In deze regels wordt verstaan onder:
1.1
het plan
het “bestemmingsplan Lindenheuvel” van de gemeente
Sittard-Geleen, vervat in de verbeelding en bijbehorende verklaring met
tekeningnummer TEK04-SIT00030-01B en deze regels en bijbehorende bijlage(n);
1.2
aan huis gebonden bedrijf
een bedrijf, gericht op het beroepsmatig verlenen
van diensten en zorg of het uitoefenen van (ambachtelijke) bedrijvigheid door
middel van handwerk, dat door de bewoner(s) van een woning in of vanuit die
woning of een bijbehorend bijgebouw dan wel, in geval van een meergezinswoning
of bovenwoning, vanuit de begane grondverdieping van een gebouw wordt
uitgeoefend, waarbij de woning in hoofdzaak de woonfunctie behoudt;
1.3
aan huis gebonden beroep
een beroep of het beroepsmatig verlenen van
diensten op administratief, zakelijk, maatschappelijk, juridisch,
(para)medisch, therapeutisch, lichaamsverzorgend, ontwerptechnisch of
kunstzinnig of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door de bewoner(s) van een
woning in of vanuit die woning of een bijbehorend bijgebouw dan wel, in geval
van een meergezinswoning of bovenwoning, vanuit de begane grondverdieping van
een gebouw wordt uitgeoefend, waarbij de woning in hoofdzaak de woonfunctie
behoudt, een kapsalon hieronder begrepen;
1.4
aanlegvergunning
een vergunning als bedoeld in artikel 3.3 van de
Wet ruimtelijke ordening zoals deze luidt op het moment van terinzagelegging
van het ontwerpplan;
1.5
afhankelijke woonruimte
een bijgebouw dat qua ligging een ruimtelijke
eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit een
oogpunt van mantelzorg gehuisvest is;
1.6
ander-werk
een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheid;
1.7
bebouwingspercentage
de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen op een
bouwperceel, dan wel binnen
een bestemmingsvlak of bouwvlak, zoals nader bepaald in deze regels, in procenten
van de oppervlakte van dat bouwperceel, bestemmingsvlak respectievelijk bouwvlak;
1.8
bedrijf
een inrichting of instelling gericht op het
bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of
herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan
huis gebonden beroepen daaronder niet begrepen;
1.9
bestemmingsgrens
een op de verbeelding aangegeven lijn, die de
grens aanduidt van een bestemmingsvlak;
1.10
bestemmingsvlak
een op de verbeelding door bestemmingsgrenzen
omsloten vlak, waarmee gronden zijn aangegeven met eenzelfde bestemming;
1.11
bijgebouw (inclusief aan- en
uitbouw)
een al dan niet vrijstaand gebouw, dat door zijn
constructie en/of afmetingen ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel
staand hoofdgebouw;
1.12
bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk
oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede
het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten
van een standplaats;
1.13
bouwgrens
een op de verbeelding aangegeven lijn, die de
grens aanduidt van een bouwvlak;
1.14
bouwlaag
een boven het peil gelegen en doorlopend gedeelte
van een gebouw, dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende
vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met
uitsluiting van onderbouw en zolder;
1.15
bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge
deze regels één hoofdgebouw met bijbehorende bijgebouwen en bouwwerken, geen
gebouw zijnde, is toegestaan;
1.16
bouwvlak
een op de verbeelding door bouwgrenzen omsloten
vlak, waarmee gronden zijn
aangegeven waarop ingevolge deze regels bepaalde bouwwerken zijn
toegestaan;
1.17
bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen,
metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond verbonden
is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.18
bovenwoning
een woning, die zich geheel of nagenoeg geheel
bevindt boven de begane grond verdieping van een gebouw;
1.19
bedrijfsvloeroppervlak
de inpandige en overdekte ruimte die wordt benut
in verband met de uitoefening van een bedrijf;
1.20
detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de
uitstalling ten verkoop, verkopen en/of (af)leveren van goederen aan diegenen
die deze goederen kopen voor gebruik en/of verbruik of aanwending anders dan in
de uitoefening van beroeps- of bedrijfsactiviteiten;
1.21
dienstverlenend bedrijf/zakelijke
dienstverlening
een kantoor of een bedrijf met een publieksgerichte
functie dat in hoofdzaak is gericht op het ter plaatse bedrijfsmatig verlenen
van diensten aan of ten gerieve van bedrijven/personen, zoals een
voorlichtings-, advies-, reis- en uitzendbureau, een makelaars- en/of
verzekeringskantoor of bank;
1.22
dienstwoning/bedrijfswoning
een woning in of bij een gebouw of op een terrein,
die kennelijk slechts is bedoeld voor de huisvesting van (het huishouden van)
een persoon wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van de grond,
noodzakelijk moet worden geacht;
1.23
eengezinswoning
een complex van ruimten dat blijkens zijn indeling
en inrichting bestemd is voor de huisvesting van een huishouden;
1.24
erf
een al of niet omheind stuk grond, in ruimtelijke
opzicht direct behorende bij, in functioneel opzicht ten dienste van en in
feitelijk opzicht direct aansluitend aan een woning of een ander gebouw, waarop
ingevolge de regels van het plan geen hoofdbebouwing is toegestaan en dat in
beginsel behoort tot de kavel(s) waarop de woning of het andere gebouw is
geplaatst, zoals dat blijkt uit kadastrale gegevens;
1.25
erker
een uitbreiding van het hoofdgebouw op de begane
grond, geen afzonderlijke ruimte zijnde, waarvan de bestemming overeenkomt met
de bestemming van het hoofdgebouw;
1.26
garagebedrijf
een bedrijf dat uitsluitend of in hoofdzaak is
bestemd voor verkoop, onderhoud en reparatie van motorvoertuigen, met dien
verstande dat de verkoop van motorbrandstoffen is uitgezonderd;
1.27
gebouw
elk bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke,
overdekte geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.28
hoofdgebouw
een gebouw dat op een bouwperceel door zijn
constructie en/of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste
bouwwerk is aan te merken;
1.29
huishouden
de bewoning van een woning door:
-
een persoon;
-
meerdere personen in de vorm van
een samenlevingsverband, niet zijnde kamerverhuur;
1.30
horeca
het bedrijfsmatig verstrekken van dranken en/of
etenswaren voor gebruik ter plaatse, waarbij het doen beluisteren van
overwegend mechanische muziek en het gelegenheid geven tot dansen een wezenlijk
onderdeel kunnen vormen, alsmede het bedrijfsmatig verstrekken van logies;
1.31
kantoor
een ruimte of een complex van ruimten welke is
bestemd om te worden gebruikt voor administratieve werkzaamheden;
1.32
kwetsbaar object
een (beperkt) kwetsbaar object, zoals bedoeld
in artikel 1 van het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen;
1.33
maatschappelijke voorzieningen
voorzieningen, bestemd voor medische en
verzorgende, sociaal-culturele, religieuze, militaire, educatieve en openbare
dienstverlenende instellingen;
1.34
mantelzorg
het bieden van zorg aan een ieder die
hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige
basis en buiten organisatorisch verband;
1.35
meergezinswoning
een gebouw dat dient voor de huisvesting van
meerdere huishoudens in afzonderlijke woonruimten;
1.36
nadere eis
een nadere eis als bedoeld in artikel 3.6 van de
Wet ruimtelijke ordening zoals deze luidt op het moment van terinzagelegging
van het ontwerpplan;
1.37
onderbouw
een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt
door een vloer waarvan de
bovenkant minder dan 1,20 m
boven het peil is gelegen;
1.38
ondergeschikte bouwdelen/bouwdelen
van ondergeschikt belang
bouwdelen van beperkte afmetingen, die buiten de
hoofdmassa van het hoofdgebouw uitsteken, zoals schoorstenen, antennemasten,
windvanen, vlaggenmasten, wolfseinden en andere ondergeschikte dakopbouwen;
1.39
ondergronds
beneden het peil;
1.40
peil
de gemiddelde hoogte van het aansluitende,
afgewerkte terrein ter plaatse van het bouwperceel;
1.41
prostitutiebedrijf
een inrichting of instelling gericht op het tegen
betaling doen plaatsvinden van seksuele omgang met prostituees op een naar
buiten toe kenbare wijze, zoals
een bordeel of escortservice;
1.42
seks- en/of pornobedrijf
een inrichting of instelling gericht op het doen
plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van erotische en/of
pornografische aard dan wel voor detailhandel in seks- en/of pornoartikelen,
zoals een seksbioscoop, seksclub, seksautomaat of sekswinkel;
1.43
staat van bedrijfsactiviteiten
een als bijlage bij deze regels behorende en
daarvan onderdeel uitmakende lijst van bedrijven en instellingen;
1.44
staat van horeca-activiteiten
een als bijlage bij deze regels behorende en
daarvan onderdeel uitmakende lijst van horecabedrijven;
1.45
verharden van wegen
het aanbrengen van een dichte deklaag in de vorm
van bijvoorbeeld klinkers, asfalt of beton;
1.46
verkoopvloeroppervlak
het totale vloeroppervlak van een winkel, dat voor
het winkelend publiek toegankelijk is;
1.47
voorste bouwgrens
de naar het verkeers- of verblijfsgebied gekeerde
bouwgrens;
1.48
ontheffing
een ontheffing als bedoeld in artikel 3.6 van de
Wet ruimtelijke ordening zoals deze luidt op het moment van terinzagelegging
van het ontwerpplan;
1.49
wijziging
een wijziging als bedoeld in artikel 3.6 van de Wet
ruimtelijke ordening zoals deze luidt op het moment van terinzagelegging van
het ontwerpplan;
1.50
woning
een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de
huisvesting van één huishouden;
In deze regels wordt mede verstaan onder:
1.51
gebruiken
het doen gebruiken, laten gebruiken en in gebruik
geven;
1.52
uitvoeren
het doen uitvoeren, laten uitvoeren en in
uitvoering geven.
