REGELS

 

 

Inhoudsopgave

 

Hoofdstuk 1        Inleidende regels                                                                 

Artikel 1       Begrippen                                                              3

Artikel 2       Wijze van meten                                                   8

 

Hoofdstuk 2        Bestemmingsregels

Artikel 3       Groen                                                                    9

Artikel 4       Tuin                                                                    10

Artikel 5       Verkeer                                                               11

Artikel 6       Verkeer en verblijf                                                13

Artikel 7       Water                                                                 14

Artikel 8       Wonen                                                                15

Artikel 9       Leiding – Gas (dubbelbestemming)                        18

 

Hoofdstuk 3        Algemene regels

Artikel 10     Anti – dubbeltelregel                                              20

Artikel 11     Algemene aanduidingregel                                     21

Artikel 12     Algemene gebruiksregel                                       22

Artikel 13     Algemene afwijkingsregels                                    23

Artikel 14     Algemene wijzigingsregels                                     24

Artikel 15     Algemene procedureregels                                    25

 

Hoofdstuk 4        Overgangs – en slotregels

Artikel 16     Overgangsregels                                                  26

Artikel 17     Slotregel                                                              27


 

Artikel 1         Begrippen

 

1.    aanbouw:

een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw; functionele ondergeschiktheid is niet vereist;

 

2.    aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

 

3.    aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

 

4.    aan huis verbonden beroep of bedrijf :

de uitoefening van een beroep of bedrijf (dan wel het verlenen van diensten) op administratief, maatschappelijk, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig of een daarmee gelijk te stellen gebied, dat in of bij een woonhuis wordt uitgeoefend, waarbij in overwegende mate de woonfunctie blijft behouden en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

 

5.    achtererfgebied

erf aan de achterkant en de niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1m van de voorkant, van het hoofdgebouw;

 

6.    ander werk

een werk, geen bouwwerk zijnde;

 

7.    bijbehorende bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;

 

8.    bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

 

9.    bebouwingspercentage:

de oppervlakte van gebouwen uitgedrukt in procenten van de nader aangegeven gronden;

 

10.     bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met bijbehorende regels als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1900.2011traceA7.ontw

 

11.     bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

 

12.     bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met een zelfde bestemming;

 

13.     bijgebouw:

een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw, functionele ondergeschiktheid is niet vereist, tenzij in de voorschriften anders is bepaald;

 

14.     bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk bouwen, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

 

15.     bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

 

16.     bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;

 

17.     bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

 

18.     bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel;

 

19.     bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

 

20.     bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

 

21.     dak:

iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

 

22.     eerste bouwlaag:

de bouwlaag op de begane grond;

 

23.     eerste verdieping:

de tweede bouwlaag van een hoofdgebouw, een souterrain of kelder niet daaronder begrepen;

 

24.     erf:

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw en, voor zover een bestemmingsplan of een beheersverordening van toepassing is, deze die inrichting niet verbieden;

 

25.     gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

 

26.     geluidgevoelige functies:

bewoning of andere geluidgevoelige functies zoals bedoeld in de Wet geluidhinder dan wel het Besluit geluidhinder;

 

27.     geluidgevoelige gebouwen:

gebouwen welke dienen ter bewoning of ten behoeve van een andere geluidgevoelige functie als bedoeld in de Wet geluidhinder, dan wel het Besluit geluidhinder;

 

28.     geluidsbelasting vanwege een industrieterrein:

de etmaalwaarde van het equivalente geluidniveau in dB(A) op een bepaalde plaats, veroorzaakt door de gezamenlijke inrichtingen en toestellen, aanwezig op het industrieterrein, het geluid van niet tot de inrichtingen behorende motorvoertuigen op het terrein daaronder niet begrepen, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder; 

 

29.     geluidsbelasting vanwege het wegverkeer:

de etmaalwaarde van het equivalente geluidniveau in dB op een bepaalde plaats, veroorzaakt door het gezamenlijke wegverkeer op een bepaald weggedeelte of een combinatie van weggedeelten, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder;  

