Hoofdstuk I Inleidende bepalingen 1
Artikel 1 Begripsbepaling 1
Artikel 2 Wijze van meten c.q. berekenen 5
Hoofdstuk
II Bestemmingsbepalingen 7
Artikel 3 Wonen 7
Artikel 4 Maatschappelijke voorzieningen 12
Artikel 5 Maatschappelijke
voorzieningen/wonen 14
Artikel 6 Bedrijven 15
Artikel 7 Kantoren 17
Artikel 8 Verkeer en verblijf 18
Artikel 9 Sportvoorzieningen 19
Artikel 10 Water 20
Artikel 11 Groen 21
Artikel 12 Agrarisch gebied 22
Hoofdstuk
III Algemene bepalingen 25
Artikel 13 Vrijstellingsbevoegdheden ex
artikel 15 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening 25
Artikel 14 Gebruiksbepaling 25
Artikel 15 Bepaling ter algemene bescherming
van het plan 26
Artikel 16 Overgangsbepalingen 27
Artikel 17 Strafrechtelijke bepaling 28
Artikel 18 Procedurebepaling 28
Artikel 19 Slotbepaling 28
Bijlagen:
Bijlage 2: Ontheffingsbeschikking
Wet geluidhinder
In deze voorschriften
wordt verstaan onder:
aan huis verbonden beroep
het uitoefenen van een
vrij beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief,
juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee
gelijk te stellen gebied, met dien verstande dat de woonfunctie hoofdfunctie
blijft en het beroep wordt uitgeoefend door de bewoner;
aanbouw
een gebouw, behorende
bij een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw, dat zich daarvan door
zijn kleinere constructie of geringere afmetingen visueel onderscheidt maar functioneel
een integrerend onderdeel vormt van het hoofdgebouw;
agrarisch bedrijf
een bedrijf, geheel
of overwegend gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen van producten door het
telen van gewassen en/of het houden van dieren;
bebouwing
één of meer gebouwen
en/of één of meer bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
bebouwingsgrens I
een op de plankaart
blijkens de daarop voorkomende aanduiding als zodanig aangegeven lijn, welke
door bebouwing naar de wegzijde toe niet mag worden overschreden, behoudens
overschrijdingen die krachtens deze voorschriften zijn of kunnen worden
toegestaan, welke lijn tevens dient als hoofdoriëntatie voor hoofdgebouwen en
wordt aangemerkt als voorgevelrooilijn;
bebouwingsgrens II
een op de plankaart
blijkens de daarop voorkomende aanduiding als zodanig aangegeven lijn, welke
door gebouwen naar de wegzijde en naar de zijdelingse perceelsgrens toe niet
mag worden overschreden, welke lijn op hoekpercelen wordt aangemerkt als
voorgevelrooilijn;
bebouwingsvlak
een op de plankaart
blijkens de daarop voorkomende aanduiding als zodanig aangegeven oppervlak,
waarbinnen krachtens deze voorschriften bepaalde bebouwing mag worden gebouwd;
bedrijfsvloeroppervlak (bvo)
de totale oppervlakte
van de voor bedrijfsuitoefening benodigde bedrijfsruimte, inclusief de
verkoopvloeroppervlakte (vvo);
bedrijfswoning
een woning in of bij
een gebouw, dan wel op of bij een terrein, kennelijk slechts bestemd voor (het
huishouden van) een persoon wiens huisvesting ter plaatse noodzakelijk is, gelet
op het feitelijk gebruik van het gebouw en/of terrein in overeenstemming met de
bestemming;
beeldbepalend pand
pand, aangewezen overeenkomstig de bepalingen van de ‘Verordening van
Monumenten en Cultuurhistorie’, waarvan het straatbeeld zowel op zichzelf als
in zijn ruimtelijke context markante (bouw-) historische kenmerken vertoont,
dan wel een belangrijk onderdeel vormt van de historisch gegroeide structuur
van zijn directe omgeving;
bestaande situatie (bebouwing en gebruik)
a bebouwing, zoals
aanwezig op het tijdstip van de terinzageligging van het ontwerpplan, dan wel
mag worden gebouwd krachtens een vóór dat tijdstip aangevraagde vergunning;
b het gebruik van grond
en opstallen, zoals aanwezig op het tijdstip dat het plan rechtskracht heeft
verkregen;
bestemmingsvlak
op de plankaart
aangegeven aaneengesloten gronden met een zelfde bestemming;
bijgebouw
een gebouw, behorende
bij een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw, dat zich daarvan door
zijn kleinere constructie of geringere afmetingen visueel onderscheidt en in
functioneel opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
bouwmassa
een verzameling gebouwen bestaande uit een
vrijstaand hoofdgebouw, dan wel twee of meer aaneengebouwde hoofdgebouwen;
bouwperceel
de aaneengesloten bebouwde
en/of onbebouwde grond, behorende bij bestaande of op te richten bebouwing;
bouwwerk
elke bouwconstructie,
welke hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of
indirect steun vindt in of op de grond;
commerciële dienstverlening
het bedrijfsmatig
verlenen van diensten;
detailhandel
het bedrijfsmatig te
koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen
en/of leveren van goederen aan personen die, die goederen kopen voor gebruik,
verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of
bedrijfsactiviteit, alsmede anders dan voor verbruik ter plaatse;
erker
een hoekige of ronde
uitbouw aan de gevel van het hoofdgebouw, gericht naar de weg, niet hoger dan
de begane grond laag van het hoofdgebouw;
gebouw
elk bouwwerk dat een
voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden
omsloten ruimte vormt;
hoekperceel
het perceel dat is
gelegen op de hoek van twee wegen welke tenminste toegankelijk zijn voor
gemotoriseerde voertuigen;
hoofdfunctie
functie waarvoor het
hele bouwperceel als zodanig mag worden gebruikt;
hoofdgebouw
een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn
constructie, afmetingen of functie als belangrijkste bouwwerk valt aan te
merken;
horeca:
1
‘horeca I’:
een bedrijf dat is gericht op het
verstrekken van nachtverblijf en/of van ter plaatse te nuttigen voedsel en
dranken;
2 ‘horeca II’:
-
elke voor het publiek, al dan niet tegen betaling
toegankelijke lokaliteit, die geheel of nagenoeg geheel is ingericht of wordt
gebruikt voor het dansen, zoals discotheken en dancings, waarin al dan niet
dranken voor gebruik ter plaatse worden verstrekt;
-
inrichtingen waarin een kans- of behendigheidsspel wordt
uitgeoefend;
-
seksinrichtingen;
ondergeschikte
functie
functie waarvoor maximaal 30% van de vloeroppervlakte van
de begane grond van het hoofdgebouw als zodanig mag worden gebruikt;
het plan
de plankaart en de voorschriften met bijbehorende
bijlage, welke deel uitmaken van het bestemmingsplan ‘Overhoven’ van de gemeente
Sittard-Geleen;
peil
1 voor een gebouw,
waarvan de hoofdtoegang grenst aan de weg: de hoogte van de kruin van de weg;
2 voor andere gebouwen
en bouwweken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het afgewerkte
terrein ter plaatse van de bouw.
rijksmonument
onroerend monument, dat is ingeschreven in de, ingevolge
de
Monumentenwet 1988, vastgestelde registers;
verkoopvloeroppervlakte
(vvo)
de totale oppervlakte van de voor het publiek
toegankelijke en zichtbare winkelruimte, inclusief de etalageruimte en de
ruimte achter de toonbank;
volwaardig agrarisch
bedrijf
een agrarisch bedrijf van een zodanige omvang dat daarin
tenminste één persoon een volledige dagtaak met een daarbij passende
arbeidsomvang met een daaruit redelijkerwijze ter verwachten bedrijfsinkomen
aanwezig is;
seksinrichting
de
voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een
omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht, of
vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een
seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop,
seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub, een (raam)prostitutiebedrijf en
een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;
woning
een
complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan
één huishouden.
Bij de toepassing van
deze voorschriften wordt als volgt gemeten c.q. gerekend:
de lengte, diepte c.q. breedte van een bouwwerk
tussen de
buitenwerkse hoofdgevelvlakken en/of de harten van gemeenschappelijke
scheidingsmuren;
de hoogte van een bouwwerk
verticaal vanuit het
hoogste punt van een bouwwerk tot aan het peil, met dien verstande dat
schoorstenen, lichtkoepels, antennes en soortgelijke ondergeschikte onderdelen
van een bouwwerk buiten beschouwing blijven;
de goothoogte van een bouwwerk
verticaal vanaf de
bovenkant goot, boeibord of druiplijn tot aan het peil;
de oppervlakte van een bouwwerk
tussen de
buitenwerkse gevelvlakken en/of de harten van gemeenschappelijke
scheidingsmuren en wel
de inhoud van een bouwwerk
tussen de
buitenwerkse gevelvlakken en/of de harten van gemeenschappelijke
scheidingsmuren en dakvlakken, zulks met inbegrip van erkers en dakkapellen en
boven peil, met dien verstande dat bij woonruimten in gebouwen, die niet
uitsluitend voor bewoning zijn bestemd, de inhoud van de woning wordt gemeten
boven de afgewerkte vloer van de woonlaag c.q. woonlagen;
de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens
de kortste afstand
van het verticale vlak in de zijdelingse perceelsgrens tot enig punt van het op
dat bouwperceel voorkomende bouwwerk;
bebouwingspercentage
het door bouwwerken
bebouwde oppervlak, uitgedrukt in procenten van de oppervlakte van het
bouwperceel, voor zover dat gelegen is binnen de bestemming of een in de
voorschriften nader aan te duiden gedeelte van die bestemming;
bebouwd oppervlak van een bouwperceel
de oppervlakte van
alle op een bouwperceel gelegen bouwwerken tezamen.
vloeroppervlakte:
de totale oppervlakte
van hoofdgebouwen en aan- en bijgebouwen gemeten op de begane grond.