Terug
naar inhoudsopgave
Bij de toepassing
van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1
afstand van een bouwwerk tot de
zijdelingse grens
tussen de
zijdelingse grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk,
waar die afstand het kortst is;
2.2
goothoogte van een bouwwerk
van het peil tot aan de bovenkant van de goot dan
wel de druiplijn, het boeiboord of een daaraan gelijk te stellen
constructiedeel;
2.3
bouwhoogte van een bouwwerk
van het peil tot aan het hoogste punt van het
bouwwerk, met dien verstande dat voor wat betreft gebouwen daarbij niet worden
meegerekend de ondergeschikte bouwdelen;
2.4
inhoud van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of de
harten van gemeenschappelijke scheidsmuren en de dakvlakken (zulks met inbegrip
van erkers en dakkapellen) en boven het peil;
2.5
oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of de
harten van gemeenschappelijke scheidsmuren en op het peil, zulks met inbegrip
van erkers;
2.6
horizontale diepte van een
bouwwerk
tussen het voorste en het achterste punt van het
bouwwerk, gemeten tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of de harten van
gemeenschappelijke scheidsmuren dan wel scheidslijnen en op het peil;
2.7
verticale diepte van een ondergronds
bouwwerk
van het peil tot aan de bovenzijde van de
afgewerkte vloer van het ondergrondse (deel van het) bouwwerk.
Terug naar inhoudsopgave
3.1
doeleinden
3.1.1
De op de verbeelding voor
"wonen (W)" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a
wonen;
b
een aan huis gebonden beroep en/of
een aan huis gebonden bedrijf ter plaatse van de aanduiding “aan huis gebonden
beroep/bedrijf” op de verbeelding;
alsmede voor:
c
erven;
d
water en voorzieningen ten behoeve
van de waterhuishouding;
e
nutsvoorzieningen;
met bijbehorende:
f
hoofdgebouwen;
g
bijgebouwen;
h
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
3.1.2
Voor zover op de verbeelding de
aanduiding “gemeentelijk monument” is aangegeven, zijn de gronden tevens
aangewezen voor het behoud van monumentale waarden.
3.1.3
De in lid 3.1.1 bedoelde gronden
zijn tevens bestemd voor de doeleinden en bouwmogelijkheden die in hoofdstuk 3
voor de betrokken bestemming zijn aangegeven, inclusief de daarin opgenomen ontheffingsbevoegdheden
en/of aanlegvergunningvereisten.
3.2
bouwen
Bouwen is uitsluitend toegestaan ten dienste van
de in lid 3.1 omschreven doeleinden en met inachtneming van de volgende bepalingen:
a
hoofdgebouwen mogen uitsluitend
binnen de op de verbeelding aangegeven bouwvlakken
worden gebouwd;
b
de voorgevel van hoofdgebouwen mag
uitsluitend in de voorste bouwgrens worden gebouwd;
c
de horizontale diepte van het
hoofdgebouw mag ten hoogste bedragen:
1
op de begane grond/eerste bouwlaag 15 m;
2
op de volgende bouwlagen 12,5 m,
met dien verstande dat de afstand van de
achtergevel tot de achterste grens van het bouwperceel minimaal 5 m bedraagt;
d
het gezamenlijk te bebouwen
oppervlak van bijgebouwen mag per bouwperceel ten hoogste 50% bedragen van de
gronden gelegen buiten de op de verbeelding aangegeven bouwvlakken, tot een
oppervlakte van maximaal 70 m2,
met dien verstande dat het oppervlak aan vrijstaande bijgebouwen maximaal 50 m2 mag bedragen;
e
bijgebouwen mogen uitsluitend op
een afstand van ten minste 2 m
achter de voorste bouwgrens of de lijn in het verlengde daarvan worden gebouwd;
f
de goot- en/of bouwhoogte van
gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste bedragen:
goothoogte bouwhoogte
-
van hoofdgebouwen zie verbeelding zie verbeelding;
-
van aangebouwde bijgebouwen
hoogte eerste goothoogte+afstand
bouwlaag
tot perceelsgrens, tot
hoofdgebouw maximum van 5 m;
+0,25 m
-
van vrijstaande bijgebouwen
3 m goothoogte+afstand
tot
perceelsgrens, tot
maximum
van 5 m;
-
van erfafscheidingen in of
achter de voorste bouwgrens - 2 m;
-
van overige bouwwerken,
geen gebouwen zijnde - 3 m.
3.3
bijzonder gebruiksvoorschrift
3.3.1
Onder verboden gebruik als bedoeld
in artikel 7.10 Wro wordt tevens verstaan het gebruik van
(vrijstaande)bijgebouwen als zelfstandige woning en/of als afhankelijke
woonruimte.
3.3.2
Burgemeester en wethouders zijn
bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 3.3.1. voor het gebruik
van een (vrijstaand)bijgebouw als afhankelijke woonruimte, mits:
a
een dergelijke bewoning
noodzakelijk is uit het oogpunt van mantelzorg;
b
het gebruik beperkt blijft tot de
in lid 3.2 onder d t/m f genoemde bouwmogelijkheden voor bijgebouwen;
c
de belangen van de rechthebbenden
op de aan het bouwperceel grenzende gronden niet onevenredig worden geschaad.
3.3.3
Ter plaatse van de aanduiding “aan
huis gebonden beroep/bedrijf” op de verbeelding is de vestiging van een aan
huis gebonden beroep of een aan huis gebonden bedrijf toegestaan, mits
a
de uitoefening van het aan huis
gebonden beroep/bedrijf in de woning plaatsvindt;
b
het ten behoeve van het aan huis
gebonden beroep/bedrijf in gebruik te nemen vloeroppervlak niet meer bedraagt
dan 30 m2,
met dien verstande dat de woonfunctie primair en in ruimtelijke zin gehandhaafd
blijft;
c
het aan huis gebonden bedrijf
voorkomt in milieucategorie 1 of 2
in de staat van bedrijfsactiviteiten of, voor wat
betreft de aard en omvang van de milieuhinder die het veroorzaakt, gelijk
gesteld kan worden aan een bedrijf behorende tot één van die milieucategorieën;
d
het gebruik geen onevenredige
afbreuk veroorzaakt op de verkeersafwikkeling en de parkeerbalans;
e
geen horeca en geen detailhandel
plaatsvindt, uitgezonderd een beperkte verkoop ondergeschikt aan de uitoefening
van het aan huis gebonden beroep/bedrijf;
f
de aard en de activiteiten van het
beroep/bedrijf niet leiden tot een onevenredige hinder voor het woonmilieu en
een onevenredige afbreuk van het woon- en leefklimaat in de omgeving.
3.4
ontheffing
3.4.1
Burgemeester en wethouders zijn
bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 3.1.1, voor de
uitoefening van een aan huis gebonden beroep, mits:
a
de uitoefening van het aan huis
gebonden beroep plaatsvindt:
-
in een eengezinswoning of een tot
deze woning behorend bijgebouw;
-
op de begane grondverdieping van
een meergezinswoning;
-
op de begane grondverdieping
behorende tot een bovenwoning;
b
het ten behoeve van het aan huis
gebonden beroep in gebruik te nemen vloeroppervlak niet meer bedraagt dan 30 m2, met dien
verstande dat de woonfunctie primair en in ruimtelijke zin gehandhaafd blijft;
c
het gebruik geen onevenredige
afbreuk veroorzaakt op de verkeersafwikkeling en de parkeerbalans;
d
geen horeca en geen detailhandel
plaatsvindt, uitgezonderd een beperkte verkoop ondergeschikt aan de uitoefening
van het aan huis gebonden beroep;
e
de aard en de activiteiten van het
bedrijf niet leiden tot een onevenredige hinder voor het woonmilieu en een
onevenredige afbreuk van het woon- en leefklimaat in de omgeving.