 

30.     geluidszoneringsplichtige inrichting:

een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld;

 

31.     hogere grenswaarde:

een maximale waarde voor de geluidbelasting, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder, dan wel het Besluit geluidhinder;

 

32.     hoofdgebouw:

gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

 

33.     horizontale diepte van een gebouw:

de lengte van een gebouw, gemeten loodrecht vanaf de naar de weg gekeerde gevel;

 

34.     kwetsbaar object:

een object als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen;

 

35.     maaiveld:

a.                 het oppervlak (of de hoogte daarvan) van het land;

b.                 de bovenkant van het terrein dat een bouwwerk omgeeft.

 

35.  nadere eis:

een nadere eis als bedoeld in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening;

 

36.  afwijking:

een afwijking als bedoeld in artikel 3.6, lid 1 sub c van de Wet ruimtelijke ordening;

 

37. Omgevingsvergunning voor uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden:

een vergunning als bedoeld in artikel 3.3 van de Wet op de ruimtelijke ordening;

 

38.  overkapping:

Een bouwwerk geen gebouw zijnde bestaande uit een dak en ten hoogste één wand;

 

39.  peil:

a.                 voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;

b.                 voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;

c.                 indien in of op het water wordt gebouwd, het Nieuw Amsterdams Peil of de hoogte van het terrein ter plaatse van de meest nabij gelegen locatie waar het water grenst aan het vaste land:

 

40.  uitbouw:

een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw; functionele ondergeschiktheid is niet vereist;

 

41.  verbeelding:

De weergave van de inhoud van een bestemmingsplan conform het gestelde in de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2008. Onder het begrip 'verbeelding' wordt zowel de analoge wijze als de digitale wijze verstaan;

 

42.  verticale diepte van een gebouw:

de diepte van een gebouw, gemeten vanaf de onderzijde van de begane grondvloer;

 

43.  voorerfgebied:

erf dat geen onderdeel is van het achtererfgebied

 

44.  voorgevel:

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien een perceel met meerdere zijden aan een weg grenst, de als zodanig door burgemeester en wethouders aan te wijzen gevel;

 

45.  woning:

een gebouw of een gedeelte van een gebouw, krachtens aard en indeling geschikt en bestemd voor de huisvesting van één huishouden;

 

46.  woonhuis:

een gebouw, hetzij vrijstaand, hetzij aaneengebouwd, dat slechts één woning omvat;

 

47.  zolder:

de bovenste ruimte in een gebouw onmiddellijk onder de kap;

 


 

Artikel 2         Wijze van meten

 

    

Bij toepassing van deze planregels wordt als volgt gemeten:

 

a.           de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of bouwwerk geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen als schoorstenen, antennes en daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

 

b.           de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

 

c.            de dakhelling van een bouwwerk:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak; voor zover in de regels een dakhelling is voorgeschreven, is deze niet van toepassing op de horizontale gedeelten van afgeknotte daken, de bovenste dakvlakken van mansardekappen en op dakvlakken welke niet evenwijdig aan de noklijn zijn gelegen;

 

d.           de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

 

e.           de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

 

Bouwvlak of bestemmingsvlak

Bij de toepassing ten aanzien van het bouwen binnen bouwvlakken of bestemmingsvlakken en ten aanzien van het berekenen van de bouwhoogte en oppervlakte worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de bouw- c.q. bestemmingsgrens met niet meer dan 1m wordt overschreden.

 

Oppervlakte

Overstekende daken worden bij de berekening van de oppervlakte van bouwwerken uitsluitend buiten beschouwing gelaten mits de overstekken niet breder zijn dan 0,5m.


