INHOUDSOPGAVE

 

 

Hoofdstuk I      Inleidende bepalingen                                           1

Artikel 1                Begripsbepalingen                                                         1

Artikel 2                Wijze van meten c.q. berekenen                                     4

 

Hoofdstuk II     Bestemmingsbepalingen                                       5

Artikel 3                Wonen                                                                         5

Artikel 4                Maatschappelijke voorzieningen                                    10

Artikel 5                Molen                                                                         11

Artikel 6                Verkeer en verblijf                                                        12

Artikel 7                Water                                                                         13

Artikel 8                Groen                                                                         14

Artikel 9                Agrarisch gebied                                                          15

 

Hoofdstuk III    Algemene bepalingen                                          17

Artikel 10               Anti-dubbeltelbepaling

Artikel 11               Vrijstellingsbevoegdheden ex artikel 15 van
de Wet op de Ruimtelijke Ordening
                               17

Artikel 12               Gebruiksbepaling                                                         18

Artikel 13               Bepaling ter algemene bescherming van het plan            18

Artikel 14               Procedureregeling                                                        18

Artikel 15               Overgangsbepalingen                                                   19

Artikel 16               Strafbepaling                                                               20

Artikel 17               Slotbepaling                                                                20

 

Bijlage:                Staat van bedrijfsactiviteiten

 


Hoofdstuk I

Inleidende bepalingen

Artikel 1      Begripsbepalingen

 

In deze voorschriften wordt verstaan onder:

 

aan huis verbonden beroep

het uitoefenen van een vrij beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, met dien verstande dat de woonfunctie hoofdfunctie blijft en het beroep wordt uitgeoefend door de bewoner;

 

aanbouw

een gebouw, behorende bij een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw, dat zich daarvan door zijn kleinere constructie of geringere afmetingen visueel onderscheidt maar functioneel een integrerend onderdeel vormt van het hoofdgebouw;

 

bebouwing

één of meer gebouwen en/of één of meer bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

 

bebouwingsgrens

een op de plankaart blijkens de daarop voorkomende aanduiding als zodanig aangegeven lijn, welke door bebouwing naar de wegzijde toe niet mag worden overschreden, behoudens overschrijdingen die krachtens deze voorschriften zijn of kunnen worden toegestaan, welke lijn tevens dient als hoofdoriëntatie voor hoofdgebouwen en wordt aangemerkt als voorgevelrooilijn;

 

bebouwingsvlak

een op de plankaart blijkens de daarop voorkomende aanduiding als zodanig aangegeven oppervlak, waarbinnen krachtens deze voorschriften bepaalde bebouwing mag worden gebouwd;

 

bedrijfsvloeroppervlak (bvo)

de totale oppervlakte van de voor bedrijfsuitoefening benodigde bedrijfsruimte, inclusief de verkoopvloeroppervlakte (vvo);

 

bestaande situatie (bebouwing en gebruik)

a      bebouwing, zoals aanwezig op het tijdstip van de ter-inzage-legging van het ontwerpplan, dan wel mag worden gebouwd krachtens een vóór dat tijdstip aangevraagde vergunning;

b      het gebruik van grond en opstallen, zoals aanwezig op het tijdstip dat het plan rechtskracht heeft verkregen;

 

bestemmingsvlak

op de plankaart aangegeven aaneengesloten gronden met een zelfde bestemming;

 


bijgebouw

een gebouw, behorende bij een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw, dat zich daarvan door zijn kleinere constructie of geringere afmetingen visueel onderscheidt en in functioneel opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

 

bouwperceel

de aaneengesloten bebouwde en/of onbebouwde grond, behorende bij bestaande of op te richten bebouwing;

 

bouwwerk

elke bouwconstructie, welke hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

 

commerciële dienstverlening

het bedrijfsmatig verlenen van diensten;

 

detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die, die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, alsmede anders dan voor verbruik ter plaatse;

 

erker

een hoekige of ronde uitbouw aan de gevel van het hoofdgebouw, gericht naar de weg, niet hoger dan de begane grond laag van het hoofdgebouw;

 

escortbedrijf

de natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon die bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aanbiedt, die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend zoals escortservices en bemiddelingsbureaus;

 

gebouw

elk bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

 

hoekperceel

het perceel dat is gelegen op de hoek van twee wegen welke tenminste toegankelijk zijn voor gemotoriseerde voertuigen;

 

hoofdfunctie

functie waarvoor het hele bouwperceel als zodanig mag worden gebruikt;

 

hoofdgebouw

een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmetingen of functie als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken;

 

horeca I

een bedrijf dat is gericht op het verstrekken van nachtverblijf en/of van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken;

 

lichte bedrijvigheid

het op ambachtelijke wijze vervaardigen, herstellen, onderhouden of bewerken van producten en/of diensten in de vorm van bedrijven die voorkomen in de van deze voorschriften deel uitmakende Staat van bedrijfsactiviteiten;

 

 

molen

inrichting bestemd en geschikt voor het benutten van waterkracht;