3.4.2
Burgemeester en wethouders zijn
bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 3.1.1, voor de
uitoefening van een aan huis gebonden bedrijf, mits:
a
de uitoefening van het aan huis
gebonden bedrijf plaatsvindt:
-
in een eengezinswoning of een tot
deze woning behorend bijgebouw;
-
op de begane grondverdieping van
een meergezinswoning;
-
op de begane grondverdieping
behorende tot een bovenwoning;
b
het ten behoeve van het aan huis
gebonden bedrijf in gebruik te nemen bedrijfsvloeroppervlak niet meer bedraagt
dan 30 m2,
met dien verstande dat de woonfunctie primair en in ruimtelijke zin gehandhaafd
blijft;
c
het aan huis gebonden bedrijf
voorkomt in milieucategorie 1 of 2
in de staat van bedrijfsactiviteiten of, voor wat
betreft de aard en omvang van de milieuhinder die het veroorzaakt, gelijk
gesteld kan worden aan een bedrijf behorende tot één van die milieucategorieën;
d
het gebruik geen onevenredige
afbreuk veroorzaakt op de verkeersafwikkeling en de parkeerbalans;
e
geen horeca en geen detailhandel
plaatsvindt, uitgezonderd een beperkte verkoop ondergeschikt aan de uitoefening
van het aan huis gebonden bedrijf;
f
de aard en de activiteiten van het
bedrijf niet leiden tot een onevenredige hinder voor het woonmilieu en een
onevenredige afbreuk van het woon- en leefklimaat in de omgeving.
3.4.3
Burgemeester en wethouders zijn
bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 3.2 onder f voor de
realisatie van erfafscheidingen voor de voorste bouwgrens met een hoogte van
maximaal 2 m.
Terug naar inhoudsopgave
4.1
doeleinden
4.1.1
De op de verbeelding voor
"tuinen (T)" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a
tuin;
alsmede voor:
b
water en voorzieningen ten behoeve
van de waterhuishouding;
c
nutsvoorzieningen;
d
parkeervoorzieningen;
met bijbehorende:
e
gebouwen;
f
bouwwerken, geen gebouw zijnde.
4.1.2
De in lid 4.1.1 bedoelde gronden
zijn tevens bestemd voor de doeleinden en bouwmogelijkheden die in hoofdstuk 3
voor de betrokken bestemming zijn aangegeven, inclusief de daarin opgenomen ontheffingsbevoegdheden
en/of aanlegvergunningvereisten.
4.2
bouwen
Bouwen is uitsluitend toegestaan:
a
ten dienste van de in lid 4.1.1
omschreven doeleinden en met inachtneming van de volgende bepalingen:
1
uitsluitend bouwwerken, geen
gebouw zijnde, zijn toegestaan;
2
de hoogte van bouwwerken, geen
gebouw zijnde, ten hoogste mag bedragen:
-
van erfafscheidingen
voor de voorste bouwgrens 1 m;
-
van erfafscheidingen in of
achter de voorste bouwgrens 2 m;
-
van overige bouwwerken,
geen
gebouwen zijnde 3 m;
b
ten dienste van de in artikel
4.1.1 omschreven doeleinden ten behoeve van tot gebouwen behorende stoepen,
stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons,
erkers, entreeportalen, veranda’s en afdaken, mits:
1
de overschrijding niet meer
bedraagt dan 1,5 m;
2
de hoogte van erkers,
entreeportalen en veranda’s niet meer bedraagt dan de hoogte van de eerste
bouwlaag van het betreffende gebouw + 0,25 m;
3
de breedte van erkers,
entreeportalen en veranda’s niet meer bedraagt dan 60% van de breedte van de
betreffende gevel van het gebouw.
4.3
ontheffing
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing
te verlenen van het bepaalde in lid 4.2 onder a voor de realisatie van erfafscheidingen
voor de voorste bouwgrens met een hoogte van maximaal 2 m.
Terug naar inhoudsopgave
5.1
doeleinden
5.1.1
De op de verbeelding voor
"centrum (C)" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a
detailhandel, uitsluitend ter
plaatse van de aanduiding “detailhandel toegestaan” op de verbeelding;
b
horeca in categorie I en II als
vermeld in de staat van horeca-activiteiten, uitsluitend ter plaatse van de
aanduiding “horeca toegestaan” op de verbeelding;
c
zakelijke dienstverlening;
d
maatschappelijke voorzieningen;
alsmede voor:
e
terrassen;
f
erven;
g
nutsvoorzieningen;
h
parkeervoorzieningen;
i
water en voorzieningen ten behoeve
van de waterhuishouding;
j
groenvoorzieningen;
k
overige bijbehorende
voorzieningen;
met bijbehorende:
l
gebouwen;
m bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
5.1.2
De in lid 5.1.1 bedoelde gronden
zijn tevens bestemd voor de doeleinden en bouwmogelijkheden die in hoofdstuk 3
voor de betrokken bestemming zijn aangegeven, inclusief de daarin opgenomen ontheffingsbevoegdheden
en/of aanlegvergunningvereisten.
5.1.3
Ten aanzien van de in lid 5.1.1
genoemde functies gelden de volgende beperkingen:
a
het aantal horecavestigingen
binnen de gezamenlijke op de verbeelding aangegeven bouwvlakken
mag niet meer bedragen dan het op het tijdstip van terinzagelegging van het
ontwerp van het plan bestaande aantal;
b
na beëindiging van een van de in
lid 5.1.1 genoemde functies is ter plaatse uitsluitend een nieuwe
horecavestiging toegestaan, indien;
1
de beëindigde functie betrekking
heeft op een horecavestiging;
2
de horeca-activiteiten behoren tot
categorie I als vermeld in de staat van horeca-activiteiten.
5.2
bouwen
Bouwen is uitsluitend toegestaan ten dienste van de in lid 5.1.1
omschreven doeleinden en met inachtneming van de volgende bepalingen:
a
gebouwen mogen uitsluitend binnen
de op de verbeelding aangegeven bouwvlakken
worden gebouwd;
b
de goothoogte en bouwhoogte van
gebouwen bedraagt maximaal de op de verbeelding aangegeven goothoogte
respectievelijk bouwhoogte;
c
de hoogte van bouwwerken, geen
gebouw zijnde, mag ten hoogste bedragen:
-
van erfafscheidingen
voor de voorste bouwgrens 1 m;
-
van erfafscheidingen in of
achter de voorste bouwgrens 2 m;
-
van overige bouwwerken,
geen gebouwen zijnde 3 m;
d
nutsvoorzieningen mogen binnen en
buiten de op de verbeelding aangegeven bouwvlakken
worden gebouwd, met dien verstande dat:
1 de oppervlakte niet meer bedraagt dan 15 m²;
2 de hoogte niet meer bedraagt dan 3 m.
5.3
ontheffing
5.3.1
Burgemeester en wethouders zijn
bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 5.2 onder c voor de
realisatie van erfafscheidingen voor de voorste bouwgrens met een hoogte van
maximaal 2 m.
Terug naar inhoudsopgave
6.1
doeleinden
6.1.1
De op de verbeelding voor
"zakelijke dienstverlening" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a
dienstverlenende bedrijven,
kantoren en instellingen op financieel, juridisch of (ontwerp)-technisch gebied
dan wel op het gebied van communicatie, informatie en adviezen;
b
bestaande (inpandige)
dienstwoningen, behorende bij het ter plaatse gevestigde zakelijke
dienstverlening;
alsmede voor:
c
erven;
d
nutsvoorzieningen;
e
parkeervoorzieningen;
f
water en voorzieningen ten behoeve
van de waterhuishouding;
g
overige bijbehorende
voorzieningen;
met
bijbehorende:
h
hoofdgebouwen;
i
bijgebouwen;
j
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
6.1.2
De in lid 6.1.1 bedoelde gronden
zijn tevens bestemd voor de doeleinden en bouwmogelijkheden die in hoofdstuk 3
voor de betrokken bestemming zijn aangegeven, inclusief de daarin opgenomen ontheffingsbevoegdheden
en/of aanlegvergunningvereisten.
