3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Bedrijventerrein’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
bedrijfsactiviteiten die zijn genoemd in de bij deze regels behorende Staat van bedrijven in de categorieën 2 tot en met 4.2;
-
detailhandel in auto’s, boten, caravans en tenten, met een minimale verkoopvloeroppervlakte van 1.000 m², uitsluitend ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van bedrijventerrein – detailhandel abc”, met dien verstande dat maximaal 10% van de totale verkoopvloeroppervlakte met een maximale oppervlakte van 150 m² voor branchevreemde goederen mag worden benut;
-
beperkte detailhandelsactiviteiten in goederen die ter plaatse worden vervaardigd en die een ondergeschikt onderdeel en niet een zelfstandig onderdeel vormen van de bedrijfsvoering,
met dien verstande dat seksinrichtingen en prostitutiedoeleinden, risicovolle inrichtingen en bedrijfswoningen niet in de bestemming zijn begrepen,
met de daarbij behorende:
-
infrastructurele voorzieningen;
-
groenvoorzieningen en water;
-
openbare nutsvoorzieningen;
-
gebouwen, andere bouwwerken, andere werken en bijbehorende voorzieningen.
Parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden waarbij de volgende parkeernormen dienen te worden aangehouden:
-
0,5 parkeerplaats per arbeidsplaats;
-
0,2 parkeerplaats per 100 m² bedrijfsvloeroppervlakte.
3.2 Bouwregels
-
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
-
gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
-
ter plaatse van de aanduiding “gevellijn” dient de voorgevel van een gebouw over een breedte van minimaal 70% te worden gebouwd in de voorgevelbouwgrens;
-
de bouwhoogte van een gebouw mag niet minder en meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding “minimale en maximale bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage” is aangegeven;
-
het bebouwingspercentage per bouwperceel mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding “minimale en maximale bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage” is aangegeven;
-
de afstand tot enige perceelsgrens dient minimaal 3 m te bedragen;
-
er mogen geen bedrijfswoningen worden gebouwd.
-
Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen;
-
de bouwhoogte van reclamemasten en –installaties mag niet meer dan 6 m bedragen;
-
de bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer dan 8 m bedragen;
-
de bouwhoogte van overige andere bouwwerken binnen een bouwvlak mag niet meer dan 15 m bedragen;
-
de bouwhoogte van overige andere bouwwerken buiten een bouwvlak mag niet meer dan 3 m bedragen.
3.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen, met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de milieusituatie;
-
de verkeersveiligheid;
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
-
de sociale veiligheid;
-
de externe veiligheid,
nadere eisen stellen aan:
-
de situering van verkeersvoorzieningen, waaronder de situering van rijstroken en in- en uitritten, manoeuvreerruimten en parkeervoorzieningen;
-
de minimumomvang van de parkeervoorzieningen, indien de aard van de te vestigen bedrijfsactiviteiten daartoe aanleiding geeft;
-
het aantal, de situering en/of afmetingen van in- en uitritten bij bedrijven, waarbij per bedrijf geëist kan worden dat:
-
niet meer dan 1 in-/uitrit per bedrijf wordt gerealiseerd;
-
in- en uitritten op een afstand van ten minste 20 m uit de kruising van wegen worden gerealiseerd;
-
de breedte van een in-/uitrit niet meer dan 15 m mag bedragen.
3.4 Afwijken van de bouwregels
-
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van:
-
het bepaalde in lid 3.2, sub a, onder 1 voor het bouwen buiten de bouwvlakken van entrees, erkers en andere ondergeschikte onderdelen, met dien verstande dat:
a. de afstand van het gebouw tot enige perceelgrens minimaal 3 m dient te bedragen;
b. de grondoppervlakte van het gebouw niet meer dan 10% van he bij het bedrijf behorende, buiten het bouwvlak gelegen, bouwperceel bedraagt;
c. de hoogte van het gebouw niet meer dan 4 m bedraagt;
-
het bepaalde in lid 3.2, sub a, onder 3 voor het bouwen van gebouwen met een bouwhoogte van maximaal 25 m;
-
het bepaalde in lid 3.2, sub a, onder 5 voor het bouwen tot op een perceelgrens;
-
het bepaalde in lid 3.2, sub b, onder 2 voor het bouwen van reclameinstallaties met een maximale bouwhoogte van 15 m;
-
het bepaalde in lid 3.2, sub b, onder 4 voor het bouwen van andere bouwwerken met een maximale bouwhoogte van 25 m;
-
het bepaalde in lid 3.2, sub b, onder 5 voor het bouwen van andere bouwwerken met een maximale bouwhoogte van 5 m.
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van:
-
het bepaalde in lid 3.1 voor de vestiging van bedrijven die niet worden genoemd in de bij deze regels behorende Staat van bedrijven maar die naar de aard en de invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven die wel zijn genoemd;
-
het bepaalde in lid 3.1 voor de vestiging van kleinschalige horeca-inrichtingen, waarbij de bedrijfsvloeroppervlakte per vestiging niet meer dan 100 m² mag bedragen en de bouwhoogte van bouwwerken niet meer dan 5 m mag bedragen;
-
het bepaalde in lid 3.1 voor de vestiging van risicovolle inrichtingen, mits de vestiging in verband met externe veiligheid aanvaardbaar is;
-
het bepaalde in lid 3.1 voor het afwijken van de minimumomvang van de parkeervoorzieningen indien de aard van de te vestigingen bedrijfsactiviteiten daartoe aanleiding geeft.
