Hoofdstuk I Inleidende bepalingen 1
Artikel 1 Begripsbepalingen 1
Artikel 2 Wijze van meten c.q.
berekenen 4
Hoofdstuk II Bestemmingsbepalingen 5
Artikel 3 Wonen 5
Artikel 4 Maatschappelijke
voorzieningen 10
Artikel 5 Molen 11
Artikel 6 Verkeer en verblijf 12
Artikel 7 Water 13
Artikel 8 Groen 14
Artikel 9 Agrarisch gebied 15
Hoofdstuk III Algemene
bepalingen 17
Artikel 10 Anti-dubbeltelbepaling
Artikel 11 Vrijstellingsbevoegdheden
ex artikel 15 van
de Wet op de Ruimtelijke Ordening 17
Artikel 12 Gebruiksbepaling 18
Artikel 13 Bepaling ter algemene
bescherming van het plan 18
Artikel 14 Procedureregeling 18
Artikel 15 Overgangsbepalingen 19
Artikel 16 Strafbepaling 20
Artikel 17 Slotbepaling 20
Bijlage: Staat van
bedrijfsactiviteiten
In deze voorschriften
wordt verstaan onder:
aan huis verbonden beroep
het uitoefenen van
een vrij beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief,
juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee
gelijk te stellen gebied, met dien verstande dat de woonfunctie hoofdfunctie
blijft en het beroep wordt uitgeoefend door de bewoner;
aanbouw
een gebouw, behorende
bij een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw, dat zich daarvan door
zijn kleinere constructie of geringere afmetingen visueel onderscheidt maar functioneel
een integrerend onderdeel vormt van het hoofdgebouw;
bebouwing
één of meer gebouwen
en/of één of meer bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
bebouwingsgrens
een op de plankaart
blijkens de daarop voorkomende aanduiding als zodanig aangegeven lijn, welke
door bebouwing naar de wegzijde toe niet mag worden overschreden, behoudens
overschrijdingen die krachtens deze voorschriften zijn of kunnen worden
toegestaan, welke lijn tevens dient als hoofdoriëntatie voor hoofdgebouwen en
wordt aangemerkt als voorgevelrooilijn;
bebouwingsvlak
een op de plankaart
blijkens de daarop voorkomende aanduiding als zodanig aangegeven oppervlak,
waarbinnen krachtens deze voorschriften bepaalde bebouwing mag worden gebouwd;
bedrijfsvloeroppervlak (bvo)
de totale oppervlakte
van de voor bedrijfsuitoefening benodigde bedrijfsruimte, inclusief de
verkoopvloeroppervlakte (vvo);
bestaande situatie (bebouwing en gebruik)
a bebouwing, zoals
aanwezig op het tijdstip van de ter-inzage-legging van het ontwerpplan, dan wel
mag worden gebouwd krachtens een vóór dat tijdstip aangevraagde vergunning;
b het gebruik van grond
en opstallen, zoals aanwezig op het tijdstip dat het plan rechtskracht heeft
verkregen;
bestemmingsvlak
op de plankaart aangegeven
aaneengesloten gronden met een zelfde bestemming;
bijgebouw
een gebouw, behorende
bij een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw, dat zich daarvan door
zijn kleinere constructie of geringere afmetingen visueel onderscheidt en in
functioneel opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
bouwperceel
de aaneengesloten
bebouwde en/of onbebouwde grond, behorende bij bestaande of op te richten
bebouwing;
bouwwerk
elke bouwconstructie,
welke hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of
indirect steun vindt in of op de grond;
commerciële dienstverlening
het bedrijfsmatig
verlenen van diensten;
detailhandel
het bedrijfsmatig te
koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen
en/of leveren van goederen aan personen die, die goederen kopen voor gebruik,
verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of
bedrijfsactiviteit, alsmede anders dan voor verbruik ter plaatse;
erker
een hoekige of ronde
uitbouw aan de gevel van het hoofdgebouw, gericht naar de weg, niet hoger dan
de begane grond laag van het hoofdgebouw;
escortbedrijf
de natuurlijke persoon, groep van personen
of rechtspersoon die bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig
was, prostitutie aanbiedt, die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte
wordt uitgeoefend zoals escortservices en bemiddelingsbureaus;
gebouw
elk bouwwerk dat een
voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden
omsloten ruimte vormt;
hoekperceel
het perceel dat is
gelegen op de hoek van twee wegen welke tenminste toegankelijk zijn voor
gemotoriseerde voertuigen;
hoofdfunctie
functie waarvoor het
hele bouwperceel als zodanig mag worden gebruikt;
hoofdgebouw
een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn
constructie, afmetingen of functie als belangrijkste bouwwerk valt aan te
