit mag leiden tot permanente/reguliere bewoning. Onder recreatieverblijf wordt niet verstaan verblijf, noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid. Een zomerhuis betreft een zelfstandige functie op een afzonderlijk bouwperceel.
2.1 Bij de toepassing van deze voorschriften wordt als volgt gemeten:
1. lengte, breedte en diepte van een bouwwerk:
de buitenwerks (tussen de buitenzijde van de gevels en/of het hart van de scheidingsmuren) gemeten afstand.
2. bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
3. goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
4. dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
5. oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
6. inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of) het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
7. afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens:
tussen de zijdelingse grenzen van een bouwperceel en enig punt van het op dat bouwperceel voorkomend (hoofd-)gebouw, waar die afstand het kortst is.
8. bebouwingspercentage:
het percentage van een bouwperceel dat met gebouwen mag worden bebouwd. Voor zover op de kaart bouwgrenzen zijn aangegeven wordt het bebouwingspercentage berekend over het gebied binnen de bouwgrenzen.
9. ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk:
vanaf peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend.
2.2 Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien
van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters,
kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en
kroonlijsten en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, tot een maximum
van
3.1 Bestemmingsomschrijving
3.1.1 De voor 'Wonen - Cultuur en recreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. wonen, met inbegrip van mantelzorg, aan-huis-gebonden beroepen, agrarische activiteiten van ondergeschikte betekenis, waaronder begrepen een gebruiksgerichte paardenhouderij van ondergeschikte betekenis;
b. verblijfsrecreatieve doeleinden;
c. wellness;
d. culturele,
educatieve en sociale doeleinden;
e. stalling
van kampeermiddelen, voor zover een 'maximum aantal te stallen kampeermiddelen'
is aangeduid, tot maximaal het daarbij aangeduide aantal,
en bij het medegebruik qua aard of omvang in overwegende mate geen sprake mag zijn van zodanig gebruik dat:
· aantasting plaatsvindt van de kernkwaliteiten van het Nationaal Landschap;
·
een onevenredig negatief effect op de
omgeving ontstaat;
·
er een verkeersoverlast ontstaat, waardoor
het treffen van infrastructurele maatregelen noodzakelijk wordt;
·
er negatieve effecten ontstaan op de
waterhuishouding.
3.1.2 Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtname van de voorrangsregels uit artikel 13.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen
Op de tot 'Wonen - Cultuur en recreatie' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:
· woningen;
·
gebouwen, ten behoeve van het in 3.1
toegestane gebruik,
en de daarbij behorende bijgebouwen en andere bouwwerken, welke qua aard en afmetingen bij deze bestemming passen, met dien verstande dat:
a. gebouwen uitsluitend in het bouwvlak en binnen de bouwaanduiding 'bijgebouwen' mogen worden gebouwd.
3.2.2 Bouwvlak
Regels met betrekking tot het bouwvlak:
a. per bouwvlak mag ten hoogste het aangeduide 'maximum aantal wooneenheden' worden gebouwd;
b. de
voorgevel van een woning mag uitsluitend in of evenwijdig aan de naar de weg
gekeerde bouwgrens worden gebouwd;
c. de
voorgevelbreedte van een woning zal ten minste
d. in ten
hoogste 2 bouwlagen mag worden gebouwd;
e. de
goothoogte mag ten hoogste
f. gebouwen
mogen plat, met setback of met een kap van ten
hoogste 60° worden afgedekt;
g. vrijstaande
woningen zullen aan beide zijden en halfvrijstaande
woningen aan één zijde op ten minste
3.2.3 Bouwaanduiding 'bijgebouwen'
Regels met betrekking tot de bouwaanduiding 'bijgebouwen':
a. de bouwaanduiding 'bijgebouwen' mag per bouwperceel geheel bebouwd worden;
b. in ten
hoogste 1 bouwlaag mag worden gebouwd waarvan de goothoogte ten hoogste
c. de
bouwhoogte mag ten hoogste
d. bijgebouwen
mogen uitsluitend plat of met een kap van ten hoogste 45° worden afgedekt.
e. ten
aanzien van het gestelde onder c. en d. kan geen gebruik worden gemaakt van een
algemene omgevingsvergunning van 10%;
f. het
oprichten van bijgebouwen mag niet leiden tot aantasting van de kernkwaliteiten
van het Nationaal Landschap.
