Bestemmingsplan
Hoofdweg-Noord 27
Nieuwerkerk aan den
IJssel
Gemeente
Zuidplas
NL.IMRO.1892.BpHoofdwn27Nwk-Va01
REGELS
HOOFDSTUK 1: INLEIDENDE REGELS
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 Plan:
het bestemmingsplan “Bestemmingsplan Hoofdweg-Noord 27” van de gemeente Zuidplas.
1.2 Bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het
GML-bestand NL.IMRO.1892.BpHoofdwn27Nwk-Va01met de bijbehorende regels en bijlagen.
1.3 Aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee
gronden zijn aangeduid, waar – ingevolge de regels – regels worden gesteld ten
aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.4 Archeologisch deskundige:
een deskundige met betrekking tot archeologische
monumentenzorg die voldoet aan de door burgemeester en wethouders te stellen
kwalificaties.
1.5 Archeologisch onderzoek:
onderzoek verricht door of namens een dienst of
instelling die over een opgravingsvergunning
beschikt.
1.6 Archeologische waarden:
de aan een gebied toegekende waarden in verband met de
in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden.
1.7 Bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen
zijnde.
1.8 Bedrijf:
het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten.
1.9 Bedrijfswoning:
een woning in of bij een gebouw of bij een terrein,
slechts bestemd voor (het huishouden van) een persoon wiens huisvesting daar,
gelet op de bestemming van het gebouw of terrein, noodzakelijk is.
1.10
Bestaand:
1.11
Bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak.
1.12
Bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met een zelfde
bestemming.
1.13
Bijbehorend bouwwerk:
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel een
functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden,
daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.
1.14
Bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten,
vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel
of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.15
Bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw, dat door op
gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd,
met uitzondering van onderbouw (kelder) en zolder.
1.16
Bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de
regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.17
Bouwperceelsgrens:
een grens van een bouwperceel.
1.18
Bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn
aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen
gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
1.19
Bouwwerk:
Een bouwkundige constructie van enige omvang die
direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
1.20
Cultuurhistorische waarden:
de aan een bouwwerk of een gebied toegekende waarden,
gekenmerkt door de tengevolge van een vroeger cultuur- of levenspatroon
ontstane in het terrein waarneembare vormen van landschap, welke hetzij van
waarde zijn voor de wetenschap, hetzij een zodanige zeldzaamheidswaarde
bezitten dat het behoud van belang is te achten.
1.21
Erf:
de grond deel uitmakende van een bouwperceel behorende
bij een hoofdgebouw.
1.22
Erker:
een uitbouw in één bouwlaag aan de voor- en/of
zijgevel van een woning.
1.23
Gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke,
overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.24
Geluidszoneringsplichtige inrichting:
een inrichting, bij welke ingevolge artikel 40 van de
Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een
zone moet worden vastgesteld.
1.25
Hoofdgebouw:
een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat
noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige
bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel
aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.
1.26
Kap:
de volledige of nagenoeg volledige afdekking van een
gebouw in een gebogen vorm dan wel met een dakhelling van ten minste 15° en ten
hoogste 75°; onder kap wordt tevens verstaan de kapvorm zoals omschreven op
blz. 24 en 25 van het als bijlage bij deze regels behorende
randvoorwaardendocument “ruimtelijk toetsingskader ‘s- Gravenweg”.
1.27
Kunstwerken:
bouwwerken ten behoeve van weg- en/of waterbouw.
1.28
Landschapswaarden:
de aan een gebied toegekende waarden met betrekking
tot het waarneembare deel van het aardoppervlak, die worden bepaald door de
herkenbaarheid en de identiteit van de onderlinge samenhang tussen levende en
niet-levende natuur.
1.29
Natuurwaarden:
de aan een gebied toegekende waarden in verband met de
aanwezige geologische, bodemkundige, ecologische en biologische elementen.
1.30
Overkapping:
een bijbehorend bouwwerk met een open constructie met
maximaal één gesloten wand.
1.31
Peil:
1.32
Risicovolle inrichting:
inrichting als bedoeld in artikel 2 lid 1 van het
Besluit externe veiligheid inrichtingen.
1.33
Staat van bedrijfsactiviteiten:
de Staat van bedrijfsactiviteiten die van deze regels
deel uitmaakt.
1.34
Voorgevel:
de gevel van het (oorspronkelijke) hoofdgebouw die
door zijn aard, functie, constructie dan wel gelet op de uitstraling ervan als
belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.
1.35
Voorgevellijn:
de denkbeeldige lijn die loopt langs de voorgevel van
een gebouw tot aan de perceelsgrenzen.
1.36
Voorziening van openbaar nut:
voorziening ten behoeve van het op het openbare net aangesloten
nutsvoorziening, het telecommunicatieverkeer, het openbaar vervoer en/of het
wegverkeer.
