Landelijk gebied; Stellingweg 2 Hengelo    

Toelichting     

Hoofdstuk 1 Inleiding     

Dit hoofdstuk bevat de aanleiding van het plan (paragraaf 1.1), de begrenzing van het plangebied (paragraaf 1.2), de aanpak van de totstandkoming van het plan (paragraaf 1.3) en een leeswijzer (paragraaf 1.4).

1.1 Aanleiding     

Het voorliggende plan is een wijzigingsplan op grond van een wijzigingsbevoegdheid in een bestemmingsplan. Deze wijziging vindt plaats naast het proces zoals dat in de gemeente Bronckhorst wordt doorlopen bij het opstellen, het in procedure brengen en het vaststellen van bestemmingsplannen. De basis voor dit proces is dat er halfjaarlijks twee bestemmingsplannen in procedure worden gebracht. Eén voor Stedelijk gebied (de kernen) en één voor Landelijk gebied (het buitengebied). In deze zogeheten 'veegplannen' worden nieuwe initiatieven gebundeld in één bestemmingsplan. Wijzigingsplannen doorlopen echter een eigen procedure los van dit bestemmingsplanproces.

1.2 Plangebied     

Het plangebied van voorliggend bestemmingsplan omvat ontwikkelingen op de volgende locaties:

  • Stellingweg 2 Hengelo

1.3 Aanpak     

1.3.1 Algemeen     

De gemeente Bronckhorst werkt sinds medio 2015 volgens een zogeheten 'veegplansystematiek' (zie ook paragraaf 1.1). Individuele ontwikkelplannen worden gebundeld tot één veegplan welke vanaf de ontwerpfase in procedure wordt gebracht. Overleg en inspraak vindt vooraf plaats aan de hand van de individuele plannen. De individuele plannen zijn aan de hand van vooraf gestelde standaarden qua inhoud en vorm opgesteld. Dit kan in opdracht zijn van particuliere initiatiefnemers (inwoners, instellingen, bedrijven), professionele initiatiefnemers (ontwikkelaars) of de gemeente zelf. Door het stellen van heldere kaders qua inhoud en vorm, is er sprake van uniformiteit. Dit komt de leesbaarheid van het plan ten goede. Maar maakt het samenvoegen van de individuele plannen tot één veegplan ook eenvoudiger. Met name bij de opzet van de plantoelichting van ontwikkelplannen en veegplannen is daarmee rekening gehouden. De planopzet is vastgelegd in het gemeentelijke Handboek ruimtelijke plannen Bronckhorst (zie paragraaf 1.3.2).

Naast bovengenoemd proces volgen wijzigingsplannen een eigen procedure. Wel sluiten wijzigingsplannen qua inhoud en vorm aan bij bestemmingsplannen volgens bovenstaand proces.

1.3.2 Handboek ruimtelijke plannen Bronckhorst     

Het Handboek ruimtelijke plannen Bronckhorst vormt de basis voor het opstellen van digitale bestemmingsplannen binnen de gemeente Bronckhorst. Doel van het handboek is om de herkenbaarheid en daarmee de raadpleegbaarheid van de bestemmingsplannen te vergroten. Dit geschiedt door de digitale en analoge opzet, vormgeving en inhoud te standaardiseren. Dit draagt bij aan een efficiënter en eenduidige ontwikkeling van ruimtelijke plannen. Over de vorm en opzet hoeft niet meer te worden nagedacht, deze is in het handboek duidelijk voorgeschreven. De inhoud blijft uiteraard maatwerk en kan per plan verschillen. Alle afspraken die in het handboek zijn vastgelegd dienen bij het vervaardigen van alle ruimtelijke plantypes, waarvoor de digitale verplichting geldt, te worden nageleefd.

Het handboek is niet bedoeld als extra standaard, maar als hulpmiddel bij het (laten) vervaardigen, interpreteren en beoordelen van (digitale) ruimtelijke plannen. Het handboek sluit aan bij de verplichtingen die voortvloeien uit de Wro, het Bro, de RO Standaarden 2012 en de Werkafspraken RO Standaarden, waarin is voorgeschreven dat ruimtelijke plannen in elk stadium van de procedure digitaal vervaardigd, raadpleegbaar en beschikbaar dienen te zijn. Het digitale exemplaar is het authentieke plan. De analoge exemplaren zijn enkel een afgeleide daarvan, oftewel het digitale plan is leidend. Voorliggend bestemmingsplan is conform het handboek opgesteld.

1.4 Leeswijzer algemeen     

De toelichting van dit bestemmingsplan is als volgt opgebouwd.