De op de plankaart als ‘Wonen’ aangegeven gronden zijn bestemd voor:
-
woondoeleinden
in de vorm van vrijstaande, halfvrijstaande en geschakelde, aaneengebouwde en
gestapelde woningen;
-
aan
huis verbonden beroepen;
-
lichte
bedrijvigheid in zone ‘Wonen A’;
-
horeca
I uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘horeca toegestaan’ op de
plankaart;
-
detailhandel
uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘detailhandel toegestaan’ op de
plankaart;
-
garageboxen
ter plaatse van de aanduiding ‘garageboxen’ op de plankaart;
-
onderdoorgang
ter plaatse van de aanduiding ‘onderdoorgang’ op de plankaart;
-
parkeerdoeleinden.
Alsmede voor de instandhouding en bescherming van de op de plankaart als
‘rijksmonument’ aangeduide gebouwen.
Bij het verlenen van
bouwvergunningen en/of het toepassen van vrijstellingsbepalingen en nadere
eisen worden de volgende regels in acht genomen:
c
Horeca I ter plaatse van de aanduiding ‘horeca
toegestaan’ mag worden voortgezet en uitbreiden met maximaal 10% van het
bestaande bedrijfsvloeroppervlak.
d
Detailhandel ter plaatse van de aanduiding ‘detailhandel
toegestaan’ mag worden voortgezet en uitbreiden met maximaal 10% van het
bestaande verkoopvloeroppervlak.
Bebouwingsstructuur
a
De op de plankaart door middel van de aanduidingen
‘open’, halfopen’ en ‘gesloten’ aangegeven bebouwingskarakteristiek mag niet
worden aangetast.
b
Van aantasting van de karakteristiek is sprake indien
door het toevoegen van woningen de kenmerken van de hiervoor genoemde
aanduidingen verloren gaan.
c
De aangegeven bebouwingskarakteristieken bestaan uit de
volgende woningtypen:
1 open bebouwing:
overwegend vrijstaande hoofdgebouwen, en halfvrijstaande en/of geschakelde
hoofdgebouwen;
2 halfopen bebouwing:
overwegend halfvrijstaande en/of geschakelde hoofdgebouwen, en vrijstaande en
aangebouwde (maximaal 3 aaneen) hoofdgebouwen;
3 gesloten bebouwing: aaneengebouwde
hoofdgebouwen, waarbij op de plankaart onderscheid wordt gemaakt tussen
grondgebonden en gestapelde bebouwing.
3.1 Algemeen
a
De bebouwingsgrenzen I en II zoals aangeduid op de
plankaart mogen niet door bouwwerken worden overschreden, behoudens het onder b
bepaalde.
b
Overschrijding van bebouwingsgrens
I en II is uitsluitend toegestaan indien dit uit verkeerskundig oogpunt niet
onaanvaardbaar is, met ondergeschikte onderdelen van gebouwen, zoals erkers,
luifels en balkons, mits de diepte niet meer bedraagt dan
c
Indien op de plankaart een
bebouwingsvlak is aangegeven mogen gebouwen uitsluitend binnen het
bebouwingsvlak worden gebouwd.
3.2 Hoofdgebouwen
a
De voorgevel moet worden gesitueerd in bebouwingsgrens I;
b
De afstanden tot de zijdelingse perceelsgrenzen moeten
bedragen:
-
voor vrijstaande hoofdgebouwen in
bebouwingskarakteristiek ‘open’: aan beide zijden niet minder dan
-
voor halfvrijstaande en geschakelde hoofdgebouwen: aan
één zijde niet minder dan
-
voor aaneengebouwde hoofdgebouwen: bij eindwoningen niet
minder dan
-
indien
de afstand in de bestaande situatie
minder dan
c
De breedte van hoofdgebouwen mag niet meer
bedragen dan:
-
voor vrijstaande hoofdgebouwen
-
voor halfvrijstaande en/of geschakelde hoofdgebouwen en
aaneengebouwde
d
De diepte van hoofdgebouwen mag niet meer dan
e
De goothoogte zoals aangeduid op de plankaart dient te
worden aangehouden;
f
De hoogte mag niet meer bedragen dan de maximaal
toegestane goothoogte, vermeerderd met
3.3 Aan- en
bijgebouwen
Aan- en bijgebouwen mogen
worden gebouwd, mits aan de volgende eisen wordt voldaan:
a
De afstand tot de voorgevel van het hoofdgebouw moet ten
minste
b
De afstand tussen het bijgebouw en het hoofdgebouw mag
niet meer dan
c
Het bebouwingspercentage van het gedeelte van de gronden
gelegen achter de achtergevel van het hoofdgebouw bedraagt 50%, tot een maximum
gezamenlijke oppervlakte van niet meer dan
d
Achter de achtergevel van het hoofdgebouw moet een
aaneengesloten open ruimte aanwezig zijn van ten minste
e
Bij vrijstaande hoofdgebouwen dient één der zijstroken
vrij van aan- en bijgebouwen te blijven tot de lijn evenwijdig aan en op een
afstand van
f
Voor zover de oppervlakte van de strook grond achter de
achtergevel van het hoofdgebouw meer bedraagt dan
g
De goothoogte mag niet meer dan
h
De hoogte:
-
in de zijdelingse perceelsgrens niet meer dan
-
indien de betreffende gebouwen aan weerzijden van de zijdelingse
perceelsgrens aaneengesloten worden gebouwd, mag de hoogte maximaal
3.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
