HOOFDSTUK 1 Inleidende regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
-
plan:
het bestemmingsplan Bedrijvenpark De Hemmen A7, wijziging Smidsstraat van de gemeente Súdwest-Fryslân;
-
bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1900.2012oostBPsmidsnee-onhe met de bijbehorende regels en bijlagen;
-
verbeelding:
de weergave van de inhoud van een bestemmingsplan conform het gestelde in de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2008. Onder het begrip ‘verbeelding’ wordt zowel de analoge wijze als de digitale wijze verstaan;
-
aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
-
aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
-
ander bouwwerk:
een bouwwerk, geen gebouw zijnde;
-
ander werk:
een werk, geen bouwwerk zijnde;
-
bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
-
bebouwingspercentage:
de oppervlakte van gebouwen uitgedrukt in procenten van de nader aangegeven gronden;
-
bedrijf:
een zelfstandige productie-eenheid van producten en/of diensten;
-
bedrijfswoning:
een woning in of bij een gebouw of op of bij een terrein bestemd voor (het gezin van) een persoon, wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming of het feitelijk gebruik (in overeenstemming met de bestemming) van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;
-
bedrijfsvloeroppervlakte:
de totale vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een bedrijf, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;
-
bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
-
bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
-
bevoegd gezag:
bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning;
-
bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
-
bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
-
bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
-
bouwperceelgrens:
de grens van een bouwperceel;
-
bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;
-
bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
-
branchevreemde goederen:
artikelen die niet passen binnen het assortiment zoals dat in algemene zin wordt gevoerd in de perifeer toegestane branches;
-
detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), het verkopen en/of leveren van goederen, geen motorbrandstoffen zijnde, aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
-
detailhandel in auto’s:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), het verkopen en/of leveren van auto’s en de daarbij als onderdeel behorende detailhandel in onderdelen en accessoires daarvan;
-
detailhandel in boten:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), het verkopen en/of leveren van boten en de daarbij als onderdeel behorende detailhandel in onderdelen en accessoires daarvan;
-
detailhandel in caravans en tenten:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), het verkopen en/of leveren van toer- en stacaravans, vouwagens, bagagewagens, tenten en de daarbij als onderdeel behorende detailhandel in onderdelen en accessoires daarvan;
-
gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
-
horeca-inrichting:
een hotel, restaurant, café of cafetariabedrijf dan wel een combinatie van twee of meer van deze bedrijven;
-
peil:
-
voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
-
voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
-
prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander persoon tegen vergoeding;
-
risicovolle inrichting:
een inrichting, bij welke ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;
-
seksinrichting:
de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitu-tiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
-
verkoopvloeroppervlakte:
de voor het publiek zichtbare en toegankelijke (besloten) winkelruimte ten behoeve van de detailhandel;
-
voorgevel:
de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien een perceel met meerdere zijden aan een weg grenst, de als zodanig door burgemeester en wethouders aan te wijzen gevel;
-
woning:
een complex van ruimten, dat blijkens zijn indeling en inrichting uitsluitend bestemd is voor de huisvesting van niet meer dan één huishouding.
Artikel 2 Wijze van meten
Bij toepassing van deze planregels wordt als volgt gemeten:
-
de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
-
de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
-
de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of bouwwerk geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen als schoorstenen, antennes en daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
-
de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
-
de afstand van een gebouw tot de perceelsgrens:
vanaf het dichtst bij de perceelsgrens gelegen punt van het gebouw op 1 m boven peil en haaks op de perceelsgrens.
Bouwvlak of bestemmingsvlak
Bij de toepassing ten aanzien van het bouwen binnen bouwvlakken of bestemmingsvlakken en ten aanzien van het berekenen van de bouwhoogte en oppervlakte worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de bouw- c.q. bestemmingsgrens met niet meer dan 1 m wordt overschreden.
Oppervlakte
Overstekende daken worden bij de berekening van de oppervlakte van bouwwerken uitsluitend buiten beschouwing gelaten mits de overstekken niet breder zijn dan 0,5 m.