6.2
bouwen
Bouwen is
uitsluitend toegestaan ten dienste van de in lid 6.1.1 omschreven doeleinden en
met inachtneming van de volgende bepalingen:
a
gebouwen mogen uitsluitend binnen
de op de verbeelding aangegeven bouwvlakken
worden gebouwd;
b
de goothoogte en bouwhoogte van
gebouwen alsmede de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen op een op de verbeelding
aangegeven bouwvlak bedraagt maximaal de op de verbeelding
aangegeven goothoogte, bouwhoogte respectievelijk bebouwingspercentage;
c
de hoogte van bouwwerken, geen
gebouw zijnde, mag ten hoogste bedragen:
-
van erfafscheidingen
voor
de voorste bouwgrens 1 m;
-
van erfafscheidingen in of
achter de voorste bouwgrens 2 m;
-
van overige bouwwerken,
geen gebouwen zijnde 3
m;
d
nutsvoorzieningen mogen binnen en
buiten de op de verbeelding aangegeven bouwvlakken
worden gebouwd, met dien verstande dat:
1 de oppervlakte niet meer
bedraagt dan 15 m²;
2 de hoogte niet meer bedraagt dan
3 m.
6.3
ontheffing
6.3.1
Burgemeester en wethouders zijn
bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 6.2 onder c voor de
realisatie van erfafscheidingen voor de voorste bouwgrens met een hoogte van
maximaal 2 m.
Terug
naar inhoudsopgave
7.1
doeleinden
7.1.1
De op de verbeelding voor
"detailhandel (D)" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a
detailhandel;
b
wonen op de verdieping,
uitsluitend ter plaatse van de aanduiding “wonen toegestaan” op de verbeelding;
c
bestaande (inpandige)
dienstwoningen, behorende bij het ter plaatse gevestigde bedrijf;
alsmede voor:
d
erven;
e
nutsvoorzieningen;
f
parkeervoorzieningen;
g
water en voorzieningen ten behoeve
de waterhuishouding;
h
overige bijbehorende
voorzieningen;
met bijbehorende:
i
hoofdgebouwen;
j
bijgebouwen;
k
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
7.2
bouwen
Bouwen is uitsluitend toegestaan ten dienste van de
in lid 7.1.1 omschreven doeleinden en met inachtneming van de volgende
bepalingen:
a
gebouwen mogen uitsluitend binnen
de op de verbeelding aangegeven bouwvlakken
worden gebouwd;
b
de goothoogte en bouwhoogte van
gebouwen alsmede de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen op een op de verbeelding
aangegeven bouwvlak bedraagt maximaal de op de verbeelding
aangegeven goothoogte, bouwhoogte respectievelijk bebouwingspercentage;
c
de hoogte van bouwwerken, geen
gebouw zijnde, mag ten hoogste bedragen:
-
van erfafscheidingen
voor de voorste bouwgrens 1 m;
-
van erfafscheidingen in of
achter de voorste bouwgrens 2 m;
-
van overige bouwwerken,
geen gebouwen zijnde 3 m;
d
nutsvoorzieningen mogen binnen en
buiten de op de verbeelding aangegeven bouwvlakken
worden gebouwd, met dien verstande dat:
1 de oppervlakte niet meer bedraagt dan 15 m²;
2 de hoogte niet meer bedraagt dan 3 m.
7.3
ontheffing
7.3.1
Burgemeester en wethouders zijn
bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 7.2 onder c voor de
realisatie van erfafscheidingen voor de voorste bouwgrens met een hoogte van
maximaal 2 m.
Terug naar inhoudsopgave
8.1
doeleinden
8.1.1
De op de verbeelding voor
"horeca (H)" aangewezen gronden zijn bestemd voor horeca
overeenkomstig de subbestemming:
a
HI aan
de detailhandelsfunctie verwante lichte horeca, als vermeld in de staat
van
horeca-activiteiten;
b
HII overige lichte horeca, als vermeld in de staat van
horeca-activiteiten;
c
HIII middelzware horeca, als vermeld in de staat van
horeca-activiteiten;
d
bestaande (inpandige)
bedrijfswoningen, behorende bij het ter plaatse gevestigde bedrijf;
alsmede voor:
e
terrassen;
f
erven;
g
nutsvoorzieningen;
h
parkeervoorzieningen;
i
water en voorzieningen ten behoeve
van de waterhuishouding;
j
overige bijbehorende voorzieningen;
met bijbehorende:
k
hoofdgebouwen;
l
bijgebouwen;
m bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
8.1.2
De in lid 8.1.1 bedoelde gronden
zijn tevens bestemd voor de doeleinden en bouwmogelijkheden die in hoofdstuk 3
voor de betrokken bestemming zijn aangegeven, inclusief de daarin opgenomen ontheffingsbevoegdheden
en/of aanlegvergunningvereisten.
8.2
bouwen
Bouwen is uitsluitend toegestaan ten dienste van
de in lid 8.1.1 omschreven doeleinden en met inachtneming van de volgende
bepalingen:
a
gebouwen mogen uitsluitend binnen
de op de verbeelding aangegeven bouwvlakken
worden gebouwd;
b
de goothoogte en bouwhoogte van
gebouwen alsmede de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen op een op de verbeelding
aangegeven bouwvlak bedraagt maximaal de op de verbeelding
aangegeven goothoogte, bouwhoogte respectievelijk bebouwingspercentage;
c
de hoogte van bouwwerken, geen
gebouw zijnde, mag ten hoogste bedragen:
-
van erfafscheidingen
voor de voorste bouwgrens 1 m;
-
van erfafscheidingen in of
achter de voorste bouwgrens 2 m;
-
van overige bouwwerken,
geen gebouwen zijnde 3
m;
d
nutsvoorzieningen mogen binnen en
buiten de op de verbeelding aangegeven bouwvlakken
worden gebouwd, met dien verstande dat:
1
de oppervlakte niet meer bedraagt
dan 15 m²;
2
de hoogte niet meer bedraagt dan 3 m.
8.3
ontheffing
8.3.1
Burgemeester en wethouders zijn
bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 8.1.1 voor:
a
de vestiging van horecabedrijven
in een lagere categorie dan op de verbeelding aangegeven;
b
horeca-activiteiten die niet zijn
vermeld in de staat van horeca-activiteiten, mits:
1
de horeca-activiteiten voor wat
betreft de aard en omvang van de milieuhinder die zij veroorzaken, gelijk
gesteld kunnen worden aan horeca-activiteiten behorende tot categorie I, II of
III als vermeld in de staat van horeca-activiteiten;
2
de horeca-activiteiten niet leiden
tot een onevenredige inbreuk op het woon- en leefklimaat in de omgeving.
8.3.2
Burgemeester en wethouders zijn
bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 8.2 onder c voor de
realisatie van erfafscheidingen voor de voorste bouwgrens met een hoogte van
maximaal 2 m.
Terug naar inhoudsopgave
9.1
doeleinden
9.1.1
De op de verbeelding voor
"maatschappelijke voorzieningen (M)" aangewezen gronden zijn bestemd
voor:
a
instellingen en voorzieningen op
medisch, sociaal-cultureel, educatief of religieus gebied dan wel op het gebied
van sport en recreatie of openbaar bestuur, waaronder begrepen bejaarden- en
verzorgingstehuizen;
b
ondergeschikte horeca en
detailhandel ten dienste van de onder a genoemde doeleinden;
c
maatschappelijke voorzieningen
overeenkomstig de subbestemming:
Mbp een
begraafplaats;
d
bestaande (inpandige)
bedrijfswoningen, behorende bij de ter plaatse gevestigde maatschappelijke
voorziening;
alsmede voor:
e
erven;
f
nutsvoorzieningen;
g
parkeervoorzieningen
h
water en voorzieningen ten behoeve
van de waterhuishouding;
i
overige bijbehorende
voorzieningen;
met bijbehorende:
j
gebouwen;
k
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
9.1.2
Voor zover op de verbeelding de
aanduiding “rijksmonument” is aangegeven, zijn de gronden tevens aangewezen
voor het behoud van monumentale waarden.
9.1.3
De in lid 9.1.1 bedoelde gronden
zijn tevens bestemd voor de doeleinden en bouwmogelijkheden die in hoofdstuk 3
voor de betrokken bestemming zijn aangegeven, inclusief de daarin opgenomen ontheffingsbevoegdheden
en/of aanlegvergunningvereisten.
9.2
bouwen
Bouwen is uitsluitend toegestaan ten dienste van
de in lid 9.1.1 omschreven doeleinden en met inachtneming van de volgende
bepalingen:
a
gebouwen mogen uitsluitend binnen
de op de verbeelding aangegeven bouwvlakken
worden gebouwd;
b
de goothoogte en bouwhoogte van
gebouwen alsmede de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen op een op de verbeelding
aangegeven bouwvlak bedraagt maximaal de op de verbeelding
aangegeven goothoogte, bouwhoogte respectievelijk bebouwingspercentage;
c
de hoogte van bouwwerken, geen
gebouw zijnde, bedraagt maximaal voor:
-
erfafscheidingen 2
m;
-
overige bouwwerken, geen gebouw
zijnde 3 m;
d
nutsvoorzieningen mogen binnen en
buiten de op de verbeelding aangegeven bouwvlakken
worden gebouwd, met dien verstande dat:
1
de oppervlakte niet meer bedraagt
dan 15 m²;
2
de hoogte niet meer bedraagt dan 3 m.