3.2.4 Andere bouwwerken
Regels met betrekking tot andere bouwwerken:
a.
de hoogte van andere
bouwwerken mag ten hoogste
·
de hoogte van erfafscheidingen, welke voor
zover aanwezig voor de naar de weg gekeerde bouwgrens ten hoogste
·
de hoogte van palen, masten en plastische
kunstwerken, welke ten hoogste
3.2.5 Bestaande bebouwing
Voor zover bestaande maten afwijken van de bepalingen in 3.2, mogen de bestaande maten gehandhaafd worden.
3.3 Nadere eisen
3.3.1 Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van:
· de situering van bouwwerken;
·
de landschappelijke en (steden)bouwkundige
-inrichting en ruimtelijke kwaliteit van het perceel;
·
de omvang en inrichting van
parkeervoorzieningen;
·
de aard, hoogte en situering van
erfafscheidingen,
een en ander op basis van een landschappelijk inpassingsplan (en/of stedenbouwkundig ontwerp) en indachtig de regels zoals deze gesteld zijn in de POL-uitwerking BOM+.
3.3.2 De onder 3.3.1 genoemde nadere eisen mogen uitsluitend worden gesteld:
· ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de herkenbaarheid van de woning als zodanig, van de verkeersveiligheid en van het uitzicht en de privacy van derden, of,
·
indien dit noodzakelijk is voor een
verantwoorde stedenbouwkundige en landschappelijke inpassing, of;
·
ter voorkoming van onevenredige nadelige
gevolgen voor de milieusituatie, verkeersveiligheid, sociale veiligheid en
gebruiksmogelijkheden en/of privacy van aangrenzende gronden en bouwwerken, of;
·
in verband met maatwerk ten aanzien van
het bouwperceel en de verbetering van de gebiedskwaliteit, of;
·
in
verband met eisen van duurzaam bouwen.
3.4 Specifieke gebruiksregels
3.4.1 Verboden gebruik
Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:
a. standplaats of ligplaats voor onderkomens en/of kampeermiddelen;
b. het
beproeven van voertuigen, de beoefening van motorsport, het houden van
wedstrijden met motorrijtuigen, motoren of (brom)fietsen, al dan niet in
wedstrijdverband;
c. het racen of crossen met motorrijtuigen,
motoren of (brom)fietsen, al dan niet in wedstrijdverband;
d. staanplaats voor wagens, geschikt en bestemd
voor de uitoefening van handel;
e. het opslaan van mest(stoffen), waaronder het
opslaan van mest in mestzakken, met uitzondering van mestopslag van niet meer
dan
f. opslag,
anders dan inherent aan het toegelaten gebruik.
g. Bijgebouwen
mogen uitsluitend worden gebruikt ten dienste van de
woonfunctie;
h. zelfstandige
bewoning voor zover het betreft bijgebouwen;
i. detailhandel, anders dan inherent en van
ondergeschikte betekenis aan het toegelaten gebruik;
j. ambachtelijke en/of industriële doeleinden;
k. horecadoeleinden, anders dan ondergeschikt aan
het toegelaten gebruik;
l. opslagdoeleinden,
anders dan inherent aan het toegelaten gebruik, uitgezonderd stalling van
kampeermiddelen, voor zover een 'maximum aantal te stallen kampeermiddelen' is
aangeduid, tot ten hoogste het aangeduide aantal.
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
3.5.1 Afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van consumentverzorgende en kleinschalige ambachtelijke bedrijfjes
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 3.4, ten behoeve van het uitoefenen van consumentverzorgende en kleinschalige ambachtelijke bedrijfjes, mits:
· er geen afbreuk wordt gedaan aan het karakter van de buurt;
·
het woonmilieu niet onevenredig wordt
geschaad, dit betekent dat categorie 1 en maximaal 2 (VNG brochure “Bedrijven
en milieuzonering”) in beginsel toelaatbaar zijn;
·
er geen extra verkeersmaatregelen of
parkeervoorzieningen noodzakelijk worden;
·
er
geen zelfstandige vorm van detailhandel (uitgezonderd beperkte verkoop,
inherent aan de betreffende activiteit) ontstaat,
met dien verstande dat:
a. het bouwvlak geheel mag worden gebruikt voor het bedrijf onder de voorwaarde dat de woon + cultuur en ontspanningsfunctie voor ten minste 50% van de totale vloeroppervlakte gehandhaafd blijft.
4.1 Bestemmingsomschrijving
4.1.1 De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor instandhouding en bescherming van oudheidkundig waardevolle elementen en terreinen.
4.1.2 Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de overige aangewezen dubbelbestemmingen, bestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtname van de voorrangsregels uit artikel 13.
