artikel 17   Waarde - stedenbouwkundige karakteristieken

                                17.1   Bestemmingsomschrijving

De voor “Waarde - stedenbouwkundige karakteristieken” aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van de karakteristieke woningen en wegen.

 

                                17.2   Bouwregels

 

                     17.2.1   Gebouwen
a      Hoofdgebouwen dienen te worden afgedekt met een schuine kap waarvan de hellingshoek ten minste 30º en ten hoogste 70º bedraagt.
b      Indien aanbouwen en bijgebouwen worden afgedekt met een schuine kap, dient de hellingshoek van deze kap ten minste 30º en ten hoogste 70º te bedragen.
 
                     17.2.2   Materiaalgebruik van zichtbare gevels en geveldelen alsmede van daken en erfafscheidingen
a      Gevels of gedeelten van gevels van hoofdgebouwen alsmede van aanbouwen en bijgebouwen voor zover deze een vloeroppervlak hebben van meer dan , die zichtbaar zijn vanaf de openbare ruimte, mogen niet anders dan in verweerbare materialen zoals baksteen, pleisterwerk, hout en natuursteen worden uitgevoerd.
b      De schuine daken van hoofdgebouwen alsmede van aanbouwen of bijgebouwen voor zover deze een vloeroppervlak hebben van meer dan , moeten worden afgedekt met gegolfde gebakken pannen of met leien.
 

                                17.3   Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen omtrent de toepassing van materialen als bedoeld in lid 17.2.2 onder a, hun structuren, textuur en hun kleuren, teneinde gevels of geveldelen meer in overeenstemming te brengen met de stedenbouwkundige karakteristieken.

 

                                17.4   Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in de leden 17.1 en 17.2.1 voor zover en indien daardoor de stedenbouwkundige karakteristieken niet worden aangetast.

 

                                17.5   Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

                     17.5.1   Het is verboden binnen de gronden ter bescherming van de stedenbouwkundige karakteristieken zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning of in afwijking van de bij zodanige vergunning gegeven voorwaarden de volgende andere-werken uit te voeren:
a      het bestraten en verharden van de gronden met de bestemming Tuin.

                     17.5.2   De verbodsbepaling van lid 17.5.1 geldt niet voor normale onderhoudswerkzaamheden noodzakelijk in verband met het beheer of de voltooiing van werken die op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan reeds bestaan of in uitvoering zijn genomen, alsmede werken en/of werkzaamheden die worden of mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende of nog te verlenen vergunning; hieronder wordt mede verstaan:
a      het normaal onderhoud, beheer en gebruik overeenkomstig de bestemming;
b      het onderhoud en herstel van oeverbeschoeiingen;
c       het onderhoud van bestaand houtgewas door snoeien en verwijderen van dood hout;
d      werken en/of werkzaamheden, die strekken ter behoud of het herstel van de waarden van de stedenbouwkundige karakteristieken.
 
                     17.5.3   Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 17.5.1 mag alleen en moet worden geweigerd, indien door de uitvoering van het ander-werk, mede gelet op de te hanteren materialen, dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de stedenbouwkundige karakteristieken en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende tegemoet kan worden gekomen.
 
                     17.5.4   Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 17.5.1 wordt niet verleend dan nadat bevoegd gezag daarover een advies hebben ingewonnen bij de monumentencommissie omtrent de mogelijke cultuurhistorische aantasting van de stedenbouwkundige karakteristieken.

                                17.6   Omgevingsvergunning voor het slopen

                     17.6.1   Het is verboden binnen de gronden ter bescherming van de stedenbouwkundige karakteristieken zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het slopen of in afwijking van de bij zodanige vergunning gegeven voorwaarden gebouwen of delen van gebouwen te slopen anders dan ter uitvoering van een bouw­plan waarvoor omgevingsvergunning voor het bouwen is verleend of ter vernieuwing van onderdelen, welke uit oogpunt van onderhoud noodzakelijk is.
 
                     17.6.2   Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 17.6.1 mag alleen en moet worden geweigerd, indien door de uitvoering van de sloopwerkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan binnen de gronden ter bescherming van de stedenbouwkundige karakteristieken en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende tegemoet kan worden gekomen.
 
                     17.6.3   Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 17.6.1 wordt niet verleend dan nadat bevoegd gezag daarover een advies hebben ingewonnen bij de monumentencommissie omtrent de mogelijke cultuurhistorische aantasting van de stedenbouwkundige karakteristieken.