Terug naar inhoudsopgave
10.1
doeleinden
10.1.1
De op de verbeelding voor
"bedrijven (B)" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a
bedrijven in de milieucategorieën 1 en 2 als vermeld in de staat van bedrijfsactiviteiten;
b
bedrijven overeenkomstig de
subbestemming:
1 Bg garagebedrijf;
2 Bn nutsbedrijf,
milieucategorie 3.2;
c
bestaande (inpandige) bedrijfswoningen, behorende bij het ter plaatse
gevestigde bedrijf;
alsmede voor:
d
erven;
e
nutsvoorzieningen;
f
parkeervoorzieningen;
g
water en voorzieningen ten behoeve
van de waterhuishouding;
h
overige bijbehorende
voorzieningen;
met
bijbehorende:
i
gebouwen;
j
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
10.1.2
De in lid 10.1.1 bedoelde gronden
zijn tevens bestemd voor de doeleinden en bouwmogelijkheden die in hoofdstuk 3
voor de betrokken bestemming zijn aangegeven, inclusief de daarin opgenomen ontheffingsbevoegdheden
en/of aanlegvergunningvereisten.
10.1.3
Ten aanzien van de in lid 10.1.1
genoemde functies gelden de volgende beperkingen:
a
seks- en/of pornobedrijven en/of
prostitutiebedrijven zijn niet toegestaan;
b
detailhandel en zelfstandige
kantoren zijn niet toegestaan, met uitzonderingen van detailhandel als genoemd
in de staat van bedrijfsactiviteiten en/of ter plaatse van de desbetreffende
aanduiding op de verbeelding;
c
verkooppunten voor
motorbrandstoffen met lpg-verkoop zijn niet toegestaan;
d
inrichtingen als bedoeld in
artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer zijn niet
toegestaan;
e
het aantal bedrijven per bestemmingsvlak
mag niet meer bedragen dan het op het tijdstip van terinzagelegging van het
ontwerp van het plan bestaande aantal.
10.2
bouwen
Bouwen is
uitsluitend toegestaan ten dienste van de in lid 10.1.1 omschreven doeleinden
en met inachtneming van de volgende bepalingen:
a
gebouwen mogen uitsluitend binnen
de op de verbeelding aangegeven bouwvlakken worden gebouwd;
b
de goothoogte en bouwhoogte van
gebouwen alsmede de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen op een bouwvlak
bedraagt maximaal de op de verbeelding aangegeven goothoogte, bouwhoogte
respectievelijk bebouwingspercentage;
c
nutsvoorzieningen mogen binnen en
buiten de op de verbeelding aangegeven bouwvlakken
worden gebouwd, met dien verstande dat:
1 de oppervlakte niet meer
bedraagt dan 15 m²;
2 de hoogte niet meer bedraagt
dan 3 m.
d
de hoogte van bouwwerken, geen
gebouw zijnde, mag ten hoogste bedragen:
-
van erfafscheidingen
voor de voorste bouwgrens 1 m;
-
van erfafscheidingen in of
achter de voorste bouwgrens 2 m;
-
van overige bouwwerken,
geen gebouwen zijnde 3 m.
e
bedrijfswoningen mogen uitsluitend
worden gebouwd binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak, ter plaatse
van de aanduiding “bedrijfswoning toegestaan” op de verbeelding;
f
per bouwperceel is één
bedrijfswoning vrijstaand dan wel opgenomen in de bedrijfsbebouwing toegestaan,
onder de volgende voorwaarden:
1
Bij een vrijstaande woning zijn de
volgende bepalingen van toepassing:
-
De inhoud van de woning mag niet
meer bedragen dan 650
m³.
-
De goothoogte mag niet meer
bedragen dan 6 m.
-
De bouwhoogte niet meer dan
bedragen 10 m.
2
Bij een in de bedrijfsbebouwing
opgenomen bedrijfswoning zijn de volgende bepalingen van toepassing:
-
De inhoud van de bedrijfswoning
mag niet meer bedragen dan 650 m3.
-
De goot- en bouwhoogte zoals
toegestaan voor bedrijfsgebouwen, mag niet worden overschreden.
10.3.1
Burgemeester en wethouders zijn
bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 10.1.1 voor de vestiging
van een bedrijf uit milieucategorie 3 als vermeld in de staat van
bedrijfsactiviteiten, dan wel voor de vestiging van een bedrijf dat naar aard
en omvang van de milieuhinder die het veroorzaakt gelijkgesteld kan worden aan
een bedrijf behorende tot milieucategorie 1 of 2, mits:
a
de aard en de activiteiten van het
bedrijf geen afbreuk veroorzaken op het woon- en leefklimaat in de omgeving.
10.3.2
Burgemeester en wethouders zijn
bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 10.2 onder d voor de
realisatie van erfafscheidingen voor de voorste bouwgrens met een hoogte van
maximaal 2 m.
10.3.3
Burgemeester en wethouders zijn
bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 10.1.1, voor de
uitoefening van een aan huis gebonden beroep, mits:
a
de uitoefening van het aan huis
gebonden beroep plaatsvindt:
-
in een eengezinswoning of een tot
deze woning behorend bijgebouw;
-
op de begane grondverdieping van
een meergezinswoning;
-
op de begane grondverdieping
behorende tot een bovenwoning;
b
het ten behoeve van het aan huis
gebonden beroep in gebruik te nemen vloeroppervlak niet meer bedraagt dan 30 m2, met dien
verstande dat de woonfunctie primair en in ruimtelijke zin gehandhaafd blijft;
c
het gebruik geen onevenredige
afbreuk veroorzaakt op de verkeersafwikkeling en de parkeerbalans;
d
geen horeca en geen detailhandel
plaatsvindt, uitgezonderd een beperkte verkoop ondergeschikt aan de uitoefening
van het aan huis gebonden beroep;
e
de aard en de activiteiten van het
bedrijf niet leiden tot een onevenredige hinder voor het woonmilieu en een
onevenredige afbreuk van het woon- en leefklimaat in de omgeving.
10.4
bijzonder gebruiksvoorschrift
Onder
verboden gebruik als bedoeld in artikel 7.10 Wro wordt tevens verstaan het gebruik
van (gedeelten) van de gebouwen voor een aan huis gebonden beroep of een aan
huis gebonden bedrijf.
Terug naar inhoudsopgave
11.1
doeleinden
11.1.1
De op de verbeelding voor
"groen (G)" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a
een park, plantsoenen,
groenstroken en overige aanplanten;
alsmede voor:
b
voet- en fietspaden;
c
speelvoorzieningen;
d
kunstuitingen;
e
geluidwerende voorzieningen;
f
nutsvoorzieningen;
g
inritten;
h
water en voorzieningen ten behoeve
van de waterhuishouding;
met bijbehorende:
i
bouwwerken, geen gebouw zijnde.
11.1.2
De in lid 11.1.1 bedoelde gronden
zijn tevens bestemd voor de doeleinden en bouwmogelijkheden die in hoofdstuk 3
voor de betrokken bestemming zijn aangegeven, inclusief de daarin opgenomen ontheffingsbevoegdheden
en/of aanlegvergunningvereisten.
11.2
bouwen
Bouwen is uitsluitend toegestaan ten dienste van de
in lid 11.1.1 omschreven doeleinden en met inachtneming van de volgende
bepalingen:
a
gebouwen zijn niet toegestaan;
b
de bouwhoogte van
speelvoorzieningen mag ten hoogste 6
m bedragen;
c
de bouwhoogte van
hoogspanningsmasten mag ten hoogste 25 m bedragen;
d
de bouwhoogte van overige bouwwerken,
geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste 2 m bedragen.
Terug naar inhoudsopgave
12.1
doeleinden
12.1.1
De op de verbeelding voor
"sport- en speelvoorzieningen (S)" aangewezen gronden zijn bestemd
voor:
a
binnen- en buitensportbeoefening;
alsmede voor:
b
ondergeschikte horeca en
detailhandel ten dienste van de onder a genoemde doeleinden;
c
speelvoorzieningen;
d
groenvoorzieningen;
e
water en voorzieningen ten behoeve
van de waterhuishouding;
f
parkeervoorzieningen;
g
nutsvoorzieningen;
h
voorzieningen ten behoeve van de
telecommunicatie;
i
overige bijbehorende
voorzieningen;
met
bijbehorende:
j
gebouwen;
k
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
12.1.2
De in lid 12.1.1. bedoelde gronden
zijn tevens bestemd voor de doeleinden en bouwmogelijkheden die in hoofdstuk 3
voor de betrokken bestemming zijn aangegeven, inclusief de daarin opgenomen ontheffingsbevoegdheden
en/of aanlegvergunningvereisten.