 

prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele diensten ten behoeve van een ander tegen vergoeding;

 

het plan

de plankaart en de voorschriften met bijbehorende bijlage, welke deel uitmaken van het bestemmingsplan ‘Stadbroek-West’ van de gemeente Sittard-Geleen;

 

raamprostitutie

een seksinrichting met één of meer ramen van waarachter de prostituee/prostitué tracht de aandacht van passanten op zich te vestigen;

 

rijksmonument

onroerend monument, dat is ingeschreven in de, ingevolge de

Monumentenwet 1988, vastgestelde registers;

 

ruimtelijke kwaliteit

de kwaliteit van de ruimte als bepaald door de gebruikswaarde, de belevingswaarde en de toekomstwaarde van die ruimte;

 

verkoopvloeroppervlakte (vvo)

de totale oppervlakte van de voor het publiek toegankelijke en zichtbare winkelruimte, inclusief de etalageruimte en de ruimte achter de toonbank;

 

seksinrichting

de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub, een (raam)prostitutiebedrijf en een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;

 

stedenbouwkundig beeld

het door de omvang, de vorm en de situering van de bouwmassa's bepaalde beeld inclusief de ter plaatse door de infrastructuur, de begroeiing en andere door de mens aangebrachte (kunstmatige) elementen gevormde ruimte(n);

 

straatprostitutie

het door handelingen, houding, woord, gebaar of op andere wijze passanten tot prostitutie bewegen, uitnodigen dan wel aanlokken;

 

woning

een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden;

 

zorgwoningen en -voorzieningen

woningen of woongebouwen met daarbij behorende zorgvoorzieningen en beperkte voorzieningen, zoals detailhandel, maatschappelijke voorzieningen, commerciële en persoonlijke dienstverlening ten behoeve van het begeleid wonen van bijzondere doelgroepen, zoals lichamelijk of meervoudig gehandicapten.


terug naar inhoudsopgave


 


Artikel 2      Wijze van meten c.q. berekenen

 

Bij de toepassing van deze voorschriften wordt als volgt gemeten c.q. gerekend:

 

de lengte, diepte c.q. breedte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse hoofdgevelvlakken en/of de harten van gemeenschappelijke scheidingsmuren;

 

de hoogte van een bouwwerk

verticaal vanuit het hoogste punt van een bouwwerk tot aan het peil, met dien verstande dat schoorstenen, lichtkoepels, antennes en soortgelijke ondergeschikte onderdelen van een bouwwerk buiten beschouwing blijven;

 

de goothoogte van een bouwwerk

verticaal vanaf de bovenkant goot, boeibord of druiplijn tot aan het peil;

 

de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of de harten van gemeenschappelijke scheidingsmuren en wel 1 m boven peil, dan wel indien het bouwwerk uit meerdere bouwlagen bestaat, over de laag met het grootste oppervlak;

 

de inhoud van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of de harten van gemeenschappelijke scheidingsmuren en dakvlakken, zulks met inbegrip van erkers en dakkapellen en boven peil, met dien verstande dat bij woonruimten in gebouwen, die niet uitsluitend voor bewoning zijn bestemd, de inhoud van de woning wordt gemeten boven de afgewerkte vloer van de woonlaag c.q. woonlagen;

 

de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens

de kortste afstand van het verticale vlak in de zijdelingse perceelsgrens tot enig punt van het op dat bouwperceel voorkomende bouwwerk;

 

bebouwingspercentage

het door bouwwerken bebouwde oppervlak, uitgedrukt in procenten van de oppervlakte van het bouwperceel, voor zover dat gelegen is binnen de bestemming of een in de voorschriften nader aan te duiden gedeelte van die bestemming;

 

bebouwd oppervlak van een bouwperceel

de oppervlakte van alle op een bouwperceel gelegen bouwwerken tezamen.

 

vloeroppervlakte:

de totale oppervlakte van hoofdgebouwen en aan- en bijgebouwen gemeten op de begane grond.

 

peil

1      voor een gebouw, waarvan de hoofdtoegang grenst aan de weg: de hoogte van de kruin van de weg;

2      voor andere gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het afgewerkte terrein ter plaatse van de bouw.

Een en ander voor zover niet anders in de voorschriften is bepaald.

 

terug naar inhoudsopgave

 

 


Hoofdstuk II

Bestemmingsbepalingen

Artikel 3      Wonen

1           Doeleindenomschrijving

 

De op de plankaart als ‘Wonen’ aangegeven gronden zijn bestemd voor:

-            woondoeleinden in de vorm van grondgebonden woningen, uitsluitend in het gebied met de aanduiding ‘grondgebonden woningen’ op de plankaart;

-            woondoeleinden in de vorm van gestapelde woningen, uitsluitend in het gebied met de aanduiding ‘gestapelde woningen’ op de plankaart;

-            woondoeleinden in de vorm van patiowoningen, uitsluitend in het gebied met de aanduiding ‘patiowoningen’ op de plankaart;

-            aan huis verbonden beroepen;

-            lichte bedrijvigheid in zone ‘Wonen A’;

-            zorgwoningen en -voorzieningen in zone ‘Wonen B’;

-            horeca I uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘horeca toegestaan’ op de plankaart;

-            detailhandel uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘detailhandel toegestaan’ op de plankaart;

-            een parkeergarage uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘parkeergarage’ op de plankaart;

-            parkeervoorzieningen;

-            ondergrondse afvalcontainers;

-            langzaamverkeersverbindingen.