Hoofdstuk 1 Inleiding

Dit hoofdstuk bevat de aanleiding van het plan (paragraaf 1.1), de begrenzing van het plangebied (paragraaf 1.2), de aanpak van de totstandkoming van het plan (paragraaf 1.3) en een leeswijzer (paragraaf 1.4).



Hoofdstuk 2 Planonderdelen

In dit hoofdstuk worden de planonderdelen, die deel uitmaken van dit bestemmingsplan, toegelicht. Het bevat de inleiding van het planonderdeel (paragraaf 2.1.1), de beschrijving van het initiatief (paragraaf 2.1.2) en de uitvoerbaarheid van dit planonderdeel (paragraaf 2.1.3). Elke paragraaf bevat de ruimtelijke onderbouwing van het betreffende planonderdeel. Per onderdeel wordt telkens een inleiding gegeven, een beschrijving van het initiatief en de uitvoerbaarheid. Bij de uitvoerbaarheid wordt ingegaan op toetsing aan het beleidskader, omgevingsaspecten, volkshuisvestelijke aspecten, economische aspecten, maatschappelijke aspecten, overleg en inspraak en wordt aangegeven in hoeverre het plan uitvoerbaar is. De laatste paragraaf geeft een toelichting op de bestemmingen per planonderdeel.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

In dit hoofdstuk wordt het algemene ruimtelijke beleidskader weergegeven. De paragrafen bevatten samenvattingen van het rijksbeleid (paragraaf 3.1), provinciaal beleid (paragraaf 3.2), regionaal beleid (paragraaf 3.3) en gemeentelijk beleid (paragraaf 3.4).

Hoofdstuk 4 Juridische aspecten algemeen

In dit hoofdstuk worden de juridische aspecten van het plan toegelicht. Na een algemene aspecten (paragraaf 4.1) wordt er stilgestaan bij de opbouw van de regels (paragraaf 4.2) en de inhoud van de regels, zoals de wijze van bestemmen (paragraaf 4.3).

Bijlagen bij de toelichting

Hierin zijn diverse bijlagen bij de plantoelichting opgenomen.

Hoofdstuk 2 Planonderdelen     

Het voorliggende plan maakt deel uit van het proces zoals dat in de gemeente Bronckhorst wordt doorlopen bij het opstellen, het in procedure brengen en het vaststellen van bestemmingsplannen. In dat proces worden de voorontwerpen van individuele particuliere initiatieven en gemeentelijke plannen in een halfjaarlijkse cyclus samengevoegd tot één (ontwerp)bestemmingsplan Stedelijk gebied (bebouwde kom) en één bestemmingsplan Landelijk gebied (buitengebied). Deze zogeheten 'veegplannen' worden als ontwerp in procedure gebracht. Voorafgaan heeft per individueel planonderdeel overleg en inspraak plaatsgevonden.

Dit hoofdstuk geeft in paragraaf 2.1 Landelijk gebied; Stellingweg 2 Hengelo de ruimtelijke onderbouwing van dit specifieke planonderdeel. Het bevat de inleiding van het planonderdeel (paragraaf 2.1.1), de beschrijving van het initiatief (paragraaf 2.1.2) en de uitvoerbaarheid van dit planonderdeel (paragraaf 2.1.3).

2.1 Landelijk gebied; Stellingweg 2 Hengelo     

2.1.1 Inleiding     

2.1.1.1 Aanleiding     

De initiatiefnemer heeft om medewerking verzocht om de vorm van het bestemmingsvlak van het huidige bedrijfsperceel Stellingweg 2 te Hengelo te wijzigen. Burgemeester en wethouders zijn bereid onder voorwaarden medewerking te verlenen aan het voorliggende plan.

Het wijzigingsplan bestaat uit een verbeelding, een toelichting en een set van de toepasselijke regels van het bestemmingsplan Landelijk gebied Bronckhorst. In de regels van dit bestemmingsplan is het perceel aangeduid voor een 'bedrijf'. In het kader van dit wijzigingsplan is ten behoeve van een goede landschappelijke inrichting is een inrichtingsplan opgesteld.