4.2 Bouwregels
Op de tot 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden mag op
bouwpercelen, die op de desbetreffende kaartuitsneden of na gebruik van de
wijzigingsbevoegdheid een uitbreidingsmogelijkheid voor bebouwing hebben van
meer dan
4.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk,
geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.3.1 Het is verboden op of in de voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden, voor zover aangeduid als 'archeologische waarden' in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren:
a.
het ophogen, egaliseren en
ontginnen van gronden, waarbij de hoogte van het maaiveld met meer dan
b. het bodemverlagen of
afgraven van gronden waarvoor geen ontgrondingvergunning is vereist, waarbij de
hoogte van het maaiveld met meer dan
c. het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan
d. het bebossen van gronden, met dien verstande
dat een omgevingsvergunning enkel kan worden verleend ter plaatse van de
dubbelbestemming 'waarde-ecologie';
e. het aanleggen, verbreden of verharden van
wegen, voet-, ruiter- of rijwielpaden, banen of parkeergelegenheden en het
aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
f. het aanbrengen van ondergrondse of
bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee
verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
g. het graven of dempen van sloten, watergangen,
vijvers of vaarten;
h. het tot stand brengen en/of in exploitatie
brengen van boor- en pompputten;
i. het uitvoeren van heiwerken en/of het
indrijven van scherpe voorwerpen in de bodem.
4.3.2 Het in 4.3.1 bepaalde is niet van toepassing voor:
a. werkzaamheden, normale onderhoudswerkzaamheden zijnde;
b. werken of werkzaamheden van ondergeschikte
betekenis;
c. werken of werkzaamheden binnen het kader van
het normale bodemgebruik;
d. werken of werkzaamheden, welke op het tijdstip
van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn dan wel krachtens een
voor dat tijdstip aangevraagde (omgevings)vergunning,
ontheffing of anderszins mogen worden uitgevoerd;
4.3.3 De werken of werkzaamheden als bedoeld in 4.3.1 zijn slechts toelaatbaar indien de ter plaatse van de aangeduide 'archeologische waarden' aanwezige oudheidkundige sporen niet dan in geringe mate worden of kunnen worden aangetast of als de mogelijkheid bestaat tot het doen van voorafgaand wetenschappelijk onderzoek of het doen van oudheidkundige waarnemingen.
5.1 Bestemmingsomschrijving
5.1.1 De voor 'Waarde-Cultuurhistorie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor instandhouding en versterking van de cultuurhistorisch waardevolle elementen (monumenten en karakteristieke bebouwing) en patronen (verkavelingen, wegenpatronen, beplantingspatronen, stedenbouwkundig beeld).
5.1.2 Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de overige aangewezen dubbelbestemmingen, bestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtname van de voorrangsregels uit artikel 13.
5.2 Bouwregels
Op de tot 'Waarde-Cultuurhistorie' ' aangewezen gronden mag uitsluitend worden gebouwd indien en voor zover zulks nodig is voor de inrichting ten behoeve van de onderliggende bestemming en verenigbaar is met behoud, herstel en/of versterking van de cultuurhistorische waarden en kwaliteiten van de bestaande bebouwing, mits dit conform advies van de Monumentencommissie of daarvoor in de plaats tredende commissie, niet leidt tot een wezenlijke verandering van de aanwezige cultuurhistorische waarden en kwaliteiten, met dien verstande dat:
a. de gevels in de aangegeven bouwgrenzen zullen worden gebouwd;
b. bebouwing mogelijk is krachtens de
onderliggende bestemming.
5.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk,
geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.3.1 Het is verboden op of in de voor 'Waarde-Cultuurhistorie' aangewezen gronden in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag of in afwijking van de Keur van het waterschap de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren:
a. het doorvoeren van veranderingen in de verkaveling of percelering van terreinen, voor zover het niet betreft gronden die agrarisch in gebruik zijn;
b. het aanleggen, verbreden of verharden van
wegen, voet-, ruiter- of rijwielpaden, banen of parkeergelegenheden en het
aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
c. het graven of dempen van sloten, watergangen,
vijvers of vaarten.