1.37
Woning:
een complex van ruimten, uitsluitend voor de
huisvesting van één afzonderlijke huishouding.
1.38
Woonschip:
elk vaartuig of drijvend voorwerp, dat uitsluitend of
hoofdzakelijk wordt gebruikt als woning of recreatieverblijf.
Bij de toepassing van deze planregels wordt als volgt
gemeten:
2.1 de afstand
de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de
afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze
afstand het kleinst is.
2.1 de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale
vlak.
2.2 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q.
de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.3 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de
buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de
buitenzijde van daken, inclusief dakkapellen.
2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw
of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte
bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te
stellen bouwonderdelen.
2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse
gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op
het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het
bouwwerk.
2.6 de hoogte van een bouwlaag:
tussen de bovenzijde van de vloeren van geheel of
gedeeltelijk onder elkaar gelegen bouwlagen; indien sprake is van één bouwlaag
is de hoogte daarvan gelijk aan de goothoogte.
2.7 de ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet
meegerekend.
2.8 de breedte van een gebouw:
tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van
de gevels en/of het hart van de scheidsmuren.
HOOFDSTUK 2: BESTEMMINGSREGELS
3.1
Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Bedrijf’ aangewezen gronden zijn bestemd
voor:
a. bedrijven zoals opgenomen in de bij deze planregels behorende Staat van
Bedrijfsactiviteiten, waarbij geldt dat ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijf tot
en met categorie 3.2’ bedrijven behorende tot en met categorie 3.2 van de Staat
van Bedrijfsactiviteiten zijn toegestaan;
b. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’ één
bedrijfswoning;
c. behoud, versterking en ontwikkeling van:
1. de cultuurhistorische waarden in de
vorm van het waardevolle verkavelingspatroon;
2. de landschapswaarden in de vorm van
de waardevolle openheid;
3. de natuurwaarden in de vorm van
waardevolle graslanden, sloot- en oevervegetaties, weidevogelgebieden en plas-drassituaties;
Met daarbij behorende:
d. wegen en paden;
e. parkeervoorzieningen;
f. geluidwerende voorzieningen;
g. groenvoorzieningen;
h. water en kunstwerken;
i. tuinen, erven en terreinen;
Met dien verstande dat:
j. geluidszoneringsplichtige inrichtingen niet zijn toegestaan;
k. risicovolle inrichtingen niet zijn toegestaan.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Op of in de tot ‘Bedrijven’ bestemde
gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:
3.2.2 Voor het bouwen van gebouwen gelden de
volgende regels:
3.2.3 Voor het bouwen van een bedrijfswoning en de bijbehorende
bouwwerken gelden bovendien de volgende regels:
3.2.4 Voor het bouwen van bouwwerken, geen
gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
3.3 Nadere eisen
3.3.1 Ter uitvoering en met inachtneming van het bepaalde in 3.2 is
het college van burgemeester en wethouders bevoegd bij de toepassing van de in
dit artikel opgenomen bouwregels – mits een doelmatig gebruik niet onevenredig
wordt geschaad – nadere eisen te stellen, ten einde een verantwoorde
stedenbouwkundige en landschappelijke situering (bebouwings-
en verkavelingkarakteristiek) van zowel de bebouwing onderling als ten opzichte
van het landschap te verzekeren. Deze nadere eisen mogen uitsluitend betrekking
hebben op:
3.4 Afwijken van de bouwregels
3.4.1 Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning
afwijken van het bepaalde in 3.2.2 onder a en toestaan dat een gebouw
gedeeltelijk buiten het bouwvlak wordt gebouwd, met dien verstande dat:
3.4.2 Burgemeester en wethouders kunnen met een
omgevingsvergunning afwijken van:
3.4.3 De in 3.4.2 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden
verleend, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
3.5.1 Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning
afwijken van het bepaalde in 3.1 onder a en bedrijven toestaan die in de bij
deze regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten niet zijn vermeld dan wel
op het betreffende bouwperceel of gedeelte van het betreffende bouwperceel niet
als toelaatbaar zijn aangeduid, mits deze bedrijven wat betreft milieuhinder
kunnen worden gelijkgesteld met de bedrijven die op het betreffende bouwperceel
wel als toelaatbaar zijn aangeduid.
3.5.2 De in 3.5.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden
verleend, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor
‘Groen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
4.2 Bouwregels
4.2.1 Voor het bouwen van gebouwen gelden de
volgende regels:
4.2.2 Voor het bouwen van bouwwerken, geen
gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
4.3 Specifieke
gebruiksregels
4.3.1
Tot een gebruik strijdig met deze
bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
a. reclame-uitingen
5.1 Bestemmingsomschrijving
De op de
verbeelding voor ‘Water’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
met daarbij
behorend(e):
5.2 Bouwregels
5.2.1 Op de in 5.1 bedoelde gronden mag niet worden gebouwd, behoudens
in de bestemming passende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, van
waterstaatkundige aard, zoals keerwanden, beschoeiingen, duikers, bruggen,
gemalen en dergelijke.
