INHOUD

 

 

regels

1                inleidende bepalingen                      1

artikel 1      begripsbepalingen                                                                         1

artikel 2      wijze van meten                                                                            6

2                bepalingen bij de bestemmingen      7

artikel 3      wonen                                                                                           7

artikel 4      tuinen                                                                                          10

artikel 5      centrum                                                                                       11

artikel 6      zakelijke dienstverlening                                                           13

artikel 7      detailhandel                                                                               15

artikel 8      horeca                                                                                         16

artikel 9      maatschappelijke voorzieningen                                                18

artikel 10    bedrijven                                                                                     19

artikel 11    groen                                                                                           22

artikel 12    sport- en speelvoorzieningen                                                    23

artikel 13    volkstuinen                                                                                24

artikel 14    agrarisch gebied                                                                         25

artikel 15    verkeersgebied                                                                            26

artikel 16    garageboxen                                                                               27

artikel 17    nutsvoorzieningen                                                                     28

3                bepalingen bij de dubbelbestemmingen 29

artikel 18    archeologisch waardevol gebied                                              29

artikel 19    geluidszone industrieterrein                                                    31

artikel 20    leidingen                                                                                     32

4                algemene bepalingen                      35

artikel 21    algemene gebruiksbepaling                                                         35

artikel 22    algemene ontheffingen                                                               35

artikel 23    bestaande afmetingen, afstanden en percentages                   36

artikel 24    meerdere bestemmingen                                                              36

artikel 25    anti-dubbeltelbepaling                                                               36

artikel 26    percentageregeling                                                                    37

artikel 27    ondergronds bouwen                                                                 37

artikel 28    aantal woningen                                                                        37

5                overgangs- en slotbepalingen       39

artikel 29    overgangsrecht bouwwerken                                                    39

artikel 30    overgangsrecht gebruik                                                             39

artikel 31    procedurebepaling                                                                      40

artikel 32    titel                                                                                            40

 


bijlagen

Bijlage 1: Staat van horeca-activiteiten

Bijlage 2: Staat van bedrijfsactiviteiten

 

de verbeelding

verbeelding met verklaring                            tekeningnummer: TEK04-SIT00030-01B

 

 

 

 


1    inleidende bepalingen

artikel 1        begripsbepalingen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1        het plan

het “bestemmingsplan Lindenheuvel” van de gemeente Sittard-Geleen, vervat in de verbeelding en bijbehorende verklaring met tekeningnummer TEK04-SIT00030-01B en deze regels en bijbehorende bijlage(n);

1.2        aan huis gebonden bedrijf

een bedrijf, gericht op het beroepsmatig verlenen van diensten en zorg of het uitoefenen van (ambachtelijke) bedrijvigheid door middel van handwerk, dat door de bewoner(s) van een woning in of vanuit die woning of een bijbehorend bijgebouw dan wel, in geval van een meergezinswoning of bovenwoning, vanuit de begane grondverdieping van een gebouw wordt uitgeoefend, waarbij de woning in hoofdzaak de woonfunctie behoudt;

1.3        aan huis gebonden beroep

een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, zakelijk, maatschappelijk, juridisch, (para)medisch, therapeutisch, lichaamsverzorgend, ontwerptechnisch of kunstzinnig of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door de bewoner(s) van een woning in of vanuit die woning of een bijbehorend bijgebouw dan wel, in geval van een meergezinswoning of bovenwoning, vanuit de begane grondverdieping van een gebouw wordt uitgeoefend, waarbij de woning in hoofdzaak de woonfunctie behoudt, een kapsalon hieronder begrepen;

1.4        aanlegvergunning

een vergunning als bedoeld in artikel 3.3 van de Wet ruimtelijke ordening zoals deze luidt op het moment van terinzagelegging van het ontwerpplan;

1.5        afhankelijke woonruimte

een bijgebouw dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is;

1.6        ander-werk

een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheid;

1.7        bebouwingspercentage

de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen op een bouwperceel, dan wel binnen
een bestemmingsvlak of bouwvlak, zoals nader bepaald in deze regels, in procenten van de oppervlakte van dat bouwperceel, bestemmingsvlak respectievelijk bouwvlak;

1.8        bedrijf

een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis gebonden beroepen daaronder niet begrepen;

1.9        bestemmingsgrens

een op de verbeelding aangegeven lijn, die de grens aanduidt van een bestemmingsvlak;

1.10        bestemmingsvlak

een op de verbeelding door bestemmingsgrenzen omsloten vlak, waarmee gronden zijn aangegeven met eenzelfde bestemming;

1.11        bijgebouw (inclusief aan- en uitbouw)

een al dan niet vrijstaand gebouw, dat door zijn constructie en/of afmetingen ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel staand hoofdgebouw;

1.12        bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een standplaats;

1.13        bouwgrens

een op de verbeelding aangegeven lijn, die de grens aanduidt van een bouwvlak;

1.14        bouwlaag

een boven het peil gelegen en doorlopend gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;

1.15        bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge deze regels één hoofdgebouw met bijbehorende bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, is toegestaan;

1.16        bouwvlak

een op de verbeelding door bouwgrenzen omsloten vlak, waarmee gronden zijn
aangegeven waarop ingevolge deze regels bepaalde bouwwerken zijn
toegestaan;

1.17        bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.18        bovenwoning

een woning, die zich geheel of nagenoeg geheel bevindt boven de begane grond verdieping van een gebouw;

1.19        bedrijfsvloeroppervlak

de inpandige en overdekte ruimte die wordt benut in verband met de uitoefening van een bedrijf;

1.20        detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, verkopen en/of (af)leveren van goederen aan diegenen die deze goederen kopen voor gebruik en/of verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van beroeps- of bedrijfsactiviteiten;

1.21        dienstverlenend bedrijf/zakelijke dienstverlening

een kantoor of een bedrijf met een publieksgerichte functie dat in hoofdzaak is gericht op het ter plaatse bedrijfsmatig verlenen van diensten aan of ten gerieve van bedrijven/personen, zoals een voorlichtings-, advies-, reis- en uitzendbureau, een makelaars- en/of verzekeringskantoor of bank;

1.22        dienstwoning/bedrijfswoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die kennelijk slechts is bedoeld voor de huisvesting van (het huishouden van) een persoon wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van de grond, noodzakelijk moet worden geacht;

1.23        eengezinswoning

een complex van ruimten dat blijkens zijn indeling en inrichting bestemd is voor de huisvesting van een huishouden;

1.24        erf

een al of niet omheind stuk grond, in ruimtelijke opzicht direct behorende bij, in functioneel opzicht ten dienste van en in feitelijk opzicht direct aansluitend aan een woning of een ander gebouw, waarop ingevolge de regels van het plan geen hoofdbebouwing is toegestaan en dat in beginsel behoort tot de kavel(s) waarop de woning of het andere gebouw is geplaatst, zoals dat blijkt uit kadastrale gegevens;

1.25        erker

een uitbreiding van het hoofdgebouw op de begane grond, geen afzonderlijke ruimte zijnde, waarvan de bestemming overeenkomt met de bestemming van het hoofdgebouw;

1.26        garagebedrijf

een bedrijf dat uitsluitend of in hoofdzaak is bestemd voor verkoop, onderhoud en reparatie van motorvoertuigen, met dien verstande dat de verkoop van motorbrandstoffen is uitgezonderd;

1.27        gebouw

elk bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke, overdekte geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.28        hoofdgebouw

een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie en/of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste bouwwerk is aan te merken;

1.29        huishouden

de bewoning van een woning door:

-         een persoon;

-         meerdere personen in de vorm van een samenlevingsverband, niet zijnde kamerverhuur;

1.30        horeca

het bedrijfsmatig verstrekken van dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse, waarbij het doen beluisteren van overwegend mechanische muziek en het gelegenheid geven tot dansen een wezenlijk onderdeel kunnen vormen, alsmede het bedrijfsmatig verstrekken van logies;

1.31        kantoor

een ruimte of een complex van ruimten welke is bestemd om te worden gebruikt voor administratieve werkzaamheden;

1.32        kwetsbaar object

een (beperkt) kwetsbaar object, zoals bedoeld in artikel 1 van het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen;

1.33        maatschappelijke voorzieningen

voorzieningen, bestemd voor medische en verzorgende, sociaal-culturele, religieuze, militaire, educatieve en openbare dienstverlenende instellingen;

1.34        mantelzorg

het bieden van zorg aan een ieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband;