12.2
bouwen
Bouwen is
uitsluitend toegestaan ten dienste van de in lid 12.1.1 omschreven doeleinden
en met inachtneming van de volgende bepalingen:
a
gebouwen mogen uitsluitend binnen
de op de verbeelding aangegeven bouwvlakken worden gebouwd;
b
de goothoogte en bouwhoogte van
gebouwen bedraagt maximaal de op de verbeelding aangegeven goothoogte
respectievelijk bouwhoogte;
c
de hoogte van bouwwerken, geen
gebouw zijnde, bedraagt maximaal voor:
-
erfafscheidingen 2 m;
-
speelvoorzieningen 6 m;
-
lichtmasten 9 m;
-
masten t.b.v. de telecommunicatie 20 m;
-
overige bouwwerken, geen gebouw
zijnde 3 m;
d
nutsvoorzieningen mogen binnen en
buiten de op de verbeelding aangegeven bouwvlakken
worden gebouwd, met dien verstande dat:
1 de oppervlakte niet meer
bedraagt dan 15 m²;
2 de hoogte niet meer bedraagt
dan 3 m.
Terug naar inhoudsopgave
13.1
doeleinden
13.1.1
De op de verbeelding voor
"volkstuinen (Vt)" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a
de
teelt van voedings- en/of siergewassen op kleine schaal en daarmee samenhangend
gebruik van de grond.
alsmede voor:
b
groenvoorzieningen;
c
water en voorzieningen ten behoeve
van de waterhuishouding;
met bijbehorende:
d
gebouwen;
e
bouwwerken, geen gebouw zijnde.
13.1.2
De in lid 13.1.1 bedoelde gronden
zijn tevens bestemd voor de doeleinden en bouwmogelijkheden die in hoofdstuk 3
voor de betrokken bestemming zijn aangegeven, inclusief de daarin opgenomen ontheffingsbevoegdheden
en/of aanlegvergunningvereisten.
13.2
bouwen
Bouwen is
uitsluitend toegestaan ten dienste van de in lid 13.1.1 omschreven doeleinden
en met inachtneming van de volgende bepalingen:
a
gebouwen in de vorm van
tuinhuisjes en bergingen zijn toegestaan waarbij de oppervlakte niet meer dan 10 m²
en de bouwhoogte niet meer dan 3
m mag bedragen;
b
de bouwhoogte van bouwwerken, geen
gebouwen zijnde, mag ten hoogste 2
m bedragen.
Terug naar inhoudsopgave
14.1
doeleinden
14.1.1
De op de verbeelding voor
"agrarisch gebied (Ag)" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a
agrarisch grondgebruik;
alsmede voor:
b
voet- en fietspaden;
c
speelvoorzieningen
d
water en voorzieningen ten behoeve
van de waterhuishouding;
met bijbehorende:
e
bouwwerken, geen gebouw zijnde.
14.1.2
De in lid 14.1.1 bedoelde gronden
zijn tevens bestemd voor de doeleinden en bouwmogelijkheden die in hoofdstuk 3
voor de betrokken bestemming zijn aangegeven, inclusief de daarin opgenomen ontheffingsbevoegdheden
en/of aanlegvergunningvereisten.
14.2
bouwen
Bouwen is
uitsluitend toegestaan ten dienste van de in lid 14.1.1 omschreven doeleinden
en met inachtneming van de volgende bepalingen:
a
gebouwen zijn niet toegestaan;
b
de bouwhoogte van bouwwerken, geen
gebouwen zijnde, mag ten hoogste 2
m bedragen.
Terug naar inhoudsopgave
15.1
doeleinden
15.1.1
De op de verbeelding voor
"verkeersgebied (V)" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a
wegen en voet- en fietspaden ten
behoeve van doorgaand en overig verkeer, met dien verstande dat ter plaatse van
de aanduiding “Va – autoweg” op de verbeelding uitsluitend wegen ten behoeve
van gemotoriseerd verkeer zijn toegestaan;
alsmede
voor:
b
parkeervoorzieningen en andere
openbare ruimten;
c
groenvoorzieningen;
d
kunstuitingen;
e
water en voorzieningen ten behoeve
van de waterhuishouding;
f
nutsvoorzieningen;
g
overige bijbehorende
voorzieningen;
met
bijbehorende:
h
overige bouwwerken, geen gebouwen
zijnde.
15.1.2
De in lid 15.1.1 bedoelde gronden
zijn tevens bestemd voor de doeleinden en bouwmogelijkheden die in hoofdstuk 3
voor de betrokken bestemming zijn aangegeven, inclusief de daarin opgenomen ontheffingsbevoegdheden
en/of aanlegvergunningvereisten.
15.2
bouwen
Bouwen is
uitsluitend toegestaan ten dienste van de in lid 15.1.1 omschreven doeleinden
en met inachtneming van de volgende bepalingen:
a
nutsvoorzieningen mogen worden
gebouwd, met dien verstande dat:
1 de oppervlakte niet meer
bedraagt dan 15 m²;
2 de hoogte niet meer bedraagt
dan 3 m;
b
de hoogte van bouwwerken, geen
gebouw zijnde, mag ten hoogste bedragen:
-
van verlichting 6 m;
-
van voorzieningen voor de
verkeersgeleiding 10 m;
-
van kunstuitingen 12 m;
-
van overige bouwwerken, geen
gebouw zijnde 2
m.
Terug naar inhoudsopgave
16.1
doeleinden
16.1.1
De op de verbeelding voor
"garageboxen (Gb)" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a
stalling van auto’s en
(motor)voertuigen;
alsmede
voor:
b
overige bijbehorende
voorzieningen;
met
bijbehorende:
c
gebouwen;
d
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
16.1.2
De in lid 16.1.1 bedoelde gronden
zijn tevens bestemd voor de doeleinden en bouwmogelijkheden die in hoofdstuk 3
voor de betrokken bestemming zijn aangegeven, inclusief de daarin opgenomen ontheffingsbevoegdheden
en/of aanlegvergunningvereisten.
16.2
bouwen
Bouwen is
uitsluitend toegestaan ten dienste van de in lid 16.1.1 omschreven doeleinden
en met inachtneming van de volgende bepalingen:
a
gebouwen mogen uitsluitend binnen
de op de verbeelding aangegeven bouwvlakken
worden gebouwd;
b
de goothoogte en bouwhoogte van
gebouwen mag ten hoogste 3 m
bedragen;
c
de bouwhoogte van bouwwerken, geen
gebouwen zijnde, mag ten hoogste 2
m bedragen.
Terug naar inhoudsopgave
17.1
doeleinden
17.1.1
De op de verbeelding voor
"nutsvoorzieningen (NV)" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a
openbare nutsvoorzieningen;
alsmede
voor:
b
groenvoorzieningen en verhardingen;
c
overige bijbehorende
voorzieningen;
met
bijbehorende:
d
gebouwen;
e
overige bouwwerken, geen gebouwen
zijnde.
17.1.2
De in lid 17.1.1 bedoelde gronden
zijn tevens bestemd voor de doeleinden en bouwmogelijkheden die in hoofdstuk 3
voor de betrokken bestemming zijn aangegeven, inclusief de daarin opgenomen ontheffingsbevoegdheden
en/of aanlegvergunningvereisten.
17.2
bouwen
Bouwen is
uitsluitend toegestaan ten dienste van de in lid 17.1.1 omschreven doeleinden
en met inachtneming van de volgende bepalingen:
a
gebouwen mogen uitsluitend binnen
de op de verbeelding aangegeven bouwvlakken worden gebouwd;
b
de goothoogte en bouwhoogte van
gebouwen mag ten hoogste 4 m
bedragen;
c
de hoogte van bouwwerken, geen
gebouw zijnde, mag ten hoogste bedragen voor:
-
erfafscheidingen 2
m;
-
overige bouwwerken, geen gebouw
zijnde 3 m.
Terug naar inhoudsopgave
18.1
doeleinden
De gronden die op de verbeelding
zijn aangewezen als “archeologisch waardevol gebied” zijn tevens bestemd voor:
a
doeleinden ter bescherming van de
archeologische waarden.
Deze bestemming is primair ten
opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen.
