In deze regels wordt verstaan onder:
1.1
het plan
het “bestemmingsplan Baandert” van de gemeente Sittard-Geleen.
1.2
bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het
GML-bestand NL.IMRO.1883.0000Baandert-ON01 met de bijbehorende regels en
bijlagen.
1.3
aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn
aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het
gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.4
aan huis gebonden bedrijf
een bedrijf, gericht op het beroepsmatig verlenen van diensten
en zorg of het uitoefenen van (ambachtelijke) bedrijvigheid door middel van
handwerk, dat door de bewoner(s) van een woning in of vanuit die woning of een
bijbehorend bijgebouw dan wel, in geval van een meergezinswoning of
bovenwoning, vanuit de begane grondverdieping van een gebouw wordt uitgeoefend,
waarbij de woning in hoofdzaak de woonfunctie behoudt.
1.5
aan huis gebonden beroep
een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op
administratief, zakelijk, maatschappelijk, juridisch, (para)medisch,
therapeutisch, lichaamsverzorgend, ontwerptechnisch of kunstzinnig of hiermee
gelijk te stellen gebied, dat door de bewoner(s) van een woning in of vanuit
die woning of een bijbehorend bijgebouw dan wel, in geval van een
meergezinswoning of bovenwoning, vanuit de begane grondverdieping van een
gebouw wordt uitgeoefend, waarbij de woning in hoofdzaak de woonfunctie
behoudt, een kapsalon hieronder begrepen.
1.6
afhankelijke woonruimte
een bijgebouw dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met
de woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van
mantelzorg gehuisvest is.
1.7
ander-werk
een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheid.
1.8
bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
1.9
bebouwingspercentage
de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen op een bouwperceel, dan
wel binnen
een bestemmingsvlak of bouwvlak, zoals nader bepaald in deze regels, in procenten
van de oppervlakte van dat bouwperceel, bestemmingsvlak respectievelijk bouwvlak.
1.10
bedrijf
een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig
voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van
goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis gebonden
beroepen daaronder niet begrepen.
1.11
bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak.
1.12
bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.13
bijgebouw (inclusief aan- en uitbouw)
een al dan niet vrijstaand gebouw, dat door zijn constructie
en/of afmetingen ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel staand
hoofdgebouw.
1.14
bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen
of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of
gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een
standplaats.
1.15
bouwgrens
de grens van een bouwvlak.
1.16
bouwlaag
een boven het peil gelegen en doorlopend gedeelte van een
gebouw, dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren
of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met
uitsluiting van onderbouw en zolder.
1.17
bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een
zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.18
bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid,
waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde
zijn toegelaten.
1.19
bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of
ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond verbonden is,
hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.20
bovenwoning
een woning, die zich geheel of nagenoeg geheel bevindt boven de
begane grond verdieping van een gebouw.
1.21
bedrijfsvloeroppervlak
de inpandige en overdekte ruimte die wordt benut in verband met
de uitoefening van een bedrijf.
1.22
detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling
ten verkoop, verkopen en/of (af)leveren van goederen aan diegenen die deze
goederen kopen voor gebruik en/of verbruik of aanwending anders dan in de
uitoefening van beroeps- of bedrijfsactiviteiten.
1.23
dienstverlenend bedrijf/zakelijke dienstverlening
een kantoor of een bedrijf met een publieksgerichte functie dat
in hoofdzaak is gericht op het ter plaatse bedrijfsmatig verlenen van diensten
aan of ten gerieve van bedrijven/personen, zoals een voorlichtings-, advies-,
reis- en uitzendbureau, een makelaars- en/of verzekeringskantoor of bank.
1.24
dienstwoning/bedrijfswoning
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die kennelijk
slechts is bedoeld voor de huisvesting van (het huishouden van) een persoon
wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van de grond, noodzakelijk moet
worden geacht.
1.25
eengezinswoning
een complex van ruimten dat blijkens zijn indeling en inrichting
bestemd is voor de huisvesting van een huishouden.
1.26
erf
een al of niet omheind stuk grond, in ruimtelijke opzicht direct
behorende bij, in functioneel opzicht ten dienste van en in feitelijk opzicht
direct aansluitend aan een woning of een ander gebouw, waarop ingevolge de regels
van het plan geen hoofdbebouwing is toegestaan en dat in beginsel behoort tot
de kavel(s) waarop de woning of het andere gebouw is geplaatst, zoals dat
blijkt uit kadastrale gegevens.
1.27
erker
een uitbreiding van het hoofdgebouw op de begane grond, geen
afzonderlijke ruimte zijnde, waarvan de bestemming overeenkomt met de
bestemming van het hoofdgebouw.
1.28
garagebedrijf
een bedrijf dat uitsluitend of in hoofdzaak is bestemd voor
verkoop, onderhoud en reparatie van motorvoertuigen, met dien verstande dat de
verkoop van motorbrandstoffen is uitgezonderd.
1.29
gebouw
elk bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke, overdekte geheel
of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.30
hoofdgebouw
een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie en/of
afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste bouwwerk is aan te
merken.
1.31
huishouden
de bewoning van een woning door:
-
een persoon;
-
meerdere personen in de vorm van een
samenlevingsverband, niet zijnde kamerverhuur.
1.32
horeca
het bedrijfsmatig verstrekken van dranken en/of etenswaren voor
gebruik ter plaatse, waarbij het doen beluisteren van overwegend mechanische
muziek en het gelegenheid geven tot dansen een wezenlijk onderdeel kunnen
vormen, alsmede het bedrijfsmatig verstrekken van logies.
1.33
kantoor
een ruimte of een complex van ruimten welke is bestemd om te
worden gebruikt voor administratieve werkzaamheden.
1.34
kwetsbaar object
een (beperkt) kwetsbaar object, zoals bedoeld in artikel 1
van het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen.
1.35
maatschappelijke voorzieningen
voorzieningen, bestemd voor medische en verzorgende,
sociaal-culturele, religieuze, militaire, educatieve en openbare
dienstverlenende instellingen.
1.36
mantelzorg
het bieden van zorg aan een ieder die hulpbehoevend is op het
fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten
organisatorisch verband.
1.37
meergezinswoning
een gebouw dat dient voor de huisvesting van meerdere huishoudens
in afzonderlijke woonruimten.
1.38
nadere eis
een nadere eis als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, sub d van
de Wet ruimtelijke ordening zoals deze luidt op het moment van terinzagelegging
van het ontwerpplan.
1.39
omgevingsvergunning
een vergunning voor het uitvoeren van een project dat invloed
heeft op de fysieke leefomgeving, op grond van de Wet algemene bepalingen
omgevingsrecht (hierna: Wabo).
1.40
omgevingsvergunning voor het afwijken
omgevingsvergunning voor het gebruiken van gronden of bouwwerken
in strijd met dit plan met toepassing van de in dit plan opgenomen regels
inzake afwijking, op grond van artikel 2.1 lid 1 onder c jo. artikel 2.12 lid 1
sub a onder 1 van de Wabo.
1.41
omgevingsvergunning voor het bouwen
omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk, op grond
van artikel 2.1 lid 1 onder a van de Wabo.
1.42
omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk,
geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden
omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen
bouwwerk zijnde, of werkzaamheden, op grond van artikel 2.1 lid 1 onder b van
de Wabo.
1.43
onderbouw
een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer
waarvan de
bovenkant minder dan 1,20 m boven het peil is gelegen.
1.44
ondergeschikte bouwdelen/bouwdelen van ondergeschikt
belang
bouwdelen van beperkte afmetingen, die buiten de hoofdmassa van
het hoofdgebouw uitsteken, zoals schoorstenen, antennemasten, windvanen,
vlaggenmasten, wolfseinden en andere ondergeschikte dakopbouwen.
1.45
ondergronds
beneden het peil.
1.46
peil
de gemiddelde hoogte van het aansluitende, afgewerkte terrein ter
plaatse van het bouwperceel.
1.47
prostitutiebedrijf
een inrichting of instelling gericht op het tegen betaling doen
plaatsvinden van seksuele omgang met prostituees op een naar buiten toe kenbare
wijze, zoals
een bordeel of escortservice.
1.48
seks- en/of pornobedrijf
een inrichting of instelling gericht op het doen plaatsvinden
van voorstellingen en/of vertoningen van erotische en/of pornografische aard
dan wel voor detailhandel in seks- en/of pornoartikelen, zoals een
seksbioscoop, seksclub, seksautomaat of sekswinkel.
1.49
staat van bedrijfsactiviteiten
een als bijlage bij deze regels behorende en daarvan onderdeel
uitmakende lijst van bedrijven en instellingen.