merken;
horeca
I
een bedrijf dat is gericht op het verstrekken van nachtverblijf
en/of van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken;
lichte bedrijvigheid
het op ambachtelijke wijze vervaardigen,
herstellen, onderhouden of bewerken van producten en/of diensten in de vorm van
bedrijven die voorkomen in de van deze voorschriften deel uitmakende Staat van
bedrijfsactiviteiten;
molen
inrichting
bestemd en geschikt voor het benutten van waterkracht;
prostitutie
het
zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele diensten ten behoeve
van een ander tegen vergoeding;
het plan
de plankaart en de voorschriften met bijbehorende
bijlage, welke deel uitmaken van het bestemmingsplan ‘Stadbroek-West’ van de
gemeente Sittard-Geleen;
raamprostitutie
een seksinrichting met één of meer ramen van waarachter
de prostituee/prostitué tracht de aandacht van passanten op zich te vestigen;
rijksmonument
onroerend monument, dat is ingeschreven in de, ingevolge
de
Monumentenwet 1988, vastgestelde registers;
ruimtelijke kwaliteit
de kwaliteit van de ruimte als bepaald door de
gebruikswaarde, de belevingswaarde en de toekomstwaarde van die ruimte;
verkoopvloeroppervlakte
(vvo)
de totale oppervlakte van de voor het publiek
toegankelijke en zichtbare winkelruimte, inclusief de etalageruimte en de
ruimte achter de toonbank;
seksinrichting
de
voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een
omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht, of
vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een
seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop,
seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub, een (raam)prostitutiebedrijf en
een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;
stedenbouwkundig beeld
het
door de omvang, de vorm en de situering van de bouwmassa's bepaalde beeld
inclusief de ter plaatse door de infrastructuur, de begroeiing en andere door
de mens aangebrachte (kunstmatige) elementen gevormde ruimte(n);
straatprostitutie
het
door handelingen, houding, woord, gebaar of op andere wijze passanten tot
prostitutie bewegen, uitnodigen dan wel aanlokken;
woning
een
complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan
één huishouden;
zorgwoningen en -voorzieningen
woningen
of woongebouwen met daarbij behorende zorgvoorzieningen en beperkte
voorzieningen, zoals detailhandel, maatschappelijke voorzieningen, commerciële
en persoonlijke dienstverlening ten behoeve van het begeleid wonen van
bijzondere doelgroepen, zoals lichamelijk of meervoudig gehandicapten.
Bij de toepassing van
deze voorschriften wordt als volgt gemeten c.q. gerekend:
de lengte, diepte c.q. breedte van een bouwwerk
tussen de
buitenwerkse hoofdgevelvlakken en/of de harten van gemeenschappelijke
scheidingsmuren;
de hoogte van een bouwwerk
verticaal vanuit het
hoogste punt van een bouwwerk tot aan het peil, met dien verstande dat
schoorstenen, lichtkoepels, antennes en soortgelijke ondergeschikte onderdelen
van een bouwwerk buiten beschouwing blijven;
de goothoogte van een bouwwerk
verticaal vanaf de
bovenkant goot, boeibord of druiplijn tot aan het peil;
de oppervlakte van een bouwwerk
tussen de
buitenwerkse gevelvlakken en/of de harten van gemeenschappelijke
scheidingsmuren en wel 1 m boven peil, dan wel indien het bouwwerk uit meerdere
bouwlagen bestaat, over de laag met het grootste oppervlak;
de inhoud van een bouwwerk
tussen de
buitenwerkse gevelvlakken en/of de harten van gemeenschappelijke
scheidingsmuren en dakvlakken, zulks met inbegrip van erkers en dakkapellen en
boven peil, met dien verstande dat bij woonruimten in gebouwen, die niet
uitsluitend voor bewoning zijn bestemd, de inhoud van de woning wordt gemeten
boven de afgewerkte vloer van de woonlaag c.q. woonlagen;
de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens
de kortste afstand
van het verticale vlak in de zijdelingse perceelsgrens tot enig punt van het op
dat bouwperceel voorkomende bouwwerk;
bebouwingspercentage
het door bouwwerken
bebouwde oppervlak, uitgedrukt in procenten van de oppervlakte van het
bouwperceel, voor zover dat gelegen is binnen de bestemming of een in de
voorschriften nader aan te duiden gedeelte van die bestemming;
bebouwd oppervlak van een bouwperceel
de oppervlakte van
alle op een bouwperceel gelegen bouwwerken tezamen.