Artikel 3     Groen

 

1. Bestemmingsomschrijving

 

De voor “Groen” aangewezen gronden zijn bestemd voor:

 

a.            groenvoorzieningen;

b.            bermen en beplanting;

c.             paden;

d.            waterlopen en waterpartijen;

e.            nutsvoorzieningen

 

met de daarbij behorende:

f.              verhardingen;

g.            parkeervoorzieningen;

h.            bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

 

 

2. Bouwregels

 

Op de in lid 1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd met dien verstande dat:

 

a. Met betrekking tot gebouwen geldt dat:

  1. deze uitsluitend mogen worden gebouwd ten behoeve van nutsvoorzieningen;
  2. de inhoud van een gebouw ten hoogste 50m3 mag bedragen;
  3. de hoogte van een gebouw ten hoogste 3m mag bedragen.

 

b. Met betrekking tot het bouwen van bouwwerken geen gebouw zijnde geldt dat:

  1. de hoogte van straatmeubilair ten hoogste 9m mag bedragen;
  2. de hoogte van overige bouwwerken geen gebouwen zijnde ten hoogste 3m mag bedragen.

Artikel 4     Tuin

 

1. Bestemmingsomschrijving

 

De voor “tuin” aangewezen gronden zijn bestemd voor:

 

a. tuinen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen woningen;

b. wegen en paden;

c. groenvoorzieningen.

 

2.  Bouwregels

 

a.   Met betrekking tot gebouwen geldt dat:

Er geen gebouwen mogen worden gebouwd met uitzondering van erkers of tochtportalen tot een breedte van ten hoogste 50% van de breedte van de gevel van het hoofdgebouw en tot een diepte van ten hoogste 1,5m, en een bouwhoogte van ten hoogste 2,5m.

 

b.   Met betrekking tot bouwwerken geen gebouw zijnde geldt dat:

  1. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen ten hoogste 1m mag bedragen;
  2. de hoogte van overige bouwwerken geen gebouwen zijnde, ten hoogste 5,5m mag bedragen;
  3. de hoogte van vlaggenmasten ten hoogste 8m mag bedragen.

1.       de hoogte van erf- en terreinafscheidingen ten hoogste 1m mag bedragen;

2.    de hoogte van overige bouwwerken geen gebouwen zijnde, ten hoogste 5,5m mag bedragen;

3.    de hoogte van vlaggenmasten ten hoogste 8m mag bedragen.

 


Artikel 5     Verkeer

 

1. Bestemmingsomschrijving

 

De voor “Verkeer” aangewezen gronden zijn bestemd voor:

 

a. wegen;

b. parkeervoorzieningen;

c. groen en water;

d. fiets- en voetpaden;

e. andere verkeersvoorzieningen en ongelijkvloerse kruisingen, zoals straatmeubilair

viaducten, tunnels en aquaducten;

f. nutsvoorzieningen

 

met de daarbij behorende

 

g. bouwwerken;

h. andere werken;

 

2. Bouwregels

 

Op de in lid 1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd met dien verstande dat:

 

a. Met betrekking tot gebouwen geldt dat: (al naar gelang van situatie plangebied)

-          geen gebouwen mogen worden gebouwd

 

b. Met betrekking tot bouwwerken geen gebouwen zijnde geldt dat;

1.     de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan die rechtstreeks ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, ten hoogste 5,5m mag bedragen;

2.     de hoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde rechtstreeks ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer ten hoogste 18m mag bedragen;

3.     ter plaatse van de aanduiding brug de hoogte van bouwwerken geen gebouw zijnde ten behoeve van ongelijkvloerse kruisingen niet meer dan 25m mag bedragen.

 

3. Specifieke gebruiksregels

 

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

-          het inrichten van de gronden in afwijking van het op de verbeelding aangegeven dwarsprofiel indien dit op de verbeelding is aangegeven.

 

 

4. Afwijking van de gebruiksregels

 

Burgemeester en wethouders kunnen een afwijking toestaan van het bepaalde onder 3 en toestaan dat van het op de verbeelding aangegeven dwarsprofiel wordt afgeweken, mits geen verslechtering van de geluidssituatie optreedt.