1.35        meergezinswoning

een gebouw dat dient voor de huisvesting van meerdere huishoudens in afzonderlijke woonruimten;

1.36        nadere eis

een nadere eis als bedoeld in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening zoals deze luidt op het moment van terinzagelegging van het ontwerpplan;

1.37        onderbouw

een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de
bovenkant minder dan 1,20 m boven het peil is gelegen;

1.38        ondergeschikte bouwdelen/bouwdelen van ondergeschikt belang

bouwdelen van beperkte afmetingen, die buiten de hoofdmassa van het hoofdgebouw uitsteken, zoals schoorstenen, antennemasten, windvanen, vlaggenmasten, wolfseinden en andere ondergeschikte dakopbouwen;

1.39        ondergronds

beneden het peil;

1.40        peil

de gemiddelde hoogte van het aansluitende, afgewerkte terrein ter plaatse van het bouwperceel;

1.41        prostitutiebedrijf

een inrichting of instelling gericht op het tegen betaling doen plaatsvinden van seksuele omgang met prostituees op een naar buiten toe kenbare wijze, zoals
een bordeel of escortservice;

1.42        seks- en/of pornobedrijf

een inrichting of instelling gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van erotische en/of pornografische aard dan wel voor detailhandel in seks- en/of pornoartikelen, zoals een seksbioscoop, seksclub, seksautomaat of sekswinkel;

1.43        staat van bedrijfsactiviteiten

een als bijlage bij deze regels behorende en daarvan onderdeel uitmakende lijst van bedrijven en instellingen;

1.44        staat van horeca-activiteiten

een als bijlage bij deze regels behorende en daarvan onderdeel uitmakende lijst van horecabedrijven;

1.45        verharden van wegen

het aanbrengen van een dichte deklaag in de vorm van bijvoorbeeld klinkers, asfalt of beton;

1.46        verkoopvloeroppervlak

het totale vloeroppervlak van een winkel, dat voor het winkelend publiek toegankelijk is;

1.47        voorste bouwgrens

de naar het verkeers- of verblijfsgebied gekeerde bouwgrens;

1.48        ontheffing

een ontheffing als bedoeld in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening zoals deze luidt op het moment van terinzagelegging van het ontwerpplan;

1.49        wijziging

een wijziging als bedoeld in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening zoals deze luidt op het moment van terinzagelegging van het ontwerpplan;

1.50        woning

een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van één huishouden;

 

In deze regels wordt mede verstaan onder:

1.51        gebruiken

het doen gebruiken, laten gebruiken en in gebruik geven;

1.52        uitvoeren

het doen uitvoeren, laten uitvoeren en in uitvoering geven.

 

 

Terug naar inhoudsopgave


artikel 2        wijze van meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1        afstand van een bouwwerk tot de zijdelingse grens

tussen de zijdelingse grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is;

2.2        goothoogte van een bouwwerk

van het peil tot aan de bovenkant van de goot dan wel de druiplijn, het boeiboord of een daaraan gelijk te stellen constructiedeel;

2.3        bouwhoogte van een bouwwerk

van het peil tot aan het hoogste punt van het bouwwerk, met dien verstande dat voor wat betreft gebouwen daarbij niet worden meegerekend de ondergeschikte bouwdelen;

2.4        inhoud van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of de harten van gemeenschappelijke scheidsmuren en de dakvlakken (zulks met inbegrip van erkers en dakkapellen) en boven het peil;

2.5        oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of de harten van gemeenschappelijke scheidsmuren en op het peil, zulks met inbegrip van erkers;

2.6        horizontale diepte van een bouwwerk

tussen het voorste en het achterste punt van het bouwwerk, gemeten tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of de harten van gemeenschappelijke scheidsmuren dan wel scheidslijnen en op het peil;

2.7        verticale diepte van een ondergronds bouwwerk

van het peil tot aan de bovenzijde van de afgewerkte vloer van het ondergrondse (deel van het) bouwwerk.

 

 

Terug naar inhoudsopgave

 


 

2   bepalingen bij de bestemmingen

artikel 3        wonen

3.1        doeleinden

3.1.1        De op de verbeelding voor "wonen (W)" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a        wonen;
b        een aan huis gebonden beroep en/of een aan huis gebonden bedrijf ter plaatse van de aanduiding “aan huis gebonden beroep/bedrijf” op de verbeelding;
 
alsmede voor:
c        erven;
d        water en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
e        nutsvoorzieningen;

 

met bijbehorende:

f          hoofdgebouwen;
g        bijgebouwen;
h        bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
 
3.1.2        Voor zover op de verbeelding de aanduiding “gemeentelijk monument” is aangegeven, zijn de gronden tevens aangewezen voor het behoud van monumentale waarden.
 
3.1.3        De in lid 3.1.1 bedoelde gronden zijn tevens bestemd voor de doeleinden en bouwmogelijkheden die in hoofdstuk 3 voor de betrokken bestemming zijn aangegeven, inclusief de daarin opgenomen ontheffingsbevoegdheden en/of aanlegvergunningvereisten.

3.2        bouwen

Bouwen is uitsluitend toegestaan ten dienste van de in lid 3.1 omschreven doeleinden en met inachtneming van de volgende bepalingen:

a        hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen de op de verbeelding aangegeven bouwvlakken worden gebouwd;
b        de voorgevel van hoofdgebouwen mag uitsluitend in de voorste bouwgrens worden gebouwd;
c        de horizontale diepte van het hoofdgebouw mag ten hoogste bedragen:

1         op de begane grond/eerste bouwlaag                                      15     m;

2         op de volgende bouwlagen                                                    12,5  m,

met dien verstande dat de afstand van de achtergevel tot de achterste grens van het bouwperceel minimaal 5 m bedraagt;

d        het gezamenlijk te bebouwen oppervlak van bijgebouwen mag per bouwperceel ten hoogste 50% bedragen van de gronden gelegen buiten de op de verbeelding aangegeven bouwvlakken, tot een oppervlakte van maximaal 70 m2, met dien verstande dat het oppervlak aan vrijstaande bijgebouwen maximaal 50 m2 mag bedragen;
e        bijgebouwen mogen uitsluitend op een afstand van ten minste 2 m achter de voorste bouwgrens of de lijn in het verlengde daarvan worden gebouwd;
 
 
f          de goot- en/of bouwhoogte van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste bedragen:

goothoogte            bouwhoogte

-      van hoofdgebouwen                       zie verbeelding        zie verbeelding;

-      van aangebouwde bijgebouwen        hoogte eerste         goothoogte+afstand

                                                         bouwlaag               tot perceelsgrens, tot

                                                  hoofdgebouw         maximum van 5 m;

                                                  +0,25 m

-      van vrijstaande bijgebouwen              3 m                      goothoogte+afstand

                                                                                     tot perceelsgrens, tot

                        maximum van 5 m;

-      van erfafscheidingen in of

     achter de voorste bouwgrens           -                           2 m;

-      van overige bouwwerken,

     geen gebouwen zijnde                     -                           3 m.

3.3        bijzonder gebruiksvoorschrift

3.3.1        Onder verboden gebruik als bedoeld in artikel 7.10 Wro wordt tevens verstaan het gebruik van (vrijstaande)bijgebouwen als zelfstandige woning en/of als afhankelijke woonruimte.
 
3.3.2        Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 3.3.1. voor het gebruik van een (vrijstaand)bijgebouw als afhankelijke woonruimte, mits:
a        een dergelijke bewoning noodzakelijk is uit het oogpunt van mantelzorg;
b        het gebruik beperkt blijft tot de in lid 3.2 onder d t/m f genoemde bouwmogelijkheden voor bijgebouwen;
c        de belangen van de rechthebbenden op de aan het bouwperceel grenzende gronden niet onevenredig worden geschaad.
 
3.3.3        Ter plaatse van de aanduiding “aan huis gebonden beroep/bedrijf” op de verbeelding is de vestiging van een aan huis gebonden beroep of een aan huis gebonden bedrijf toegestaan, mits
a        de uitoefening van het aan huis gebonden beroep/bedrijf in de woning plaatsvindt;
b        het ten behoeve van het aan huis gebonden beroep/bedrijf in gebruik te nemen vloeroppervlak niet meer bedraagt dan 30 m2, met dien verstande dat de woonfunctie primair en in ruimtelijke zin gehandhaafd blijft;
c        het aan huis gebonden bedrijf voorkomt in milieucategorie 1 of 2 in de staat van bedrijfsactiviteiten of, voor wat betreft de aard en omvang van de milieuhinder die het veroorzaakt, gelijk gesteld kan worden aan een bedrijf behorende tot één van die milieucategorieën;
d        het gebruik geen onevenredige afbreuk veroorzaakt op de verkeersafwikkeling en de parkeerbalans;
e        geen horeca en geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd een beperkte verkoop ondergeschikt aan de uitoefening van het aan huis gebonden beroep/bedrijf;
f          de aard en de activiteiten van het beroep/bedrijf niet leiden tot een onevenredige hinder voor het woonmilieu en een onevenredige afbreuk van het woon- en leefklimaat in de omgeving.
 