vloeroppervlakte:
de totale oppervlakte
van hoofdgebouwen en aan- en bijgebouwen gemeten op de begane grond.
peil
1 voor een gebouw,
waarvan de hoofdtoegang grenst aan de weg: de hoogte van de kruin van de weg;
2 voor andere gebouwen
en bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het afgewerkte
terrein ter plaatse van de bouw.
Een en ander voor
zover niet anders in de voorschriften is bepaald.
De op de plankaart als ‘Wonen’ aangegeven gronden zijn bestemd voor:
-
woondoeleinden
in de vorm van grondgebonden woningen, uitsluitend in het gebied met de
aanduiding ‘grondgebonden woningen’ op de plankaart;
-
woondoeleinden
in de vorm van gestapelde woningen, uitsluitend in het gebied met de aanduiding
‘gestapelde woningen’ op de plankaart;
-
woondoeleinden
in de vorm van patiowoningen, uitsluitend in het gebied met de aanduiding
‘patiowoningen’ op de plankaart;
-
aan
huis verbonden beroepen;
-
lichte
bedrijvigheid in zone ‘Wonen A’;
-
zorgwoningen
en -voorzieningen in zone ‘Wonen B’;
-
horeca
I uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘horeca toegestaan’ op de
plankaart;
-
detailhandel
uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘detailhandel toegestaan’ op de
plankaart;
-
een
parkeergarage uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘parkeergarage’ op de
plankaart;
-
parkeervoorzieningen;
-
ondergrondse
afvalcontainers;
-
langzaamverkeersverbindingen.
Bij het verlenen van
bouwvergunningen en/of het toepassen van vrijstellingsbepalingen en nadere
eisen worden de volgende regels in acht genomen:
e Detailhandel ter plaatse van de aanduiding
‘detailhandel toegestaan’ in zone ‘Wonen A’ mag worden voortgezet en uitbreiden
met maximaal 10% van het bestaande verkoopvloeroppervlak.
f Ter plaatse van de aanduiding
‘parkeergarage’ op de plankaart is een ondergrondse parkeergarage toegestaan.
g Ter plaatse van de aanduiding
‘langzaamverkeersverbinding’ op de plankaart dan wel binnen een afstand van 10
meter ter weerszijden daarvan is een route voor langzaam verkeer toegestaan.
3.1 Algemeen
a
De bebouwingsgrens zoals aangeduid op de plankaart, mag
niet door bouwwerken worden overschreden, behoudens het onder b bepaalde.
b
Overschrijding van de
bebouwingsgrens is uitsluitend toegestaan, indien dit uit verkeerskundig
oogpunt niet onaanvaardbaar is, met ondergeschikte onderdelen van gebouwen,
zoals erkers, luifels en balkons, mits de diepte niet meer bedraagt dan 1,25 m
uit de gevel en de afstand tot de naar de weg gekeerde begrenzing van de
bestemming niet minder dan 1 m.
c
Indien op de plankaart een
bebouwingsvlak is aangegeven, mogen gebouwen uitsluitend binnen het
bebouwingsvlak worden gebouwd.
d
Binnen
het gebied met de aanduiding ‘parkeergarage’ op de plankaart mag een ondergrondse
parkeergarage in één bouwlaag worden gebouwd, met dien verstande, dat:
3.2 Hoofdgebouwen
a
Ingeval van grondgebonden woningen dient de voorgevel van
de woning te worden gesitueerd in de bebouwingsgrens, dan wel op een afstand van maximaal 3 m
daarachter.
b
Ingeval
van gestapelde woningen dient de bebouwing te worden gebouwd binnen het
bebouwingsvlak.
c
Een
bebouwingsvlak mag volledig worden bebouwd, met dien verstande dat binnen het
op de plankaart aangegeven gebied waar ‘patiowoningen’ zijn toegestaan, het
bebouwingspercentage niet meer mag bedragen dan 70%.