 

2           Beschrijving in hoofdlijnen

 

De wijze waarop met dit plan de voor deze bestemming aangegeven doeleinden worden nagestreefd, wordt in hoofdlijnen als volgt omschreven.

 

Toetsingsfunctie

Bij het verlenen van bouwvergunningen en/of het toepassen van vrijstellingsbepalingen en nadere eisen worden de volgende regels in acht genomen:

 

Functionele structuur

a           In de op de plankaart als zone ‘Wonen A’ aangegeven gronden zijn bij iedere woning, in de woning, aan huis verbonden beroepen en lichte bedrijvigheid toegestaan mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

1      De omvang niet meer bedraagt dan 30% voor aan huis verbonden beroepen en 50% voor lichte bedrijvigheid van de vloeroppervlakte van de woning tot een maximum van 30 m2.

2      Uitsluitend bedrijvigheid in categorieën 1 en 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten zoals bij deze voorschriften is gevoegd zijn toegestaan, hierbij wordt rekening gehouden met de in de Staat van bedrijfsactiviteiten gehanteerde afstanden. Bedrijvigheid welke niet voorkomt op de Staat van bedrijfsactiviteiten maar naar aard en invloed op de omgeving hiermee gelijk te stellen is, is na vrijstelling toegestaan.


3      Het gebruik geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer en geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaakt.

4      Detailhandel niet mag plaatsvinden.

5      De activiteit milieuhygiënisch inpasbaar is in de woonomgeving.

6      Het beroep wordt uitgeoefend door de bewoner.

b           In de op de plankaart als zone ‘Wonen B’ aangegeven gronden zijn bij iedere woning, in de woning, aan huis verbonden beroepen toegestaan mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

1      De omvang niet meer bedraagt dan 30% van de vloeroppervlakte van de woning tot een maximum van 30 m2.

2      Het gebruik geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer en geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaakt.

3      Detailhandel niet mag plaatsvinden.

4      De activiteit milieuhygiënisch inpasbaar is in de woonomgeving.

5      Het beroep wordt uitgeoefend door de bewoner.

c     In de op de plankaart als zone ‘Wonen B’ aangegeven gronden zijn zorgwoningen en zorgvoorzieningen toegestaan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

1      Het bouwperceel bedraagt niet meer dan 1.000 m².

2      De breedte van het gebouw bedraagt niet meer dan 24 m.

3      De diepte van het gebouw bedraagt niet meer dan 20 m.

4      De hoogte van het gebouw bedraagt niet meer dan 12 m.

d     Horeca I ter plaatse van de aanduiding ‘horeca toegestaan’ in zone ‘Wonen A’ mag worden voortgezet en uitbreiden met maximaal 10% van het bestaande bedrijfsvloeroppervlak.

e     Detailhandel ter plaatse van de aanduiding ‘detailhandel toegestaan’ in zone ‘Wonen A’ mag worden voortgezet en uitbreiden met maximaal 10% van het bestaande verkoopvloeroppervlak.

f      Ter plaatse van de aanduiding ‘parkeergarage’ op de plankaart is een ondergrondse parkeergarage toegestaan.

g     Ter plaatse van de aanduiding ‘langzaamverkeersverbinding’ op de plankaart dan wel binnen een afstand van 10 meter ter weerszijden daarvan is een route voor langzaam verkeer toegestaan.

 

3           Bebouwing

 

3.1   Algemeen

a           De bebouwingsgrens zoals aangeduid op de plankaart, mag niet door bouwwerken worden overschreden, behoudens het onder b bepaalde.

b           Overschrijding van de bebouwingsgrens is uitsluitend toegestaan, indien dit uit verkeerskundig oogpunt niet onaanvaardbaar is, met ondergeschikte onderdelen van gebouwen, zoals erkers, luifels en balkons, mits de diepte niet meer bedraagt dan 1,25 m uit de gevel en de afstand tot de naar de weg gekeerde begrenzing van de bestemming niet minder dan 1 m.

c           Indien op de plankaart een bebouwingsvlak is aangegeven, mogen gebouwen uitsluitend binnen het bebouwingsvlak worden gebouwd.

d           Binnen het gebied met de aanduiding ‘parkeergarage’ op de plankaart mag een ondergrondse parkeergarage in één bouwlaag worden gebouwd, met dien verstande, dat:

1       de diepte onder peil van de parkeergarage niet meer mag bedragen dan 4 meter;

2       de hoogte boven peil van de parkeergarage niet meer mag bedragen dan 1 m.

e           Op de hiervoor sub 3.1 onder d bedoelde parkeergarage mag bebouwing in de vorm van gestapelde woningen worden gebouwd, met dien verstande dat:

1       voor bebouwing op de parkeergarage als peil geldt de afgewerkte bovenzijde van de afdekking van de parkeergarage;

2       binnen het op de plankaart als ‘parkeergarage’ aangeduide gebied het bebouwingspercentage van de bebouwing op de parkeergarage niet meer mag bedragen dan 50%.

