De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a bewegend en stilstaand verkeer;
b wegen en (rijwiel)paden, inclusief bewegwijzering en verlichting;
c straatmeubilair, waaronder (ondergrondse) afvalcontainers;
d parkeervoorzieningen;
e terrassen;
f (openbare) nutsvoorzieningen;
g groenvoorzieningen;
h speelvoorzieningen;
i water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
j evenementen.
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
a
De bouwhoogte van voorzieningen voor verlichting
mag niet meer bedragen dan
b
De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen
gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan
Burgemeester
en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het
bepaalde onder 18.2 voor masten t.b.v. telecommunicatie en alarmering, met dien
verstande dat deze ten hoogste
a deze passen binnen het stedenbouwkundig beeld ter plaatse;
b andere waarden en belangen niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad;
c door (historisch) bodemonderzoek vooraf is vast komen te staan dat er vanuit milieuhygiënisch oogpunt geen bezwaren bestaan.
Onder verboden gebruik van de gronden wordt ten minste verstaan het gebruik van de grond voor:
a standplaats voor de verkoop van goederen en diensten, promotie, markten, kermissen en evenementen, zonder dat hiervoor een evenementenvergunning is verleend.