1.50
staat van horeca-activiteiten
een als bijlage bij deze regels behorende en daarvan onderdeel
uitmakende lijst van horecabedrijven.
1.51
verharden van wegen
het aanbrengen van een dichte deklaag in de vorm van
bijvoorbeeld klinkers, asfalt of beton.
1.52
verkoopvloeroppervlak
het totale vloeroppervlak van een winkel, dat voor het winkelend
publiek toegankelijk is.
1.53
voorste bouwgrens
de naar het verkeers- of verblijfsgebied gekeerde bouwgrens.
1.54
wijziging
een wijziging als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, sub a van
de Wet ruimtelijke ordening zoals deze luidt op het moment van terinzagelegging
van het ontwerpplan.
1.55
woning
een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van
één huishouden.
In deze regels wordt mede verstaan onder:
1.56
gebruiken
het doen gebruiken, laten gebruiken en in gebruik geven.
1.57
uitvoeren
het doen uitvoeren, laten uitvoeren en in uitvoering geven.
Bij de toepassing van deze regels
wordt als volgt gemeten:
2.1
afstand van een bouwwerk tot de zijdelingse grens
tussen de zijdelingse grens van
het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het
kortst is.
2.2
de goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de
druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.3
de bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte
bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te
stellen bouwonderdelen.
2.4
de inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde
van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van
daken en dakkapellen.
2.5
de oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de
scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het
afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.6
horizontale diepte van een bouwwerk
tussen het voorste en het achterste punt van het bouwwerk,
gemeten tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of de harten van
gemeenschappelijke scheidsmuren dan wel scheidslijnen en op het peil.
2.7
verticale diepte van een ondergronds bouwwerk
van het peil tot aan de bovenzijde van de afgewerkte vloer van
het ondergrondse (deel van het) bouwwerk.
2 bestemmingsregels
3.1
Bestemmingsomschrijving
De
voor "bedrijf" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a
bedrijven in de milieucategorieën 1 en 2 als vermeld in de staat
van bedrijfsactiviteiten;
b
verkooppunt voor motorbrandstoffen zonder lpg,
uitsluitend ter plaatse van de aanduiding “verkooppunt motorbrandstoffen zonder
lpg”;
alsmede voor:
c
erven;
d
nutsvoorzieningen;
e
parkeervoorzieningen;
f
water en voorzieningen ten behoeve van de
waterhuishouding;
g
overige bijbehorende voorzieningen;
met
bijbehorende:
h
gebouwen;
i
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
De
gronden binnen deze bestemming zijn tevens bestemd voor de doeleinden en bouwmogelijkheden
die in artikel 18 voor de betrokken bestemming zijn geregeld, inclusief de
daarin opgenomen afwijkingsbevoegdheden en/of omgevingsvergunningvereisten.
3.2
Bouwregels
Bouwen is uitsluitend toegestaan ten dienste van de in lid 3.1
omschreven doeleinden en met inachtneming van de volgende bepalingen:
a
Gebouwen mogen uitsluitend binnen de bouwvlakken worden
gebouwd.
b
De goothoogte en bouwhoogte van gebouwen alsmede de
gezamenlijke oppervlakte van gebouwen binnen een bouwvlak bedraagt niet meer
dan ter plaatse van de aanduiding “maximale goot- bouwhoogte en maximum
bebouwingspercentage” is aangegeven.
c
Nutsvoorzieningen mogen binnen en buiten de bouwvlakken
worden gebouwd, met dien verstande dat:
1 de
oppervlakte niet meer bedraagt dan 15 m²;
2 de
hoogte niet meer bedraagt dan 3 m.
d
De hoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag ten
hoogste bedragen:
-
van erfafscheidingen
voor
de voorste bouwgrens 1 m;
-
van erfafscheidingen in of
achter
de voorste bouwgrens 2 m;
-
van overige bouwwerken,
geen
gebouwen zijnde 3 m;
3.3
Afwijken van de bouwregels
3.3.1
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen
voor het afwijken van het bepaalde in
lid 3.2 onder d voor de realisatie van erfafscheidingen voor de voorste bouwgrens
met een hoogte van maximaal 2 m.
3.4
Specifieke gebruiksregels
3.4.1
Ten aanzien van de in lid 3.1 genoemde functies gelden
de volgende beperkingen:
a
Seks- en/of pornobedrijven en/of prostitutiebedrijven
zijn niet toegestaan.
b
Detailhandel en zelfstandige kantoren zijn niet
toegestaan, met uitzondering van ondergeschikte (productiegebonden)
detailhandel.
c
Verkooppunten voor motorbrandstoffen met lpg-verkoop
zijn niet toegestaan.
d
Inrichtingen als bedoeld in artikel 2.1 lid 3 van het Besluit
omgevingsrecht zijn niet toegestaan.
e
Het aantal bedrijven per bestemmingsvlak mag niet meer
bedragen dan het op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van het
plan bestaande aantal.
3.4.2
Onder verboden gebruik wordt tevens verstaan het
gebruik van (gedeelten) van de gebouwen voor een aan huis gebonden beroep of
een aan huis gebonden bedrijf.
3.5
Afwijken van de gebruiksregels
3.5.1
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen
voor het afwijken van het bepaalde in lid 3.1 voor de vestiging van een bedrijf
uit milieucategorie 3.1 als vermeld in de staat van bedrijfsactiviteiten, dan
wel voor de vestiging van een bedrijf dat naar aard en omvang van de
milieuhinder die het veroorzaakt gelijkgesteld kan worden aan een bedrijf behorende
tot milieucategorie 1 of 2, mits:
a
de aard en de activiteiten van het bedrijf geen afbreuk
veroorzaken op het woon- en leefklimaat in de omgeving.
3.5.2
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen
voor het afwijken van het bepaalde in lid 3.1, voor de uitoefening van een aan
huis gebonden beroep, mits:
a
de uitoefening van het aan huis gebonden beroep
plaatsvindt:
-
in een eengezinswoning of een tot deze woning behorend
bijgebouw;
-
op de begane grondverdieping van een meergezinswoning;
-
op de begane grondverdieping behorende tot een
bovenwoning;
b
het ten behoeve van het aan huis gebonden beroep in gebruik
te nemen vloeroppervlak niet meer bedraagt dan 30 m², met dien verstande dat de
woonfunctie primair en in ruimtelijke zin gehandhaafd blijft;
c
het gebruik geen onevenredige afbreuk veroorzaakt op de
verkeersafwikkeling en de parkeerbalans;
d
geen horeca en geen detailhandel plaatsvindt,
uitgezonderd een beperkte verkoop ondergeschikt aan de uitoefening van het aan
huis gebonden beroep;
e
de aard en de activiteiten van het bedrijf niet leiden
tot een onevenredige hinder voor het woonmilieu en een onevenredige afbreuk van
het woon- en leefklimaat in de omgeving.
4.1
Bestemmingsomschrijving
De
voor "bedrijf – nutsvoorziening" aangewezen gronden zijn bestemd
voor:
a
openbare nutsvoorzieningen;
alsmede
voor:
b
groenvoorzieningen en verhardingen;
c
overige bijbehorende voorzieningen;
met
bijbehorende:
d
gebouwen;
e
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
De
gronden binnen deze bestemming zijn tevens bestemd voor de doeleinden en bouwmogelijkheden
die in artikel 18 voor de betrokken bestemming zijn geregeld, inclusief de
daarin opgenomen afwijkingsbevoegdheden en/of omgevingsvergunningvereisten.
4.2
Bouwregels
Bouwen is uitsluitend toegestaan ten dienste van de in lid 4.1
omschreven doeleinden en met inachtneming van de volgende bepalingen:
a
Gebouwen mogen uitsluitend binnen de bouwvlakken worden
gebouwd.
b
De goothoogte en bouwhoogte van gebouwen mag ten
hoogste 4 m bedragen.
c
De hoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag ten
hoogste bedragen voor:
-
erfafscheidingen 2 m;
-
overige bouwwerken, geen gebouw zijnde 3
m.
