6.1
Bestemmingsomschrijving
6.1.1
De
voor ‘Natuur’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a het beheer, ontwikkeling en
bescherming van de landschappelijke en natuurlijke waarden;
b aan- en afvoer van water;
c waterhuishouding;
d waterberging;
alsmede voor:
e oevers en kaden;
f groenvoorzieningen
g overige bijbehorende
voorzieningen;
met bijbehorende:
h bouwwerken, geen gebouw
zijnde, zoals bruggen, duikers en oeverbeschoeiingen.
De gronden binnen deze bestemming zijn tevens bestemd voor de
doeleinden en bouwmogelijkheden die in artikel 11 tot en met 14 voor de
betrokken bestemming zijn aangegeven, inclusief de daarin opgenomen
afwijkingsbevoegdheden en/of omgevingsvergunningvereisten.
6.2
Bouwregels
Bouwen is uitsluitend toegestaan ten dienste van de in lid 6.1
omschreven doeleinden en met inachtneming van de volgende bepalingen:
a gebouwen zijn niet
toegestaan;
b de bouwhoogte van bouwwerken,
geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste 2 m bedragen.
6.3
Omgevingsvergunning
voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.3.1
Het
is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in
lid 6.1 bedoelde gronden de volgende andere-werken uit te voeren:
a
het
verzetten of vergraven van grond waarbij het maaiveld over meer dan 100
m² per perceel of met meer dan 0,45 m
wordt gewijzigd of waarbij de maaiveldniveaus van een steilrand worden gewijzigd;
b
het
omzetten
van grond of uitvoeren van bodemingrepen dieper dan 0,45 m
onder maaiveld;
c
het
verlagen van de grondwaterstand door aanleg van drainage of bemaling;
d
het aanleggen, dempen of wijzigen van (oevers,
profiel, doorstroom- of bergingscapaciteit van) oppervlaktewateren;
e
verwijderen of rooien van bos;
f
verwijderen of rooien van bos-, natuur- en
landschapselementen en ander opgaand houtgewas zonder agrarische
productiefunctie;
g
het aanleggen of aanplanten van
bos-, natuur- en landschapselementen of ander opgaand houtgewas zonder
agrarische productiefunctie.
6.3.2
Een
omgevingsvergunning als bedoeld in lid 6.3.1 mag alleen en moet worden
geweigerd, indien door de uitvoering van het ander-werk, dan wel door de
daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen blijvend
onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke en natuurlijke
waarden van het gebied en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of
onvoldoende tegemoet kan worden gekomen.
6.3.3
Een
omgevingsvergunning als bedoeld in lid 6.3.1 wordt niet verleend dan nadat het
bevoegde gezag daarover een advies hebben ingewonnen van een onafhankelijke
natuur- en landschapsdeskundige.
6.3.4
Een
omgevingsvergunning als bedoeld in lid 6.3.1 is niet vereist voor:
a andere-werken, behorende bij
het normale onderhoud, gebruik en beheer;
b andere-werken, welke op het
tijdstip van het van kracht worden van het plan in uitvoering waren of konden
worden uitgevoerd krachtens een vóór dat tijdstip geldende dan wel aangevraagde
vergunning.