De hoogte van
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan
3.5 Garageboxen
Ter plaatse van de aanduiding
‘garageboxen’ mogen uitsluitend garageboxen worden gebouwd, mits per garagebox
aan de volgende eisen wordt voldaan:
a
de inhoud mag niet meer dan
b
de breedte mag niet meer dan
c
de hoogte mag niet meer dan
a
Burgemeester en wethouders zijn
bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in 3.2 onder a voor het
situeren van de voorgevel achter bebouwingsgrens I mits de afstand niet meer
dan
b
Burgemeester en wethouders zijn
bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in 3.3 onder b voor het
plaatsen van een aan- of bijgebouw op een afstand van meer dan
c
Burgemeester en wethouders zijn
bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in 3.1 voor het overschrijden
van bebouwingsgrens II in straten waar alleen zijgevels aan grenzen, voor het
bouwen van aan- en bijgebouwen buiten bebouwingsgrens II, waarbij de afstand
tot de weg niet minder dan
d
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te
verlenen voor het gebruik van de woning en aan- en bijgebouwen voor aan huis
verbonden beroepen en lichte bedrijvigheid in zone ‘Wonen A’ en aan huis
verbonden beroepen in zone ‘Wonen B’ tot een maximum oppervlak van
e
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te
verlenen voor het vestigen van detailhandel
en commerciële dienstverlening in zone ‘Wonen A’ mits wordt voldaan aan de volgende
voorwaarden:
-
De vestigingslocatie centraal in de kern ligt dan wel
gekoppeld is aan een reeds bestaande voorziening.
-
De vestiging dient versterking te zijn van het
voorzieningenniveau in het plangebied.
-
De aard
en omvang van de vestiging dient te passen in het plangebied.
f
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd
vrijstelling te verlenen voor het toestaan van bedrijvigheid in zone ‘Wonen A’
welke niet voorkomt in de Staat van Bedrijfsactiviteiten met dien verstande dat
de bedrijvigheid naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen is met
de in de beschrijving in hoofdlijnen toegelaten milieucategorieën 1 en/of 2.
g
Burgemeester
en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen voor de bouw van een aanleunwoning
bij een bestaande woning, mits:
-
de
oppervlakte niet meer bedraagt dan
-
de
hoogte niet meer bedraagt dan de hoogte van de eerste bouwlaag van de woning;
-
de
aanleunwoning ruimtelijk gezien een onderdeel vormt van de bestaande woning.
a
Burgemeester en wethouders kunnen
nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de goothoogte van gebouwen
alsmede de vormgeving en de dakvorm van hoofd- en aan- en bijgebouwen voor
zover deze op de plankaart zijn aangeduid als ‘Rijksmonument’.
b
De onder a genoemde nadere eisen
mogen slechts worden gesteld met inachtneming van de bebouwingsvoorschriften:
1 indien dit
noodzakelijk is ter waarborging van de ruimtelijke kwaliteit, het stedenbouwkundig
beeld, dan wel indien dit noodzakelijk is voor een verantwoorde
stedenbouwkundige en/of architectonische inpassing in de bestaande bebouwing;
2 voor
zover gebouwen op de plankaart zijn aangeduid als
rijksmonument voor het behoud van deze bebouwing.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de
op de plankaart als ‘gebied met wijzigingsbevoegdheid’ aangeduide gronden te
wijzigen:
a
in de
bestemming verkeer, mits de bestemmingsregeling aansluit op de regeling uit
artikel 8 ‘Verkeer en Verblijf’;
b
wat
betreft de bebouwingsgrenzen zodat nieuwe woningen gebouwd kunnen worden mits;
-
de
woningbouw past binnen het Regionaal Volkshuisvestingsplan;
-
door
middel van een bodemonderzoek dient te zijn aangetoond dat er geen sprake is van
bodemverontreiniging, dan wel dat na bodemsanering de grond voldoet aan de
toekomstige functie;
-
door
middel van een archeologisch onderzoek is aangetoond dat er geen sprake is van
aantasting van eventueel aanwezige archeologische waarden.
De op de plankaart als ‘Maatschappelijk voorzieningen’ aangegeven gronden
zijn bestemd voor:
-
educatieve
voorzieningen;
-
sociaal-medische
voorzieningen;
-
(sociaal-)culturele
voorzieningen;
-
levensbeschouwelijke
voorzieningen;
-
religieuze
voorzieningen;
-
onderwijsvoorzieningen;
-
voorzieningen
ten behoeve van openbare dienstverlening;
-
een
bovenwoning ter plaatse van de aanduiding ‘bovenwoning toegestaan’ op de
plankaart.
Alsmede voor de instandhouding en bescherming van de op de plankaart als
‘rijksmonument’ aangeduide gebouwen.