5.1
Bestemmingsomschrijving
De voor "dienstverlening-zakelijk" aangewezen gronden
zijn bestemd voor:
a
dienstverlenende bedrijven, kantoren en instellingen op
financieel, juridisch of (ontwerp)-technisch gebied dan wel op het gebied van
communicatie, informatie en adviezen;
b
bestaande (inpandige) dienstwoningen, behorende bij de
ter plaatse gevestigde zakelijke dienstverlening;
alsmede
voor:
c
erven;
d
nutsvoorzieningen;
e
parkeervoorzieningen;
f
water en voorzieningen ten behoeve van de
waterhuishouding;
g
overige bijbehorende voorzieningen;
met bijbehorende:
h
hoofdgebouwen;
i
bijgebouwen;
j
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
5.2
Bouwregels
Bouwen is uitsluitend toegestaan ten dienste van de in lid 5.1
omschreven doeleinden en met inachtneming van de volgende bepalingen:
a
Gebouwen mogen uitsluitend binnen de bouwvlakken worden
gebouwd.
b
De goothoogte en bouwhoogte van gebouwen alsmede de
gezamenlijke oppervlakte van gebouwen binnen een bouwvlak bedraagt niet meer
dan ter plaatse van de aanduiding “maximale goot- bouwhoogte en maximum
bebouwingspercentage” is aangegeven.
c
De hoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag ten
hoogste bedragen:
-
van erfafscheidingen
voor de voorste bouwgrens 1 m;
-
van erfafscheidingen in of
achter
de voorste bouwgrens 2 m;
-
van overige bouwwerken,
geen
gebouwen zijnde 3 m.
d
Nutsvoorzieningen mogen binnen en buiten de bouwvlakken
worden gebouwd, met dien verstande dat:
1 de
oppervlakte niet meer bedraagt dan 15 m²;
2 de
hoogte niet meer bedraagt dan 3 m.
5.3
Afwijken van de bouwregels
a
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen
voor het afwijken van het bepaalde in lid 5.2 onder c voor de realisatie van
erfafscheidingen voor de voorste bouwgrens met een hoogte van maximaal 2 m.
6.1
Bestemmingsomschrijving
De voor
"gemengd" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
op
de verdieping(en):
a
wonen;
op de begane grond:
b
detailhandel in de vorm van een videotheek en/of een
dierenspeciaalzaak, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding “detailhandel”;
c
horeca, categorie I: aan de detailhandelsfunctie
verwante lichte horeca, als vermeld in de staat van horeca-activiteiten;
d
zakelijke dienstverlening;
e
maatschappelijke voorzieningen;
f
kantoren;
alsmede
voor:
g
erven en tuinen;
h
water en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
i
parkeervoorzieningen;
j
nutsvoorzieningen;
k
overige bijbehorende voorzieningen;
met bijbehorende:
l
hoofdgebouwen;
m
bijgebouwen;
n
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
6.2
Bouwregels
Bouwen is uitsluitend
toegestaan ten dienste van de in lid 6.1 omschreven doeleinden en met
inachtneming van de volgende bepalingen:
a
Hoofdgebouwen mogen binnen de bouwvlakken worden
gebouwd.
b
De voorgevel van gebouwen mag uitsluitend in de voorste
bouwgrens worden gebouwd.
c
De horizontale diepte van het hoofdgebouw mag ten hoogste
bedragen:
1
op de begane grond/eerste bouwlaag 15
m;
2
op de volgende bouwlagen 12,5 m,
met
dien verstande dat de afstand van de achtergevel tot de achterste grens van het
bouwperceel minimaal 5 m bedraagt;
d
Het gezamenlijk te bebouwen oppervlak van bijgebouwen
mag per bouwperceel ten hoogste 50% bedragen van de gronden gelegen buiten de bouwvlakken, tot een oppervlakte van maximaal 70 m²,
met dien verstande dat het oppervlak aan vrijstaande bijgebouwen maximaal 50 m²
mag bedragen.
e
Nutsvoorzieningen mogen binnen en buiten de bouwvlakken
worden gebouwd, met dien verstande dat:
1 de oppervlakte niet meer bedraagt dan 15 m²;
2 de hoogte niet meer bedraagt dan 3 m.
f
Bijgebouwen mogen uitsluitend op een afstand van ten
minste 2 m achter de vooste bouwgrens of de lijn in het verlengde daarvan
worden gebouwd.
g
De goot- en bouwhoogte van gebouwen mag niet meer
bedragen dan ter plaatse van de aanduiding “maximale goot- en bouwhoogte” is
aangegeven.
h
De goot- en/of bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen
zijnde, mag ten hoogste bedragen:
goothoogte bouwhoogte
- van
aangebouwde bijgebouwen hoogte eerste goothoogte+afstand
bouwlaag
tot perceelsgrens, tot
hoofdgebouw maximum van 5 m;
+0,25
m
- van
vrijstaande bijgebouwen 3 m goothoogte+afstand
tot
perceelsgrens, tot
maximum
van 5 m;
- van
erfafscheidingen
voor de voorste bouwgrens - 1
m;
- van
erfafscheidingen in of
achter de voorste bouwgrens - 2
m;
- van
overige bouwwerken,
geen gebouwen zijnde - 3 m.
6.3
Afwijken van de bouwregels
6.3.1
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen
voor het afwijken van het bepaalde in lid 6.2 onder g voor de realisatie van
erfafscheidingen voor de voorste bouwgrens met een hoogte van maximaal 2 m.
6.4
Specifieke gebruiksregels
6.4.1
Onder verboden gebruik als bedoeld in artikel 7.10 van
de Wet ruimtelijke ordening wordt tevens verstaan het gebruik van (vrijstaande)
bijgebouwen als zelfstandige woning en/of als afhankelijke woonruimte.
6.5
Afwijken van de gebruiksregels
6.5.1
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen
voor het afwijken van het bepaalde in lid 6.1, voor de uitoefening van een aan
huis gebonden beroep, mits:
a
de uitoefening van het aan huis gebonden beroep
plaatsvindt:
- in
een eengezinswoning of een tot deze woning behorend bijgebouw;
- op
de begane grondverdieping van een meergezinswoning;
- op
de begane grondverdieping behorende tot een bovenwoning;
b
het ten behoeve van het aan huis gebonden beroep in
gebruik te nemen vloeroppervlak niet meer bedraagt dan 30 m², met dien
verstande dat de woonfunctie primair en in ruimtelijke zin gehandhaafd blijft;
c
het gebruik geen onevenredige afbreuk veroorzaakt op de
verkeersafwikkeling en de parkeerbalans;
d
geen horeca en geen detailhandel plaatsvindt,
uitgezonderd een beperkte verkoop ondergeschikt aan de uitoefening van het aan
huis gebonden beroep;
e
de aard en de activiteiten van het bedrijf niet leiden
tot een onevenredige hinder voor het woonmilieu en een onevenredige afbreuk van
het woon- en leefklimaat in de omgeving.
6.5.2
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor
het afwijken van het bepaalde in lid 6.1, voor de uitoefening van een aan huis
gebonden bedrijf, mits:
a
de uitoefening van het aan huis gebonden bedrijf
plaatsvindt:
- in
een eengezinswoning of een tot deze woning behorend bijgebouw;
- op
de begane grondverdieping van een meergezinswoning;
- op
de begane grondverdieping behorende tot een bovenwoning;
b
het ten behoeve van het aan huis gebonden bedrijf in
gebruik te nemen bedrijfsvloeroppervlak niet meer bedraagt dan 30 m², met dien
verstande dat de woonfunctie primair en in ruimtelijke zin gehandhaafd blijft;
c
het aan huis gebonden bedrijf voorkomt in
milieucategorie 1 of 2 in de staat van bedrijfsactiviteiten of, voor wat
betreft de aard en omvang van de milieuhinder die het veroorzaakt, gelijk
gesteld kan worden aan een bedrijf behorende tot één van die milieucategorieën;
d
het gebruik geen onevenredige afbreuk veroorzaakt op de
verkeersafwikkeling en de parkeerbalans;
e
geen horeca en geen detailhandel plaatsvindt,
uitgezonderd een beperkte verkoop ondergeschikt aan de uitoefening van het aan
huis gebonden bedrijf;
f
de aard en de activiteiten van het bedrijf niet leiden
tot een onevenredige hinder voor het woonmilieu en een onevenredige afbreuk van
het woon- en leefklimaat in de omgeving.
6.5.3
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen
voor het afwijken van het bepaalde in lid 6.1 onder b voor de uitbreiding van
detailhandel op de verdieping, mits:
a
is aangetoond dat de uitbreiding ten behoeve van een
doelmatige bedrijfsvoering noodzakelijk is;
b
is aangetoond dat er geen uitbreidingsmogelijkheden op
de begane grond zijn;
c
de uitbreiding geen onevenredige afbreuk veroorzaakt op
de verkeersafwikkeling en de parkeerbalans;
d
de uitbreiding geen onevenredige afbreuk veroorzaakt op
het woon- en leefklimaat in de omgeving.