d
De afstanden tot de zijdelingse perceelsgrenzen moeten
bedragen:
-
voor vrijstaande hoofdgebouwen: aan beide zijden niet
minder dan 3 m;
-
voor halfvrijstaande en geschakelde hoofdgebouwen: aan
één zijde niet minder dan 3 m;
-
voor aaneengebouwde hoofdgebouwen: bij eindwoningen niet
minder dan 3 m;
-
indien
de afstand in de bestaande situatie
minder dan 3 m bedraagt geldt deze afstand als minimale afstand.
e
De breedte van hoofdgebouwen mag niet meer
bedragen dan:
-
voor vrijstaande hoofdgebouwen 15 m;
-
voor halfvrijstaande en/of geschakelde hoofdgebouwen en
aaneengebouwde 10 m.
f
De horizontale diepte van het hoofdgebouw mag ten hoogste
bedragen:
-
op de begane grond/eerste bouwlaag 15 m;
-
op de volgende bouwlagen 12,5 m,
met dien verstande
dat de afstand van de achtergevel tot de achterste grens van het bouwperceel
minimaal 5 m bedraagt.
g
De goothoogte mag niet meer dan 6,5 m bedragen voor
grondgebonden en patiowoningen.
h
De hoogte mag niet meer dan 10 m bedragen. Indien op de
plankaart een maximale hoogte is aangeduid, geldt deze maat als maximum.
i
Ter plaatse van de aanduiding ‘overbouwing toegestaan’ op
de plankaart, dient een vrije hoogte van minimaal 3 m aanwezig te zijn, met
dien verstande dat de overbouwing mag worden ondersteund met kolommen en
pilaren.
3.3 Aan- en
bijgebouwen bij grondgebonden woningen
Bij grondgebonden
woningen mogen aan- en bijgebouwen worden gebouwd, mits aan de volgende eisen
wordt voldaan:
a
Aan-
en bijgebouwen mogen uitsluitend op een afstand van ten minste 2 m achter de
voorste bouwgrens of de lijn in het verlengde daarvan worden gebouwd.
b
De afstand tussen het bijgebouw en het hoofdgebouw mag
niet meer dan 10 m bedragen.
c
Het bebouwingspercentage van het gedeelte van de gronden
gelegen achter de achtergevel van het hoofdgebouw bedraagt 50%, tot een
maximum
gezamenlijke oppervlakte van niet meer dan 70 m2.
d
Achter de achtergevel van het hoofdgebouw moet een
aaneengesloten open ruimte aanwezig zijn van ten minste 30 m2 groot
en ten minste 5 m diep.
e
Bij vrijstaande hoofdgebouwen dient één der zijstroken
vrij van aan- en bijgebouwen te blijven tot de lijn evenwijdig aan en op een
afstand van 25 m achter bebouwingsgrens.
f
Voor zover de oppervlakte van de strook grond achter de
achtergevel van het hoofdgebouw meer bedraagt dan 200 m2 mag de
onder d geregelde gezamenlijke oppervlakte worden vermeerderd met 10% van deze
overmaat tot in totaal maximaal 90 m2.
g
De goothoogte mag niet meer dan 3 m bedragen.
h
De hoogte:
-
in de zijdelingse perceelsgrens niet meer dan 3 m en van
daaraf in gelijke mate met de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens
toenemend tot niet meer dan 4,5 m, behoudens het hieronder bepaalde;
-
indien de betreffende gebouwen aan weerzijden van de
zijdelingse perceelsgrens aaneengesloten worden gebouwd, mag de hoogte maximaal
4,5 m bedragen.
3.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
De hoogte van
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 2 m bedragen.
a
Burgemeester en wethouders zijn
bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in 3.3 onder b voor het
plaatsen van een aan- of bijgebouw op een afstand van meer dan 10 m van het
hoofdgebouw indien dit stedenbouwkundig niet onaanvaardbaar is.
b
Burgemeester en wethouders zijn
bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in 3.1 voor het overschrijden
van de bebouwingsgrens in straten waaraan alleen zijgevels grenzen, voor het
bouwen van aan- en bijgebouwen buiten de bebouwingsgrens, waarbij de afstand
tot de weg niet minder dan 2 m mag bedragen en indien dit uit stedenbouwkundig
en verkeerskundig oogpunt niet onaanvaardbaar is.
c
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te
verlenen voor het gebruik van de woning en aan- en bijgebouwen voor aan huis
verbonden beroepen en lichte bedrijvigheid in zone ‘Wonen A’ en aan huis
verbonden beroepen in zone ‘Wonen B’ tot een maximum oppervlak van 60 m2
mits:
d
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te
verlenen voor het vestigen van detailhandel
en commerciële dienstverlening in zone ‘Wonen A’, mits wordt voldaan aan de
volgende voorwaarden:
-
De detailhandelsvestiging mag geen verstoring van de
bestaande detailhandelsstructuur tot gevolg hebben .
