Plan:
grensmaas deelgebied sittard-geleen
Status:
vastgesteld
Plantype:
ex art. 10 WRO beheer/ontwikkeling
Artikel 25. Stroomvoerend regime (Beleidsregels grote rivieren)
25.1. Doeleindenomschrijving

1. De op de plankaart met “stroomvoerend regime” aangegeven gronden zijn behalve voor doeleinden van andere krachtens dit plan aan deze gronden gegeven bestemmingen primair bestemd voor de afvoer van het Maaswater; voor deze gronden is tevens het bepaalde in artikel 16 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening van toepassing.

2. Voor zover op de plankaart B nader aangegeven als andere dubbele bestemming is het in artikel 24 gegeven schema van volgorde van toepassing.

25.2. Beschrijving in hoofdlijnen

De Maas is de afgelopen jaren regelmatig buiten haar oevers getreden. Grote materiële schade en ernstige overlast waren het gevolg. Om deze gevolgen zoveel mogelijk te voorkomen is het beleid erop gericht de rivier meer dan voorheen zijn vrije loop te laten en de belemmeringen in deze loop tot het uiterste te beperken. Met name aan het oprichten van bouwwerken worden strenge voorwaarden gesteld. Het beleid is vastgelegd in de 'Beleidslijn grote rivieren', bestaande uit de beleidsbrief d.d. 17 februari 2006 van de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat en de Minister van Volkshuisvesting. Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en de Beleidsregels grote rivieren (Besluit van 4 juli 2006, geplaatst in de Staatscourant van 12 juli 2006 en in werking getreden op 14 juli 2006). Het toepassingsgebied van de 'Beleidslijn grote rivieren' wordt begrensd door de belijning zoals deze wettelijk is verankerd in het KB van 6 maart 1998, Stb. 164, tot wijziging van het KB van 1916 en op kaarten vastgelegd en nadien nogmaals gewijzigd in het Besluit rijksrivieren van 12 april 2001, Stb. 2001, 255.

Bijzondere aandacht verdienen de feiten:

- dat in gebieden waarbinnen het stroomvoerend regime van toepassing is tevens de Wet beheer rijkswaterstaatswerken (Wbr) van toepassing is. Dit betekent dat daar voor bouwwerken en andere werken, geen bouwwerken zijnde, niet kan worden volstaan met een bouwvergunning of aanlegvergunning, maar dat ook een vergunning in het kader van de Wbr benodigd is;

- dat het oprichten van bebouwing binnen het stroomvoerend regime ertoe kan leiden dat schade kan optreden door hoog water;

- dat in buitendijkse gebieden de bescherming tegen hoogwater, in tegenstelling tot binnendijkse gebieden, niet vastgelegd is in normen of criteria. Het rivierbed heeft immers primair tot taak de – voor binnendijkse gebieden – veilige afvoer en berging van rivierwater bij hoogwatersituaties te regelen. De overheid is hiermee niet verantwoordelijk voor de veiligheid van mens en dier in het rivierbed. Evenmin is zij aansprakelijk voor schade als gevolg van hoogwater.

25.3. Gebruik van de grond voor bebouwing

In of op de voor 'stroomvoerend regime' bestemde gronden mag uitsluitend ten behoeve van de in dit lid onder a. genoemde riviergebonden activiteiten en de in dit lid onder b. genoemde niet-riviergebonden activiteiten worden gebouwd, mits de andere aan deze gronden gegeven bestemmingen dit toelaten;

a. De riviergebonden activiteiten zijn (ja, mits):

1. de aanleg of wijziging van waterstaatkundige (kunst)werken;

2. de realisatie van voorzieningen voor een betere en veilige afwikkeling van de beroeps- en recreatievaart;

3. de bouw of wijziging van waterkrachtcentrales;

4. de vestiging of uitbreiding van overslagbedrijven of het realiseren van overslagfaciliteiten, uitsluitend voor zover de activiteit gekoppeld is aan het vervoer over de rivier;

5. de aanleg of wijziging van scheepswerven;

6. de realisatie van natuur;

7. de uitbreiding van bestaande steenfabrieken;

8. de realisatie van voorzieningen die onlosmakelijk met de waterrecreatie zijn verbonden, of

9. de winning van oppervlaktedelfstoffen.

b. De niet-riviergebonden activiteiten betreffen (nee,tenzij):

1. een activiteit met een groot openbaar belang die redelijkerwijs niet buiten het rivierbed kan worden gerealiseerd;

2. een activiteit met een zwaarwegend bedrijfseconomisch belang voor bestaande grondgebonden agrarische bedrijven die redelijkerwijs niet buiten het rivierbed kan worden gerealiseerd;

3. een functieverandering binnen de bestaande bebouwing; of

4. een activiteit die per saldo meer ruimte voor de rivier oplevert op een rivierkundig bezien aanvaardbare locatie.

c. De activiteiten genoemd in dit lid. sub a. en b. moeten voldoen aan de volgende voorwaarden:

1. er moet sprake zijn van een zodanige situering en uitvoering van de activiteit dat het veilig functioneren van het waterstaatswerk gewaarborgd blijft;

2. er mag geen sprake zijn van een feitelijke belemmering voor vergroting van de afvoercapaciteit; en

3. er moet sprake zijn van een zodanige situering en uitvoering van de activiteit dat de waterstandsverhoging of de afname van het bergend vermogen zo gering mogelijk is;

4. de resterende waterstandseffecten of de afname van het bergend vermogen dienen duurzaam worden gecompenseerd te worden, waarbij de financiering en tijdige realisering van de maatregelen gezekerd zijn;

5. en specifiek voor het bepaalde in dit lid sub b. onder 4. geldt dat de gevraagde rivierverruimings-maatregelen genomen worden, waarbij de financiering en tijdige realisering van de maatregelen gezekerd zijn.

d. In afwijking van het bepaalde in dit lid aanhef, is een aantal kleine, tijdelijke of voor het rivierbeheer noodzakelijke activiteiten toegestaan. Deze betreffen:

1. activiteiten als bedoeld in het Besluit bouwvergunnings-vrije- en licht-bouwvergunningplichtige bouwwerken;

2. activiteiten als bedoeld in artikel 20 van het Besluit op de Ruimtelijke Ordening;

3. een eenmalige uitbreiding van ten hoogste tien procent van de bestaande bebouwing;

4. overige activiteiten van, vanuit rivierkundig opzicht, ondergeschikt belang;

5. activiteiten ten behoeve van rivierbeheer of –verruiming;

6. tijdelijke activiteiten, een en ander mits voldaan wordt aan het bepaalde in dit lid sub a. t/m c.

In alle in dit lid sub a. tot en met d. genoemde gevallen dient voor de afgifte van de bouwvergunning een verklaring van geen bezwaar ex artikel 16 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening door gedeputeerde staten te zijn afgegeven. Alvorens een verklaring van geen bezwaar af te geven, winnen gedeputeerde staten advies in van de hoofdingenieur-directeur van Rijkswaterstaat.