6.5.4
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen
voor het afwijken van het bepaalde in lid 6.4.1. voor het gebruik van een
(vrijstaand)bijgebouw als afhankelijke woonruimte, mits:
a
een dergelijke bewoning noodzakelijk is uit het oogpunt
van mantelzorg;
b
het gebruik beperkt blijft tot de in lid 5.2 onder d, f
en g genoemde bouwmogelijkheden voor bijgebouwen;
-
de belangen van de rechthebbenden op de aan het
bouwperceel grenzende gronden niet onevenredig worden geschaad.
6.6
Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en
wethouders zijn bevoegd de bestemming gemengde voorzieningen te wijzigen voor
wat betreft het verwijderen van één of beide aanduidingen als bedoeld in lid 6.1,
onder b, indien de betreffende activiteiten ter plaatse gedurende minimaal één
jaar zijn beëindigd en er geen redenen zijn om aan te nemen dat de activiteiten
op korte termijn worden voortgezet.
7.1
Bestemmingsomschrijving
De voor "groen" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a
een park, plantsoenen, groenstroken en overige
aanplanten;
alsmede
voor:
b
voet- en fietspaden;
c
speelvoorzieningen;
d
kunstuitingen;
e
geluidwerende voorzieningen;
f
nutsvoorzieningen;
g
inritten;
h
water en voorzieningen ten behoeve van de
waterhuishouding;
i
de bescherming van de aan de watergangen grenzende
gronden ter plaatse van de aanduiding “vrijwaringszone – watergang”;
met
bijbehorende:
j
bouwwerken, geen gebouw zijnde.
De
gronden binnen deze bestemming zijn tevens bestemd voor de doeleinden en bouwmogelijkheden
die in artikel 18 voor de betrokken bestemming zijn geregeld, inclusief de
daarin opgenomen afwijkingsbevoegdheden en/of omgevingsvergunningvereisten.
7.2
Bouwregels
Bouwen is uitsluitend toegestaan ten dienste van de in lid 7.1
omschreven doeleinden en met inachtneming van de volgende bepalingen:
a
Gebouwen zijn niet toegestaan.
b
De bouwhoogte van speelvoorzieningen mag ten hoogste 6
m bedragen.
c
De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen
zijnde, mag ten hoogste 2 m bedragen.
8.1
Bestemmingsomschrijving
De op de verbeelding voor "groen – natuur- en
landschapswaarden" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a
een park, plantsoenen, groenstroken en overige
aanplanten;
b
het beheer, de ontwikkeling en de bescherming van de natuurlijke
en landschappelijke waarden;
alsmede
voor:
c
voet- en fietspaden;
d
extensief recreatief medegebruik;
e
water en voorzieningen ten behoeve van de
waterhuishouding;
f
de bescherming van de aan de watergangen grenzende
gronden ter plaatse van de aanduiding “vrijwaringszone - watergang”.
De
gronden binnen deze bestemming zijn tevens bestemd voor de doeleinden en bouwmogelijkheden
die in artikel 18 voor de betrokken bestemming zijn geregeld, inclusief de
daarin opgenomen afwijkingsbevoegdheden en/of omgevingsvergunningvereisten.
8.2
Bouwregels
Op of
in deze gronden mogen geen bouwwerken worden gebouwd.
8.3
Afwijken van de bouwregels
8.3.1
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen
voor het afwijken van het bepaalde in lid 8.2 voor het bouwen van bouwwerken,
geen gebouwen zijnde. Hiervoor gelden de volgende bepalingen:
a
De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.
b
De gezamenlijke oppervlakte mag niet meer bedragen dan
15 m².
c
Het bevoegd gezag dient schriftelijk advies te hebben
ingewonnen bij een onafhankelijke natuur- en landschapsdeskundige met
betrekking tot de vraag of de aanwezige landschappelijke en natuurwaarden door
het verlenen van de omgevingsvergunning niet onevenredig c.q. onherstelbaar
worden aangetast.
d
8.4
Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werk, geen
bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
8.4.1
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning
op de in lid 8.1 bedoelde gronden de volgende andere-werken uit te voeren:
a
het afgraven of ophogen van gronden;
b
het aanleggen, veranderen of dempen van waterlopen
alsmede het verwijderen van oevervegetaties;
c
het aanleggen van bestratingen of andere
oppervlakteverhardingen;
d
het scheuren of omzetten van grasland;
e
het verwijderen, kappen, rooien of beschadigen van
bomen of andere houtgewassen die ten tijde van het van kracht worden van het
plan aanwezig zijn;
f
het planten van bomen en andere houtige gewassen, ter
plaatse waar deze gronden hiermee niet beplant waren ten tijde van het van
kracht worden van het plan;
g
de aanleg van oeverbeschoeiingen, kaden of
aanlegplaatsen.
8.4.2
Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 8.4.1
mag alleen en moet worden geweigerd, indien door de uitvoering van het
ander-werk, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te
verwachten gevolgen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de
landschappelijke en natuurlijke waarden van het gebied en hieraan door het stellen
van voorwaarden niet of onvoldoende tegemoet kan worden gekomen.
8.4.3
Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 8.4.1 wordt
niet verleend dan nadat het bevoegd gezag daarover een advies heeft ingewonnen
van een onafhankelijke natuur- en landschapsdeskundige.
8.4.4
Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 8.4.1
is niet vereist voor:
a
andere-werken, behorende bij het normale onderhoud,
gebruik en beheer;
b
andere-werken, welke op het tijdstip van het van kracht
worden van het plan in uitvoering waren of konden worden uitgevoerd krachtens
een vóór dat tijdstip geldende dan wel aangevraagde omgevingsvergunning.
9.1
Bestemmingsomschrijving
De voor "horeca-2" aangewezen gronden zijn bestemd
voor:
a
HII overige lichte horeca, als vermeld in de staat van
horeca-activiteiten;
b
bestaande (inpandige) bedrijfswoningen, behorende bij
het ter plaatse gevestigde bedrijf;
alsmede
voor:
c
terrassen;
d
erven;
e
nutsvoorzieningen;
f
parkeervoorzieningen;
g
water en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
h
overige bijbehorende voorzieningen;
met bijbehorende:
i
hoofdgebouwen;
j
bijgebouwen;
k
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
De
gronden binnen deze bestemming zijn tevens bestemd voor de doeleinden en bouwmogelijkheden
die in artikel 18 voor de betrokken bestemming zijn geregeld, inclusief de
daarin opgenomen afwijkingsbevoegdheden en/of omgevingsvergunningvereisten.
9.2
Bouwregels
Bouwen is uitsluitend toegestaan ten dienste van de in lid 9.1
omschreven doeleinden en met inachtneming van de volgende bepalingen:
a
Gebouwen mogen uitsluitend binnen de bouwvlakken worden
gebouwd.
b
De goothoogte en bouwhoogte van gebouwen alsmede de
gezamenlijke oppervlakte van gebouwen binnen een bouwvlak bedraagt maximaal ter
plaatse van de aanduiding “maximale goot- bouwhoogte en maximum
bebouwingspercentage” is aangegeven.
c
De hoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag ten
hoogste bedragen:
-
van erfafscheidingen
voor de voorste bouwgrens 1
m;
-
van erfafscheidingen in of
achter de voorste bouwgrens 2
m;
-
van overige bouwwerken,
geen gebouwen zijnde 3 m.
d
Nutsvoorzieningen mogen binnen en buiten de bouwvlakken
worden gebouwd, met dien verstande dat:
1
de oppervlakte niet meer bedraagt dan 15 m²;
2
de hoogte niet meer bedraagt dan 3 m.
9.3
Afwijken van de bouwregels
9.3.1
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen
voor het afwijken van het bepaalde in lid 9.2 onder c voor de realisatie van
erfafscheidingen voor de voorste bouwgrens met een hoogte van maximaal 2 m.
9.4
Afwijken van de gebruiksregels
9.4.1
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen
voor het afwijken van het bepaalde in lid 9.1 voor:
a
de vestiging van horecabedrijven in een lagere
categorie dan aangegeven;
b
horeca-activiteiten die niet zijn vermeld in de staat
van horeca-activiteiten, mits:
1
de horeca-activiteiten voor wat betreft de aard en
omvang van de milieuhinder die zij veroorzaken, gelijk gesteld kunnen worden
aan horeca-activiteiten behorende tot categorie II als vermeld in de staat van
horeca-activiteiten;
2
de horeca-activiteiten niet leiden tot een onevenredige
inbreuk op het woon- en leefklimaat in de omgeving.