-
De vestiging dient een versterking te zijn van het
voorzieningenniveau in het plangebied.
-
De
aard en omvang van de vestiging dient te passen in het plangebied.
e
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd
vrijstelling te verlenen voor het toestaan van bedrijvigheid in zone ‘Wonen A’
welke niet voorkomt in de Staat van Bedrijfsactiviteiten met dien verstande dat
de bedrijvigheid naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen is met
de in de beschrijving in hoofdlijnen toegelaten milieucategorieën 1 en/of 2.
f
Burgemeester
en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen voor de bouw van een
aanleunwoning bij een bestaande woning, mits:
-
de
oppervlakte niet meer bedraagt dan 60 m²;
-
de
hoogte niet meer bedraagt dan de hoogte van de eerste bouwlaag van de woning;
-
de
aanleunwoning ruimtelijk gezien een onderdeel vormt van de bestaande woning.
a Burgemeester
en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de
afmetingen van hoofdgebouwen, aan- en uitbouwen en bijgebouwen. De beeldkwaliteitsaspecten
zoals opgenomen in hoofdstuk 4 Het beeld van het Masterplan Stadbroek d.d. juni
2004, dienen hierbij als uitgangspunt te worden gehanteerd.
b De
onder a genoemde nadere eisen mogen slechts worden gesteld:
-
indien
dit noodzakelijk is ter waarborging van de ruimtelijke kwaliteit, het
stedenbouwkundige beeld, dan wel indien dit noodzakelijk is met het oog op een
verantwoorde stedenbouwkundige en/of architectonische inpassing in de bestaande
bebouwing;
-
indien
dit noodzakelijk is in verband met de sociale veiligheid dan wel de
verkeersveiligheid;
-
ter
voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van
aangrenzende gronden en bouwwerken.
Burgemeester en
wethouders zijn bevoegd de bestemming ‘Wonen’ van het op de plankaart
aangeduide ‘gebied met wijzigingsbevoegdheid’ te wijzigen ten behoeve van de
bouw van kantoren en gebouwen voor commerciële dienstverlening, met dien
verstande dat:
-
de in
dit artikel gegeven bouwvoorschriften van overeenkomstige toepassing zijn;
-
het
op de plankaart aangegeven bouwvlak niet wordt gewijzigd;
-
parkeren
op eigen terrein wordt ondergebracht.
De op de plankaart als ‘Maatschappelijk voorzieningen’ aangegeven gronden
zijn bestemd voor:
-
educatieve
voorzieningen;
-
sociaal-medische
voorzieningen;
-
(sociaal-)culturele
voorzieningen;
-
levensbeschouwelijke
voorzieningen;
-
religieuze
voorzieningen;
-
onderwijsvoorzieningen;
-
voorzieningen
ten behoeve van openbare dienstverlening.
2.1 Gebouwen
a
Gebouwen
mogen uitsluitend binnen het bebouwingsvlak worden gebouwd.
b
Het
bebouwingsvlak mag volledig worden bebouwd.
c
De
hoogte mag niet meer bedragen dan de op de plankaart aangegeven hoogte.
De hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 2 m
bedragen.
De op de
plankaart als ‘Molen’ aangegeven gronden zijn bestemd voor:
-
molendoeleinden;
-
wonen;
-
ondergeschikte
detailhandel;
-
ondergeschikte
horeca;
-
educatieve
voorzieningen;
-
tuinen,
erven en verhardingen.
alsmede voor:
-
de
instandhouding en bescherming van de op de plankaart als ‘rijksmonument’
aangegeven gebouwen.
2.1 Gebouwen
a
Gebouwen
mogen uitsluitend binnen het bebouwingsvlak worden gebouwd.
b
Het
bebouwingsvlak mag volledig worden bebouwd.
c
De
hoogte mag niet meer bedragen dan de op de plankaart aangegeven hoogte.