HOOFDSTUK 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijventerrein
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Bedrijventerrein’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
bedrijfsactiviteiten die zijn genoemd in de bij deze regels behorende Staat van bedrijven in de categorieën 2 tot en met 4.2;
-
detailhandel in auto’s, boten, caravans en tenten, met een minimale verkoopvloeroppervlakte van 1.000 m², uitsluitend ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van bedrijventerrein – detailhandel abc”, met dien verstande dat maximaal 10% van de totale verkoopvloeroppervlakte met een maximale oppervlakte van 150 m² voor branchevreemde goederen mag worden benut;
-
beperkte detailhandelsactiviteiten in goederen die ter plaatse worden vervaardigd en die een ondergeschikt onderdeel en niet een zelfstandig onderdeel vormen van de bedrijfsvoering,
met dien verstande dat seksinrichtingen en prostitutiedoeleinden, risicovolle inrichtingen en bedrijfswoningen niet in de bestemming zijn begrepen,
met de daarbij behorende:
-
infrastructurele voorzieningen;
-
groenvoorzieningen en water;
-
openbare nutsvoorzieningen;
-
gebouwen, andere bouwwerken, andere werken en bijbehorende voorzieningen.
Parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden waarbij de volgende parkeernormen dienen te worden aangehouden:
-
0,5 parkeerplaats per arbeidsplaats;
-
0,2 parkeerplaats per 100 m² bedrijfsvloeroppervlakte.
3.2 Bouwregels
-
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
-
gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
-
ter plaatse van de aanduiding “gevellijn” dient de voorgevel van een gebouw over een breedte van minimaal 70% te worden gebouwd in de voorgevelbouwgrens;
-
de bouwhoogte van een gebouw mag niet minder en meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding “minimale en maximale bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage” is aangegeven;
-
het bebouwingspercentage per bouwperceel mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding “minimale en maximale bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage” is aangegeven;
-
de afstand tot enige perceelsgrens dient minimaal 3 m te bedragen;
-
er mogen geen bedrijfswoningen worden gebouwd.
-
Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen;
-
de bouwhoogte van reclamemasten en –installaties mag niet meer dan 6 m bedragen;
-
de bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer dan 8 m bedragen;
-
de bouwhoogte van overige andere bouwwerken binnen een bouwvlak mag niet meer dan 15 m bedragen;
-
de bouwhoogte van overige andere bouwwerken buiten een bouwvlak mag niet meer dan 3 m bedragen.
3.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen, met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de milieusituatie;
-
de verkeersveiligheid;
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
-
de sociale veiligheid;
-
de externe veiligheid,
nadere eisen stellen aan:
-
de situering van verkeersvoorzieningen, waaronder de situering van rijstroken en in- en uitritten, manoeuvreerruimten en parkeervoorzieningen;
-
de minimumomvang van de parkeervoorzieningen, indien de aard van de te vestigen bedrijfsactiviteiten daartoe aanleiding geeft;
-
het aantal, de situering en/of afmetingen van in- en uitritten bij bedrijven, waarbij per bedrijf geëist kan worden dat:
-
niet meer dan 1 in-/uitrit per bedrijf wordt gerealiseerd;
-
in- en uitritten op een afstand van ten minste 20 m uit de kruising van wegen worden gerealiseerd;
-
de breedte van een in-/uitrit niet meer dan 15 m mag bedragen.
3.4 Afwijken van de bouwregels
-
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van:
-
het bepaalde in lid 3.2, sub a, onder 1 voor het bouwen buiten de bouwvlakken van entrees, erkers en andere ondergeschikte onderdelen, met dien verstande dat:
a. de afstand van het gebouw tot enige perceelgrens minimaal 3 m dient te bedragen;
b. de grondoppervlakte van het gebouw niet meer dan 10% van he bij het bedrijf behorende, buiten het bouwvlak gelegen, bouwperceel bedraagt;
c. de hoogte van het gebouw niet meer dan 4 m bedraagt;
-
het bepaalde in lid 3.2, sub a, onder 3 voor het bouwen van gebouwen met een bouwhoogte van maximaal 25 m;
-
het bepaalde in lid 3.2, sub a, onder 5 voor het bouwen tot op een perceelgrens;
-
het bepaalde in lid 3.2, sub b, onder 2 voor het bouwen van reclameinstallaties met een maximale bouwhoogte van 15 m;
-
het bepaalde in lid 3.2, sub b, onder 4 voor het bouwen van andere bouwwerken met een maximale bouwhoogte van 25 m;
-
het bepaalde in lid 3.2, sub b, onder 5 voor het bouwen van andere bouwwerken met een maximale bouwhoogte van 5 m.