10.1
Bestemmingsomschrijving
De voor "maatschappelijk” aangewezen gronden zijn bestemd
voor:
a
instellingen en voorzieningen op medisch,
sociaal-cultureel, educatief of religieus gebied dan wel op het gebied van
sport en recreatie of openbaar bestuur, waaronder begrepen bejaarden- en
verzorgingstehuizen;
b
ondergeschikte horeca en detailhandel ten dienste van
de onder a genoemde doeleinden;
c
bestaande (inpandige) bedrijfswoningen, behorende bij
de ter plaatse gevestigde maatschappelijke voorziening;
alsmede
voor:
d
erven;
e
nutsvoorzieningen;
f
parkeervoorzieningen;
g
water en voorzieningen ten behoeve van de
waterhuishouding;
h
overige bijbehorende voorzieningen;
i
de bescherming van de aan de watergangen grenzende
gronden ter plaatse van de aanduiding “vrijwaringszone – watergang”;
met bijbehorende:
j
gebouwen;
k
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
10.1.2
Voor zover op de verbeelding de aanduiding “specifieke
bouwaanduiding - gemeentelijk monument” is aangegeven, zijn de gronden tevens
aangewezen voor het behoud van monumentale waarden.
De
gronden binnen deze bestemming zijn tevens bestemd voor de doeleinden en bouwmogelijkheden
die in artikel 18 voor de betrokken bestemming zijn geregeld, inclusief de
daarin opgenomen afwijkingsbevoegdheden en/of omgevingsvergunningvereisten.
10.2
Bouwregels
Bouwen is uitsluitend toegestaan ten dienste van de in lid 10.1
omschreven doeleinden en met inachtneming van de volgende bepalingen:
a
Gebouwen mogen uitsluitend binnen de bouwvlakken worden
gebouwd.
b
De goothoogte en bouwhoogte van gebouwen alsmede de
gezamenlijke oppervlakte van gebouwen binnen een bouwvlak bedraagt maximaal ter
plaatse van de aanduiding “maximale goot- bouwhoogte en maximum
bebouwingspercentage” is aangegeven.
c
De hoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, bedraagt
maximaal voor:
-
erfafscheidingen
2
m;
-
overige bouwwerken, geen gebouw zijnde 3 m.
d
Nutsvoorzieningen mogen binnen en buiten de bouwvlakken
worden gebouwd, met dien verstande dat:
1
de oppervlakte niet meer bedraagt dan 15 m²;
2
de hoogte niet meer bedraagt dan 3 m.
11.1
Bestemmingsomschrijving
De voor "recreatie – volkstuin" aangewezen gronden zijn
bestemd voor:
a
de teelt van
voedings- en/of siergewassen op kleine schaal en daarmee samenhangend gebruik van de grond.
alsmede
voor:
b
groenvoorzieningen;
c
water en voorzieningen ten behoeve van de
waterhuishouding;
met
bijbehorende:
d
gebouwen;
e
bouwwerken, geen gebouw zijnde.
11.2
Bouwregels
Bouwen is uitsluitend toegestaan ten dienste van de in lid 11.1
omschreven doeleinden en met inachtneming van de volgende bepalingen:
a
Gebouwen in de vorm van tuinhuisjes en bergingen zijn
toegestaan waarbij de oppervlakte niet meer dan 10 m² en de bouwhoogte niet meer dan 3 m
mag bedragen.
b
De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag
ten hoogste 2 m bedragen.
12.1
Bestemmingsomschrijving
De voor "sport" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a
binnen- en buitensportbeoefening;
alsmede
voor:
b
ondergeschikte horeca en detailhandel ten dienste van
de onder a genoemde doeleinden;
c
speelvoorzieningen;
d
groenvoorzieningen;
e
water en voorzieningen ten behoeve van de
waterhuishouding;
f
parkeervoorzieningen;
g
nutsvoorzieningen;
h
voorzieningen ten behoeve van de telecommunicatie;
i
overige bijbehorende voorzieningen;
met bijbehorende:
j
gebouwen;
k
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
De
gronden binnen deze bestemming zijn tevens bestemd voor de doeleinden en bouwmogelijkheden
die in artikel 18 voor de betrokken bestemming zijn geregeld, inclusief de
daarin opgenomen afwijkingsbevoegdheden en/of omgevingsvergunningvereisten.
12.2
Bouwregels
Bouwen is uitsluitend toegestaan ten dienste van de in lid 12.1
omschreven doeleinden en met inachtneming van de volgende bepalingen:
a
Gebouwen mogen uitsluitend binnen de bouwvlakken worden
gebouwd.
b
De goothoogte en bouwhoogte van gebouwen alsmede de
gezamenlijke oppervlakte van gebouwen binnen een bouwvlak bedraagt niet meer
dan ter plaatse van de aanduiding “maximale goot- bouwhoogte en maximum
bebouwingspercentage” is aangegeven.
c
De hoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, bedraagt
maximaal voor:
-
erfafscheidingen 2
m;
-
speelvoorzieningen 6
m;
-
lichtmasten 9 m;
-
masten t.b.v. de telecommunicatie 20
m;
-
overige bouwwerken, geen gebouw zijnde 3
m.
d
Nutsvoorzieningen mogen binnen en buiten de bouwvlakken
worden gebouwd, met dien verstande dat:
1
de oppervlakte niet meer bedraagt dan 15 m²;
2
de hoogte niet meer bedraagt dan 3 m.
13.1
Bestemmingsomschrijving
De voor "tuin" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a
tuin;
alsmede
voor:
b
water en voorzieningen ten behoeve van de
waterhuishouding;
c
nutsvoorzieningen;
d
parkeervoorzieningen;
e
de bescherming van de aan de watergangen grenzende
gronden ter plaatse van de aanduiding “vrijwaringszone – watergang”;
met
bijbehorende:
f
gebouwen;
g
bouwwerken, geen gebouw zijnde.
De
gronden binnen deze bestemming zijn tevens bestemd voor de doeleinden en bouwmogelijkheden
die in artikel 18 voor de betrokken bestemming zijn geregeld, inclusief de
daarin opgenomen afwijkingsbevoegdheden en/of omgevingsvergunningvereisten.
13.2
Bouwregels
Bouwen is uitsluitend toegestaan:
a
ten dienste van de in lid 13.1 omschreven doeleinden en
met inachtneming van de volgende bepalingen:
1
uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde, zijn
toegestaan;
2
de hoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, ten hoogste
mag bedragen:
-
van erfafscheidingen
voor de voorste bouwgrens 1 m;
-
van erfafscheidingen in of
achter de voorste bouwgrens 2 m;
-
van overige bouwwerken,
geen
gebouwen zijnde 3 m;
b
ten dienste van de in artikel 13.1 omschreven
doeleinden ten behoeve van tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden,
trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, erkers,
entreeportalen, veranda’s en afdaken, mits:
1
de overschrijding niet meer bedraagt dan 1,5 m;
2
de hoogte van erkers, entreeportalen en veranda’s niet
meer bedraagt dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het betreffende gebouw +
0,25 m;
3
de breedte van erkers, entreeportalen en veranda’s niet
meer bedraagt dan 60% van de breedte van de betreffende gevel van het gebouw.
13.3
Afwijken van de bouwregels
13.3.1
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen
voor het afwijken van het bepaalde in lid 13.2 onder a voor de realisatie van
erfafscheidingen voor de voorste bouwgrens met een hoogte van maximaal 2 m.
14.1
Bestemmingsomschrijving
De voor "verkeer" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a
wegen en voet- en fietspaden ten behoeve van doorgaand
en overig verkeer;
alsmede voor:
b
parkeervoorzieningen en andere openbare ruimten;
c
groenvoorzieningen;
d
kunstuitingen;
e
water en voorzieningen ten behoeve van de
waterhuishouding;
f
nutsvoorzieningen;
g
overige bijbehorende voorzieningen;
h
de bescherming van de aan de watergangen grenzende
gronden ter plaatse van de aanduiding “vrijwaringszone – watergang”;
met bijbehorende:
i
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
De
gronden binnen deze bestemming zijn tevens bestemd voor de doeleinden en bouwmogelijkheden
die in artikel 18 voor de betrokken bestemming zijn geregeld, inclusief de
daarin opgenomen afwijkingsbevoegdheden en/of omgevingsvergunningvereisten.