 

3.2   Hoofdgebouwen

a         Ingeval van grondgebonden woningen dient de voorgevel van de woning te worden gesitueerd in de bebouwingsgrens, dan wel op een afstand van maximaal 3 m daarachter.

b         Ingeval van gestapelde woningen dient de bebouwing te worden gebouwd binnen het bebouwingsvlak.

c         Een bebouwingsvlak mag volledig worden bebouwd, met dien verstande dat binnen het op de plankaart aangegeven gebied waar ‘patiowoningen’ zijn toegestaan, het bebouwingspercentage niet meer mag bedragen dan 70%.

d         De afstanden tot de zijdelingse perceelsgrenzen moeten bedragen:

-       voor vrijstaande hoofdgebouwen: aan beide zijden niet minder dan 3 m;

-       voor halfvrijstaande en geschakelde hoofdgebouwen: aan één zijde niet minder dan 3 m;

-       voor aaneengebouwde hoofdgebouwen: bij eindwoningen niet minder dan 3 m;

-       indien de afstand in de bestaande situatie minder dan 3 m bedraagt geldt deze afstand als minimale afstand.

e         De breedte van hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan:

-       voor vrijstaande hoofdgebouwen 15 m;

-       voor halfvrijstaande en/of geschakelde hoofdgebouwen en aaneengebouwde 10 m.

f           De horizontale diepte van het hoofdgebouw mag ten hoogste bedragen:

-       op de begane grond/eerste bouwlaag 15 m;

-       op de volgende bouwlagen 12,5 m,

met dien verstande dat de afstand van de achtergevel tot de achterste grens van het bouwperceel minimaal 5 m bedraagt.

g         De goothoogte mag niet meer dan 6,5 m bedragen voor grondgebonden  en patiowoningen.

h         De hoogte mag niet meer dan 10 m bedragen. Indien op de plankaart een maximale hoogte is aangeduid, geldt deze maat als maximum.

i           Ter plaatse van de aanduiding ‘overbouwing toegestaan’ op de plankaart, dient een vrije hoogte van minimaal 3 m aanwezig te zijn, met dien verstande dat de overbouwing mag worden ondersteund met kolommen en pilaren.

 

3.3   Aan- en bijgebouwen bij grondgebonden woningen

Bij grondgebonden woningen mogen aan- en bijgebouwen worden gebouwd, mits aan de volgende eisen wordt voldaan:

a         Aan- en bijgebouwen mogen uitsluitend op een afstand van ten minste 2 m achter de voorste bouwgrens of de lijn in het verlengde daarvan worden gebouwd.

b         De afstand tussen het bijgebouw en het hoofdgebouw mag niet meer dan 10 m bedragen.

c         Het bebouwingspercentage van het gedeelte van de gronden gelegen achter de achtergevel van het hoofdgebouw bedraagt 50%, tot een

       maximum gezamenlijke oppervlakte van niet meer dan 70 m2.

d         Achter de achtergevel van het hoofdgebouw moet een aaneengesloten open ruimte aanwezig zijn van ten minste 30 m2 groot en ten minste 5 m diep.

e         Bij vrijstaande hoofdgebouwen dient één der zijstroken vrij van aan- en bijgebouwen te blijven tot de lijn evenwijdig aan en op een afstand van 25 m achter bebouwingsgrens.

f           Voor zover de oppervlakte van de strook grond achter de achtergevel van het hoofdgebouw meer bedraagt dan 200 m2 mag de onder d geregelde gezamenlijke oppervlakte worden vermeerderd met 10% van deze overmaat tot in totaal maximaal 90 m2.

g         De goothoogte mag niet meer dan 3 m bedragen.

h         De hoogte:

-       in de zijdelingse perceelsgrens niet meer dan 3 m en van daaraf in gelijke mate met de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens toenemend tot niet meer dan 4,5 m, behoudens het hieronder bepaalde;

-       indien de betreffende gebouwen aan weerzijden van de zijdelingse perceelsgrens aaneengesloten worden gebouwd, mag de hoogte maximaal 4,5 m bedragen.

 

3.4   Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 2 m bedragen.

 

4           Vrijstellingen

 

a           Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in 3.3 onder b voor het plaatsen van een aan- of bijgebouw op een afstand van meer dan 10 m van het hoofdgebouw indien dit stedenbouwkundig niet onaanvaardbaar is.