5.2.2 Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de
volgende regels:
5.3 Specifieke gebruiksregels
5.3.1 Tot een gebruik strijdig met deze
bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
Artikel 6 –
Waarde – Archeologie 3
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor
‘Waarde - Archeologie 3’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar andere
voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor bescherming en veiligstelling van
archeologische waarden.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende
bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming
geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan
betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
6.3 Afwijking van de bouwregels
6.3.1 Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning
afwijken van het bepaalde in 6.2.1 van dit artikel en toestaan dat in de andere
bestemmingen bouwwerken worden gebouwd, mits:
1.
het treffen
van maatregelen, waardoor de archeologische resten in de bodem kunnen worden
behouden;
2.
het doen van
opgravingen;
3.
begeleiding
van de bouwactiviteiten door een archeologisch deskundige;
6.4 Omgevingsvergunning
voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.4.1 Het is verboden om zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren
van werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden op of in gronden ter plaatse
van de dubbelbestemming ‘Waarde – Archeologie - 3’ de volgende werken, geen
bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te (laten) voeren:
6.4.2 Het verbod als bedoeld in 6.4.1 is niet van
toepassing op werken of werkzaamheden die:
6.4.3 De in 6.4.1 genoemde vergunning kan slechts
worden verleend, indien:
1. het treffen van maatregelen,
waardoor de archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
2. het doen van opgravingen;
begeleiding
van de bouwactiviteiten door een archeologisch deskundige;
Artikel 7 –
Waterstaat – Waterstaatswerk
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor
“Waterstaat - Waterstaatswerk” aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar
andere voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:
7.2 Bouwregels
7.2.1 Op de gronden mogen ten behoeve van de bestemming, zoals bedoeld
in 7.1, geen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd.
7.2.2 Ten behoeve van andere voor deze gronden geldende bestemmingen
mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming geldende
(bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft
op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de
oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en
gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
7.3 Afwijking van de bouwregels
Burgemeester
en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in
7.2.1 en toestaan dat in de andere bestemming gebouwen worden gebouwd, mits:
7.4 Omgevingsvergunning
voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
7.4.1 Het is verboden om op of in de gronden met de bestemming
“Waterstaat - Waterstaatswerk” zonder of in afwijking van een schriftelijke
vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) de volgende
werken of werkzaamheden uit te (laten) voeren:
7.4.2 Het verbod als bedoeld in 7.4.1 is niet van
toepassing op werken of werkzaamheden die:
7.4.3 De werken of werkzaamheden als bedoeld in
7.4.1 zijn slechts toelaatbaar, mits:
Artikel 8 – Anti-dubbelregel
Grond die
eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan
uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling
van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 9 –
Algemene bouwregels
9.2 Toegestane overschrijding
Bij de
toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte
bouwdelen, als plinten, pilasters, stoeptreden, dorpels, kozijnen,
gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, antennes, gevel- en
kroonlijsten, luifels, erkers, dakgoten en overstekende daken buiten
beschouwing gelaten, mits de overschrijding van aanduidingsgrenzen,
bouwgrenzen dan wel bestemmingsgrenzen niet meer dan 1,5 meter bedraagt.
9.3 Toegelaten bouwwerken met afwijkende
maten
Artikel 10 –
Algemene afwijkingsregels
Burgemeester
en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van:
Artikel 11 –
Algemene wijzigingsregels
11.1 Wijzigingsbevoegdheid
11.1.1 Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen,
overeenkomstig het bepaalde in de Wet ruimtelijke ordening (Wro),
ten aanzien van:
De
wettelijke regelingen, waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden, zoals deze
luiden op het moment van vaststelling van het plan.
HOOFDSTUK 4: OVERGANGS- EN SLOTREGEL
13.1 Overgangsrecht bouwwerken
13.1.1 Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het
bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden
krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze
afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
13.1.2 Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig afwijken van het eerste
lid en een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van
een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
13.1.3 Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar
bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd
zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder
begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
13.2 Overgangsrecht gebruik
13.2.1 Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip
van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag
worden voortgezet.
13.2.2 Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik,
bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander
met dat plan strijdige gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar
aard en omvang wordt verkleind.
13.2.3 Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van
inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt
onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten
hervatten.
13.2.4 Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in
strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de
overgangsbepalingen van dat plan.
Deze regels
worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan “Bestemmingsplan Hoofdweg-Noord 27”, gemeente Zuidplas.