2.1 Gebouwen
a
Gebouwen
mogen uitsluitend binnen het bebouwingsvlak worden gebouwd.
b
Het
op de plankaart aangegeven bebouwingspercentage mag niet worden overschreden.
c
De
goothoogte mag niet meer bedragen dan op de plankaart is aangegeven.
d
De
hoogte mag niet meer bedragen dan de op de plankaart toegestane maximale goothoogte,
vermeerderd met
De hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan
a
Burgemeester en wethouders kunnen
nadere eisen stellen ten aanzien van de situering, de afmetingen, de vormgeving
en de dakvorm van hoofd- en aan- en bijgebouwen voor zover deze op de plankaart
zijn aangeduid als ‘rijksmonument’.
b
De onder a genoemde nadere eisen
mogen slechts worden gesteld met inachtneming van de bebouwingsvoorschriften:
1 voor het behoud van
de bebouwing;
2
indien dit noodzakelijk is ter waarborging van de
ruimtelijke kwaliteit, het stedenbouwkundig beeld, dan wel indien dit
noodzakelijk is voor een verantwoorde stedenbouwkundige en/of architectonische
inpassing in de bestaande bebouwing.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de gronden op de plankaart
aangeduid met ‘gebied met wijzigingsbevoegdheid’ te wijzigen zodat wonen en
kantoren als functie zijn toegelaten, mits:
a
de kantoren
worden gevestigd binnen de bestaande bebouwing;
b
in
voldoende mate is verzekerd dat geen onevenredige verkeers- of parkeeroverlast
zal optreden voor de omringende bebouwing en functies;
c
de
woningbouw past binnen het Regionaal Volkshuisvestingsplan;
d
door
middel van een bodemonderzoek dient te zijn aangetoond dat er geen sprake is
van bodemverontreiniging, dan wel dat na bodemsanering de grond voldoet aan de
toekomstige functie;
e
door
middel van een archeologisch onderzoek dient te zijn aangetoond dat er geen
sprake is van aantasting van eventueel aanwezige archeologische waarden.
De op de plankaart als ‘Maatschappelijk voorzieningen/wonen’ aangegeven
gronden zijn bestemd voor:
-
woondoeleinden
in de vorm van gestapelde woningen;
-
educatieve
voorzieningen;
-
sociaal-medische
voorzieningen;
-
(sociaal-)culturele
voorzieningen;
-
levensbeschouwelijke
voorzieningen;
-
religieuze
voorzieningen;
-
onderwijsvoorzieningen;
-
voorzieningen
ten behoeve van openbare dienstverlening;
-
parkeerdoeleinden.
De wijze waarop met dit plan de voor deze bestemming aangegeven doeleinden
worden nagestreefd, wordt in hoofdlijnen als volgt omschreven.
Bij het verlenen van bouwvergunningen worden de
volgende regels in acht genomen:
-
Woondoeleinden
zijn zowel op de begane grond als op de verdieping toegestaan.
-
Alle
overige voorzieningen zijn uitsluitend op de begane grond toegestaan.
3.1 Gebouwen
a
Gebouwen
mogen uitsluitend binnen het bebouwingsvlak worden gebouwd.
b
Het
bebouwingsvlak mag volledig worden bebouwd.
c
De
hoogte mag niet meer bedragen dan
De hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan
De
op de plankaart als ‘Bedrijven’ aangegeven gronden zijn bestemd voor:
-
bedrijfsdoeleinden
in de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfs-activiteiten;
-
bedrijfswoningen;
-
opslag-,
kantoor- en parkeerdoeleinden ten dienste van de hiervoor genoemde doeleinden.
De
wijze waarop met dit plan de voor deze bestemming aangegeven doeleinden worden
nagestreefd, wordt in hoofdlijnen als volgt omschreven.
Bij het verlenen van
bouwvergunningen en/of het toepassen van vrijstellingsbepalingen en nadere
eisen worden de volgende regels in acht genomen:
a
Bedrijvigheid welke niet voorkomt in de Staat van
Bedrijfsactiviteiten, maar naar aard en invloed op de omgeving overeenkomt met
genoemde categorieën, is na vrijstelling toelaatbaar.
b
Bij de opslag en uitstalling van goederen is
overschrijding van het bebouwingsvlak of de bebouwingsgrens naar de wegzijde
toe niet toegestaan.
de benodigde parkeermogelijkheden moeten zoveel mogelijk op het eigen
terrein, dan wel in het in de directe omgeving aanwezige openbaar gebied
aanwezig zijn.
3.1 Gebouwen
a
Gebouwen
mogen uitsluitend binnen het bebouwingsvlak worden gebouwd.
b
Binnen
het bebouwingsvlak geldt een maximum bebouwingspercentage van 100%, tenzij op
de plankaart anders is aangeduid.
c
De
hoogte niet meer dan
d
Bedrijfswoningen mogen worden gebouwd mits voldaan is aan
de volgende voorwaarden:
-
Per bedrijf is één bedrijfswoning toegestaan.