 

3.4        ontheffing

3.4.1        Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 3.1.1, voor de uitoefening van een aan huis gebonden beroep, mits:
a        de uitoefening van het aan huis gebonden beroep plaatsvindt:

-         in een eengezinswoning of een tot deze woning behorend bijgebouw;

-         op de begane grondverdieping van een meergezinswoning;

-         op de begane grondverdieping behorende tot een bovenwoning;

b        het ten behoeve van het aan huis gebonden beroep in gebruik te nemen vloeroppervlak niet meer bedraagt dan 30 m2, met dien verstande dat de woonfunctie primair en in ruimtelijke zin gehandhaafd blijft;
c        het gebruik geen onevenredige afbreuk veroorzaakt op de verkeersafwikkeling en de parkeerbalans;
d        geen horeca en geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd een beperkte verkoop ondergeschikt aan de uitoefening van het aan huis gebonden beroep;
e        de aard en de activiteiten van het bedrijf niet leiden tot een onevenredige hinder voor het woonmilieu en een onevenredige afbreuk van het woon- en leefklimaat in de omgeving.
3.4.2        Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 3.1.1, voor de uitoefening van een aan huis gebonden bedrijf, mits:
a        de uitoefening van het aan huis gebonden bedrijf plaatsvindt:

-         in een eengezinswoning of een tot deze woning behorend bijgebouw;

-         op de begane grondverdieping van een meergezinswoning;

-         op de begane grondverdieping behorende tot een bovenwoning;

b        het ten behoeve van het aan huis gebonden bedrijf in gebruik te nemen bedrijfsvloeroppervlak niet meer bedraagt dan 30 m2, met dien verstande dat de woonfunctie primair en in ruimtelijke zin gehandhaafd blijft;
c        het aan huis gebonden bedrijf voorkomt in milieucategorie 1 of 2 in de staat van bedrijfsactiviteiten of, voor wat betreft de aard en omvang van de milieuhinder die het veroorzaakt, gelijk gesteld kan worden aan een bedrijf behorende tot één van die milieucategorieën;
d        het gebruik geen onevenredige afbreuk veroorzaakt op de verkeersafwikkeling en de parkeerbalans;
e        geen horeca en geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd een beperkte verkoop ondergeschikt aan de uitoefening van het aan huis gebonden bedrijf;
f          de aard en de activiteiten van het bedrijf niet leiden tot een onevenredige hinder voor het woonmilieu en een onevenredige afbreuk van het woon- en leefklimaat in de omgeving.

 

3.4.3        Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 3.2 onder f voor de realisatie van erfafscheidingen voor de voorste bouwgrens met een hoogte van maximaal 2 m.
 

 

Terug naar inhoudsopgave

 

artikel 4        tuinen

4.1        doeleinden

4.1.1        De op de verbeelding voor "tuinen (T)" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a         tuin;
 
alsmede voor:
b        water en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
c        nutsvoorzieningen;
d        parkeervoorzieningen;
 
met bijbehorende:
e        gebouwen;
f          bouwwerken, geen gebouw zijnde.
 
4.1.2        De in lid 4.1.1 bedoelde gronden zijn tevens bestemd voor de doeleinden en bouwmogelijkheden die in hoofdstuk 3 voor de betrokken bestemming zijn aangegeven, inclusief de daarin opgenomen ontheffingsbevoegdheden en/of aanlegvergunningvereisten.

4.2        bouwen

Bouwen is uitsluitend toegestaan:

a        ten dienste van de in lid 4.1.1 omschreven doeleinden en met inachtneming van de volgende bepalingen:

1         uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde, zijn toegestaan;

2         de hoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, ten hoogste mag bedragen:

-      van erfafscheidingen

voor de voorste bouwgrens                       1 m;

-      van erfafscheidingen in of

achter de voorste bouwgrens         2 m;

-      van overige bouwwerken,

      geen gebouwen zijnde                                   3 m;

b        ten dienste van de in artikel 4.1.1 omschreven doeleinden ten behoeve van tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, erkers, entreeportalen, veranda’s en afdaken, mits:

1         de overschrijding niet meer bedraagt dan 1,5 m;

2         de hoogte van erkers, entreeportalen en veranda’s niet meer bedraagt dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het betreffende gebouw + 0,25 m;

3         de breedte van erkers, entreeportalen en veranda’s niet meer bedraagt dan 60% van de breedte van de betreffende gevel van het gebouw.

4.3        ontheffing

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 4.2 onder a voor de realisatie van erfafscheidingen voor de voorste bouwgrens met een hoogte van maximaal 2 m.

 

 

Terug naar inhoudsopgave

 

 


 

artikel 5        centrum

5.1        doeleinden

5.1.1        De op de verbeelding voor "centrum (C)" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a        detailhandel, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding “detailhandel toegestaan” op de verbeelding;
b        horeca in categorie I en II als vermeld in de staat van horeca-activiteiten, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding “horeca toegestaan” op de verbeelding;
c        zakelijke dienstverlening;
d        maatschappelijke voorzieningen;
 
alsmede voor:
e        terrassen;
f          erven;
g        nutsvoorzieningen;
h        parkeervoorzieningen;
i           water en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
j           groenvoorzieningen;
k         overige bijbehorende voorzieningen;

 

met bijbehorende:

l           gebouwen;
m      bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
 
5.1.2        De in lid 5.1.1 bedoelde gronden zijn tevens bestemd voor de doeleinden en bouwmogelijkheden die in hoofdstuk 3 voor de betrokken bestemming zijn aangegeven, inclusief de daarin opgenomen ontheffingsbevoegdheden en/of aanlegvergunningvereisten.
 
5.1.3        Ten aanzien van de in lid 5.1.1 genoemde functies gelden de volgende beperkingen:
a        het aantal horecavestigingen binnen de gezamenlijke op de verbeelding aangegeven bouwvlakken mag niet meer bedragen dan het op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van het plan bestaande aantal;
b        na beëindiging van een van de in lid 5.1.1 genoemde functies is ter plaatse uitsluitend een nieuwe horecavestiging toegestaan, indien;

1         de beëindigde functie betrekking heeft op een horecavestiging;

2         de horeca-activiteiten behoren tot categorie I als vermeld in de staat van horeca-activiteiten.

5.2        bouwen

Bouwen is uitsluitend toegestaan ten dienste van de in lid 5.1.1 omschreven doeleinden en met inachtneming van de volgende bepalingen:

a        gebouwen mogen uitsluitend binnen de op de verbeelding aangegeven bouwvlakken worden gebouwd;
b        de goothoogte en bouwhoogte van gebouwen bedraagt maximaal de op de verbeelding aangegeven goothoogte respectievelijk bouwhoogte;

c        de hoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag ten hoogste bedragen:

-     van erfafscheidingen

voor de voorste bouwgrens              1 m;

-     van erfafscheidingen in of

achter de voorste bouwgrens           2 m;

-     van overige bouwwerken,

geen gebouwen zijnde                     3 m;

d        nutsvoorzieningen mogen binnen en buiten de op de verbeelding aangegeven bouwvlakken worden gebouwd, met dien verstande dat:
1   de oppervlakte niet meer bedraagt dan 15 m²;
2   de hoogte niet meer bedraagt dan 3 m.

5.3        ontheffing

5.3.1        Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 5.2 onder c voor de realisatie van erfafscheidingen voor de voorste bouwgrens met een hoogte van maximaal 2 m.
 
 

Terug naar inhoudsopgave

 

artikel 6        zakelijke dienstverlening

6.1        doeleinden

6.1.1        De op de verbeelding voor "zakelijke dienstverlening" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a        dienstverlenende bedrijven, kantoren en instellingen op financieel, juridisch of (ontwerp)-technisch gebied dan wel op het gebied van communicatie, informatie en adviezen;
b        bestaande (inpandige) dienstwoningen, behorende bij het ter plaatse gevestigde zakelijke dienstverlening;
 
alsmede voor:
c        erven;
d        nutsvoorzieningen;
e        parkeervoorzieningen;
f          water en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
g        overige bijbehorende voorzieningen;
 

met bijbehorende:

h        hoofdgebouwen;
i           bijgebouwen;
j           bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
 
6.1.2        De in lid 6.1.1 bedoelde gronden zijn tevens bestemd voor de doeleinden en bouwmogelijkheden die in hoofdstuk 3 voor de betrokken bestemming zijn aangegeven, inclusief de daarin opgenomen ontheffingsbevoegdheden en/of aanlegvergunningvereisten.