 

b           Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in 3.1 voor het overschrijden van de bebouwingsgrens in straten waaraan alleen zijgevels grenzen, voor het bouwen van aan- en bijgebouwen buiten de bebouwingsgrens, waarbij de afstand tot de weg niet minder dan 2 m mag bedragen en indien dit uit stedenbouwkundig en verkeerskundig oogpunt niet onaanvaardbaar is.

 

c           Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen voor het gebruik van de woning en aan- en bijgebouwen voor aan huis verbonden beroepen en lichte bedrijvigheid in zone ‘Wonen A’ en aan huis verbonden beroepen in zone ‘Wonen B’ tot een maximum oppervlak van 60 m2 mits:

-        de omvang voor lichte bedrijvigheid niet meer gaat bedragen dan 50% van de vloeroppervlakte van de woning;

-        de omvang voor aan huis verbonden beroepen niet meer gaat bedragen dan 30% van de vloeroppervlakte van de woning;

-        voor lichte bedrijvigheid uitsluitend bedrijvigheid in categorieën 1 en 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten zoals bij deze voorschriften is gevoegd zijn toegestaan, hierbij wordt rekening gehouden met de in de Staat van bedrijfsactiviteiten gehanteerde afstanden. Bedrijvigheid welke niet voorkomt op de Staat van bedrijfsactiviteiten maar naar aard en invloed op de omgeving hiermee gelijk te stellen kan worden toegestaan;

-        de woonfunctie de hoofdfunctie blijft;

-        in voldoende mate is verzekerd dat geen onevenredige verkeers- of parkeeroverlast zal optreden voor de omringende bebouwing en functies;

-        geen detailhandel is toegestaan;

-        er geen onevenredige schade aan het woonmilieu wordt of kan worden toegebracht.

 

d           Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen voor het vestigen van detailhandel en commerciële dienstverlening in zone ‘Wonen A’, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

-        De detailhandelsvestiging mag geen verstoring van de bestaande detailhandelsstructuur tot gevolg hebben .

-        De vestiging dient een versterking te zijn van het voorzieningenniveau in het plangebied.

-        De aard en omvang van de vestiging dient te passen in het plangebied.

 

e           Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen voor het toestaan van bedrijvigheid in zone ‘Wonen A’ welke niet voorkomt in de Staat van Bedrijfsactiviteiten met dien verstande dat de bedrijvigheid naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen is met de in de beschrijving in hoofdlijnen toegelaten milieucategorieën 1 en/of 2.

 

f             Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen voor de bouw van een aanleunwoning bij een bestaande woning, mits:

-        de oppervlakte niet meer bedraagt dan 60 m²;

-        de hoogte niet meer bedraagt dan de hoogte van de eerste bouwlaag van de woning;

-        de aanleunwoning ruimtelijk gezien een onderdeel vormt van de bestaande woning.

5           Nadere eisen

 

a     Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van hoofdgebouwen, aan- en uitbouwen en bijgebouwen. De beeldkwaliteitsaspecten zoals opgenomen in hoofdstuk 4 Het beeld van het Masterplan Stadbroek d.d. juni 2004, dienen hierbij als uitgangspunt te worden gehanteerd.

 

b     De onder a genoemde nadere eisen mogen slechts worden gesteld:

-        indien dit noodzakelijk is ter waarborging van de ruimtelijke kwaliteit, het stedenbouwkundige beeld, dan wel indien dit noodzakelijk is met het oog op een verantwoorde stedenbouwkundige en/of architectonische inpassing in de bestaande bebouwing;

-        indien dit noodzakelijk is in verband met de sociale veiligheid dan wel de verkeersveiligheid;

-        ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

 

6           Wijzigingsbevoegdheid


 

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming ‘Wonen’ van het op de plankaart aangeduide ‘gebied met wijzigingsbevoegdheid’ te wijzigen ten behoeve van de bouw van kantoren en gebouwen voor commerciële dienstverlening, met dien verstande dat:

-            de in dit artikel gegeven bouwvoorschriften van overeenkomstige toepassing zijn;

-            het op de plankaart aangegeven bouwvlak niet wordt gewijzigd;

-            parkeren op eigen terrein wordt ondergebracht.

 

terug naar inhoudsopgave


Artikel 4      Maatschappelijke voorzieningen

1           Doeleindenomschrijving

 

De op de plankaart als ‘Maatschappelijk voorzieningen’ aangegeven gronden zijn bestemd voor:

-            educatieve voorzieningen;

-            sociaal-medische voorzieningen;

-            (sociaal-)culturele voorzieningen;

-            levensbeschouwelijke voorzieningen;

-            religieuze voorzieningen;

-            onderwijsvoorzieningen;

-            voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening.

 

 

2           Bebouwing

 

2.1   Gebouwen

a           Gebouwen mogen uitsluitend binnen het bebouwingsvlak worden gebouwd.

b           Het bebouwingsvlak mag volledig worden bebouwd.

c           De hoogte mag niet meer bedragen dan de op de plankaart aangegeven hoogte.

 

2.2   Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 2 m bedragen.