-
De afstand tot de zijdelingse perceelgrens mag niet
minder dan
-
De breedte mag niet meer dan
-
De diepte mag niet meer dan
-
De
goothoogte mag niet meer dan
e
Bij een bedrijfswoning mogen aan- en bijgebouwen worden
gebouwd mits voldaan is aan de volgende voorwaarden:
-
Aan- en bijgebouwen mogen worden gebouwd
-
De maximale gezamenlijke oppervlakte van aan- en
bijgebouwen mag niet meer dan
-
De goothoogte mag niet meer dan
3.2 Bouwwerken,
geen gebouwen zijnde
De hoogte van
bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer dan
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd
vrijstelling te verlenen voor bedrijvigheid welke niet voorkomt in de Staat van
Bedrijfsactiviteiten met dien verstande dat de bedrijvigheid naar aard en
invloed op de omgeving gelijk te stellen is met de in de beschrijving in
hoofdlijnen toegelaten milieucategorieën 1 en/of 2.
Burgemeester
en wethouders zijn bevoegd de gronden op de plankaart aangeduid met ‘gebied met
wijzigingsbevoegdheid’ te wijzigen zodat wonen als functie is toegelaten, mits:
a
het
geluidsscherm langs de spoorlijn Sittard-Roermond is gerealiseerd;
b
de
bebouwing aansluit op de bebouwingskarakteristiek van de omgeving, waarbij de
goothoogte 4 tot
c
de
bebouwingsregeling aansluit op de bebouwingsregeling uit artikel 3 ‘Wonen’;
d
de
woningbouw past binnen het regionaal volkshuisvestingsprogramma;
e
het
aantal grondgebonden woningen maximaal 12 bedraagt;
f
de voorwaarden die gesteld zijn in de ontheffingsbeschikking
Wet geluidhinder d.d. 06-02-2003 (zie bijlage bij deze voorschriften) in acht
worden genomen;
g
door
middel van een bodemonderzoek dient te zijn aangetoond dat er geen sprake is
van bodemverontreiniging, dan wel na bodemsanering de grond voldoet aan de
toekomstige functie;
h
de
risiconormen woningbouw ter plaatse toestaan.
De op de plankaart als ‘Kantoren’ aangegeven
gronden zijn bestemd voor:
-
kantoordoeleinden;
-
woondoeleinden.
De wijze waarop met dit plan de voor deze
bestemming aangegeven doeleinden worden nagestreefd, wordt in hoofdlijnen als
volgt omschreven.
Bij het verlenen van
bouwvergunningen worden de volgende regels in acht genomen:
-
Kantoordoeleinden
zijn zowel op de begane grond als op de verdieping toegestaan.
-
Woondoeleinden
zijn uitsluitend op de verdieping toegestaan.
3.1 Gebouwen
a
De bebouwingsgrenzen I en II zoals aangeduid op de
plankaart mogen niet door bouwwerken worden overschreden, behoudens het onder b
bepaalde.
b
Overschrijding
van bebouwingsgrens I en II is uitsluitend toegestaan indien dit uit
verkeerskundig oogpunt niet onaanvaardbaar is, met ondergeschikte onderdelen
van gebouwen, zoals erkers, luifels en balkons, mits de diepte niet meer
bedraagt dan
c
De goothoogte mag niet meer dan
d
De hoogte mag niet meer dan
3.2 Bouwwerken, geen gebouwen
zijnde
De hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag, niet
meer dan
De op de plankaart als ‘Verkeer en verblijf’ aangegeven
gronden zijn bestemd voor verkeers- en verblijfsdoeleinden in de vorm van:
-
straten en erven;
-
fiets en/of voetpaden;
-
parkeervoorzieningen;
-
nutsvoorzieningen;
-
speelvoorzieningen;
-
groenvoorzieningen;
-
waterhuishoudkundige doeleinden;
-
(muziek)kiosk, abri's, telefooncellen, straatmeubilair
e.d.
2.1 Gebouwen
a
De inhoud mag niet meer dan
b
De hoogte mag niet meer dan
2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
a
De
hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag met uitzondering van
speeltoestellen en lichtmasten niet meer dan
b
De
hoogte van lichtmasten mag niet meer dan
c
De
hoogte van speeltoestellen mag niet meer dan
3
Wijzigingen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de op de
plankaart als ‘gebied met wijzigingsbevoegdheid’ aangeduide gronden te wijzigen
in de bestemming wonen, mits:
a
aangesloten
wordt op de bebouwingskarakteristiek (open, halfopen en gesloten) van de
omgeving;
b
de
bebouwingsregeling aansluit op de bebouwingsregeling uit artikel 3 ‘Wonen’;
c
de
woningbouw past binnen het Regionaal Volkshuisvestingsplan;
d
door
middel van een bodemonderzoek is aangetoond dat er geen sprake is van
bodemverontreiniging, dan wel dat na bodemsanering ingevolge de Interimwet
Bodemsanering respectievelijk de Wet Bodembescherming de grond voldoet aan de
‘referentiewaarde goede bodemkwaliteit’;
e
door
middel van een archeologisch onderzoek is aangetoond dat er geen sprake is van
aantasting van eventueel aanwezige archeologische waarden.