 


Artikel 6     Verkeer-Verblijf

 

1. Bestemmingsomschrijving

 

De voor “Verkeer-Verblijf” aangewezen gronden zijn bestemd voor:

 

    1. woonstraten
    2. fiets en voetpaden
    3. parkeervoorzieningen
    4. groen en water
    5. speelvoorzieningen
    6. nutsvoorzieningen

 

met de daarbij behorende

g. bouwwerken;

h. andere werken.

 

2. Bouwregels

 

Op de in lid 1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd met dien verstande dat:

 

a.       Met betrekking tot gebouwen geldt dat:

1. deze uitsluitend mogen worden gebouwd ten behoeve van nutsvoorzieningen;

2. de inhoud van een gebouw ten hoogste 50m3 mag bedragen;

3. de hoogte van een gebouw ten hoogste 3m mag bedragen.

 

b.        Met betrekking tot bouwwerken geen gebouwen zijnde geldt dat:

de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste 5,5m mag bedragen.

 

 


Artikel 7     Water

 

1. Bestemmingsomschrijving

 

De voor “Water” aangewezen gronden zijn bestemd voor:

 

a. de waterhuishouding en waterberging;

b. waterwegen, grachten, singels;

 

met de daarbij behorende;

 

c. bouwwerken geen gebouwen zijnde;

d. andere werken;

e. bijbehorende voorzieningen zoals bruggen ten behoeve van een kruisend verkeer.

 

2. Bouwregels

 

Op de in lid 1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd met dien verstande dat:

 

a. Met betrekking tot gebouwen geldt dat:

- op deze gronden geen gebouwen mogen worden gebouwd.

 

b. Met betrekking tot bouwwerken geen gebouwen zijnde geldt dat:

- de bouwhoogte ten hoogste 10m mag bedragen.

 

3. specifieke gebruiksregels

 

Gebruik van gronden ten behoeve van ligplaatsen van woonschepen is niet toegestaan.

 


Artikel 8     Wonen 

 

1. Bestemmingsomschrijving

 

De voor ‘Wonen” aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. woningen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aanhuis-

verbonden beroep of bedrijf;

b.     aan- en uitbouwen en bijgebouwen

  1. voor zover gronden met de bestemming 'Wonen', zijn voorzien van

één (of meerdere) bijzondere aanduiding(en) dan zijn zij, naast de doeleinden als genoemd onder a tevens bestemd voor: (noemen aanduidingen en toegestane functies)

 

alsmede voor de daarbij behorende:

  1. erven
  2. paden;
  3. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

2. Bouwregels

 

Op de in lid 1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd met dien verstande dat:

 

a.       Met betrekking tot hoofdgebouwen geldt dat:

1.     als hoofdgebouw uitsluitend woningen mogen worden gebouwd;

2.     het aantal woningen ten hoogste het bestaande aantal dan wel het op de verbeelding ter plaatse van de aanduiding “maximum aantal woningen” aangegeven aantal mag bedragen;

3.     een hoofdgebouw uitsluitend binnen een bouwvlak mag worden gebouwd;  

4.     de afstand van een hoofdgebouw tot de zijdelingse bouwperceelgrens ten minste 3m bedraagt, dan wel ten minste de bestaande afstand, indien deze minder is;

5.     de goothoogte respectievelijk bouwhoogte ten hoogste de op de verbeelding aangegeven hoogte mag bedragen. 

 

b.       Met betrekking tot aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij hoofdgebouwen geldt dat:

1       de gezamenlijke oppervlakte aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen per bouwperceel, ten hoogste 75m2 mag bedragen met dien verstande dat niet meer dan 50 % van het erf buiten het bouwvlak gelegen mag worden bebouwd, dan wel ten hoogste het bestaande percentage indien dit meer is;

2       de goothoogte van vrijstaande bijgebouwen ten hoogste 3m en de bouwhoogte ten hoogste 6m mag bedragen;

3       de goothoogte van een aan- en uitbouw en een aangebouwd bijgebouw niet meer mag bedragen dan 0,25m boven de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw dan wel de bestaande hoogte indien deze hoger is.