 

terug naar inhoudsopgave

 

 



Artikel 5      Molen

1           Doeleindenomschrijving

 

De op de plankaart als ‘Molen’ aangegeven gronden zijn bestemd voor:

-            molendoeleinden;

-            wonen;

-            ondergeschikte detailhandel;

-            ondergeschikte horeca;

-            educatieve voorzieningen;

-            tuinen, erven en verhardingen.

 

alsmede voor:

-            de instandhouding en bescherming van de op de plankaart als ‘rijksmonument’ aangegeven gebouwen.

 

2     Bebouwing

 

2.1   Gebouwen

a           Gebouwen mogen uitsluitend binnen het bebouwingsvlak worden gebouwd.

b           Het bebouwingsvlak mag volledig worden bebouwd.

c           De hoogte mag niet meer bedragen dan de op de plankaart aangegeven hoogte.

 

2.2   Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 2 m bedragen.

 

terug naar inhoudsopgave

 


Artikel 6      Verkeer en verblijf

1           Doeleindenomschrijving

 

De op de plankaart als ‘Verkeer en verblijf’ aangegeven gronden zijn bestemd voor verkeers- en verblijfsdoeleinden in de vorm van:

-            straten en erven;

-            fiets- en/of voetpaden;

-            parkeervoorzieningen;

-            nutsvoorzieningen;

-            groenvoorzieningen;

-            waterhuishoudkundige doeleinden;

-            ondergrondse afvalcontainers;

-            (muziek)kiosk, abri's, telefooncellen, straatmeubilair e.d.

 

2           Bebouwing

 

2.1   Gebouwen

Gebouwen mogen alleen worden gebouwd ten dienste van nutsvoorzieningen, mits:

a           de inhoud niet meer dan 50 m3 bedraagt;

b           de hoogte niet meer dan 3 m bedraagt.

 

2.2   Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

a           De hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag met uitzondering van lichtmasten niet meer dan 2 m bedragen.

b           De hoogte van lichtmasten mag niet meer dan 9 m bedragen.

 

3     Vrijstelling

 

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in 6.1 voor het bouwen van speelvoorzieningen tot een hoogte van niet meer dan 5 m indien uit (historisch) onderzoek is gebleken dat de bodemkwaliteit geschikt is voor dit beoogde gebruik.

 

terug naar inhoudsopgave


Artikel 7      Water

 

1     Doeleindenomschrijving

 

De op de plankaart als ‘Water’ aangegeven gronden zijn bestemd voor:

-            waterberging, -aan- en –afvoer;

-            waterhuishoudkundige doeleinden;

-            taluds en oevers;

-            groenvoorzieningen;

-            fiets- en/of voetpaden;

-            bruggen ten behoeve van het verkeer.

 

 

2     Bebouwing

 

De tot ‘Water’ bestemde grond mag niet worden bebouwd, behoudens ten behoeve van constructies voor bruggen, kademuren en duikers.

 

terug naar inhoudsopgave

 

 


Artikel 8      Groen

1     Doeleindenomschrijving

 

De op de plankaart als ‘Groen’ aangegeven gronden zijn bestemd voor:

-        openbare groenvoorzieningen of plantsoen;

-        de bestaande speelvoorzieningen;

-        hondenuitlaatplaatsen;

-        fiets- en/of voetpaden;

-        nutsvoorzieningen;

-        waterhuishoudkundige doeleinden;

-        ondergrondse afvalcontainers;

-        (muziek)kiosk, abri's, telefooncellen, straatmeubilair e.d.

 

 

2     Bebouwing

 

2.1   Gebouwen

Gebouwen mogen alleen worden gebouwd ten dienste van nutsvoorzieningen, mits:

a           de inhoud niet meer dan 50 m3 bedraagt;

b           de hoogte niet meer dan 3 m bedraagt.

 

2.2   Bouwwerken geen gebouwen zijnde

a           De hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag met uitzondering van lichtmasten en de bestaande speelvoorzieningen, niet meer dan 3 m bedragen.

b           De hoogte van lichtmasten mag niet meer dan 9 m bedragen.

c           De hoogte van de bestaande speelvoorzieningen mag niet meer dan 5 m bedragen.

 

3     Vrijstelling

 

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in 8.1 voor het bouwen van nieuwe speelvoorzieningen tot een hoogte van niet meer dan 5 m indien uit (historisch) onderzoek is gebleken dat de bodemkwaliteit geschikt is voor dit beoogde gebruik.

 

terug naar inhoudsopgave


Artikel 9      Agrarisch gebied

1           Doeleindenomschrijving

 

De op de plankaart als ‘Agrarisch gebied’ aangegeven gronden zijn bestemd voor:

-            agrarisch gebruik;

-            hondenuitlaatplaatsen;

-            fiets- en/of voetpaden;

-            bestaande volkstuinen;

-            oppervlaktewaterbeheersing;

-            waterhuishoudkundige doeleinden;

 

met daaraan ondergeschikt:

-            instandhouding en ontwikkeling van de landschapsstructuur;

-            instandhouding en ontwikkeling van de landschappelijke openheid;

-            recreatief medegebruik.