18.2
bouwen
In
afwijking van het bepaalde in hoofdstuk 2 van deze regels, mogen op de in lid
18.1 genoemde gronden geen gebouwen worden gebouwd, met uitzondering van:
a
ver-/nieuwbouw van bestaande
gebouwen ten behoeve van het bepaalde in hoofdstuk 2 van deze regels, waarbij
de bestaande oppervlakte van het gebouw, gelegen op minder dan 1 meter boven peil, niet
worden vergroot of veranderd;
b
de bouw van een (bij)gebouw of een
uitbreiding van een bestaand gebouw van ten hoogste 100 m², mits er geen archeologische vondsten
in een straal van 50 m
van het beoogde (bij)gebouw of uitbreiding zijn gedaan.
18.3
ontheffing
18.3.1
Burgemeester en wethouders zijn
bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 18.2, voor het bouwen
van gebouwen in overeenstemming met het bepaalde in hoofdstuk 2 van deze regels,
indien is gebleken dat het oprichten van het gebouw niet zal leiden tot een
verstoring van de archeologische waarden.
18.3.2
Voor zover het oprichten van het
bouwwerk, waarvoor ontheffing wordt gevraagd, kan leiden tot een verstoring van
archeologisch materiaal, kunnen burgemeester en wethouders ontheffing verlenen
van het bepaalde in lid 18.2, indien aan de vergunning de volgende voorwaarden
worden verbonden:
a
de verplichting tot het treffen
van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen
worden behouden;
b
de verplichting tot het doen van
opgravingen, of
c
de verplichting de oprichting van
het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de
archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders
bij de ontheffing te stellen kwalificaties.
18.3.3
De ontheffing wordt niet verleend
dan nadat de aanvrager een rapport heeft overlegd, waarin de archeologische
waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het
oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.
18.4
aanlegvergunning
18.4.1
Het is verboden zonder of in
afwijking van een aanlegvergunning van burgemeester en wethouders op de in lid
18.1 bedoelde gronden de volgende andere-werken uit te voeren:
a
het vergraven, afgraven en
egaliseren van gronden, dieper dan 0,30 m;
b
het aanbrengen van diepwortelende
beplantingen;
c
het aanleggen, verbreden en
verharden van wegen, paden, parkeergelegenheden en andere
oppervlakteverhardingen;
d
heien, draineren en diepwoelen.
18.4.2
Een aanlegvergunning als bedoeld
in lid 18.4.1 mag alleen en moet worden geweigerd indien door het uitvoeren van
de andere-werken, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te
verwachten gevolgen van deze andere-werken en werkzaamheden zullen leiden tot
een verstoring van de archeologische waarden.
18.4.3
Voor zover de in lid 18.4.1 genoemde
werken en werkzaamheden, dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze
werken en werkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch
materiaal, kan de aanlegvergunning worden verleend, indien daaraan de volgende voorwaarden worden verbonden:
a
de verplichting tot het treffen
van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen
worden behouden;
b
de verplichting tot het doen van
opgravingen, of
c
de verplichting de oprichting van
het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de
archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders
bij de aanlegvergunning te stellen kwalificaties.
18.4.4
De aanlegvergunning wordt niet
verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overlegd, waarin de
archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden
verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is
vastgesteld.
18.4.5
Een aanlegvergunning als bedoeld
in lid 18.4.1 is niet vereist voor:
a
andere-werken, die behoren tot het
normale onderhoud en beheer;
b
andere-werken, die op het tijdstip
van het van kracht worden van het plan in uitvoering waren of konden worden
uitgevoerd krachtens een vóór dat tijdstip geldende dan wel aangevraagde
vergunning.
18.5
Voorrangsregeling
Voor zover de op de verbeelding aangegeven dubbelbestemmingen geheel of
gedeeltelijk samenvallen, gelden:
a
in de eerste plaats de bepalingen van artikel
20 (leidingen);
b
in de tweede plaats de bepalingen van artikel
19 (geluidszone industrieterrein);
c
in de derde plaats de bepalingen van artikel
18 (archeologisch waardevol gebied).
Terug naar inhoudsopgave
19.1
De op de verbeelding voor "geluidszone industrieterrein"
aangewezen gronden zijn mede bestemd voor de bescherming c.q. instandhouding
van de geluidsruimte in verband met de nabijheid van een industrieterrein als
bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder.
19.2
In afwijking van het bepaalde in hoofdstuk 2 van deze regels, mogen op
de in lid 19.1 bedoelde gronden geen nieuwe woningen en andere in de zin van de
Wet geluidhinder gevoelige gebouwen worden gebouwd.
19.3
Voorrangsregeling
Voor zover de op de verbeelding
aangegeven dubbelbestemmingen geheel of gedeeltelijk samenvallen, gelden:
a
in de eerste plaats de bepalingen van artikel
20 (leidingen);
b
in de tweede plaats de bepalingen van artikel
19 (geluidszone industrieterrein);
c
in de derde plaats de bepalingen van artikel
18 (archeologisch waardevol gebied).
Terug naar inhoudsopgave
20.1
doeleinden
De op de verbeelding
voor "leidingen" aangewezen gronden zijn mede bestemd voor:
a
ondergrondse leidingen voor
gastransport ter plaatse van de als zodanig op de verbeelding aangeduide “zone
A”;
b
de veiligheid van personen en
objecten bij calamiteiten ter plaatse van de op de verbeelding aangeduide “zone
B”;
c
bovengrondse
hoogspanningsleidingen ter plaatse van de als zodanig op de verbeelding aangeduide
leidingen;
alsmede
voor:
d
overige bijbehorende
voorzieningen;
met
bijbehorende:
e
gebouwen;
f
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
20.2
bouwen
20.2.1
In afwijking van het bepaalde in
hoofdstuk 2 van deze regels, is bouwen binnen “zone A” of de aangeduide
gebieden voor hoogspanningsleidingen en rioolpersleidingen uitsluitend
toegestaan ten dienste van de in lid 20.1 omschreven doeleinden, met inachtneming
van de volgende bepalingen:
a
de oppervlakte van gebouwen
bedraagt maximaal 25 m2;
b
de bouwhoogte van gebouwen
bedraagt maximaal 3,5 m;
c
de hoogte van overige bouwwerken,
geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 2 m.
20.2.2
In afwijking van het bepaalde in
hoofdstuk 2 is bouwen ten dienste van de in hoofdstuk 2 omschreven doeleinden
binnen “zone B” niet toegestaan.
20.3
bijzonder gebruiksvoorschrift
20.3.1
Onder verboden gebruik als bedoeld
in artikel 7.10 Wro wordt tevens verstaan het gebruik van de grond op een wijze
die gevaar kan opleveren voor de leiding of aan het functioneren van de leiding
afbreuk doen.
20.4
ontheffing
20.4.1
Burgemeester en wethouders zijn
bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 20.2.1 en 20.2.2, voor
het bouwen in overeenstemming met het bepaalde in hoofdstuk 2 van deze regels.
20.4.2
Een ontheffing als bedoeld in lid
20.4.1 wordt niet verleend dan nadat burgemeester en wethouders daarover een
advies hebben ingewonnen van de beheerder van de ondergrondse leiding of de
bovengrondse hoogspanningsleidingen.
20.5
aanlegvergunning
20.5.1
Het is verboden zonder of in
afwijking van een aanlegvergunning van burgemeester en wethouders op de in lid
20.1 bedoelde gronden, voorzover gelegen in “zone A” of de aangeduide leidingen
voor bovengrondse hoogspanningsleidingen, de volgende andere-werken uit te voeren:
a
het aanbrengen van hoogopgaande
en/of diepwortelende beplantingen;
b
het aanbrengen van bovengrondse
constructies, installaties of apparatuur hoger dan 2,5 m;
c
het wijzigen van het
maaiveldniveau door ontgronding of ophoging;
d
het verrichten van
grondroeractiviteiten anders dan normaal spit- en ploegwerk;
e
diepploegen;
f
het aanbrengen van gesloten
verhardingen;
g
het permanent opslaan van goederen
waaronder ook begrepen het opslaan van afvalstoffen;
h
het opslaan van materialen of
stoffen, die onder omstandigheden gevaar van brand of explosie kunnen
opleveren;
i
het aanleggen van waterlopen of
het vergraven, verruimen of dempen van bestaande waterlopen;
j
het plaatsen van onroerende
objecten zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair;
k
het indrijven van voorwerpen in de
bodem.
20.5.2
Een aanlegvergunning als bedoeld
in lid 20.5.1 mag alleen en moet worden geweigerd indien door het uitvoeren van
de andere-werken, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te
verwachten gevolgen blijvend onevenredig afbreuk wordt gedaan aan de
mogelijkheid van een adequaat beheer of de veiligheid van de ondergrondse
leidingen of bovengrondse hoogspanningsleiding en hieraan door het stellen van
voorwaarden niet of onvoldoende tegemoet kan worden gekomen.
