Burgemeester en wethouders kunnen ingevolge art. 3.6 lid 1 sub c van de Wet ruimtelijke ordening ontheffing verlenen van de regels ten behoeve van:
a. het afwijken van de voorgeschreven maten ten aanzien van goot- en bouwhoogten met ten hoogste 10%;
b. het in geringe mate afwijken van een bestemmingsgrens, alsmede de vorm van bouwvlakken, voor zover zulks noodzakelijk en/of wenselijk is om het plan aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein aan te passen.