6.2        bouwen

Bouwen is uitsluitend toegestaan ten dienste van de in lid 6.1.1 omschreven doeleinden en met inachtneming van de volgende bepalingen:

a        gebouwen mogen uitsluitend binnen de op de verbeelding aangegeven bouwvlakken worden gebouwd;
b        de goothoogte en bouwhoogte van gebouwen alsmede de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen op een op de verbeelding aangegeven bouwvlak bedraagt maximaal de op de verbeelding aangegeven goothoogte, bouwhoogte respectievelijk bebouwingspercentage;
c        de hoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag ten hoogste bedragen:

-     van erfafscheidingen

voor de voorste bouwgrens                  1 m;

-     van erfafscheidingen in of

     achter de voorste bouwgrens                2 m;

-     van overige bouwwerken,

     geen gebouwen zijnde                         3 m;

d        nutsvoorzieningen mogen binnen en buiten de op de verbeelding aangegeven bouwvlakken worden gebouwd, met dien verstande dat:
1   de oppervlakte niet meer bedraagt dan 15 m²;
2   de hoogte niet meer bedraagt dan 3 m.

 

6.3        ontheffing

6.3.1        Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 6.2 onder c voor de realisatie van erfafscheidingen voor de voorste bouwgrens met een hoogte van maximaal 2 m.
 
 

Terug naar inhoudsopgave

 
 

artikel 7        detailhandel

7.1        doeleinden

7.1.1        De op de verbeelding voor "detailhandel (D)" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a        detailhandel;
b        wonen op de verdieping, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding “wonen toegestaan” op de verbeelding;
c        bestaande (inpandige) dienstwoningen, behorende bij het ter plaatse gevestigde bedrijf;
 
alsmede voor:
d        erven;
e        nutsvoorzieningen;
f          parkeervoorzieningen;
g        water en voorzieningen ten behoeve de waterhuishouding;
h        overige bijbehorende voorzieningen;

 

met bijbehorende:

i           hoofdgebouwen;
j           bijgebouwen;
k         bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

7.2        bouwen

Bouwen is uitsluitend toegestaan ten dienste van de in lid 7.1.1 omschreven doeleinden en met inachtneming van de volgende bepalingen:

a        gebouwen mogen uitsluitend binnen de op de verbeelding aangegeven bouwvlakken worden gebouwd;
b        de goothoogte en bouwhoogte van gebouwen alsmede de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen op een op de verbeelding aangegeven bouwvlak bedraagt maximaal de op de verbeelding aangegeven goothoogte, bouwhoogte respectievelijk bebouwingspercentage;
c        de hoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag ten hoogste bedragen:

-     van erfafscheidingen

voor de voorste bouwgrens                  1 m;

-     van erfafscheidingen in of

achter de voorste bouwgrens                2 m;

-     van overige bouwwerken,

     geen gebouwen zijnde                         3 m;

d        nutsvoorzieningen mogen binnen en buiten de op de verbeelding aangegeven bouwvlakken worden gebouwd, met dien verstande dat:
1   de oppervlakte niet meer bedraagt dan 15 m²;
2   de hoogte niet meer bedraagt dan 3 m.

7.3        ontheffing

7.3.1        Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 7.2 onder c voor de realisatie van erfafscheidingen voor de voorste bouwgrens met een hoogte van maximaal 2 m.
 
 

Terug naar inhoudsopgave

 

 

artikel 8        horeca

8.1        doeleinden

8.1.1        De op de verbeelding voor "horeca (H)" aangewezen gronden zijn bestemd voor horeca overeenkomstig de subbestemming:
a        HI           aan de detailhandelsfunctie verwante lichte horeca, als vermeld in de staat
van horeca-activiteiten;
b        HII          overige lichte horeca, als vermeld in de staat van horeca-activiteiten;
c        HIII         middelzware horeca, als vermeld in de staat van horeca-activiteiten;
d        bestaande (inpandige) bedrijfswoningen, behorende bij het ter plaatse gevestigde bedrijf;
 
alsmede voor:
e        terrassen;
f          erven;
g        nutsvoorzieningen;
h        parkeervoorzieningen;
i           water en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
j           overige bijbehorende voorzieningen;

 

met bijbehorende:

k         hoofdgebouwen;
l           bijgebouwen;
m      bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
 
8.1.2        De in lid 8.1.1 bedoelde gronden zijn tevens bestemd voor de doeleinden en bouwmogelijkheden die in hoofdstuk 3 voor de betrokken bestemming zijn aangegeven, inclusief de daarin opgenomen ontheffingsbevoegdheden en/of aanlegvergunningvereisten.

8.2        bouwen

Bouwen is uitsluitend toegestaan ten dienste van de in lid 8.1.1 omschreven doeleinden en met inachtneming van de volgende bepalingen:

a        gebouwen mogen uitsluitend binnen de op de verbeelding aangegeven bouwvlakken worden gebouwd;
b        de goothoogte en bouwhoogte van gebouwen alsmede de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen op een op de verbeelding aangegeven bouwvlak bedraagt maximaal de op de verbeelding aangegeven goothoogte, bouwhoogte respectievelijk bebouwingspercentage;
c        de hoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag ten hoogste bedragen:

-      van erfafscheidingen

voor de voorste bouwgrens                  1 m;

-      van erfafscheidingen in of

achter de voorste bouwgrens                2 m;

-      van overige bouwwerken,

geen gebouwen zijnde                         3 m;

d        nutsvoorzieningen mogen binnen en buiten de op de verbeelding aangegeven bouwvlakken worden gebouwd, met dien verstande dat:

1         de oppervlakte niet meer bedraagt dan 15 m²;

2         de hoogte niet meer bedraagt dan 3 m.

 

8.3        ontheffing

8.3.1        Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 8.1.1 voor:
a        de vestiging van horecabedrijven in een lagere categorie dan op de verbeelding aangegeven;
b        horeca-activiteiten die niet zijn vermeld in de staat van horeca-activiteiten, mits:

1         de horeca-activiteiten voor wat betreft de aard en omvang van de milieuhinder die zij veroorzaken, gelijk gesteld kunnen worden aan horeca-activiteiten behorende tot categorie I, II of III als vermeld in de staat van horeca-activiteiten;

2         de horeca-activiteiten niet leiden tot een onevenredige inbreuk op het woon- en leefklimaat in de omgeving.

 

8.3.2        Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 8.2 onder c voor de realisatie van erfafscheidingen voor de voorste bouwgrens met een hoogte van maximaal 2 m.
 
 

Terug naar inhoudsopgave

 

artikel 9        maatschappelijke voorzieningen

9.1        doeleinden

9.1.1        De op de verbeelding voor "maatschappelijke voorzieningen (M)" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a        instellingen en voorzieningen op medisch, sociaal-cultureel, educatief of religieus gebied dan wel op het gebied van sport en recreatie of openbaar bestuur, waaronder begrepen bejaarden- en verzorgingstehuizen;
b        ondergeschikte horeca en detailhandel ten dienste van de onder a genoemde doeleinden;
c        maatschappelijke voorzieningen overeenkomstig de subbestemming:
Mbp      een begraafplaats;
d        bestaande (inpandige) bedrijfswoningen, behorende bij de ter plaatse gevestigde maatschappelijke voorziening;
 
alsmede voor:
e        erven;
f          nutsvoorzieningen;
g        parkeervoorzieningen
h        water en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
i           overige bijbehorende voorzieningen;

 

met bijbehorende:

j           gebouwen;
k         bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
 
9.1.2        Voor zover op de verbeelding de aanduiding “rijksmonument” is aangegeven, zijn de gronden tevens aangewezen voor het behoud van monumentale waarden.
 
9.1.3        De in lid 9.1.1 bedoelde gronden zijn tevens bestemd voor de doeleinden en bouwmogelijkheden die in hoofdstuk 3 voor de betrokken bestemming zijn aangegeven, inclusief de daarin opgenomen ontheffingsbevoegdheden en/of aanlegvergunningvereisten.