 

2         Beschrijving in hoofdlijnen

 

De wijze waarop met dit plan de voor deze bestemming aangegeven doeleinden worden nagestreefd, wordt in hoofdlijnen als volgt omschreven.

 

a     Gestreefd wordt naar continuering van het duurzaam agrarisch gebruik van de gronden.

b     Terzake de landschapsstructuur wordt gestreefd naar instandhouding en ontwikkeling van kleinschalige landschapselementen. Deze worden bij voorkeur gesitueerd op perceelsgrenzen en langs bermen, opdat de agrarische bedrijfsvoering niet wordt belemmerd.

c     Terzake de landschappelijke openheid wordt gestreefd naar handhaving van deze landschappelijke karakteristiek. Het aanbrengen van transparante beplanting langs wegen wordt niet strijdig geacht met de landschappelijke openheid.

d     De bestaande volkstuinen worden gehandhaafd.

e     Terzake het recreatief medegebruik wordt gestreefd naar realisering van aanvullende eenvoudige recreatieve voorzieningen, zoals zit- en schuilgelegenheid, picknickplaatsen, en bewegwijzering.

f      Gebruik van de gronden als kampeerterrein, als bedoeld in de Wet op de openluchtrecreatie, wordt niet toegelaten.

g     Ten aanzien van de onderlinge relatie tussen de verschillende doeleinden geldt dat aan oppervlaktewaterbeheersing prioriteit wordt gegeven boven de andere doeleinden. Hierbij wordt uitvoering gegeven aan de maatregelen zoals opgenomen in de Keur van het waterschap.

 

 

3           Bebouwing

 

De tot ‘Agrarisch gebied’ bestemde gronden mogen niet worden bebouwd.

 


4           Vrijstelling


 

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in lid 3:

a           voor de bouw van bouwwerken, geen woning zijnde, voor recreatief gebruik, met dien verstande dat:

1      de totale oppervlakte aan recreatieve bouwwerken niet meer dan 20 m2 mag bedragen;

2      de goothoogte niet meer dan 2,4 m mag bedragen;

3      de bouwwerken mogen worden voorzien van een kap, met een dakhelling van ten minste 30º en ten hoogste 45º.

b           Ten behoeve van oprichten van boogkassen, met dien verstande dat:

1      het oppervlak niet meer dan 0,5 ha per bedrijf mag bedragen;

2      de hoogte niet meer dan 1,5 m mag bedragen.

 

 

5           Gebruik van gronden en opstallen

 

In aanvulling op het bepaalde in artikel 11 lid 1 wordt onder strijdig gebruik van de gronden en opstallen in ieder geval verstaan het gebruik:

a           als standplaats of ligplaats voor onderkomens en/of kampeermiddelen;

b           als sport of wedstrijdterrein, parkeerterrein, buitenmanege of lig- en speelweide;

c           voor het beproeven van voertuigen, de beoefening van motorsport, het houden van wedstrijden met motorrijtuigen, motoren of (brom)fietsen;

d           voor het racen of crossen met motorrijtuigen, motoren of (brom)fietsen;

e           als standplaats voor wagens, geschikt en bestemd voor de uitoefening van handel;

f             voor opslagdoeleinden, zoals het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van puin, vuil of andere vaste of vloeibare afvalstoffen;

g           voor het plaatsen van mestzakken of daarmee vergelijkbare voorzieningen.

 

 

6           Wijzigingsbevoegdheid

 

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming te wijzigen van de gronden, aangeven met de aanduiding ‘gebied met wijzigingsbevoegdheid’ op de plankaart in de bestemming ‘Wonen’, mits:

-        ter plaatse gestapelde woningen worden opgericht;

-        de hoogte van het gebouw niet meer bedraagt dan 25 meter;

-        de woningbouw past binnen het Regionaal Volkshuisvestingsplan;

-        door middel van een bodemonderzoek dient te zijn aangetoond dat er geen sprake is van bodemverontreiniging, dan wel dat na bodemsanering de grond voldoet aan de toekomstige functie;

-        door middel van een archeologisch onderzoek dient te zijn aangetoond dat er geen sprake is van aantasting van eventueel aanwezige archeologische waarden.

