Artikel 4 Anti-dubbeltelbepaling
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 5 Algemene afwijkingsregels
-
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bestemmingsregels voor:
-
het bouwen van niet voor bewoning bestemde gebouwen, met een inhoud van ten hoogste 75 m³ en een bouwhoogte van niet meer dan 5 m, ten dienste van het openbaar nut, zoals transformatorhuisjes, gemaalgebouwtjes, schakelhuisjes, wachthuisjes, telefooncellen en andere nutsgebouwen;
-
het bouwen van andere bouwwerken ten dienste van het openbaar nut, met een maximum hoogte van 40 m (vanaf de voet gemeten), zoals zonnecollectoren, antennemasten, lichtmasten en kunstobjecten;
-
het afwijken van de voorgeschreven maatvoeringen voor bouwwerken met ten hoogste 15%, tot een maximum van 5 m;
-
het in geringe mate afwijken van het plan, teneinde enig onderdeel van het plan, zoals een bebouwingsgrens, geen bestemmingsgrens zijnde, te veranderen, uitsluitend indien bij de definitieve uitmeting of verkaveling blijkt, dat deze verandering in het belang van een juiste verwerkelijking van het plan noodzakelijk is, waarbij de grenzen niet meer dan 3 m worden verschoven.
-
Een onder a. genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de milieusituatie;
-
de verkeersveiligheid;
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
-
de sociale veiligheid;
-
de externe veiligheid.
Artikel 6 Algemene wijzigingsregels
-
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen indien de wijziging betrekking heeft op:
-
het oprichten van nutsgebouwen, zoals transformatorhuisjes en gemaalgebouwtjes met een inhoud van niet meer dan 150 m³ en een hoogte van niet meer dan 5 m, welke in het kader van de nutsvoorzieningen nodig zijn en voor zover deze op grond van artikel 5 onder a niet kunnen worden gebouwd;
-
het wijzigen van op de kaart aangegeven bestemmings- of bebouwingsgrenzen met ten hoogste 10 m, indien zulks in verband met de realisatie van het plan noodzakelijk is en de oppervlakte van een bestemmings- of bebouwingsvlak met niet meer dan 10% wordt vergroot.
-
Burgemeester en wethouders kunnen toepassing geven aan de in onder a bedoelde wijzigingsbevoegdheid indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de milieusituatie;
-
de verkeersveiligheid;
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
-
de sociale veiligheid;
-
de externe veiligheid.