9.2        bouwen

Bouwen is uitsluitend toegestaan ten dienste van de in lid 9.1.1 omschreven doeleinden en met inachtneming van de volgende bepalingen:

a        gebouwen mogen uitsluitend binnen de op de verbeelding aangegeven bouwvlakken worden gebouwd;
b        de goothoogte en bouwhoogte van gebouwen alsmede de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen op een op de verbeelding aangegeven bouwvlak bedraagt maximaal de op de verbeelding aangegeven goothoogte, bouwhoogte respectievelijk bebouwingspercentage;
c        de hoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, bedraagt maximaal voor:

-     erfafscheidingen                                              2 m;

-     overige bouwwerken, geen gebouw zijnde          3 m;

d        nutsvoorzieningen mogen binnen en buiten de op de verbeelding aangegeven bouwvlakken worden gebouwd, met dien verstande dat:

1         de oppervlakte niet meer bedraagt dan 15 m²;

2         de hoogte niet meer bedraagt dan 3 m.

 

Terug naar inhoudsopgave

 

 

 

artikel 10        bedrijven

10.1        doeleinden

10.1.1        De op de verbeelding voor "bedrijven (B)" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a        bedrijven in de milieucategorieën 1 en 2 als vermeld in de staat van bedrijfsactiviteiten;
b        bedrijven overeenkomstig de subbestemming:
1   Bg      garagebedrijf;
2   Bn      nutsbedrijf, milieucategorie 3.2;
c       

 

 
bestaande (inpandige) bedrijfswoningen, behorende bij het ter plaatse gevestigde bedrijf;

 

alsmede voor:
d        erven;
e        nutsvoorzieningen;
f          parkeervoorzieningen;
g        water en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
h        overige bijbehorende voorzieningen;

 

met bijbehorende:

i           gebouwen;
j           bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
 
10.1.2        De in lid 10.1.1 bedoelde gronden zijn tevens bestemd voor de doeleinden en bouwmogelijkheden die in hoofdstuk 3 voor de betrokken bestemming zijn aangegeven, inclusief de daarin opgenomen ontheffingsbevoegdheden en/of aanlegvergunningvereisten.
 
10.1.3        Ten aanzien van de in lid 10.1.1 genoemde functies gelden de volgende beperkingen:
a        seks- en/of pornobedrijven en/of prostitutiebedrijven zijn niet toegestaan;
b        detailhandel en zelfstandige kantoren zijn niet toegestaan, met uitzonderingen van detailhandel als genoemd in de staat van bedrijfsactiviteiten en/of ter plaatse van de desbetreffende aanduiding op de verbeelding;
c        verkooppunten voor motorbrandstoffen met lpg-verkoop zijn niet toegestaan;
d        inrichtingen als bedoeld in artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer zijn niet toegestaan;
e        het aantal bedrijven per bestemmingsvlak mag niet meer bedragen dan het op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van het plan bestaande aantal.

10.2        bouwen

Bouwen is uitsluitend toegestaan ten dienste van de in lid 10.1.1 omschreven doeleinden en met inachtneming van de volgende bepalingen:

a        gebouwen mogen uitsluitend binnen de op de verbeelding aangegeven bouwvlakken worden gebouwd;
b        de goothoogte en bouwhoogte van gebouwen alsmede de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen op een bouwvlak bedraagt maximaal de op de verbeelding aangegeven goothoogte, bouwhoogte respectievelijk bebouwingspercentage;
c        nutsvoorzieningen mogen binnen en buiten de op de verbeelding aangegeven bouwvlakken worden gebouwd, met dien verstande dat:
1   de oppervlakte niet meer bedraagt dan 15 m²;
2   de hoogte niet meer bedraagt dan 3 m.
d        de hoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag ten hoogste bedragen:

-      van erfafscheidingen

     voor de voorste bouwgrens                  1 m;

-      van erfafscheidingen in of

     achter de voorste bouwgrens                2 m;

-      van overige bouwwerken,

     geen gebouwen zijnde                         3 m.

e        bedrijfswoningen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak, ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning toegestaan” op de verbeelding;
f          per bouwperceel is één bedrijfswoning vrijstaand dan wel opgenomen in de bedrijfsbebouwing toegestaan, onder de volgende voorwaarden:

1         Bij een vrijstaande woning zijn de volgende bepalingen van toepassing:

-         De inhoud van de woning mag niet meer bedragen dan 650 m³.

-         De goothoogte mag niet meer bedragen dan 6 m.

-         De bouwhoogte niet meer dan bedragen 10 m.

2         Bij een in de bedrijfsbebouwing opgenomen bedrijfswoning zijn de volgende bepalingen van toepassing:

-         De inhoud van de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 650 m3.
-         De goot- en bouwhoogte zoals toegestaan voor bedrijfsgebouwen, mag niet worden overschreden.

10.3        ontheffing

10.3.1        Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 10.1.1 voor de vestiging van een bedrijf uit milieucategorie 3 als vermeld in de staat van bedrijfsactiviteiten, dan wel voor de vestiging van een bedrijf dat naar aard en omvang van de milieuhinder die het veroorzaakt gelijkgesteld kan worden aan een bedrijf behorende tot milieucategorie 1 of 2, mits:
a        de aard en de activiteiten van het bedrijf geen afbreuk veroorzaken op het woon- en leefklimaat in de omgeving.
 
10.3.2        Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 10.2 onder d voor de realisatie van erfafscheidingen voor de voorste bouwgrens met een hoogte van maximaal 2 m.
 
10.3.3        Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 10.1.1, voor de uitoefening van een aan huis gebonden beroep, mits:
a        de uitoefening van het aan huis gebonden beroep plaatsvindt:

-         in een eengezinswoning of een tot deze woning behorend bijgebouw;

-         op de begane grondverdieping van een meergezinswoning;

-         op de begane grondverdieping behorende tot een bovenwoning;

b        het ten behoeve van het aan huis gebonden beroep in gebruik te nemen vloeroppervlak niet meer bedraagt dan 30 m2, met dien verstande dat de woonfunctie primair en in ruimtelijke zin gehandhaafd blijft;
c        het gebruik geen onevenredige afbreuk veroorzaakt op de verkeersafwikkeling en de parkeerbalans;
d        geen horeca en geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd een beperkte verkoop ondergeschikt aan de uitoefening van het aan huis gebonden beroep;
e        de aard en de activiteiten van het bedrijf niet leiden tot een onevenredige hinder voor het woonmilieu en een onevenredige afbreuk van het woon- en leefklimaat in de omgeving.

10.4        bijzonder gebruiksvoorschrift

Onder verboden gebruik als bedoeld in artikel 7.10 Wro wordt tevens verstaan het gebruik van (gedeelten) van de gebouwen voor een aan huis gebonden beroep of een aan huis gebonden bedrijf.

 

 

Terug naar inhoudsopgave

 


artikel 11        groen

11.1        doeleinden

11.1.1        De op de verbeelding voor "groen (G)" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a        een park, plantsoenen, groenstroken en overige aanplanten;
 
alsmede voor:
b        voet- en fietspaden;
c        speelvoorzieningen;
d        kunstuitingen;
e        geluidwerende voorzieningen;
f          nutsvoorzieningen;
g        inritten;
h        water en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
 
met bijbehorende:
i           bouwwerken, geen gebouw zijnde.
 
11.1.2        De in lid 11.1.1 bedoelde gronden zijn tevens bestemd voor de doeleinden en bouwmogelijkheden die in hoofdstuk 3 voor de betrokken bestemming zijn aangegeven, inclusief de daarin opgenomen ontheffingsbevoegdheden en/of aanlegvergunningvereisten.

11.2        bouwen

Bouwen is uitsluitend toegestaan ten dienste van de in lid 11.1.1 omschreven doeleinden en met inachtneming van de volgende bepalingen:

a        gebouwen zijn niet toegestaan;
b        de bouwhoogte van speelvoorzieningen mag ten hoogste 6 m bedragen;
c        de bouwhoogte van hoogspanningsmasten mag ten hoogste 25 m bedragen;
d        de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste 2 m bedragen.
 