5.3.2 Het in 5.3.1 bepaalde is niet van toepassing voor:
a. werkzaamheden, normale onderhoudswerkzaamheden zijnde;
b. werken of werkzaamheden van ondergeschikte
betekenis;
c. werken of werkzaamheden binnen het kader van
het normale bodemgebruik;
d. werken of werkzaamheden, welke op het tijdstip
van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn dan wel krachtens een
voor dat tijdstip aangevraagde (omgevings)vergunning,
ontheffing of anderszins mogen worden uitgevoerd;
e. werken of werkzaamheden, gericht op de
instandhouding van gebouwen en terreinen met cultuurhistorische waarden.
5.3.3 De werken of werkzaamheden als bedoeld in 5.3.1 zijn slechts toelaatbaar indien door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen de in 5.1 genoemde waarden en doeleinden niet onevenredig worden aangetast dan wel de mogelijkheden voor het herstel van de eerstbedoelde waarden niet wezenlijk worden of kunnen worden verkleind.
5.4 Omgevingsvergunning
voor het slopen van een bouwwerk
5.4.1 Vergunningplicht
Het is verboden op of in de voor 'Waarde-Cultuurhistorie' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de op de gronden aanwezige cultuurhistorische waardevolle en/of karakteristieke bebouwing geheel of gedeeltelijk te slopen.
5.4.2 Het in 5.3.1 bepaalde is niet van toepassing voor sloopwerkzaamheden, welke op het tijdstip van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde (omgevings)vergunning, afwijking of anderszins mogen worden uitgevoerd.
6.1 Bestemmingsomschrijving
6.1.1 De voor 'Waarde-Landschapselement' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor instandhouding en herstel van de in het buitengebied aanwezige kleine landschapselementen en de daarmee samenhangende landschappelijke en natuurlijke waarden, alsmede het daarmee samenhangende waterbergend vermogen van de grond.
6.1.2 Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de overige aangewezen dubbelbestemmingen, bestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtname van de voorrangsregels uit artikel 13.
6.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk,
geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.2.1 Het is verboden op of in de voor 'Waarde-Landschapselement' aangewezen gronden, met daarop een klein landschapselement of steilrand, zoals aangeduid op de kaart kleine landschapselementen (bijlage 2 bij de regels), zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag of in afwijking van de Keur van het waterschap de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren:
a. het vellen, rooien, slopen, dempen, egaliseren of verwijderen van kleine landschapselementen, dan wel het verrichten van werkzaamheden, die ernstige beschadiging of de dood of verdwijning van kleine landschapselementen tot gevolg hebben;
b. het verwijderen of afgraven van steilranden of het verrichten van andere grondwerkzaamheden
die een aantasting hiervan inhouden of kunnen inhouden.
6.2.2 Het in 6.2.1 bepaalde is niet van toepassing voor:
a. werkzaamheden, normale onderhoudswerkzaamheden zijnde;
b. werken of werkzaamheden van ondergeschikte
betekenis;
c. werken of werkzaamheden binnen het kader van
het normale bodemgebruik;
d. werken of werkzaamheden, welke op het tijdstip
van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn dan wel krachtens een
voor dat tijdstip aangevraagde (omgevings)vergunning,
ontheffing of anderszins mogen worden uitgevoerd.
6.2.3 De werken of werkzaamheden als bedoeld in 6.2.1 zijn slechts toelaatbaar indien door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen de in 6.1 genoemde waarden en doeleinden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast dan wel de mogelijkheden voor het herstel van de eerstbedoelde waarden niet wezenlijk worden of kunnen worden verkleind. Burgemeester en wethouders kunnen aan de vergunning voorwaarden stellen ter compensatie.
6.2.4 De werken of werkzaamheden als bedoeld in 6.2 zijn slechts toelaatbaar:
a. voor zover, in het geval de werken of werkzaamheden betrekking hebben op kleine landschapselementen ten hoogste 20% van elk ten tijde van de terinzagelegging van het bestemmingsplan als ontwerp bestaand klein landschapselement wordt geveld/gerooid/verwijderd/gekapt;
b. voor zover, in het geval de werken of
werkzaamheden worden uitgevoerd ter plaatse van waterlopen en of poelen, de ten
tijde van de terinzagelegging van het bestemmingsplan als ontwerp bestaande
waterlopen en poelen worden gehandhaafd.
c. voor zover de werken of werkzaamheden de
ecologie van de aanwezige natuurwaarden niet aantasten.
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een
bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij
de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Het is verboden op de in
het plan begrepen gronden enig bouwwerk te bouwen, waarbij de op de plankaart
aangegeven bouwgrens wordt overschreden, behoudens overschrijdingen, die
volgens deze regels zijn toegestaan.