4       de bouwhoogte van een aan- en uitbouw en een aangebouwd bijgebouw ten minste 1m lager dient te zijn dan de hoogte van het hoofdgebouw.

 

c.       Met betrekking tot bouwwerken, geen gebouwen zijnde geldt dat,

1       de hoogte van erf- en terreinafscheidingen ten hoogste 2m mag bedragen;

2       de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste 5,5m mag bedragen;

3       de hoogte van vlaggenmasten ten hoogste 8m mag bedragen;

 

3. Afwijking van de bouwregels

 

a.                Burgemeester en wethouders kunnen afwijking toestaan van het bepaalde onder b sub 1 voor:

1.     het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen per bouwperceel tot een maximum van 100m2 wanneer de oppervlakte van het bouwperceel meer bedraagt dan 500m² waarbij de eis van kracht blijft dat ten hoogste 50% van het erf buiten het bouwvlak onbebouwd blijft.

2.     het vergroten van het bebouwingspercentage van het erf buiten het bouwvlak tot ten hoogste 70%.

b.                afwijking als bedoeld onder sub a wordt slechts verleend wanneer geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

-                     het straat- en bebouwingsbeeld

-                     de milieusituatie

-                     de woonsituatie

-                     de verkeersveiligheid

-                     de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden

 

c.       Voor een besluit tot afwijking zoals genoemd onder a geldt de in artikel 14 genoemde voorbereidingsprocedure.

 

4. Specifieke gebruiksregels

 

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  1. het gebruiken of laten gebruiken van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning;
  2. het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken voor detailhandel en overige bedrijfsactiviteiten anders dan een beroep of bedrijf aan huis, al dan niet in combinatie met de daarvoor benodigde opslagruimte;
  3. het gebruik van een woning ten behoeve van een aan huis verbonden beroep of bedrijf in strijd met de volgende bepalingen:

-   de woonfunctie mag worden gecombineerd met een beroep /

bedrijf aan huis, voor zover de oppervlakte hiervan ten hoogste 30% van de begane grond oppervlakte van de woning, inclusief aan-, en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen mag bedragen met een maximum van 50m2.

-          een aan huis verbonden beroep of bedrijf is uitsluitend toegestaan in de woning en in aan, en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen.

-          alleen het beroeps- of bedrijfsmatig gebruik dat niet vergunningplichtig of meldingplichtig is ingevolge de Wet milieubeheer is toegestaan;

-   de omvang van reclame-uitingen mag ten hoogste 0,5m2 bedragen;

-   parkeren dient op eigen erf plaats te vinden;

-   er mag geen sprake zijn van een onevenredige verkeers- en/of

publieksaantrekkende werking;

-   detailhandel, anders dan die welke direct voortvloeit uit het bedrijfs- of beroepsmatig gebruik, is niet toegestaan;

-   er mag geen buitenopslag van goederen plaatsvinden.

 


Artikel 9     Leiding - Gas (dubbelbestemming)

 

1. Bestemmingsomschrijving

 

De voor “Leiding-Gas’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor: 

- een gastransportleiding met de bijbehorende bouwwerken

 

2. Bouwregels

 

Op en in de gronden genoemd in lid 1 mogen in afwijking van het bepaalde ten aanzien van de andere geldende bestemmingen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken ten behoeve van de betreffende leiding, waaronder gebouwen met dien verstande dat:

 

1.     de inhoud van de gebouwen ten hoogste 25m3 mag bedragen;

2.     de hoogte van bouwwerken ten hoogste 3m mag bedragen.

 

3. Afwijking van de bouwregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een afwijking toe te staan van het bepaalde in lid 2 voor het bouwen overeenkomstig de betreffende andere bestemming(en) van deze gronden, mits;

 

1.     hierdoor geen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van en de veiligheidssituatie rond de betreffende leiding;

2.     ter zake daarvan vooraf advies van de leidingbeheerder is ingewonnen.