De hoogte van bouwwerken, geen gebouwen
zijnde, mag niet meer dan 2 m bedragen.
De op de plankaart als ‘Verkeer en verblijf’ aangegeven
gronden zijn bestemd voor verkeers- en verblijfsdoeleinden in de vorm van:
-
straten en erven;
-
fiets- en/of voetpaden;
-
parkeervoorzieningen;
-
nutsvoorzieningen;
-
groenvoorzieningen;
-
waterhuishoudkundige doeleinden;
-
ondergrondse afvalcontainers;
-
(muziek)kiosk, abri's, telefooncellen, straatmeubilair
e.d.
2.1 Gebouwen
Gebouwen
mogen alleen worden gebouwd ten dienste van nutsvoorzieningen, mits:
a
de inhoud niet meer dan 50 m3 bedraagt;
b
de hoogte niet meer dan 3 m bedraagt.
2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
a
De
hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag met uitzondering van
lichtmasten niet meer dan 2 m bedragen.
b
De
hoogte van lichtmasten mag niet meer dan 9 m bedragen.
Burgemeester en
wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in 6.1 voor
het bouwen van speelvoorzieningen tot een hoogte van niet meer dan 5 m indien uit (historisch) onderzoek is gebleken dat
de bodemkwaliteit geschikt is voor dit beoogde gebruik.
De op de plankaart als ‘Water’ aangegeven
gronden zijn bestemd voor:
-
waterberging,
-aan- en –afvoer;
-
waterhuishoudkundige doeleinden;
-
taluds
en oevers;
-
groenvoorzieningen;
-
fiets- en/of voetpaden;
-
bruggen
ten behoeve van het verkeer.
De tot ‘Water’ bestemde grond mag niet worden bebouwd, behoudens ten
behoeve van constructies voor bruggen, kademuren en duikers.
De op de plankaart als ‘Groen’ aangegeven gronden zijn bestemd voor:
-
openbare
groenvoorzieningen of plantsoen;
-
de
bestaande speelvoorzieningen;
-
hondenuitlaatplaatsen;
-
fiets- en/of voetpaden;
-
nutsvoorzieningen;
-
waterhuishoudkundige doeleinden;
-
ondergrondse
afvalcontainers;
-
(muziek)kiosk, abri's, telefooncellen, straatmeubilair
e.d.
2.1 Gebouwen
Gebouwen mogen alleen worden gebouwd ten dienste van nutsvoorzieningen,
mits:
a
de
inhoud niet meer dan 50 m3 bedraagt;
2.2 Bouwwerken
geen gebouwen zijnde
a
De
hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag met uitzondering van
lichtmasten en de bestaande speelvoorzieningen, niet meer dan 3 m bedragen.
b
De
hoogte van lichtmasten mag niet meer dan 9 m bedragen.
c
De
hoogte van de bestaande speelvoorzieningen mag niet meer dan 5 m bedragen.
Burgemeester en
wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in 8.1 voor
het bouwen van nieuwe speelvoorzieningen tot een hoogte van niet meer dan 5 m
indien uit (historisch)
onderzoek is gebleken dat de bodemkwaliteit geschikt is voor dit beoogde
gebruik.
De op de plankaart als ‘Agrarisch gebied’ aangegeven gronden zijn bestemd
voor:
-
agrarisch gebruik;
-
hondenuitlaatplaatsen;
-
fiets- en/of voetpaden;
-
bestaande volkstuinen;
-
oppervlaktewaterbeheersing;
-
waterhuishoudkundige doeleinden;
met daaraan ondergeschikt:
-
instandhouding en
ontwikkeling van de landschapsstructuur;
-
instandhouding en
ontwikkeling van de landschappelijke openheid;
-
recreatief
medegebruik.