De op de plankaart als ‘Sportvoorzieningen’ aangegeven gronden zijn bestemd
voor:
-
sportvelden
en tennisbanen;
-
kleedlokalen
en kantine;
-
clubgebouwen;
-
groenvoorzieningen;
-
speelterreinen/speelvelden.
2.1 Gebouwen
a
Gebouwen
mogen uitsluitend binnen het bebouwingsvlak worden gebouwd.
b
Het
bebouwingspercentage binnen het bebouwingsvlak bedraagt 100%.
c
De
goothoogte mag niet meer bedragen dan
d
De
hoogte mag niet meer bedragen dan
2.2 Bouwwerken,
geen gebouwen zijnde
a
De hoogte van bouwwerken, geen
gebouwen zijnde, mag, met uitzondering van terreinafscheidingen,
ballenvanghekken en lichtmasten niet meer dan
b
De hoogte van terreinafscheidingen
mag niet meer dan
c De hoogte van ballenvanghekken mag niet meer dan 10 bedragen.
d
De hoogte van lichtmasten mag niet
meer dan
De op de plankaart als ‘Water’ aangegeven gronden
zijn bestemd voor:
-
waterberging,
-aan en –afvoer;
-
taluds
en oevers;
-
groenvoorzieningen;
-
voet-
en fietspaden;
-
bruggen
ten behoeve van het verkeer.
De tot ‘Water’ bestemde grond mag niet worden bebouwd, behoudens ten behoeve
van constructies voor bruggen, kademuren en duikers.
De op de plankaart als ‘Groen’ aangegeven gronden zijn bestemd voor:
-
openbare
groenvoorzieningen of plantsoen;
-
speelvoorzieningen;
-
groenvoorzieningen
met een afschermende functie;
-
voet-
en fietspaden;
-
nutsvoorzieningen;
-
water.
2.1 Gebouwen
Gebouwen mogen alleen worden gebouwd ten dienste van nutsvoorzieningen,
mits:
a
de inhoud
niet meer dan
2.2 Bouwwerken
geen gebouwen zijnde
a
De
hoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde mag, met uitzondering van
speeltoestellen, niet meer dan
b
De
hoogte van speeltoestellen mag niet meer dan
De op de plankaart als ‘Agrarisch gebied’ aangegeven gronden zijn bestemd
voor:
-
duurzaam agrarisch gebruik;
-
oppervlaktewaterbeheersing en
erosiebestrijding;
met daaraan ondergeschikt:
-
instandhouding en ontwikkeling van de
landschapsstructuur;
-
instandhouding en ontwikkeling van de
landschappelijke openheid;
-
recreatief medegebruik.
De wijze waarop met dit plan de voor deze bestemming aangegeven doeleinden
worden nagestreefd, wordt in hoofdlijnen als volgt omschreven.
a gestreefd wordt naar continuering van het
duurzaam agrarisch gebruik van de gronden;
b ter zake de landschapsstructuur wordt
gestreefd naar instandhouding en ontwikkeling van kleinschalige
landschapselementen. Deze worden bij voorkeur gesitueerd op perceelsgrenzen en
langs bermen, opdat de agrarische bedrijfsvoering niet wordt belemmerd;
c ter zake de landschappelijke openheid wordt
gestreefd naar handhaving van deze landschappelijke karakteristiek. Het
aanbrengen van transparante beplanting langs wegen wordt niet strijdig geacht
met de landschappelijke openheid;
d ter zake het recreatief medegebruik wordt
gestreefd naar realisering van aanvullende eenvoudige recreatieve
voorzieningen, zoals zit- en schuilgelegenheid, picknickplaatsen, en
bewegwijzering;
e gebruik van de gronden als kampeerterrein,
als bedoeld in de Wet op de Openluchtrecreatie, wordt niet toegelaten;
f ten aanzien van de onderlinge relatie
tussen de verschillende doeleinden geldt dat aan oppervlaktewaterbeheersing en
erosiebestrijding prioriteit wordt gegeven boven de andere doeleinden. Hierbij
wordt uitvoering gegeven aan de maatregelen zoals opgenomen in de
erosieverordening en de Keur van het waterschap.
De tot ‘Agrarisch gebied’ bestemde gronden mogen niet worden bebouwd.
4
Vrijstelling
Burgemeester en wethouders
zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in lid 3:
a
voor de bouw van bouwwerken, geen
woning zijnde, voor recreatief gebruik, met dien verstande dat:
1
de totale oppervlakte aan
recreatieve bouwwerken niet meer dan
2
de goothoogte niet meer dan
3
de bouwwerken mogen worden voorzien
van een kap, met een dakhelling van ten minste 30º en ten hoogste 45º.
b
Ten behoeve van oprichten
van boogkassen, met dien verstande dat:
1
het
oppervlak niet meer dan
2
de hoogte
niet meer dan
5
Gebruik van gronden en opstallen
In aanvulling op het bepaalde in artikel 14 lid 1 wordt onder strijdig
gebruik van de gronden en opstallen in ieder geval verstaan het gebruik:
a
als
standplaats of ligplaats voor onderkomens en/of kampeermiddelen;
b
als
sport of wedstrijdterrein, parkeerterrein, buitenmanege of lig- en speelweide;
c
voor
het beproeven van voertuigen, de beoefening van motorsport, het houden van
wedstrijden met motorrijtuigen, motoren of (brom)fietsen;
d
voor
het racen of crossen met motorrijtuigen, motoren of (brom)fietsen;
e
als
standplaats voor wagens, geschikt en bestemd voor de uitoefening van handel
f
voor
opslagdoeleinden, zoals het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van
puin, vuil of andere vaste of vloeibare afvalstoffen;
g
voor
het plaatsen van mestzakken of daarmee vergelijkbare voorzieningen;
h
voor
het oprichten van boogkassen.