2.1.1.2 Plangebied     

Het plangebied is globaal gelegen ten zuidoosten van de buurtschap Veldhoek in het buitengebied van Bronckhorst. De noordzijde van het perceel grenst aan de Stellingweg. Op korte afstand van het perceel ligt aan de westzijde de provinciale weg N315. Aan de west-, zuid- en oostzijde grenst het bedrijfsperceel aan het agrarisch buitengebied. Aan de oostzijde ligt op korte afstand het agrarisch bedrijf Stellingweg 4.

verplicht

afb. ligging perceel Stellingweg 2 te Hengelo (aangegeven met blauwe marker)

2.1.1.3 Vigerende planologische situatie     

Het perceel Stellingweg 2 te Hengelo is gelegen binnen de begrenzingen van het bestemmingsplan Landelijk gebied Bronckhorst. Zie volgende uitsnede van de verbeelding van het bestemmingsplan Landelijk gebied Bronckhorst met de ligging van het bedrijfsperceel (paarse kleur) Stellingweg 2.

verplicht

Volledigheidshalve wordt opgemerkt dat er in het verleden een onjuiste vertaling heeft plaatsgevonden van het bestaande bedrijfsperceel ten gevolge van de toen geldende gemeentegrenzen. Op de volgende afbeelding is de 'oude plangrens' van het bedrijfsperceel met een bolletjeslijn weergegeven en daarbinnen het huidige bedrijfsperceel volgens het geldende bestemmingsplan Landelijk gebied Bronckhorst in een paarse kleur.

verplicht

afb. oude plangrens en het bedrijfsperceel volgens het geldende bestemmingsplan

 

De regels uit art. 45.1 van bestemmingsplan Landelijk gebied Bronckhorst die van toepassing zijn op het voorliggende initiatief zijn hieronder cursief gemaakt.

Burgemeester en wethouders kunnen vorm van het bestemmingsvlak wijzigen van onder andere de bestemming 'Bedrijf", mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:

  1. de vormverandering van het bestemmingsvlak mag uitsluitend plaatsvinden binnen een zone van 25 meter rondom het bestemmingsvlak;
  2. de vormverandering mag niet leiden tot vergroting van het bestemmingsvlak;
  3. er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing; het bevoegd gezag kan hiertoe de initiatiefnemer verplichten een goed te keuren inrichtingsplan te overleggen;
  4. er wordt volledig rekening gehouden met de bestaande rechten van in de directe omgeving gelegen functies en deze worden niet onevenredig in hun (ontwikkelings)mogelijkheden geschaad;
  5. er mogen geen negatieve effecten voor het Gelders Natuurnetwerk (GNN) en de Groene Ontwikkelingszone (GO) plaatsvinden;
  6. behoud en beheer van de landschappelijke en ecologische waarden;
  7. er mogen vanuit oogpunt van natuurwetgeving geen belemmeringen bestaan;
  8. er mogen vanuit stedenbouwkundig oogpunt geen belemmeringen bestaan;
  9. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de ter plaatse aanwezige landschappelijke, ecologische en cultuurhistorische waarden.

Toetsing van het initiatief aan de criteria vermeld onder a tot en met i:

Ad a en b

De vormwijziging aan beide zijden van het bedrijfsperceel blijft binnen de 25m-zone rondom het bestemmingsvlak. Aan de westzijde wordt het perceel verkleind met een oppervlakte (593 m2) die nodig is om de uitbreiding (593 m2) aan de zuidoostzijde mogelijk te maken. Het aantal m2 neemt niet toe.

Ad c. In het kader van deze functiewijziging is een erfinrichtingsplan opgesteld voor een goede landschappelijke inpassing van de uitbreiding aan de zuidoostzijde.

ad c tot en met i:

De vormwijziging leidt niet tot aantasting van mogelijk aanwezige waarden of tot belemmeringen voor in de omgeving aanwezig bedrijven of andere functies. Zie onder paragrafen 2.1.3.2. en volgende.

2.1.1.4 Leeswijzer     

Hoofdstuk 2 Planonderdelen

Dit hoofdstuk geeft in paragraaf 2.1 Landelijk gebied; Stellingweg 2 Hengelo de ruimtelijke onderbouwing van dit specifieke planonderdeel. Het bevat de inleiding van het planonderdeel (paragraaf 2.1.1), de beschrijving van het initiatief (paragraaf 2.1.2) en de uitvoerbaarheid van dit planonderdeel (paragraaf 2.1.3).

Paragraaf 2.1.1 Inleiding

Deze paragraaf bevat de aanleiding van het plan (paragraaf 2.1.1.1), een beschrijving van het plangebied (paragraaf 2.1.1.2), de vigerende planologische situatie (paragraaf 2.1.1.3) en deze leeswijzer (paragraaf 2.1.1.4).

Paragraaf 2.1.2 Initiatief

In deze paragraaf wordt het initiatief toegelicht. Hierbij wordt ingegaan op de bestaande situatie (paragraaf 2.1.2.1), de randvoorwaarden voor het initiatief (paragraaf 2.1.2.2) en de beschrijving van het initiatief (paragraaf 2.1.2.3).