8.2.1 Ten
aanzien van een constructie voor de opwekking van alternatieve energie gelden
de volgende bouwregels:
8.2.2
Afwijken van de bouwregels ten behoeve van beschermde dorpsgezichten en
monumenten
Het bevoegd gezag kan een
omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 8.2.1,
ten behoeve van het plaatsen van een constructie voor de opwekking van
alternatieve energie in beschermde dorpsgezichten en/of op monumenten, voor
zover de bijzondere monumentale dan wel cultuurhistorische waarden ter plaatse
niet worden aangetast.
8.2.3
Afwijken van de bouwregels ten behoeve van tweede constructie binnen
bouwperceel
Het
bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het
bepaalde in artikel 8.2.1, ten behoeve van het plaatsen van een tweede
constructie voor de opwekking van alternatieve energie op een bouwperceel waar
reeds één dergelijke constructie aanwezig is, mits:
Ten
aanzien van het oprichten van ondergrondse bouwwerken gelden de volgende
bouwregels:
Onder gebruiken of het laten gebruiken in
strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik van
gronden en bouwwerken voor en/of als:
Ten
aanzien van de plaatsing van een constructie voor de opwekking van alternatieve
energie gelden de volgende gebruiksregels:
Binnen het bodembeschermingsgebied Mergelland is duurzaam behoud van kwetsbare functies en waarden een als bijzondere bescherming van de bodem noodzakelijk. Het streven is naar een kwaliteit van bodem, grondwater en landschap die voldoet aan de eisen die de aanwezige bijzondere biotische, abiotische en cultuurhistorische waarden stellen. Daarbij dient rekening gehouden te worden met dan wel afstemming te worden gezocht met het beleid ter zake van de Provinciale Milieuverordening Limburg en het Provinciaal Omgevingsplan Limburg.
Binnen het grondwaterbeschermingsgebied mag worden gebouwd voor zover dat op grond van de onderliggende bestemming is toegestaan en met inachtneming van de voorwaarden, zoals die door de Provinciale Milieuverordening Limburg worden gesteld.
Binnen de veiligheidszone rond ondergrondse leidingen dient het risico voor gevaar voor mensen in verband met het transport van gevaarlijke stoffen door de leidingen te worden beperkt. Binnen de veiligheidszone moet aan de hand van de daarvoor vastgestelde wet- en regelgeving steeds worden afgewogen of ruimtelijke ontwikkelingen kunnen worden toegestaan.
Het bevoegd gezag kan, behoudens voor de
gronden bestemd voor 'natuur' en met inachtneming van het bepaalde in de
dubbelbestemmingen, een omgevingsvergunning verlenen voor
afwijking van de regels van het plan ten aanzien van de bebouwing van niet voor
bewoning bestemde gronden met gebouwen en andere bouwwerken, ten dienste van het openbare nut, met dien verstande dat:
11.2.1 Het bevoegd gezag kan, behoudens voor
de gronden bestemd voor 'natuur' en met inachtneming van het bepaalde in de
dubbelbestemmingen, een omgevingsvergunning verlenen voor
afwijking van de regels van het plan ten aanzien ten aanzien van de in de deze
regels genoemde percentages, hellingen en maten, mits:
11.2.2 Omgevingsvergunning
mag niet worden verleend van:
11.2.3 In die gevallen waarin reeds uit hoofde van de regels
in de respectievelijke artikelen een omgevingsvergunning
is verleend mag niet nogmaals op grond van onderhavige bepaling omgevingsvergunning
worden verleend.
Het bevoegd gezag kan, behoudens voor de
gronden bestemd voor 'natuur' en met inachtneming van het bepaalde in de
dubbelbestemmingen, een omgevingsvergunning verlenen van
de regels van het plan ten aanzien van het toestaan van evenementen die met een
zekere regelmaat (bijvoorbeeld jaarlijks) plaatsvinden en een planologische
relevantie hebben vanwege de duur van de activiteit (inclusief het opbouwen en
afbreken) en/of vanwege de omvang van de activiteit (aantal
deelnemers/toeschouwers), mits:
Het bevoegd gezag kan, behoudens voor de
gronden bestemd voor 'natuur' en met inachtneming van het bepaalde in de dubbelbestemmingen,
een omgevingsvergunning verlenen van de regels van het plan
ten aanzien van het gebruik van de grond als standplaats voor onderkomens en/of
kampeermiddelen ten behoeve van het toestaan van tijdelijke vormen van
kamperen, mits:
Het bevoegd gezag kan een
omgevingsvergunning verlenen ten behoeve van het realiseren van nieuwe bijgebouwen
op bouwpercelen waarop reeds bestaande bijgebouwen met een totaal oppervlak
groter dan
met dien verstande dat:
Het
bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van
bouwverboden dan wel bouwregels ten behoeve van het oprichten van
antennemasten, met dien verstande dat:
mits:
Het
bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van
bouwverboden en bouwvoorschriften ten behoeve van het oprichten van
paardenbakken, mits:
met dien
verstande dat:
Indien en voor zover in deze voorschriften wordt verwezen
naar andere wettelijke regelingen, dienen deze regelingen te worden gelezen,
zoals deze luiden op het tijdstip van ter inzage legging van het ontwerpplan.