 

4. Omgevingsvergunning voor uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders op de in artikel 1 bedoelde gronden de volgende andere werken uit te voeren:

 

1.     het aanleggen en verharden van wegen en paden en het aanleggen of aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;

2.     het uitvoeren van graafwerkzaamheden anders dan normaal spit- en ploegwerk;

3.     het verlagen van de bodem en afgraven, ophogen en egaliseren van gronden;

4.     het indrijven van voorwerpen in de bodem;

5.     het aanbrengen van diepwortelende beplantingen;

 

b. Een omgevingsvergunning mag alleen en moet worden geweigerd indien;

 

1.     door het uitvoeren van een ander werk dan wel door het direct of indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan  de belangen van en de veiligheidssituatie rond de betreffende leiding;

2.     ter zake daarvan vooraf advies van de leidingbeheerder is ingewonnen.

 

c. geen omgevingsvergunning is nodig voor:

1.     werken en werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud;

2.     werkzaamheden, waarmee is of mag worden begonnen ten tijde van het onherroepelijk worden van dit plan.

 


Hoofdstuk 3   Algemene Regels

 

 

Artikel 10   Anti-dubbeltelregel

 

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan, waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.   

 


Artikel 11   Algemene aanduidingregels



8.1 Geluidzone industrie

 

De bouw van geluidsgevoelige objecten ter plaatse van de aanduiding Geluidzone industrie uitsluitend is toegestaan, indien voldaan kan worden aan de in of krachtens de Wet geluidhinder geldende normen.

 

8.2 Veiligheidszone - leiding

 

a.     Op de gronden gelegen binnen de aanduiding Veiligheidszone - leiding mogen geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten worden gebouwd;

 

b.     Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde onder a indien dit op grond van Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb d.d. 01-01-2011) aanvaardbaar wordt geacht en van de leidingbeheerder en de veiligheidsregio een positief advies is verkregen.


Artikel 12   Algemene gebruiksregels

 

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan:

 

a. ten aanzien van gronden, voor zover zij onbebouwd blijven:

1.     het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens;

2.     het opslaan van gerede of ongerede goederen, zoals vaten, kisten, bouwmaterialen, werktuigen, machines en onderdelen hiervan;

3.     het opslaan van gebruiksklare of onklare voer- en vaartuigen of onderdelen hiervan;

4.     prostitutiedoeleinden.

 

b. ten aanzien van bouwwerken:

1.     het gebruiken van woningen voor de uitoefening van enige tak van handel en/ of bedrijf voor zover dit gebruik de in het bestemmingsplan geboden mogelijkheden in het kader van aan huis verbonden bedrijf of bedrijf overstijgt;

2.     het gebruiken van vrijstaande bijgebouwen ten behoeve van bewoning;

3.     bouwwerken te gebruiken ten behoeve van prostitutiedoeleinden en seksinrichtingen.

 

c. het bepaalde onder a is niet van toepassing op:

1.     opslag van goederen ten behoeve van de krachtens het plan toegestane bedrijfsvoering;

2.     het tijdelijk opslaan van materialen en werktuigen welke nodig zijn voor de realisering of de handhaving van de in het plan aangewezen bestemmingen.


Artikel 13   Algemene afwijkingsregels

 

a.       Burgemeester en wethouders kunnen een afwijking toestaan van:

 

1.     de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 15% van die maten, afmetingen en percentages, met dien verstande dat deze afwijking niet geldt voor aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen;

2.     de bestemmingsbepalingen en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangetast, indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geven;

3.     de bestemmingsbepalingen met het oog op de aanpassing aan de werkelijke afmetingen van het terrein, mits de afstand tussen een bebouwingsgrens en de weggrens niet wordt verkleind, de structuur van het plan niet wordt aangetast, de belangen van derden in redelijkheid niet worden geschaad en de afwijking gewenst en noodzakelijk wordt geacht voor de verwezenlijking van het plan;