De wijze waarop met dit plan de voor deze bestemming aangegeven doeleinden
worden nagestreefd, wordt in hoofdlijnen als volgt omschreven.
a Gestreefd
wordt naar continuering van het duurzaam agrarisch gebruik van de gronden.
b Terzake de
landschapsstructuur wordt gestreefd naar instandhouding en ontwikkeling van
kleinschalige landschapselementen. Deze worden bij voorkeur gesitueerd op
perceelsgrenzen en langs bermen, opdat de agrarische bedrijfsvoering niet wordt
belemmerd.
c Terzake de
landschappelijke openheid wordt gestreefd naar handhaving van deze landschappelijke
karakteristiek. Het aanbrengen van transparante beplanting langs wegen wordt
niet strijdig geacht met de landschappelijke openheid.
d De bestaande
volkstuinen worden gehandhaafd.
e Terzake het
recreatief medegebruik wordt gestreefd naar realisering van aanvullende
eenvoudige recreatieve voorzieningen, zoals zit- en schuilgelegenheid,
picknickplaatsen, en bewegwijzering.
f Gebruik van
de gronden als kampeerterrein, als bedoeld in de Wet op de openluchtrecreatie,
wordt niet toegelaten.
g Ten aanzien
van de onderlinge relatie tussen de verschillende doeleinden geldt dat aan
oppervlaktewaterbeheersing prioriteit wordt gegeven boven de andere doeleinden.
Hierbij wordt uitvoering gegeven aan de maatregelen zoals opgenomen in de Keur
van het waterschap.
De tot ‘Agrarisch gebied’ bestemde gronden mogen niet worden bebouwd.
4
Vrijstelling
Burgemeester en wethouders
zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in lid 3:
a
voor de bouw van bouwwerken, geen
woning zijnde, voor recreatief gebruik, met dien verstande dat:
1
de totale oppervlakte aan
recreatieve bouwwerken niet meer dan 20 m2 mag bedragen;
2
de goothoogte niet meer dan 2,4 m
mag bedragen;
3
de bouwwerken mogen worden voorzien
van een kap, met een dakhelling van ten minste 30º en ten hoogste 45º.
b
Ten behoeve van oprichten
van boogkassen, met dien verstande dat:
1
het
oppervlak niet meer dan 0,5 ha per bedrijf mag bedragen;
2
de
hoogte niet meer dan 1,5 m mag bedragen.
5
Gebruik van gronden en opstallen
In aanvulling op het bepaalde in artikel 11 lid 1 wordt onder strijdig
gebruik van de gronden en opstallen in ieder geval verstaan het gebruik:
a
als
standplaats of ligplaats voor onderkomens en/of kampeermiddelen;
b
als
sport of wedstrijdterrein, parkeerterrein, buitenmanege of lig- en speelweide;
c
voor
het beproeven van voertuigen, de beoefening van motorsport, het houden van
wedstrijden met motorrijtuigen, motoren of (brom)fietsen;
d
voor
het racen of crossen met motorrijtuigen, motoren of (brom)fietsen;
e
als
standplaats voor wagens, geschikt en bestemd voor de uitoefening van handel;
f
voor
opslagdoeleinden, zoals het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van
puin, vuil of andere vaste of vloeibare afvalstoffen;
g
voor
het plaatsen van mestzakken of daarmee vergelijkbare voorzieningen.
6
Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en
wethouders zijn bevoegd de bestemming te wijzigen van de gronden, aangeven met
de aanduiding ‘gebied met wijzigingsbevoegdheid’ op de plankaart in de bestemming
‘Wonen’, mits:
-
ter
plaatse gestapelde woningen worden opgericht;
-
de
hoogte van het gebouw niet meer bedraagt dan 25 meter;
-
de
woningbouw past binnen het Regionaal Volkshuisvestingsplan;
-
door
middel van een bodemonderzoek dient te zijn aangetoond dat er geen sprake is
van bodemverontreiniging, dan wel dat na bodemsanering de grond voldoet aan de
toekomstige functie;
-
door
middel van een archeologisch onderzoek dient te zijn aangetoond dat er geen
sprake is van aantasting van eventueel aanwezige archeologische waarden.
Grond
welke eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan
waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling
van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Burgemeester en
wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in de
voorschriften, ten behoeve van:
1 het afwijken van de
voorgeschreven minimum en maximum maten met niet meer dan 10%, met dien
verstande dat dit noodzakelijk is voor de bouwkundige dan wel architectonische
inpassing;
2 het bouwen met een
geringe mate van afwijking van de plaats en richting van de bebouwingsvlak- en
bebouwingsgrenzen indien dit noodzakelijk is in verband met afwijkingen of onnauwkeurigheden
van de plankaart ten opzichte van de feitelijke situatie of in die gevallen
waar een rationele verkaveling van de gronden een geringe afwijking vergt en
mits daardoor geen belangen van derden onevenredig worden geschaad;
3 het bouwen van
kleine, niet voor bewoning bestemde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen
zijnde, ten dienste van doeleinden van openbaar nut, zoals gemaalgebouwtjes,
transformatorhuisjes, reduceerstations met dien verstande dat:
a de bebouwde
oppervlakte niet meer mag bedragen dan 10 m²;
b de goothoogte van
gebouwen niet meer mag bedragen dan 3 m;
c de hoogte van
gebouwen niet meer mag bedragen dan 6 m;
d de hoogte van
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer mag bedragen dan 10 m;
e
uit (historisch)
onderzoek moet zijn gebleken dat de bodemkwaliteit geschikt is voor het beoogde
gebruik.