 

Terug naar inhoudsopgave

 

artikel 12        sport- en speelvoorzieningen

12.1        doeleinden

12.1.1        De op de verbeelding voor "sport- en speelvoorzieningen (S)" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a        binnen- en buitensportbeoefening;

 

alsmede voor:
b        ondergeschikte horeca en detailhandel ten dienste van de onder a genoemde doeleinden;
c        speelvoorzieningen;
d        groenvoorzieningen;
e        water en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
f          parkeervoorzieningen;
g        nutsvoorzieningen;
h        voorzieningen ten behoeve van de telecommunicatie;
i           overige bijbehorende voorzieningen;

 

met bijbehorende:

j           gebouwen;
k         bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
 
12.1.2        De in lid 12.1.1. bedoelde gronden zijn tevens bestemd voor de doeleinden en bouwmogelijkheden die in hoofdstuk 3 voor de betrokken bestemming zijn aangegeven, inclusief de daarin opgenomen ontheffingsbevoegdheden en/of aanlegvergunningvereisten.

12.2        bouwen

Bouwen is uitsluitend toegestaan ten dienste van de in lid 12.1.1 omschreven doeleinden en met inachtneming van de volgende bepalingen:

a        gebouwen mogen uitsluitend binnen de op de verbeelding aangegeven bouwvlakken worden gebouwd;
b        de goothoogte en bouwhoogte van gebouwen bedraagt maximaal de op de verbeelding aangegeven goothoogte respectievelijk bouwhoogte;
c        de hoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, bedraagt maximaal voor:

-      erfafscheidingen                                              2 m;

-      speelvoorzieningen                                          6 m;

-      lichtmasten                                                     9 m;

-      masten t.b.v. de telecommunicatie                    20 m;

-      overige bouwwerken, geen gebouw zijnde                     3 m;

d        nutsvoorzieningen mogen binnen en buiten de op de verbeelding aangegeven bouwvlakken worden gebouwd, met dien verstande dat:
1   de oppervlakte niet meer bedraagt dan 15 m²;
2   de hoogte niet meer bedraagt dan 3 m.
 
 

Terug naar inhoudsopgave

 

artikel 13        volkstuinen

13.1        doeleinden

13.1.1        De op de verbeelding voor "volkstuinen (Vt)" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a        de teelt van voedings- en/of siergewassen op kleine schaal en daarmee samenhangend gebruik van de grond.
 
alsmede voor:
b        groenvoorzieningen;
c        water en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
 
met bijbehorende:
d        gebouwen;
e        bouwwerken, geen gebouw zijnde.
 
13.1.2        De in lid 13.1.1 bedoelde gronden zijn tevens bestemd voor de doeleinden en bouwmogelijkheden die in hoofdstuk 3 voor de betrokken bestemming zijn aangegeven, inclusief de daarin opgenomen ontheffingsbevoegdheden en/of aanlegvergunningvereisten.

13.2        bouwen

Bouwen is uitsluitend toegestaan ten dienste van de in lid 13.1.1 omschreven doeleinden en met inachtneming van de volgende bepalingen:

a        gebouwen in de vorm van tuinhuisjes en bergingen zijn toegestaan waarbij de oppervlakte niet meer dan 10 m² en de bouwhoogte niet meer dan 3 m mag bedragen;
b        de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste 2 m bedragen.
 
 

Terug naar inhoudsopgave

 

 

 
 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

artikel 14        agrarisch gebied

14.1        doeleinden

14.1.1        De op de verbeelding voor "agrarisch gebied (Ag)" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a        agrarisch grondgebruik;
 
alsmede voor:
b        voet- en fietspaden;
c        speelvoorzieningen
d        water en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
 
met bijbehorende:
e        bouwwerken, geen gebouw zijnde.
 
14.1.2        De in lid 14.1.1 bedoelde gronden zijn tevens bestemd voor de doeleinden en bouwmogelijkheden die in hoofdstuk 3 voor de betrokken bestemming zijn aangegeven, inclusief de daarin opgenomen ontheffingsbevoegdheden en/of aanlegvergunningvereisten.

14.2        bouwen

Bouwen is uitsluitend toegestaan ten dienste van de in lid 14.1.1 omschreven doeleinden en met inachtneming van de volgende bepalingen:

a        gebouwen zijn niet toegestaan;
b        de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste 2 m bedragen.
 
 

Terug naar inhoudsopgave

 

 


artikel 15        verkeersgebied

15.1        doeleinden

15.1.1        De op de verbeelding voor "verkeersgebied (V)" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a        wegen en voet- en fietspaden ten behoeve van doorgaand en overig verkeer, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding “Va – autoweg” op de verbeelding uitsluitend wegen ten behoeve van gemotoriseerd verkeer zijn toegestaan;

 

alsmede voor:

b        parkeervoorzieningen en andere openbare ruimten;
c        groenvoorzieningen;
d        kunstuitingen;
e        water en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
f          nutsvoorzieningen;
g        overige bijbehorende voorzieningen;

 

met bijbehorende:

h        overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
 
15.1.2        De in lid 15.1.1 bedoelde gronden zijn tevens bestemd voor de doeleinden en bouwmogelijkheden die in hoofdstuk 3 voor de betrokken bestemming zijn aangegeven, inclusief de daarin opgenomen ontheffingsbevoegdheden en/of aanlegvergunningvereisten.

15.2        bouwen

Bouwen is uitsluitend toegestaan ten dienste van de in lid 15.1.1 omschreven doeleinden en met inachtneming van de volgende bepalingen:

a        nutsvoorzieningen mogen worden gebouwd, met dien verstande dat:
1   de oppervlakte niet meer bedraagt dan 15 m²;
2   de hoogte niet meer bedraagt dan 3 m;
b        de hoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag ten hoogste bedragen:

-     van verlichting                                                 6 m;

-     van voorzieningen voor de verkeersgeleiding        10 m;

-     van kunstuitingen                                             12 m;

-     van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde      2 m.

 

 

Terug naar inhoudsopgave

 


artikel 16        garageboxen

16.1        doeleinden

16.1.1        De op de verbeelding voor "garageboxen (Gb)" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a        stalling van auto’s en (motor)voertuigen;

 

alsmede voor:

b        overige bijbehorende voorzieningen;

 

met bijbehorende:

c        gebouwen;
d        bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
 
16.1.2        De in lid 16.1.1 bedoelde gronden zijn tevens bestemd voor de doeleinden en bouwmogelijkheden die in hoofdstuk 3 voor de betrokken bestemming zijn aangegeven, inclusief de daarin opgenomen ontheffingsbevoegdheden en/of aanlegvergunningvereisten.

16.2        bouwen

Bouwen is uitsluitend toegestaan ten dienste van de in lid 16.1.1 omschreven doeleinden en met inachtneming van de volgende bepalingen:

a        gebouwen mogen uitsluitend binnen de op de verbeelding aangegeven bouwvlakken worden gebouwd;
b        de goothoogte en bouwhoogte van gebouwen mag ten hoogste 3 m bedragen;
c        de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste 2 m bedragen.
 
 

Terug naar inhoudsopgave

 

artikel 17        nutsvoorzieningen

17.1        doeleinden

17.1.1        De op de verbeelding voor "nutsvoorzieningen (NV)" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a        openbare nutsvoorzieningen;

 

alsmede voor:

b        groenvoorzieningen en verhardingen;
c        overige bijbehorende voorzieningen;

 

met bijbehorende:

d        gebouwen;
e        overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
 
17.1.2        De in lid 17.1.1 bedoelde gronden zijn tevens bestemd voor de doeleinden en bouwmogelijkheden die in hoofdstuk 3 voor de betrokken bestemming zijn aangegeven, inclusief de daarin opgenomen ontheffingsbevoegdheden en/of aanlegvergunningvereisten.

17.2        bouwen

Bouwen is uitsluitend toegestaan ten dienste van de in lid 17.1.1 omschreven doeleinden en met inachtneming van de volgende bepalingen:

a        gebouwen mogen uitsluitend binnen de op de verbeelding aangegeven bouwvlakken worden gebouwd;
b        de goothoogte en bouwhoogte van gebouwen mag ten hoogste 4 m bedragen;
c        de hoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag ten hoogste bedragen voor:

-      erfafscheidingen                                             2 m;

-      overige bouwwerken, geen gebouw zijnde                     3 m.

 

 

Terug naar inhoudsopgave

 

 


 

3   bepalingen bij de dubbelbestemmingen

artikel 18        archeologisch waardevol gebied

18.1        doeleinden

De gronden die op de verbeelding zijn aangewezen als “archeologisch waardevol gebied” zijn tevens bestemd voor:
a        doeleinden ter bescherming van de archeologische waarden.
 
Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen.