14.2
Bouwregels
Bouwen is uitsluitend toegestaan ten dienste van de in lid 14.1
omschreven doeleinden en met inachtneming van de volgende bepalingen:
a
Nutsvoorzieningen mogen worden gebouwd, met dien verstande
dat:
1 de
oppervlakte niet meer bedraagt dan 15 m²;
2 de hoogte
niet meer bedraagt dan 3 m;
b
De hoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag ten
hoogste bedragen:
-
van verlichting 6 m;
-
van voorzieningen voor de verkeersgeleiding 10 m;
-
van kunstuitingen 12
m;
-
van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde 2 m.
15.1
Bestemmingsomschrijving
De voor "verkeer – garage" aangewezen gronden zijn
bestemd voor:
a
stalling van auto’s en (motor)voertuigen;
alsmede voor:
b
overige bijbehorende voorzieningen;
met bijbehorende:
c
gebouwen;
d
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
De
gronden binnen deze bestemming zijn tevens bestemd voor de doeleinden en bouwmogelijkheden
die in artikel 18 voor de betrokken bestemming zijn geregeld, inclusief de
daarin opgenomen afwijkingsbevoegdheden en/of omgevingsvergunningvereisten.
15.2
Bouwregels
Bouwen is uitsluitend toegestaan ten dienste van de in lid 15.1
omschreven doeleinden en met inachtneming van de volgende bepalingen:
a
Gebouwen mogen uitsluitend binnen de bouwvlakken worden
gebouwd.
b
De goothoogte en bouwhoogte van gebouwen mag ten
hoogste 3 m bedragen.
c
De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag
ten hoogste 2 m bedragen.
16.1
Bestemmingsomschrijving
De voor "water" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a
aan- en afvoer van water;
b
waterhuishouding;
c
waterberging;
alsmede voor:
d
oevers en kaden;
e
groenvoorzieningen;
f
overige bijbehorende voorzieningen;
met bijbehorende:
g
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals bruggen,
duikers en oeverbeschoeiingen.
De
gronden binnen deze bestemming zijn tevens bestemd voor de doeleinden en bouwmogelijkheden
die in artikel 18 voor de betrokken bestemming zijn geregeld, inclusief de
daarin opgenomen afwijkingsbevoegdheden en/of omgevingsvergunningvereisten.
16.2
Bouwregels
Bouwen is uitsluitend toegestaan ten dienste van de in lid 16.1
omschreven doeleinden en met inachtneming van de volgende bepalingen:
a
Gebouwen zijn niet toegestaan.
b
De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag
ten hoogste 2 m bedragen.
17.1
Bestemmingsomschrijving
De voor "wonen" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a
wonen;
b
een aan huis gebonden beroep en/of een aan huis
gebonden bedrijf, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding “bedrijf aan huis”;
c
detailhandel, uitsluitend op de begane grond ter
plaatse van de aanduiding “detailhandel”;
alsmede
voor:
d
erven;
e
water en voorzieningen ten behoeve van de
waterhuishouding;
f
nutsvoorzieningen;
g
de bescherming van de aan de watergangen grenzende
gronden ter plaatse van de aanduiding “vrijwaringszone – watergang”;
met bijbehorende:
h
hoofdgebouwen;
i
bijgebouwen;
j
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
De
gronden binnen deze bestemming zijn tevens bestemd voor de doeleinden en bouwmogelijkheden
die in artikel 18 voor de betrokken bestemming zijn geregeld, inclusief de
daarin opgenomen afwijkingsbevoegdheden en/of omgevingsvergunningvereisten.
17.2
Bouwregels
Bouwen is uitsluitend toegestaan ten dienste van de in lid 17.1
omschreven doeleinden en met inachtneming van de volgende bepalingen:
a
Hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen de bouwvlakken
worden gebouwd.
b
Nieuwbouw van hoofdgebouwen is niet toegestaan, met
uitzondering van vervangende nieuwbouw en nieuwbouw ter plaatse van de
aanduiding “specifieke bouwaanduiding – nieuwbouw”.
c
De voorgevel van hoofdgebouwen mag uitsluitend in de
voorste bouwgrens worden gebouwd.
d
De horizontale diepte van het hoofdgebouw mag ten
hoogste bedragen:
1 op
de begane grond/eerste bouwlaag 15
m;
2 op
de volgende bouwlagen 12,5 m,
met dien verstande dat de afstand van de achtergevel tot de
achterste grens van het bouwperceel minimaal 5 m bedraagt.
e
Het gezamenlijk te bebouwen oppervlak van bijgebouwen
mag per bouwperceel ten hoogste 50% bedragen van de gronden gelegen buiten de
bouwvlakken, tot een oppervlakte van maximaal 70 m², met dien verstande dat het
oppervlak aan vrijstaande bijgebouwen maximaal 50 m² mag bedragen.
f
Bijgebouwen mogen uitsluitend op een afstand van ten
minste 2 m achter de voorste bouwgrens of de lijn in het verlengde daarvan
worden gebouwd.
g
De goot- en bouwhoogte van hoofdgebouwen mag niet meer
bedragen dan ter plaatse van de aanduiding “maximale goot- en bouwhoogte” is
aangegeven.
h
De goot- en/of bouwhoogte van gebouwen en bouwwerken,
geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste bedragen:
goothoogte bouwhoogte
-
van aangebouwde bijgebouwen hoogte eerste goothoogte+afstand
bouwlaag tot perceelsgrens, tot
hoofdgebouw maximum van 5 m;
+0,25
m
-
van vrijstaande bijgebouwen 3 m goothoogte+afstand
tot perceelsgrens, tot
maximum
van 5 m;
-
van erfafscheidingen
voor de
voorste bouwgrens - 1 m;
- van
erfafscheidingen in of
achter de voorste bouwgrens - 2
m;
- van
overige bouwwerken,
geen gebouwen zijnde - 3 m.
17.3
Afwijken van de bouwregels
17.3.1
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen
voor het afwijken van het bepaalde in lid 17.2 onder h voor de realisatie van
erfafscheidingen voor de voorste bouwgrens met een hoogte van maximaal 2 m.
17.4
Specifieke gebruiksregels
17.4.1
Onder verboden gebruik als bedoeld in artikel 7.10 van
de Wet ruimtelijke ordening wordt tevens verstaan het gebruik van
(vrijstaande)bijgebouwen als zelfstandige woning en/of als afhankelijke
woonruimte.
17.4.2
Ter plaatse van de aanduiding “bedrijf aan huis” is de
vestiging van een aan huis gebonden beroep of een aan huis gebonden bedrijf
toegestaan, mits:
a
de uitoefening van het aan huis gebonden beroep/bedrijf
in de woning plaatsvindt;
b
het ten behoeve van het aan huis gebonden
beroep/bedrijf in gebruik te nemen vloeroppervlak niet meer bedraagt dan 30 m²,
met dien verstande dat de woonfunctie primair en in ruimtelijke zin gehandhaafd
blijft;
c
het aan huis gebonden bedrijf voorkomt in
milieucategorie 1 of 2 in de staat van bedrijfsactiviteiten of, voor wat
betreft de aard en omvang van de milieuhinder die het veroorzaakt, gelijk
gesteld kan worden aan een bedrijf behorende tot één van die milieucategorieën
d
het gebruik geen onevenredige afbreuk veroorzaakt op de
verkeersafwikkeling en de parkeerbalans;
e
geen horeca en geen detailhandel plaatsvindt,
uitgezonderd een beperkte verkoop ondergeschikt aan de uitoefening van het aan
huis gebonden beroep/bedrijf;
f
de aard en de activiteiten van het beroep/bedrijf niet
leiden tot een onevenredige hinder voor het woonmilieu en een onevenredige
afbreuk van het woon- en leefklimaat in de omgeving.
17.5
Afwijken van de gebruiksregels
17.5.1
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen
voor het afwijken van het bepaalde in lid 17.1, voor de uitoefening van een aan
huis gebonden beroep, mits:
a
de uitoefening van het aan huis gebonden beroep
plaatsvindt:
-
in een eengezinswoning of een tot deze woning behorend
bijgebouw;
-
op de begane grondverdieping van een meergezinswoning;
-
op de begane grondverdieping behorende tot een
bovenwoning;
b
het ten behoeve van het aan huis gebonden beroep in
gebruik te nemen vloeroppervlak niet meer bedraagt dan 30 m², met dien
verstande dat de woonfunctie primair en in ruimtelijke zin gehandhaafd blijft;
c
het gebruik geen onevenredige afbreuk veroorzaakt op de
verkeersafwikkeling en de parkeerbalans;
d
geen horeca en geen detailhandel plaatsvindt,
uitgezonderd een beperkte verkoop ondergeschikt aan de uitoefening van het aan
huis gebonden beroep;
e
de aard en de activiteiten van het bedrijf niet leiden
tot een onevenredige hinder voor het woonmilieu en een onevenredige afbreuk van
het woon- en leefklimaat in de omgeving.