Burgemeester en
wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in de
voorschriften, ten behoeve van:
1 het afwijken van de
voorgeschreven minimum en maximum maten met niet meer dan 10%, met dien
verstande dat dit noodzakelijk is voor de bouwkundige dan wel architectonische
inpassing;
2 het bouwen met een
geringe mate van afwijking van de plaats en richting van de bebouwingsvlak- en
bebouwingsgrenzen indien dit noodzakelijk is in verband met afwijkingen of onnauwkeurigheden
van de plankaart ten opzichte van de feitelijke situatie of in die gevallen
waar een rationele verkaveling van de gronden een geringe afwijking vergt en
mits daardoor geen belangen van derden onevenredig worden geschaad;
3 het bouwen van
kleine, niet voor bewoning bestemde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen
zijnde, ten dienste van doeleinden van openbaar nut, zoals gemaalgebouwtjes,
transformatorhuisjes, reduceerstations met dien verstande dat:
a de bebouwde
oppervlakte niet meer mag bedragen dan
b de goothoogte van
gebouwen niet meer mag bedragen dan
c de hoogte van
gebouwen niet meer mag bedragen dan
d de hoogte van bouwwerken,
geen gebouwen zijnde, niet meer mag bedragen dan
1 Het is verboden
gebouwen, bouwwerken en werken en/of bijbehorende gronden te gebruiken of te laten
gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de gegeven bestemmingen.
2 Burgemeester en
wethouders verlenen van het bepaalde onder 1 vrijstelling, als strikte
toepassing daarvan leidt tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke
beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
Wat betreft de
Woningwet artikel 9, lid 2 (uitsluiting aanvullende werking van de
bouwverordening) blijven de voorschriften van de bouwverordening ten aanzien
van onderwerpen van stedenbouwkundige aard in dit plangebied buiten toepassing,
behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:
a de richtlijnen voor het verlenen van vrijstelling van de
stedenbouwkundige bepalingen;
b invloed van de omgeving op een bouwwerk;
c bereikbaarheid
gebouwen voor wegverkeer;
d brandblusvoorzieningen;
e bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
f bouwen op de weg;
g erf- en terreinafscheidingen;
h parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden bij of in
gebouwen.
De bouwverordening
dient te worden gelezen zoals deze luidt ten tijde van het vaststellen van dit
bestemmingsplan.
a Voor zover de
afwijking van het plan kwalitatief niet wordt vergroot, mag bebouwing die
afwijkt van de bestemming van het plan en die bestond op het tijdstip van de
terinzageligging van het ontwerpplan, behoudens onteigening:
- gedeeltelijk
worden vernieuwd of veranderd;
- eenmalig
worden vergroot met ten hoogste 10% van de oppervlakte en ten hoogste 15% van
de inhoud van de bebouwing, zoals die bestond op het tijdstip van de
terinzageligging van het ontwerpplan;
- geheel
worden vernieuwd of veranderd na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit,
mits de bouwvergunning binnen twee jaar na het tenietgaan is aangevraagd.
b Bebouwing, opgericht dan wel op te richten na
de terinzageligging van het ontwerpplan, krachtens een bouwvergunning, verleend
of aangevraagd vóór dat tijdstip, wordt voor de toepassing van dit artikel
geacht op dat tijdstip te bestaan.
2 Gebruik van de
grond anders dan voor bebouwing/gebruik van opstallen
a Het gebruik van de grond, anders dan voor bebouwing, en het
gebruik van opstallen, strijdig met het plan en dat bestaat op het tijdstip dat
het plan rechtskracht heeft verkregen, mag worden gehandhaafd, tenzij het een
gebruik betreft dat reeds in strijd was met het voorheen geldende
bestemmingsplan en welk strijdig gebruik een aanvang heeft genomen nadat dit
voorheen geldende bestemmingsplan rechtskracht heeft verkregen.
b Het is verboden het met het plan strijdig gebruik van grond en
opstallen te wijzigen, indien hierdoor de afwijking van het plan wordt
vergroot.
Voor de toepassing van
artikel 59 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening wordt overtreding van het
bepaalde in artikel 14 lid 1 aangemerkt als een strafbaar feit.
Deze voorschriften
kunnen worden aangehaald onder de titel:
‘Voorschriften
bestemmingsplan Overhoven van de gemeente Sittard-Geleen’.
Rosmalen, juli 2003 Vastgesteld:
16 juli 2003
Croonen Adviseurs
b.v.