ARTIKEL 6   bos

                                    6.1   Bestemmingsomschrijving

De voor "bos" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a      bos en bebossing;
b      groenvoorzieningen;
 
alsmede voor:
c       voet- en fietspaden;
d      extensief recreatief medegebruik;
e      water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
 

De gronden binnen deze bestemming zijn tevens bestemd voor de doeleinden en bouwmogelijkheden die in artikel 16, 17 en 18 voor de betrokken bestemming zijn aangegeven, inclusief de daarin opgenomen afwijkingsbevoegdheden en/of omgevingsvergunningvereisten.

                                    6.2   Bouwregels

Op of in deze gronden mogen geen bouwwerken worden gebouwd.

                                    6.3   Afwijken van de bouwregels

                         6.3.1   Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 6.2 voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Hiervoor gelden de volgende bepalingen:
a      De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.
b      De gezamenlijke oppervlakte mag niet meer bedragen dan 15 m2.

                                    6.4   Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

                         6.4.1   Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in lid 6.1 bedoelde gronden de volgende andere-werken uit te voeren:
a      het afgraven of ophogen van gronden;
b      het aanleggen van bestratingen of andere oppervlakteverhardingen;
c       het verwijderen, kappen, rooien of beschadigen van bomen of andere houtgewassen die ten tijde van het van kracht worden van het plan aanwezig zijn.
 
                         6.4.2   Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 6.4.1 mag alleen en moet worden geweigerd, indien door de uitvoering van het ander-werk, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke en natuurlijke waarden van het gebied en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende tegemoet kan worden gekomen.
 
                         6.4.3   Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 6.4.1 wordt niet verleend dan nadat het bevoegde gezag daarover een advies hebben ingewonnen van een onafhankelijke natuur- en landschapsdeskundige.

                         6.4.4   Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 6.4.1 is niet vereist voor:
a      andere-werken, behorende bij het normale onderhoud, gebruik en beheer;
b      andere-werken, welke op het tijdstip van het van kracht worden van het plan in uitvoering waren of konden worden uitgevoerd krachtens een vóór dat tijdstip geldende dan wel aangevraagde vergunning.