17.5.2
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen
voor het afwijken van het bepaalde in lid 17.1, voor de uitoefening van een aan
huis gebonden bedrijf, mits:
a
de uitoefening van het aan huis gebonden bedrijf
plaatsvindt:
-
in een eengezinswoning of een tot deze woning behorend
bijgebouw;
-
op de begane grondverdieping van een meergezinswoning;
-
op de begane grondverdieping behorende tot een
bovenwoning;
-
het ten behoeve van het aan huis gebonden bedrijf in
gebruik te nemen bedrijfsvloeroppervlak niet meer bedraagt dan 30 m², met dien
verstande dat de woonfunctie primair en in ruimtelijke zin gehandhaafd
blijft;het aan huis gebonden bedrijf voorkomt in milieucategorie 1 of 2 in de
staat van bedrijfsactiviteiten of, voor wat betreft de aard en omvang van de
milieuhinder die het veroorzaakt, gelijk gesteld kan worden aan een bedrijf
behorende tot één van die milieucategorieën;
b
het gebruik geen onevenredige afbreuk veroorzaakt op de
verkeersafwikkeling en de parkeerbalans;
c
geen horeca en geen detailhandel plaatsvindt,
uitgezonderd een beperkte verkoop ondergeschikt aan de uitoefening van het aan
huis gebonden bedrijf;
d
de aard en de activiteiten van het bedrijf niet leiden
tot een onevenredige hinder voor het woonmilieu en een onevenredige afbreuk van
het woon- en leefklimaat in de omgeving.
a
een dergelijke bewoning noodzakelijk is uit het oogpunt
van mantelzorg;
b
het gebruik beperkt blijft tot de in lid 3.2 onder e, f
en h genoemde bouwmogelijkheden voor bijgebouwen;
c
de belangen van de rechthebbenden op de aan het
bouwperceel grenzende gronden niet onevenredig worden geschaad.
18.1
Bestemmingsomschrijving
De voor “waarde – archeologie 1” aangewezen
gronden zijn tevens bestemd voor:
a
doeleinden ter bescherming van de archeologische
waarden.
Deze bestemming is primair ten opzichte van
de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen.
18.2
Bouwregels
In afwijking van het
bepaalde in artikel 3 tot en met 17 van deze regels, mogen op de in lid 18.1
genoemde gronden geen gebouwen worden gebouwd, met uitzondering van:
a
ver-/nieuwbouw van bestaande gebouwen ten behoeve van
het bepaalde in artikel 3 tot en met 17 van deze regels, waarbij de bestaande
oppervlakte van het gebouw, gelegen op minder dan 1 meter boven peil, niet
wordt vergroot of veranderd;
b
de bouw van een (bij)gebouw of een uitbreiding van een
bestaand gebouw van ten hoogste 50 m²
en graafwerkzaamheden dieper dan 30 cm.
18.3
Afwijken van de bouwregels
18.3.1
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen
voor het afwijken van het bepaalde in lid 18.2, voor het bouwen van gebouwen in
overeenstemming met het bepaalde in artikel 3 tot en met 17 van deze regels,
groter dan 50 m²,
indien is gebleken dat het oprichten van het gebouw niet zal leiden tot een
verstoring van de archeologische waarden.
18.3.2
Voor zover het oprichten van het bouwwerk, waarvoor een
omgevingsvergunning wordt gevraagd, kan leiden tot een verstoring van
archeologisch materiaal, kan het bevoegd gezag een omgevingsvergunning verlenen
voor het afwijken van het bepaalde in lid 18.2, indien aan de omgevingsvergunning
de volgende voorschriften worden verbonden:
a
de verplichting tot het treffen van technische
maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
b
de verplichting tot het doen van opgravingen, of
c
de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten
begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische
monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning
te stellen kwalificaties.
18.3.3
De omgevingsvergunning wordt niet verleend dan nadat de
aanvrager een rapport heeft overlegd, waarin de archeologische waarde van het
terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het
bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.
18.4
Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werk, geen
bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
18.4.1
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning
op de in lid 18.1 bedoelde gronden de volgende andere-werken uit te voeren:
a
het vergraven, afgraven en egaliseren van gronden,
dieper dan 0,30 m;
b
het aanbrengen van diepwortelende beplantingen;
c
het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden,
parkeergelegenheden en andere oppervlakteverhardingen;
d
heien, draineren en diepwoelen.
18.4.2
Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 18.4.1 mag
alleen en moet worden geweigerd indien door het uitvoeren van de andere-werken,
dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen
van deze andere-werken en werkzaamheden zullen leiden tot een verstoring van de
archeologische waarden.
18.4.3
Voor zover de in lid 18.4.1 genoemde werken en
werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en
werkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan
de omgevingsvergunning worden verleend, indien aan de omgevingsvergunning de
volgende voorschriften worden verbonden:
a
de verplichting tot het treffen van technische maatregelen,
waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
b
de verplichting tot het doen van opgravingen, of
c
de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten
begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg
die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen
kwalificaties.
18.4.4
De omgevingsvergunning wordt niet verleend dan nadat de
aanvrager een rapport heeft overgelegd, waarin de archeologische waarde van het
terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het
bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.
18.4.5
Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 18.4.1 is
niet vereist voor:
a
mede op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond
dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden
geschaad;
b
mede op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond
dat archeologische waarden op de betrokken locatie niet aanwezig zijn;
c
de werken een oppervlakte hebben tot ten hoogte 50 m²
of smaller zijn dan 1,5 m;
d
d er reeds een
omgevingsvergunning of ontgrondingvergunning is verleend;
e
de werken reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van
in werking treden van het plan;
f
de werken behoren tot het normale onderhoud en beheer
van de gronden;
g
de werken ten dienste van archeologisch onderzoek
worden uitgevoerd.
18.5
Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en
wethouders zijn bevoegd de bestemming de bestemming waarde –archeologie 1 te
wijzigen door:
a
de bestemming waarde – archeologie 1 geheel of
gedeeltelijk te verwijderen, indien op basis van archeologisch onderzoek blijkt
dat er geen sprake is van een verstoring van de archeologische waarden;
b
de bestemming waarde – archeologie 1 toe te kennen aan
gronden, indien op basis van archeologisch onderzoek blijkt dat, gelet op de
archeologische waarde, de begrenzing van de dubbelbestemming aanpassing
behoeft.
19.1
Bestemmingsomschrijving
De voor “waarde – archeologie 2” aangewezen
gronden zijn tevens bestemd voor:
a
doeleinden ter bescherming van de archeologische
waarden.
Deze bestemming is primair ten opzichte van
de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen.
19.2
Bouwregels
In afwijking van het
bepaalde in artikel 3 tot en met 17 van deze regels, mogen op de in lid 18.1
genoemde gronden geen gebouwen worden gebouwd, met uitzondering van:
a
ver-/nieuwbouw van bestaande gebouwen ten behoeve van
het bepaalde in artikel 3 tot en met 17 van deze regels, waarbij de bestaande
oppervlakte van het gebouw, gelegen op minder dan 1 meter boven peil, niet
wordt vergroot of veranderd;
b
de bouw van een (bij)gebouw of een uitbreiding van een
bestaand gebouw van ten hoogste 500 m²
en graafwerkzaamheden dieper dan 30 cm.
19.3
Afwijken van de bouwregels
19.3.1
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen
voor het afwijken van het bepaalde in lid 19.2, voor het bouwen van gebouwen in
overeenstemming met het bepaalde in artikel 3 tot en met 17 van deze regels,
groter dan 500 m²,
indien is gebleken dat het oprichten van het gebouw niet zal leiden tot een
verstoring van de archeologische waarden.
19.3.2
Voor zover het oprichten van het bouwwerk, waarvoor een
omgevingsvergunning wordt gevraagd, kan leiden tot een verstoring van
archeologisch materiaal, kan het bevoegd gezag een omgevingsvergunning verlenen
voor het afwijken van het bepaalde in lid 19.2, indien aan de
omgevingsvergunning de volgende voorschriften worden verbonden:
a
De verplichting tot het treffen van technische
maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden.
b
De verplichting tot het doen van opgravingen, of
c
De verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten
begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische
monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de
omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
19.3.3
De omgevingsvergunning wordt niet verleend dan nadat de
aanvrager een rapport heeft overlegd, waarin de archeologische waarde van het
terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het
bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.