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van:
-
het bepaalde in lid 3.1 voor de vestiging van bedrijven die niet worden genoemd in de bij deze regels behorende Staat van bedrijven maar die naar de aard en de invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven die wel zijn genoemd;
-
het bepaalde in lid 3.1 voor de vestiging van kleinschalige horeca-inrichtingen, waarbij de bedrijfsvloeroppervlakte per vestiging niet meer dan 100 m² mag bedragen en de bouwhoogte van bouwwerken niet meer dan 5 m mag bedragen;
-
het bepaalde in lid 3.1 voor de vestiging van risicovolle inrichtingen, mits de vestiging in verband met externe veiligheid aanvaardbaar is;
-
het bepaalde in lid 3.1 voor het afwijken van de minimumomvang van de parkeervoorzieningen indien de aard van de te vestigingen bedrijfsactiviteiten daartoe aanleiding geeft.
HOOFDSTUK 3 Algemene regels
Artikel 4 Anti-dubbeltelbepaling
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 5 Algemene afwijkingsregels
-
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bestemmingsregels voor:
-
het bouwen van niet voor bewoning bestemde gebouwen, met een inhoud van ten hoogste 75 m³ en een bouwhoogte van niet meer dan 5 m, ten dienste van het openbaar nut, zoals transformatorhuisjes, gemaalgebouwtjes, schakelhuisjes, wachthuisjes, telefooncellen en andere nutsgebouwen;
-
het bouwen van andere bouwwerken ten dienste van het openbaar nut, met een maximum hoogte van 40 m (vanaf de voet gemeten), zoals zonnecollectoren, antennemasten, lichtmasten en kunstobjecten;
-
het afwijken van de voorgeschreven maatvoeringen voor bouwwerken met ten hoogste 15%, tot een maximum van 5 m;
-
het in geringe mate afwijken van het plan, teneinde enig onderdeel van het plan, zoals een bebouwingsgrens, geen bestemmingsgrens zijnde, te veranderen, uitsluitend indien bij de definitieve uitmeting of verkaveling blijkt, dat deze verandering in het belang van een juiste verwerkelijking van het plan noodzakelijk is, waarbij de grenzen niet meer dan 3 m worden verschoven.
-
Een onder a. genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de milieusituatie;
-
de verkeersveiligheid;
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
-
de sociale veiligheid;
-
de externe veiligheid.
Artikel 6 Algemene wijzigingsregels
-
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen indien de wijziging betrekking heeft op:
-
het oprichten van nutsgebouwen, zoals transformatorhuisjes en gemaalgebouwtjes met een inhoud van niet meer dan 150 m³ en een hoogte van niet meer dan 5 m, welke in het kader van de nutsvoorzieningen nodig zijn en voor zover deze op grond van artikel 5 onder a niet kunnen worden gebouwd;
-
het wijzigen van op de kaart aangegeven bestemmings- of bebouwingsgrenzen met ten hoogste 10 m, indien zulks in verband met de realisatie van het plan noodzakelijk is en de oppervlakte van een bestemmings- of bebouwingsvlak met niet meer dan 10% wordt vergroot.
-
Burgemeester en wethouders kunnen toepassing geven aan de in onder a bedoelde wijzigingsbevoegdheid indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de milieusituatie;
-
de verkeersveiligheid;
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
-
de sociale veiligheid;
-
de externe veiligheid.
HOOFDSTUK 4 Overgangs- en slotregels
Artikel 7 Overgangsrecht
7.1 Overgangsrecht bouwwerken
-
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van dit be-stemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
-
gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
-
na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen geschiedt binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
-
Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in sub a met maximaal 10%.
-
Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
7.2 Overgangsrecht gebruik
-
-
Het gebruik van gronden en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van het inwerkingtreding van dit plan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
-
-
-
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
-
-
-
Indien het gebruik, bedoeld onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
-
-
-
Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
-
Artikel 8 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
“Regels van het bestemmingsplan Bedrijvenpark De Hemmen A7, wijziging Smidsstraat van de gemeente Súdwest-Fryslân”.