1 Het is verboden
gebouwen, bouwwerken en werken en/of bijbehorende gronden te gebruiken of te
laten gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de gegeven
bestemmingen.
Onder strijdig gebruik wordt in elk geval
verstaan het gebruik van bebouwde en onbebouwde gronden ten behoeve van een
seksinrichting, een escortbedrijf en raam- en straatprostitutie.
2 Burgemeester en
wethouders verlenen van het bepaalde onder 1 vrijstelling, als strikte
toepassing daarvan leidt tot een beperking van het meest doelmatige gebruik,
welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
Wat betreft de
Woningwet artikel 9, lid 2 (uitsluiting aanvullende werking van de
bouwverordening) blijven de voorschriften van de bouwverordening ten aanzien
van onderwerpen van stedenbouwkundige aard in dit plangebied buiten toepassing,
behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:
a
de richtlijnen voor het verlenen van vrijstelling van de
stedenbouwkundige bepalingen;
b
bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;
c
bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
d
parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden bij of in
gebouwen;
e
de
ruimte tussen bouwwerken.
De bouwverordening
dient te worden gelezen zoals deze luidt ten tijde van het vaststellen van dit
bestemmingsplan.
Met
betrekking tot de voorbereiding van de wijziging van het plan ingevolge artikel
11 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening en van vrijstelling ingevolge artikel
15 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening door Burgemeester en wethouders, is
Afdeling 3.4 (Openbare voorbereidingsprocedure) van de Algemene wet
bestuursrecht van toepassing.
a Voor zover de
afwijking van het plan kwalitatief niet wordt vergroot, mag bebouwing die
afwijkt van de bestemming van het plan en die bestond op het tijdstip van de
ter-inzage-legging van het ontwerpplan, behoudens onteigening:
- gedeeltelijk
worden vernieuwd of veranderd;
- eenmalig
worden vergroot met ten hoogste 10% van de oppervlakte en ten hoogste 15% van
de inhoud van de bebouwing, zoals die bestond op het tijdstip van de
ter-inzage-legging van het ontwerpplan;
- geheel
worden vernieuwd of veranderd na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit,
mits de bouwvergunning binnen twee jaar na het tenietgaan is aangevraagd.
b Bebouwing, opgericht dan wel op te richten na
de ter-inzage-legging van het ontwerpplan, krachtens een bouwvergunning,
verleend of aangevraagd vóór dat tijdstip, wordt voor de toepassing van dit
artikel geacht op dat tijdstip te bestaan.
2 Gebruik van de
grond anders dan voor bebouwing/gebruik van opstallen
a Het gebruik van de grond, anders dan voor bebouwing, en het
gebruik van opstallen, strijdig met het plan en dat bestaat op het tijdstip dat
het plan rechtskracht heeft verkregen, mag worden gehandhaafd, tenzij het een
gebruik betreft dat reeds in strijd was met het voorheen geldende
bestemmingsplan en welk strijdig gebruik een aanvang heeft genomen nadat dit
voorheen geldende bestemmingsplan rechtskracht heeft verkregen.
b Het is verboden het met het plan strijdig gebruik van grond en
opstallen te wijzigen, indien hierdoor de afwijking van het plan wordt
vergroot.
Overtreding van het
bepaalde in:
-
artikel 12 lid 1 en
-
artikel 15 lid 2, onder b
wordt aangemerkt als
een strafbaar feit, zoals bedoeld in artikel 1a, onder 2o van de Wet
op de economische delicten.
Deze voorschriften
kunnen worden aangehaald onder de titel:
‘Voorschriften
bestemmingsplan Stadbroek-West van de gemeente Sittard-Geleen’.
Rosmalen,
november 2005 Vastgesteld:
10 november 2005
Croonen Adviseurs
b.v.