19.4
Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werk, geen
bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
19.4.1
Het is verboden zonder of in afwijking van een
omgevingsvergunning op de in lid 19.1 bedoelde gronden de volgende
andere-werken uit te voeren:
a
het vergraven, afgraven en egaliseren van gronden,
dieper dan 0,30 m;
b
het aanbrengen van diepwortelende beplantingen;
c
het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden,
parkeergelegenheden en andere oppervlakteverhardingen;
d
heien, draineren en diepwoelen.
19.4.2
Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 19.4.1 mag
alleen en moet worden geweigerd indien door het uitvoeren van de andere-werken,
dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen
van deze andere-werken en werkzaamheden zullen leiden tot een verstoring van de
archeologische waarden.
19.4.3
Voor zover de in lid 19.4.1 genoemde werken en
werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en
werkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan
de omgevingsvergunning worden verleend, indien aan de omgevingsvergunning de
volgende voorschriften worden verbonden:
a
de verplichting tot het treffen van technische
maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
b
de verplichting tot het doen van opgravingen, of
c
de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten
begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische
monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de
omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
19.4.4
De omgevingsvergunning wordt niet verleend dan nadat de
aanvrager een rapport heeft overgelegd, waarin de archeologische waarde van het
terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het
bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.
19.4.5
Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 19.4.1 is
niet vereist voor:
a
mede op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond
dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden
geschaad;
b
mede op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond
dat archeologische waarden op de betrokken locatie niet aanwezig zijn;
c
de werken een oppervlakte hebben tot ten hoogte 500 m²
of smaller zijn dan 1,5 m;
d
d er reeds een
omgevingsvergunning of ontgrondingvergunning is verleend;
e
de werken reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van
in werking treden van het plan;
f
de werken behoren tot het normale onderhoud en beheer
van de gronden;
g
de werken ten dienste van archeologisch onderzoek
worden uitgevoerd.
19.5
Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders
zijn bevoegd de bestemming de bestemming waarde –archeologie 1 te wijzigen
door:
a
de bestemming waarde – archeologie 2 geheel of
gedeeltelijk te verwijderen, indien op basis van archeologisch onderzoek blijkt
dat er geen sprake is van een verstoring van de archeologische waarden;
b
de bestemming waarde – archeologie 2 toe te kennen aan
gronden, indien op basis van archeologisch onderzoek blijkt dat, gelet op de
archeologische waarde, de begrenzing van de dubbelbestemming aanpassing
behoeft.
Grond die eenmaal in
aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is
gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere
bouwplannen buiten beschouwing.
Een percentage, geeft aan hoeveel van het
bouwvlak van het desbetreffende bouwperceel ten hoogste mag worden bebouwd met
gebouwen en overkappingen. Bij het ontbreken van een percentage mag het
bouwvlak volledig worden bebouwd, tenzij in hoofdstuk 2 anders is bepaald.
21.2
Ondergronds bouwen
Het bepaalde in deze regels omtrent de
situering, de horizontale diepte en de oppervlakte van bouwwerken, alsmede het
bebouwingspercentage, is op overeenkomstige wijze van toepassing op ondergronds
bouwen, met dien verstande dat de verticale diepte van ondergrondse bouwwerken
niet meer dan 5 m mag bedragen.
21.3
Bestaande afmetingen, afstanden en percentages
21.3.1
In die gevallen dat de goothoogte, bouwhoogte,
oppervlakte, inhoud, horizontale dan wel verticale diepte en/of de afstand tot
enige lijn van bouwwerken, die in overeenstemming met het bepaalde in de Wet
algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand zijn gekomen, op het tijdstip van
terinzagelegging van het ontwerp van het plan minder dan wel meer bedraagt dan
in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven
respectievelijk toegestaan, geldt die goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte,
inhoud, horizontale dan wel verticale diepte en/of afstand in afwijking daarvan
als minimaal respectievelijk maximaal toegestaan.
21.3.2
In die gevallen dat een bebouwingspercentage, dat in
overeenstemming met het bepaalde in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot
stand is gekomen, op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van het
plan meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels zijn
voorgeschreven, geldt dat bebouwingspercentage in afwijking daarvan als
maximaal toegestaan.
Onder verboden gebruik wordt in elk geval verstaan:
a
een gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats
van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het
normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
b
een gebruik van gronden als stallings- en/of
opslagplaats van één of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar-
of vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de
bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
c
een gebruik van gronden en bouwwerken voor inrichtingen
als bedoeld in artikel 2.1 lid 3 van het Besluit omgevingsrecht;
d
een gebruik van gronden en bouwwerken voor
(detail)handel, met uitzondering van een zodanig gebruik dat uitdrukkelijk is
toegestaan in of krachtens deze regels;
e
een gebruik van gronden en bouwwerken voor
straatprostitutie, een seks- of pornobedrijf dan wel een prostitutiebedrijf,
met uitzondering van een zodanig gebruik dat uitdrukkelijk is toegestaan in of
krachtens deze regels.
Het bevoegd gezag kan een
omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in het plan voor:
a
het afwijken van de voorgeschreven goothoogte, hoogte,
oppervlakte, inhoud en afstand van bouwwerken, dan wel een voorgeschreven
bebouwingspercentage, eventueel met overschrijding van de bouwgrenzen, mits de
afwijking niet meer bedraagt dan 10% van de in deze regels voorgeschreven
afmetingen en afstanden;
b
het afwijken van bestemmingsgrenzen, bouwgrenzen en
overige aanduidingen in het horizontale vlak, indien en voor zover afwijking
noodzakelijk is in verband met de uitmeting van het terrein en er geen dringende
reden zijn die zich tegen de afwijking verzetten, mits de afwijking ten
opzichte van hetgeen is geregeld niet meer dan 2,5 m bedraagt;
c
het afwijken van bouwgrenzen en overige aanduidingen in
het horizontale vlak, niet zijnde bestemmingsgrenzen, indien en voor zover
afwijking noodzakelijk is uit een oogpunt van doelmatig gebruik van de grond,
mits de afwijking ten opzichte van hetgeen is aangegeven niet meer dan
2,5 m bedraagt;
d
het overschrijden van bouwgrenzen, niet zijnde
bestemmingsgrenzen door:
1
tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden,
trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, erkers,
entreeportalen, veranda’s, afdaken en andere daarmee gelijk te stellen
ondergeschikte delen van gebouwen, mits:
a
de overschrijding niet meer bedraagt dan 1,5 m;
b
de hoogte van erkers, entreeportalen en veranda’s niet
meer bedraagt dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het betreffende gebouw +
0,25 m;
c
de breedte van erkers, entreeportalen en veranda’s niet
meer bedraagt dan 60% van de breedte van de betreffende gevel van het gebouw;
d
de afstand tot de bestemmingsgrens minimaal 2,5 m
bedraagt, daar waar het bestemmingsvlak grenst aan een bestemming
"verkeer";
2
andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de
overschrijding niet meer bedraagt dan 1 m.
24.1
Een
besluit tot het stellen van nadere eisen wordt niet genomen dan nadat belanghebbenden
gedurende twee weken in de gelegenheid zijn gesteld schriftelijk of mondeling
hun zienswijze kenbaar te maken aan burgemeester en wethouders.
De voorschriften van de bouwverordening ten aanzien van
onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het bepaalde in
artikel 9 tweede lid van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien
van de volgende onderwerpen:
a
de richtlijnen voor het verlenen van vrijstelling van
de stedenbouwkundige bepalingen in de bouwverordening;
b
de invloed van de omgeving op een bouwwerk;
c
de bereikbaarheid van gebouwen voor het wegverkeer;
d
de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
e
de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden;
f
de ruimte tussen bouwwerken;
g
erf- en terreinafscheidingen.
Daar waar aan gronden meerdere bestemmingen zijn gegeven, gelden
de regels bij die bestemmingen naast elkaar, tenzij in deze regels anders is
bepaald.
26.1
Overgangsrecht bouwwerken
a
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding
van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden
gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het
plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
1
gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
2
na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit
geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de
omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag
waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
b
Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het
bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de
inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10 %.
c
Het bepaalde onder a is niet van toepassing op
bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het
plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor
geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
26.2
Overgangsrecht gebruik
a
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het
tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is,
mag worden voortgezet.
b
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige
gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, te veranderen of te laten veranderen
in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de
afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
c
Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na
het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een
jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te
laten hervatten.
d
Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het
gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan,
daaronder begrepen de overgangsregels van dat plan.
Deze
regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan “Baandert”.
Rosmalen, 31 januari 2011
Croonen Adviseurs b.v.