12.2.1 Algemeen
Indien en voor zover in deze regels of op de plankaart wordt
verwezen naar gemeentelijke regelingen, dienen deze regelingen te worden
gelezen, zoals deze luiden op het tijdstip van ter inzage legging van het
ontwerpplan.
12.2.2 Parkeernormen
Daar waar in de regels
wordt verwezen naar parkeernormen, moeten de op het tijdstip van aanvraag van
de omgevingsvergunning voor het bouwen geldende
parkeernormen worden gehanteerd.
12.3.1 Algemeen
Indien en voor zover in deze regels of op de plankaart wordt
verwezen naar provinciale regelingen, dienen deze regelingen te worden gelezen,
zoals deze luiden op het tijdstip van ter inzage legging van het ontwerpplan.
12.3.2 Compensatie
natuurwaarden
Daar waar in de regels
wordt verwezen naar compensatie van natuurwaarden overeenkomstige de
provinciale regels wordt toepassing gegeven aan de Provinciale Beleidsregel
Mitigatie en compensatie natuurwaarden.
In het geval van strijdigheid van belangen tussen een
bestemming en een dubbelbestemming, met name aan de orde bij
wijzigingsbevoegdheden, blijft het belang van de dubbelbestemming overeind. De
dubbelbestemming vormt het toegevoegde na te streven nieuwe beleid en levert
als zodanig extra criteria op voor de uit te voeren toetsing bij de wijzigingsbevoegdheid.
Kan bij wijziging niet aan deze criteria voldaan worden en/of wordt op enig
vlak onevenredige schade aangebracht dan kan geen gebruik worden gemaakt van de
wijzigingsbevoegdheid.
De realisatie van nieuw beleid door middel van
dubbelbestemmingen hoeft niet gebiedsbreed (binnen de
gehele dubbelbestemming) te zijn, wil de doelstelling gehaald worden. Als er
echter afbreuk gedaan wordt aan de gegeven gebiedsbreedte c.q. niet de gehele dubbelbestemming
wordt benut, moet voor het resterende gedeelte aangetoond worden dat dit
voldoende is om het beoogde beleid voor dat gebied te realiseren. Dat wil
zeggen dat de omvang van de opgenomen dubbelbestemmingen zo ruim is dat, om het
nagestreefde beleid te doen slagen, niet altijd de gehele dubbelbestemming
behoeft te worden benut.
Ten aanzien van de onderlinge relatie tussen de
dubbelbestemmingen geldt dat, gelet op het totaalbeleid voor het buitengebied,
dubbelbestemmingen gericht op het instandhouden of
ontwikkelen van het groene karakter en het voorkomen van bebouwing voorgaan
boven dubbelbestemmingen met bebouwing. In concreto
wordt in afnemende mate prioriteit verleend aan de dubbelbestemming:
Uitzondering hierop, in de vorm van nevenschikking, is
mogelijk, wanneer compensatie van eventueel verlies aan kwaliteit is
gegarandeerd
14.1.1 Een bouwwerk dat op
het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in
uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het
bouwen en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en
omvang niet wordt vergroot,
14.1.2 Eenmalig kan een omgevingsvergunning worden verleend van het
bepaalde in 14.1.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als
bedoeld in 14.1.1 met maximaal 10 %.
14.1.3 Het bepaalde in
14.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het
tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd in strijd met het
daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
14.2.1 Het gebruik van
grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het
bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
14.2.2 Het is verboden het
met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in 14.2.1, te veranderen of
te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door
deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
14.2.3 Indien het gebruik,
bedoeld in 14.2.1, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer
dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten
of te laten hervatten.
14.2.4 Het bepaalde in
14.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het
voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregels van
dat plan.
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het wijzigingsplan ‘Hontemerhof, Honthem 43 – 43a’.