18.2        bouwen

In afwijking van het bepaalde in hoofdstuk 2 van deze regels, mogen op de in lid 18.1 genoemde gronden geen gebouwen worden gebouwd, met uitzondering van:

a        ver-/nieuwbouw van bestaande gebouwen ten behoeve van het bepaalde in hoofdstuk 2 van deze regels, waarbij de bestaande oppervlakte van het gebouw, gelegen op minder dan 1 meter boven peil, niet worden vergroot of veranderd;
b        de bouw van een (bij)gebouw of een uitbreiding van een bestaand gebouw van ten hoogste 100 m², mits er geen archeologische vondsten in een straal van 50 m van het beoogde (bij)gebouw of uitbreiding zijn gedaan.

18.3        ontheffing

18.3.1        Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 18.2, voor het bouwen van gebouwen in overeenstemming met het bepaalde in hoofdstuk 2 van deze regels, indien is gebleken dat het oprichten van het gebouw niet zal leiden tot een verstoring van de archeologische waarden.
 
18.3.2        Voor zover het oprichten van het bouwwerk, waarvoor ontheffing wordt gevraagd, kan leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kunnen burgemeester en wethouders ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 18.2, indien aan de vergunning de volgende voorwaarden worden verbonden:
a        de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
b        de verplichting tot het doen van opgravingen, of
c        de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de ontheffing te stellen kwalificaties.
 
18.3.3        De ontheffing wordt niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overlegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.

18.4        aanlegvergunning

18.4.1        Het is verboden zonder of in afwijking van een aanlegvergunning van burgemeester en wethouders op de in lid 18.1 bedoelde gronden de volgende andere-werken uit te voeren:
a        het vergraven, afgraven en egaliseren van gronden, dieper dan 0,30 m;
b        het aanbrengen van diepwortelende beplantingen;
c        het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, parkeergelegenheden en andere oppervlakteverhardingen;
d        heien, draineren en diepwoelen.
 
18.4.2        Een aanlegvergunning als bedoeld in lid 18.4.1 mag alleen en moet worden geweigerd indien door het uitvoeren van de andere-werken, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen van deze andere-werken en werkzaamheden zullen leiden tot een verstoring van de archeologische waarden.
 
18.4.3        Voor zover de in lid 18.4.1 genoemde werken en werkzaamheden, dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan de aanlegvergunning worden verleend, indien daaraan  de volgende voorwaarden worden verbonden:
a        de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
b        de verplichting tot het doen van opgravingen, of
c        de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de aanlegvergunning te stellen kwalificaties.
 
18.4.4        De aanlegvergunning wordt niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overlegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.
 
18.4.5        Een aanlegvergunning als bedoeld in lid 18.4.1 is niet vereist voor:
a        andere-werken, die behoren tot het normale onderhoud en beheer;
b        andere-werken, die op het tijdstip van het van kracht worden van het plan in uitvoering waren of konden worden uitgevoerd krachtens een vóór dat tijdstip geldende dan wel aangevraagde vergunning.

18.5        Voorrangsregeling

Voor zover de op de verbeelding aangegeven dubbelbestemmingen geheel of gedeeltelijk samenvallen, gelden:

a         in de eerste plaats de bepalingen van artikel 20 (leidingen);
b         in de tweede plaats de bepalingen van artikel 19 (geluidszone industrieterrein);
c         in de derde plaats de bepalingen van artikel 18 (archeologisch waardevol gebied).
 
 

Terug naar inhoudsopgave

 

 

 


artikel 19        geluidszone industrieterrein

19.1        De op de verbeelding voor "geluidszone industrieterrein" aangewezen gronden zijn mede bestemd voor de bescherming c.q. instandhouding van de geluidsruimte in verband met de nabijheid van een industrieterrein als bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder.

19.2        In afwijking van het bepaalde in hoofdstuk 2 van deze regels, mogen op de in lid 19.1 bedoelde gronden geen nieuwe woningen en andere in de zin van de Wet geluidhinder gevoelige gebouwen worden gebouwd.

19.3        Voorrangsregeling

Voor zover de op de verbeelding aangegeven dubbelbestemmingen geheel of gedeeltelijk samenvallen, gelden:

a         in de eerste plaats de bepalingen van artikel 20 (leidingen);
b         in de tweede plaats de bepalingen van artikel 19 (geluidszone industrieterrein);
c         in de derde plaats de bepalingen van artikel 18 (archeologisch waardevol gebied).
 
 

Terug naar inhoudsopgave

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

artikel 20        leidingen

20.1        doeleinden

De op de verbeelding voor "leidingen" aangewezen gronden zijn mede bestemd voor:

a        ondergrondse leidingen voor gastransport ter plaatse van de als zodanig op de verbeelding aangeduide “zone A”;
b        de veiligheid van personen en objecten bij calamiteiten ter plaatse van de op de verbeelding aangeduide “zone B”;
c        bovengrondse hoogspanningsleidingen ter plaatse van de als zodanig op de verbeelding aangeduide leidingen;
 

alsmede voor:

d        overige bijbehorende voorzieningen;
 

met bijbehorende:

e        gebouwen;
f          bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

20.2        bouwen

20.2.1        In afwijking van het bepaalde in hoofdstuk 2 van deze regels, is bouwen binnen “zone A” of de aangeduide gebieden voor hoogspanningsleidingen en rioolpersleidingen uitsluitend toegestaan ten dienste van de in lid 20.1 omschreven doeleinden, met inachtneming van de volgende bepalingen:
a        de oppervlakte van gebouwen bedraagt maximaal 25 m2;
b        de bouwhoogte van gebouwen bedraagt maximaal 3,5 m;
c        de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 2 m.
 
20.2.2        In afwijking van het bepaalde in hoofdstuk 2 is bouwen ten dienste van de in hoofdstuk 2 omschreven doeleinden binnen “zone B” niet toegestaan.

20.3        bijzonder gebruiksvoorschrift

20.3.1        Onder verboden gebruik als bedoeld in artikel 7.10 Wro wordt tevens verstaan het gebruik van de grond op een wijze die gevaar kan opleveren voor de leiding of aan het functioneren van de leiding afbreuk doen.

20.4        ontheffing

20.4.1        Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 20.2.1 en 20.2.2, voor het bouwen in overeenstemming met het bepaalde in hoofdstuk 2 van deze regels.
 
20.4.2        Een ontheffing als bedoeld in lid 20.4.1 wordt niet verleend dan nadat burgemeester en wethouders daarover een advies hebben ingewonnen van de beheerder van de ondergrondse leiding of de bovengrondse hoogspanningsleidingen.

20.5        aanlegvergunning

20.5.1        Het is verboden zonder of in afwijking van een aanlegvergunning van burgemeester en wethouders op de in lid 20.1 bedoelde gronden, voorzover gelegen in “zone A” of de aangeduide leidingen voor bovengrondse hoogspanningsleidingen, de volgende andere-werken uit te voeren:

a        het aanbrengen van hoogopgaande en/of diepwortelende beplantingen;
b        het aanbrengen van bovengrondse constructies, installaties of apparatuur hoger dan 2,5 m;
c        het wijzigen van het maaiveldniveau door ontgronding of ophoging;
d        het verrichten van grondroeractiviteiten anders dan normaal spit- en ploegwerk;
e        diepploegen;
f          het aanbrengen van gesloten verhardingen;
g        het permanent opslaan van goederen waaronder ook begrepen het opslaan van afvalstoffen;
h        het opslaan van materialen of stoffen, die onder omstandigheden gevaar van brand of explosie kunnen opleveren;
i           het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van bestaande waterlopen;
j           het plaatsen van onroerende objecten zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair;
k         het indrijven van voorwerpen in de bodem.
 
20.5.2        Een aanlegvergunning als bedoeld in lid 20.5.1 mag alleen en moet worden geweigerd indien door het uitvoeren van de andere-werken, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredig afbreuk wordt gedaan aan de mogelijkheid van een adequaat beheer of de veiligheid van de ondergrondse leidingen of bovengrondse hoogspanningsleiding en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende tegemoet kan worden gekomen.
 
20.5.3        Een aanlegvergunning als bedoeld in lid 20.5.1 wordt niet verleend dan nadat burgemeester en wethouders daarover een advies hebben ingewonnen van de beheerder van de ondergrondse leiding of bovengrondse hoogspanningsleiding.
 
20.5.4        Een aanlegvergunning als bedoeld in lid 20.5.1 is niet vereist voor:
a        andere-werken, die behoren tot het normale onderhoud en beheer;
b        andere-werken, die op het tijdstip van het van kracht worden van het plan in uitvoering waren of konden worden uitgevoerd krachtens een vóór dat tijdstip geldende dan wel aangevraagde vergunning.