 

terug naar inhoudsopgave

 


Hoofdstuk III

Algemene bepalingen

 

Artikel 10    Anti-dubbeltelbepaling

 

Grond welke eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

 

terug naar inhoudsopgave

 

 

 

 

Artikel 11    Vrijstellingsbevoegdheden ex artikel 15 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening

 

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in de voorschriften, ten behoeve van:

1      het afwijken van de voorgeschreven minimum en maximum maten met niet meer dan 10%, met dien verstande dat dit noodzakelijk is voor de bouwkundige dan wel architectonische inpassing;

2      het bouwen met een geringe mate van afwijking van de plaats en richting van de bebouwingsvlak- en bebouwingsgrenzen indien dit noodzakelijk is in verband met afwijkingen of onnauwkeurigheden van de plankaart ten opzichte van de feitelijke situatie of in die gevallen waar een rationele verkaveling van de gronden een geringe afwijking vergt en mits daardoor geen belangen van derden onevenredig worden geschaad;

3      het bouwen van kleine, niet voor bewoning bestemde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van doeleinden van openbaar nut, zoals gemaalgebouwtjes, transformatorhuisjes, reduceerstations met dien verstande dat:

a      de bebouwde oppervlakte niet meer mag bedragen dan 10 m²;

b      de goothoogte van gebouwen niet meer mag bedragen dan 3 m;

c      de hoogte van gebouwen niet meer mag bedragen dan 6 m;

d      de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer mag bedragen dan 10 m;

e      uit (historisch) onderzoek moet zijn gebleken dat de bodemkwaliteit geschikt is voor het beoogde gebruik.

 

terug naar inhoudsopgave

 

 

 


Artikel 12    Gebruiksbepaling

 

1      Het is verboden gebouwen, bouwwerken en werken en/of bijbehorende gronden te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de gegeven bestemmingen.

Onder strijdig gebruik wordt in elk geval verstaan het gebruik van bebouwde en onbebouwde gronden ten behoeve van een seksinrichting, een escortbedrijf en raam- en straatprostitutie.

 

2      Burgemeester en wethouders verlenen van het bepaalde onder 1 vrijstelling, als strikte toepassing daarvan leidt tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

 

terug naar inhoudsopgave

 

 

 

Artikel 13    Bepaling ter algemene bescherming van het plan

 

Wat betreft de Woningwet artikel 9, lid 2 (uitsluiting aanvullende werking van de bouwverordening) blijven de voorschriften van de bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard in dit plangebied buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:

 

a         de richtlijnen voor het verlenen van vrijstelling van de stedenbouwkundige bepalingen;

b         bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;

c         bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;

d         parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden bij of in gebouwen;

e         de ruimte tussen bouwwerken.

 

De bouwverordening dient te worden gelezen zoals deze luidt ten tijde van het vaststellen van dit bestemmingsplan.

 

terug naar inhoudsopgave

 

 

 

 

Artikel 14    Procedureregeling

 

Met betrekking tot de voorbereiding van de wijziging van het plan ingevolge artikel 11 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening en van vrijstelling ingevolge artikel 15 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening door Burgemeester en wethouders, is Afdeling 3.4 (Openbare voorbereidingsprocedure) van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.

 

terug naar inhoudsopgave

 

 

 

 

 


Artikel 15    Overgangsbepalingen

1   Bebouwing

 

a      Voor zover de afwijking van het plan kwalitatief niet wordt vergroot, mag bebouwing die afwijkt van de bestemming van het plan en die bestond op het tijdstip van de ter-inzage-legging van het ontwerpplan, behoudens onteigening:

     -    gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

     -    eenmalig worden vergroot met ten hoogste 10% van de oppervlakte en ten hoogste 15% van de inhoud van de bebouwing, zoals die bestond op het tijdstip van de ter-inzage-legging van het ontwerpplan;

     -    geheel worden vernieuwd of veranderd na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit, mits de bouwvergunning binnen twee jaar na het tenietgaan is aangevraagd.

 

b   Bebouwing, opgericht dan wel op te richten na de ter-inzage-legging van het ontwerpplan, krachtens een bouwvergunning, verleend of aangevraagd vóór dat tijdstip, wordt voor de toepassing van dit artikel geacht op dat tijdstip te bestaan.

 

 

2   Gebruik van de grond anders dan voor bebouwing/gebruik van opstallen

 

a   Het gebruik van de grond, anders dan voor bebouwing, en het gebruik van opstallen, strijdig met het plan en dat bestaat op het tijdstip dat het plan rechtskracht heeft verkregen, mag worden gehandhaafd, tenzij het een gebruik betreft dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan en welk strijdig gebruik een aanvang heeft genomen nadat dit voorheen geldende bestemmingsplan rechtskracht heeft verkregen.

 

b   Het is verboden het met het plan strijdig gebruik van grond en opstallen te wijzigen, indien hierdoor de afwijking van het plan wordt vergroot.

 

terug naar inhoudsopgave

 


Artikel 16    Strafbepaling

 

Overtreding van het bepaalde in:

 

-                     artikel 12 lid 1 en

-                     artikel 15 lid 2, onder b

 

wordt aangemerkt als een strafbaar feit, zoals bedoeld in artikel 1a, onder 2o van de Wet op de economische delicten.

 

terug naar inhoudsopgave

 

 

 

 

 

Artikel 17    Slotbepaling

 

Deze voorschriften kunnen worden aangehaald onder de titel:

 

‘Voorschriften bestemmingsplan Stadbroek-West van de gemeente Sittard-Geleen’.

 

terug naar inhoudsopgave

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Rosmalen, november 2005                              Vastgesteld: 10 november 2005

Croonen Adviseurs b.v.