4.     de bestemmingsbepalingen en toestaan dat de grenzen van het bouwvlak naar de buitenzijde worden overschreden door:

a.     plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen en schoorstenen, gevel- en kroonlijsten en overstekende daken;

b.     ingangspartijen, luifels, balkons en galerijen, mits de bouwvlakgrens met niet meer dan 1,5m wordt overschreden, en erkers over ten hoogste de halve gevelbreedte, mits de bouwvlakgrens met niet meer dan 1m wordt overschreden;

c.      het bepaalde over de afstand van uitbouwen tot aan de voorgevel en het verlengde daarvan voor het bouwen van (hoek)erkers, mits de diepte van de (hoek)erker, gemeten uit de zijgevel, niet meer bedraagt dan 1m.

b.       Een onder a. genoemde afwijking kan slechts worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

        

1.     het straat- en bebouwingsbeeld;

2.     de milieusituatie;

3.     de verkeersveiligheid;

4.     de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;

5.     de sociale veiligheid;

6.     de externe veiligheid.

 

 


Artikel 14   Algemene wijzigingsregels

 

a.       Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan zodanig wijzigen dat de afmeting, situering en vorm van een in één van de bestemmingen aangewezen bouwvlak wordt gewijzigd met dien verstande dat;

§         het bouwvlak met ten hoogste 20% wordt vergroot;

§         het bouwvlak op ten minste 3m uit de perceelsgrens blijft, danwel de  bestaande afstand indien deze minder is.

 

b.       Burgemeester en wethouders kunnen toepassing geven aan de in onder a bedoelde wijzigingsbevoegdheid indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

1.     het straat- en bebouwingsbeeld;

2.     de milieusituatie

3.     de archeologische waarden;

4.     de woonsituatie;

5.     de verkeersveiligheid;

6.     de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

 

c.       Indien noodzakelijk voeren Burgemeester en wethouders archeologisch onderzoek uit alvorens zij een nadere afweging maken aangaande het toepassen van de onder a genoemde wijzigingsbevoegdheid.  Burgemeester en wethouders baseren zich ten aanzien van de noodzaak van archeologisch onderzoek op de aanbevelingen uit de cultuurhistorische kaart Fryslân. (FAMKE). 

 

d.       Er wordt geen toepassing gegeven aan de wijzigingsbevoegdheid indien blijkt dat door toepassing blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de archeologische waarden ter plaatse en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende tegemoet kan worden gekomen.

 

e.       Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan zodanig wijzigen zodanig dat aan gronden een dubbelbestemming “Waarde-Archeologie” wordt toegekend voor zover de geconstateerde aanwezigheid van archeologische waarden, in voorkomend geval na beëindiging van opgravingen, daartoe aanleiding geeft.

 

f.       Op de voorbereiding van een besluit tot wijziging is de in artikel 14  (algemene procedureregels) genoemde procedure van toepassing.

 


Artikel 15   Algemene procedureregels

 

procedure wijziging

 

Op een ontwerp - besluit tot wijziging is de in artikel 3.9a Wet ruimtelijke ordening geregelde procedure van toepassing.


 

Overgangs- en slotregels

 

 

Artikel 16   Overgangsregels

 

Overgangsregels ten aanzien van bouwwerken

 

a.       Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en afwijking niet wordt vergroot:

1.           gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

2.    na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd , mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar van de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

b.       Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig een afwijking toestaan van het eerste lid voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met niet meer dan 10%.

c.       Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

 

Overgangsregels ten aanzien van het gebruik

 

a.                 Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is , mag worden voortgezet.

b.                 Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid , te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

c.                  Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

d.                 Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd is met het voorhaan geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

 


Artikel 17   Slotregel

 

 

Deze regels kunnen worden aangehaald onder de titel:

 

“Regels deel uitmakende van het bestemmingsplan “Tracé A7 (Lemmerweg-Woudvaart)” gemeente Súdwest-Fryslân

 

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van: 23 juni 2011

 

 

De voorzitter,

 

 

 

 

De griffier,