1. De op de plankaart A als “woondoeleinden” aangegeven gronden zijn met in achtneming van het bepaalde in artikel 36 lid 5 bestemd voor woondoeleinden, voor wonen in woonwagens en/of chalets met bijbehorende voorzieningen en groenvoorzieningen voorzover op de plankaart A aangegeven met de letters WW, voor ontsluitingswegen en pleinen, voor horeca voor zover op de plankaart A aangegeven met de letter H en tevens voor tijdelijke voorzieningen als bedoeld in artikel 1 lid 77a met dien verstande dat tijdelijke voorzieningen met (aanzienlijke) ruimtelijke effecten met een specifieke aanduiding op plankaart A zijn aangegeven en uitsluitend op de als zodanig aangegeven gronden mogen worden gerealiseerd.
2. Aan huis gebonden beroepen zijn toegestaan tot een maximum van 33% van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw en een maximum van 75 m² per bouwperceel waarbij de woonfunctie in overwegende mate gehandhaafd moet worden en geen afbreuk mag worden gedaan aan het woonkarakter van de buurt of de kern. De vestiging mag geen ernstige hinder voor het woonmilieu opleveren zoals een nadelige invloed op de verkeersafwikkeling en de parkeerbalans; detailhandel is niet toegestaan.
3. De uitoefening van consument verzorgende en ambachtelijke bedrijfjes is alleen toegestaan na vrijstelling. De vrijstellings-bepaling is opgenomen in artikel 38 lid 4.
Op of in de voor “woondoeleinden” bestemde gronden mogen slechts die gebouwen en andere bouwwerken worden opgericht welke qua aard en afmetingen bij deze bestemming passen en met dien verstande dat:
a. de voorgevel van de woning in de voorgevelrooilijn moet worden opgericht;
b. de inhoud van de bestaande woning (hoofdgebouw) met maximaal 10% mag worden uitgebreid met uitzondering van de woningen in Maasband waar dit 25% mag zijn;
c. het aantal woningen niet mag uitbreiden en voorzover op de plankaart een voorgevelrooilijn is opgenomen, per bouwperceel slechts één woning mag worden opgericht met uitzondering van die bouwpercelen waar op plankaart A met een cijfer een ander maximum aantal woningen is aangegeven;
d. er bijgebouwen met een goothoogte van maximaal 3,00 m. en een oppervlakte van maximaal 70 m² per bouwperceel mogen worden opgericht in een zone binnen 40,00 m. gemeten vanuit en gelegen achter de op de plankaart A aangegeven voorgevelrooilijn of de in het verlengde daarvan te trekken lijn;
e. nooit meer dan 50% van het bouwperceel mag worden bebouwd;
f. de hoogte van de andere bouwwerken maximaal 5,00 m. mag bedragen met uitzondering van erfafscheidingen welke maximaal 2,00 m. hoog mogen zijn;
g. woonwagens uitsluitend zijn toegestaan op gronden op de plankaart aangegeven met de letters WW met dien verstande dat:
1. per standplaats slechts één woonwagen/chalet mag worden gebouwd, met dien verstande dat slechts één woonwagen/chalet per standplaats aanwezig mag zijn en de bouwhoogte van de woonwagen/chalet maximaal 3,50 m mag bedragen;
2. per standplaats het maximale bebouwingspercentage ten hoogste 90% mag bedragen;
3. op iedere woonwagenstandplaats gebouwen ten behoeve van sanitaire doeleinden en bergingsdoeleinden (verzorgingsunits) mogen worden gebouwd, met dien verstande dat de gezamenlijke oppervlakte hiervan per woonwagenstandplaats niet meer mag bedragen dan 25 ma en de bouwhoogte niet meer dan 3,50 m;
4. de afstand van de woonwagens/chalets tot elkaar minimaal 2,00m moet bedragen;
5. de hoogte van andere bouwwerken maximaal 5 m mag bedragen, behoudens erfafscheidingen, welke maximaal 2 m mogen bedragen;
h. in afwijking van het eerder bepaalde in dit lid tijdelijke voorzieningen maximaal 10,00 m. hoog mogen zijn.
Burgemeester en Wethouders kunnen vrijstelling verlenen van het in:
1. lid II onder b bepaalde voor het uitbreiden van de inhoud van de bestaande woning met maximaal 15%, met dien verstande dat de landschappelijke openheid niet onevenredig wordt geschaad met inachtneming van het bepaalde in lid II. sub e.;
2. lid II onder d bepaalde voor het oprichten van bijgebouwen binnen een zone van 50,00 m. gemeten vanuit de op de plankaart A aangegeven voorgevelrooilijn, indien dit uit ruimtelijke en stedenbouwkundige overwegingen niet onevenredig nadelig is;
3. lid I onder 2 bepaalde voor het gebruik van bijgebouwen tot een maximale oppervlakte van 25 m² ten behoeve van aan huis gebonden beroepen waarvoor nooit meer dan 75 m² per bouwperceel mag worden gebruikt en mits:
- de parkeerbalans in de directe woonomgeving niet onevenredig nadelig wordt of kan worden beïnvloed;
- geen onevenredige nadelige gevolgen voor het woonmilieu ontstaan of kunnen ontstaan.
- de woonfunctie in overwegende mate gehandhaafd wordt en geen afbreuk wordt gedaan aan het woonkarakter van de buurt of de kern.
Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van het bepaalde in lid I sub 2 en lid III sub 3 wat betreft de afmetingen per bouwperceel ten behoeve van aan huis gebonden beroep en ten aanzien van de situering en afmetingen van gebouwen en andere bouwwerken, indien dit noodzakelijk is ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de landschappelijke waarden en/of landschappelijke openheid, de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken of de ruimtelijke kwaliteit.
Artikel 15a. Vakantieappartementen
15a.1. Doeleindenomschrijving
De op de plankaart als vakantieappartement aangegeven gronden zijn bestemd voor:
- een vakantieappartement;
- groenvoorzieningen.
15a.2. Bouwvoorschriften
Op de tot vakantieappartement bestemde gronden mogen uitsluitend gebouwen worden opgericht welke qua aard en afmetingen bij deze bestemming passen met dien verstande dat:
- het bebouwingsoppervlak geheel mag worden bebouwd; (in dit geval 6x15m);
- de goothoogte maximaal 3,10m. en de hoogte van de gebouwen maximaal 4,90m. mag bedragen;
- de afstand van de gebouwen tot de openbare weg minimaal 5,00m. moet bedragen;
- de hoogte van andere bouwwerken maximaal 6,00m. mag bedragen met uitzondering van erfafscheidingen welke maximaal 2,00m hoog mogen zijn.
15a.3. Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om ten aanzien van het bepaalde in de bouwvoorschriften nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering en afmetingen van gebouwen en anderen bouwwerken, indien dit noodzakelijk is ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken of de ruimtelijke kwaliteit.
Naar vorige |
Niveau omhoog
Naar boven |
Naar volgende |