20.6        Voorrangsregeling

Voor zover de op de verbeelding aangegeven dubbelbestemmingen geheel of gedeeltelijk samenvallen, gelden:

a         in de eerste plaats de bepalingen van artikel 20 (leidingen);
b         in de tweede plaats de bepalingen van artikel 19 (geluidszone industrieterrein);
c         in de derde plaats de bepalingen van artikel 18 (archeologisch waardevol gebied).
 
 

Terug naar inhoudsopgave

 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 


4    algemene bepalingen

artikel 21        algemene gebruiksbepaling

Onder verboden gebruik als bedoeld in artikel 7.10 van de Wro, wordt in elk geval verstaan:

a        een gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
b        een gebruik van gronden als stallings- en/of opslagplaats van één of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
c        een gebruik van gronden en bouwwerken voor inrichtingen als bedoeld in artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer;
d        een gebruik van gronden en bouwwerken voor (detail)handel, met uitzondering van een zodanig gebruik dat uitdrukkelijk is toegestaan in of krachtens deze regels;
e        een gebruik van gronden en bouwwerken voor straatprostitutie, een seks- of pornobedrijf dan wel een prostitutiebedrijf, met uitzondering van een zodanig gebruik dat uitdrukkelijk is toegestaan in of krachtens deze regels.
 
 

Terug naar inhoudsopgave

 

artikel 22        algemene ontheffingen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in het plan voor:

a        het afwijken van de voorgeschreven goothoogte, hoogte, oppervlakte, inhoud en afstand van bouwwerken, dan wel een voorgeschreven bebouwingspercentage, eventueel met overschrijding van de bouwgrenzen, mits de afwijking niet meer bedraagt dan 10% van de in deze regels voorgeschreven afmetingen en afstanden;
b        het afwijken van bestemmingsgrenzen, bouwgrenzen en overige aanduidingen in het horizontale vlak op de verbeelding, indien en voor zover afwijking noodzakelijk is in verband met de uitmeting van het terrein en er geen dringende reden zijn die zich tegen de afwijking verzetten, mits de afwijking ten opzichte van hetgeen op de verbeelding is aangegeven niet meer dan 2,5 m bedraagt;
c        het afwijken van bouwgrenzen en overige aanduidingen in het horizontale vlak op de verbeelding, niet zijnde bestemmingsgrenzen, indien en voor zover afwijking noodzakelijk is uit een oogpunt van doelmatig gebruik van de grond, mits de afwijking ten opzichte van hetgeen op de verbeelding is aangegeven niet meer dan 2,5 m bedraagt;

d        het overschrijden van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen door:

1         tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, erkers, entreeportalen, veranda’s, afdaken en andere daarmee gelijk te stellen ondergeschikte delen van gebouwen, mits:

a        de overschrijding niet meer bedraagt dan 1,5 m;

b        de hoogte van erkers, entreeportalen en veranda’s niet meer bedraagt dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het betreffende gebouw + 0,25 m;

c        de breedte van erkers, entreeportalen en veranda’s niet meer bedraagt dan 60% van de breedte van de betreffende gevel van het gebouw;

d        de afstand tot de bestemmingsgrens minimaal 2,5 m bedraagt, daar waar het bestemmingsvlak grenst aan een bestemming "verkeersgebied";

2         andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1 m.

 

 

Terug naar inhoudsopgave

 

artikel 23        bestaande afmetingen, afstanden en percentages

23.1        In die gevallen dat de goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud, horizontale dan wel verticale diepte en/of de afstand tot enige op de verbeelding aangegeven lijn van bouwwerken, die in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet tot stand zijn gekomen, op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van het plan minder dan wel meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven respectievelijk toegestaan, geldt die goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud, horizontale dan wel verticale diepte en/of afstand in afwijking daarvan als minimaal respectievelijk maximaal toegestaan.

23.2        In die gevallen dat een bebouwingspercentage, dat in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet tot stand is gekomen, op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van het plan meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels zijn voorgeschreven, geldt dat bebouwingspercentage in afwijking daarvan als maximaal toegestaan.

 

 

Terug naar inhoudsopgave

 

 

 

artikel 24        meerdere bestemmingen

Daar waar op de verbeelding aan gronden meerdere bestemmingen zijn gegeven, gelden de regels bij die bestemmingen naast elkaar, tenzij in deze regels anders is bepaald.

 

 

Terug naar inhoudsopgave

 

artikel 25        anti-dubbeltelbepaling

Grond welke eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

 

 

Terug naar inhoudsopgave

 


artikel 26        percentageregeling

Een op de verbeelding of in de regels aangegeven percentage, geeft aan hoeveel van het bouwvlak van het desbetreffende bouwperceel ten hoogste mag worden bebouwd met gebouwen en overkappingen. Bij het ontbreken van een percentage mag het bouwvlak volledig worden bebouwd, tenzij in hoofdstuk 2 anders is bepaald.

 

 

Terug naar inhoudsopgave

 

artikel 27        ondergronds bouwen

27.1        Het bepaalde in deze regels en op de verbeelding omtrent de situering, de horizontale diepte en de oppervlakte van bouwwerken, alsmede het bebouwingspercentage, is op overeenkomstige wijze van toepassing op ondergronds bouwen, met dien verstande dat de verticale diepte van ondergrondse bouwwerken niet meer dan 5 m mag bedragen.

27.2        Het bepaalde in lid 27.1 is niet van toepassing op gronden gelegen binnen de op de verbeelding aangegeven bestemmingen “leidingen”. Op die gronden is ondergronds bouwen niet toegestaan.

27.3        Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 27.2, voor ondergronds bouwen in overeenstemming met lid 27.1.

27.4        Een ontheffing als bedoeld in lid 27.3 wordt niet verleend dan nadat burgemeester en wethouders daarover een advies hebben ingewonnen van het leidingbeheerder.

 

 

Terug naar inhoudsopgave

 

artikel 28        aantal woningen

Het aantal woningen mag niet meer bedragen dan het aantal dat:

a        Op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van het plan reeds is gebouwd.
b        Op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van het plan kan worden gebouwd op basis van een reeds verleende bouwvergunning.
 
 

Terug naar inhoudsopgave

 


5   overgangs- en slotbepalingen

artikel 29        overgangsrecht bouwwerken

29.1        Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag,mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

a          gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
b          na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of        veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee           jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

29.2        Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig ontheffing verlenen van het bepaalde als bedoeld in lid 29.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het bepaalde onder a met maximaal 10%.

29.3        Het bepaalde als bedoeld in lid 29. 1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

 

 

Terug naar inhoudsopgave

 

artikel 30        overgangsrecht gebruik

30.1        Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

30.2        Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, als bedoeld in lid 30. 1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

30.3        Indien het gebruik, als bedoeld in lid 30. 1, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

30.4        Het bepaalde als bedoeld in lid 30. 1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

 

 

Terug naar inhoudsopgave


artikel 31        procedurebepaling

31.1        Een besluit tot het verlenen van ontheffing of het stellen van nadere eisen wordt niet genomen dan nadat belanghebbenden gedurende twee weken in de gelegenheid zijn gesteld schriftelijk of mondeling hun zienswijze kenbaar te maken aan burgemeester en wethouders.

 

 

Terug naar inhoudsopgave

 

artikel 32        titel

Het plan kan worden aangehaald als “bestemmingsplan Lindenheuvel” van de gemeente Sittard-Geleen.

 

 

Terug naar inhoudsopgave

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Rosmalen, juli 2009                                                    Vastgesteld: 9 juli 2009

Croonen Adviseurs b.v.


bijlage 1

staat van horeca-activiteiten

categorie I: “aan de detailhandelsfunctie verwante lichte horeca”

·          automatiek;

·          broodjeszaak;

·          cafetaria;

·          croissanterie;

·          koffiebar;

·          lunchroom;

·          ijssalon;

·          snackbar;

·          tearoom;

·          traiteur.

 

categorie II: “overige lichte horeca”

·          bistro;

·          restaurant;

·          hotel/pension.

 

categorie III: “middelzware horeca”

·          bar;

·          bierhuis;

·          biljartcentrum;

·          café;

·          proeflokaal;

·          dansschool;

·          zalenverhuur (zonder regulier gebruik ten behoeve van feesten en muziek-/dansevenementen.

 

categorie IV: “zware horeca”

·          dancing;

·          discotheek;

·          nachtclub;

·          partycentrum (regulier gebruik ten behoeve van feesten en muziek-/dansevenementen.


bijlage 2      staat van BEdrijfsactiviteiten