20.5.3
Een aanlegvergunning als bedoeld
in lid 20.5.1 wordt niet verleend dan nadat burgemeester en wethouders daarover
een advies hebben ingewonnen van de beheerder van de ondergrondse leiding of
bovengrondse hoogspanningsleiding.
20.5.4
Een aanlegvergunning als bedoeld in
lid 20.5.1 is niet vereist voor:
a
andere-werken, die behoren tot het
normale onderhoud en beheer;
b
andere-werken, die op het tijdstip
van het van kracht worden van het plan in uitvoering waren of konden worden
uitgevoerd krachtens een vóór dat tijdstip geldende dan wel aangevraagde
vergunning.
20.6
Voorrangsregeling
Voor zover de op de verbeelding
aangegeven dubbelbestemmingen geheel of gedeeltelijk samenvallen, gelden:
a
in de eerste plaats de bepalingen van artikel
20 (leidingen);
b
in de tweede plaats de bepalingen van artikel
19 (geluidszone industrieterrein);
c
in de derde plaats de bepalingen van artikel
18 (archeologisch waardevol gebied).
Terug naar inhoudsopgave
Onder verboden gebruik als
bedoeld in artikel 7.10 van de Wro, wordt in elk geval verstaan:
a
een gebruik van gronden als stort-
en/of opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig
gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
b
een gebruik van gronden als
stallings- en/of opslagplaats van één of meer aan het gebruik onttrokken
machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik
voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
c
een gebruik van gronden en
bouwwerken voor inrichtingen als bedoeld in artikel 2.4 van het Inrichtingen-
en vergunningenbesluit milieubeheer;
d
een gebruik van gronden en
bouwwerken voor (detail)handel, met uitzondering van een zodanig gebruik dat
uitdrukkelijk is toegestaan in of krachtens deze regels;
e
een gebruik van gronden en
bouwwerken voor straatprostitutie, een seks- of pornobedrijf dan wel een
prostitutiebedrijf, met uitzondering van een zodanig gebruik dat uitdrukkelijk
is toegestaan in of krachtens deze regels.
Terug naar inhoudsopgave
Burgemeester en wethouders
zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in het plan voor:
a
het afwijken van de voorgeschreven
goothoogte, hoogte, oppervlakte, inhoud en afstand van bouwwerken, dan wel een
voorgeschreven bebouwingspercentage, eventueel met overschrijding van de
bouwgrenzen, mits de afwijking niet meer bedraagt dan 10% van de in deze regels
voorgeschreven afmetingen en afstanden;
b
het afwijken van
bestemmingsgrenzen, bouwgrenzen en overige aanduidingen in het horizontale vlak
op de verbeelding, indien en voor zover afwijking noodzakelijk is in verband
met de uitmeting van het terrein en er geen dringende reden zijn die zich tegen
de afwijking verzetten, mits de afwijking ten opzichte van hetgeen op de verbeelding
is aangegeven niet meer dan 2,5
m bedraagt;
c
het afwijken van bouwgrenzen en
overige aanduidingen in het horizontale vlak op de verbeelding, niet zijnde
bestemmingsgrenzen, indien en voor zover afwijking noodzakelijk is uit een
oogpunt van doelmatig gebruik van de grond, mits de afwijking ten opzichte van
hetgeen op de verbeelding is aangegeven niet meer dan 2,5 m bedraagt;
d
het overschrijden van bouwgrenzen,
niet zijnde bestemmingsgrenzen door:
1
tot gebouwen behorende stoepen,
stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons,
erkers, entreeportalen, veranda’s, afdaken en andere daarmee gelijk te stellen
ondergeschikte delen van gebouwen, mits:
a
de overschrijding niet meer
bedraagt dan 1,5 m;
b
de hoogte van erkers,
entreeportalen en veranda’s niet meer bedraagt dan de hoogte van de eerste
bouwlaag van het betreffende gebouw + 0,25 m;
c
de breedte van erkers,
entreeportalen en veranda’s niet meer bedraagt dan 60% van de breedte van de
betreffende gevel van het gebouw;
d
de afstand tot de bestemmingsgrens
minimaal 2,5 m bedraagt, daar waar het bestemmingsvlak grenst aan een bestemming
"verkeersgebied";
2
andere ondergeschikte onderdelen
van gebouwen, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1 m.
Terug naar inhoudsopgave
23.1
In die gevallen dat de goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud,
horizontale dan wel verticale diepte en/of de afstand tot enige op de verbeelding
aangegeven lijn van bouwwerken, die in overeenstemming met het bepaalde in de
Woningwet tot stand zijn gekomen, op het tijdstip van terinzagelegging van het
ontwerp van het plan minder dan wel meer bedraagt dan in de bouwregels in
hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven respectievelijk toegestaan, geldt
die goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud, horizontale dan wel verticale
diepte en/of afstand in afwijking daarvan als minimaal respectievelijk maximaal
toegestaan.
23.2
In die gevallen dat een bebouwingspercentage, dat in overeenstemming
met het bepaalde in de Woningwet tot stand is gekomen, op het tijdstip van
terinzagelegging van het ontwerp van het plan meer bedraagt dan in de bouwregels
in hoofdstuk 2 van deze regels zijn voorgeschreven, geldt dat bebouwingspercentage
in afwijking daarvan als maximaal toegestaan.
Terug naar inhoudsopgave
Daar waar op de verbeelding aan gronden meerdere
bestemmingen zijn gegeven, gelden de regels bij die bestemmingen naast elkaar,
tenzij in deze regels anders is bepaald.
Terug naar inhoudsopgave
Grond welke eenmaal in aanmerking is genomen bij
het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan
worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten
beschouwing.
Terug naar inhoudsopgave
Een op de verbeelding of in de regels aangegeven percentage, geeft aan
hoeveel van het bouwvlak van het desbetreffende bouwperceel ten hoogste mag
worden bebouwd met gebouwen en overkappingen. Bij het ontbreken van een
percentage mag het bouwvlak volledig worden bebouwd, tenzij in hoofdstuk 2
anders is bepaald.
Terug naar inhoudsopgave
27.1
Het bepaalde in deze regels en op de verbeelding omtrent de situering,
de horizontale diepte en de oppervlakte van bouwwerken, alsmede het
bebouwingspercentage, is op overeenkomstige wijze van toepassing op ondergronds
bouwen, met dien verstande dat de verticale diepte van ondergrondse bouwwerken
niet meer dan 5 m
mag bedragen.
27.2
Het bepaalde in lid 27.1 is niet van toepassing op gronden gelegen
binnen de op de verbeelding aangegeven bestemmingen “leidingen”. Op die gronden
is ondergronds bouwen niet toegestaan.
27.3
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het
bepaalde in lid 27.2, voor ondergronds bouwen in overeenstemming met lid 27.1.
27.4
Een ontheffing als bedoeld in lid 27.3 wordt niet verleend dan nadat
burgemeester en wethouders daarover een advies hebben ingewonnen van het
leidingbeheerder.
Terug naar inhoudsopgave
Het aantal woningen mag niet meer bedragen dan het
aantal dat:
a
Op het tijdstip van
terinzagelegging van het ontwerp van het plan reeds is gebouwd.
b
Op het tijdstip van
terinzagelegging van het ontwerp van het plan kan worden gebouwd op basis van
een reeds verleende bouwvergunning.
Terug naar inhoudsopgave
29.1
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van
het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden
krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag,mits
deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
a
gedeeltelijk
worden vernieuwd of veranderd;
b
na
het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning
wordt gedaan binnen twee jaar na
de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
29.2
Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig ontheffing
verlenen van het bepaalde als bedoeld in lid 29.1 voor het vergroten van de
inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het bepaalde onder a met maximaal 10%.
29.3
Het bepaalde als bedoeld in lid 29. 1 is niet van toepassing
op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van
het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor
geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
Terug naar inhoudsopgave
30.1
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het
tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is,
mag worden voortgezet.
30.3
Indien het gebruik, als bedoeld in lid 30. 1, na het
tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar
wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten
hervatten.
30.4
Het bepaalde als bedoeld in lid 30. 1 is niet van toepassing op het
gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan,
daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Terug naar inhoudsopgave
31.1
Een besluit tot het verlenen van ontheffing of het stellen van nadere
eisen wordt niet genomen dan nadat belanghebbenden gedurende twee weken in de
gelegenheid zijn gesteld schriftelijk of mondeling hun zienswijze kenbaar te maken
aan burgemeester en wethouders.
Terug naar inhoudsopgave
Het plan kan worden aangehaald als
“bestemmingsplan Lindenheuvel” van de gemeente
Sittard-Geleen.
Terug
naar inhoudsopgave
Rosmalen, juli 2009 Vastgesteld:
9 juli 2009
Croonen Adviseurs b.v.