Paragraaf 2.1.3 Uitvoerbaarheid

In deze paragraaf wordt ingegaan op de uitvoerbaarheid van het plan. Het betreft de toetsing van het beleidskader (paragraaf 2.1.3.1), omgevingsaspecten (paragraaf 2.1.3.2), volkshuisvestelijke aspecten (paragraaf 2.1.3.3), economische aspecten (paragraaf 2.1.3.4) en overleg en inspraak (paragraaf 2.1.3.5). Per uitvoerbaarheidsaspect wordt aangegeven in hoeverre het plan uitvoerbaar is op dat aspect. De laatste paragraaf (2.1.3.6) geeft een eindconclusie over de uitvoerbaarheid van het plan.

Paragraaf 2.1.4 Juridische aspecten planonderdeel

In deze paragraaf wordt een juridische toelichting gegeven op de in dit planonderdeel voorkomende bestemmingen.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

In dit hoofdstuk wordt het algemene ruimtelijke beleidskader weergegeven. De paragrafen bevatten samenvattingen van het rijksbeleid (paragraaf 3.1), provinciaal beleid (paragraaf 3.2), regionaal beleid (paragraaf 3.3) en gemeentelijk beleid (paragraaf 3.4).

Hoofdstuk 4 Juridische aspecten algemeen

In dit hoofdstuk worden de juridische aspecten van het plan toegelicht. Na een algemene aspecten (paragraaf 4.1) wordt er stilgestaan bij de opbouw van de regels (paragraaf 4.2) en de inhoud van de regels, zoals de wijze van bestemmen (paragraaf 4.3).

Bijlagen bij de toelichting

Hierin zijn diverse bijlagen bij de plantoelichting van dit planonderdeel opgenomen.

2.1.2 Initiatief     

2.1.2.1 Bestaande situatie     
2.1.2.1.1 Ontstaansgeschiedenis     

In het westen van de gemeente, achter de IJsseldijk, liggen vruchtbare rivierkleigronden die door deze rivier zijn afgezet. De rivierkleigronden gaan geleidelijk over in zogenaamde vaaggronden, kalkloze zandgronden met een zavel- of kleidek. Meestal ontbreekt een goedontwikkelde humuslaag. Verder naar het oosten maken de vaaggronden plaats voor humuspodzolgronden. Deze gronden zijn ontstaan uit mineralogisch arm moedermateriaal dat verrijkt is door de inspoeling van organisch materiaal.

Op de hoger gelegen plaatsen met oude historische bewoningskernen zijn de zogenaamde enkeerdgronden ontstaan. Dat zijn akkerbouwgronden die in de loop van honderden jaren door de mens zijn opgehoogd met organische mest vermengd met heide- of grasplaggen. Op de hoger gelegen delen van het dekzandgebied liggen verder ook de zogenaamde beekeerdgronden. Deze gronden die iets lager liggen dan de omgeving bestaan uit afzettingen van vroegere beken. Ze zijn relatief vochtig en vruchtbaar doordat zij een vrij hoog gehalte aan organisch materiaal bevatten.

2.1.2.1.2 Hydrologie     

De belangrijkste beek ten oosten van het plangebied is de Veengoot. De Veengoot worden gevoed door een gebied dat zich ver uitstrekt buiten het plangebied. De waterafvoer in deze beken is in het voorjaar het grootst. In de zomer vallen met name de kleinere beken vaak droog. Deze grote watergang wordt gestuwd zodat er altijd water in staat. Het peilbeheer is in het recente verleden zó gewijzigd dat de benedenloop van de Baakse beek (weer) van stromend water wordt voorzien.

2.1.2.1.3 Landschaps- en natuurwaarden     

Het plangebied is gelegen in het agrarische ontginningslandschap Wolfersveen, een grootschalig, open ontginningsgebied met een rationeel verkavelingspatroon.Dit landschap ontstond aan het einde van de 19de en in de eerste helft van de 20ste eeuw door de ontginning van natte heidegebieden. Dit landschapstype is onder meer te vinden rondom het landgoed De Wildenborch, langs de Wierserbroekweg, in het agrarische gebied ten oosten van Hengelo en het Wolfersveen in het zuidoosten van de gemeente. Het meest opvallende kenmerk van dit landschapstype is de blokverkaveling en de verspreide ligging van de boerderijen. Het landschap heeft een halfopen karakter doordat bosjes zijn geplant (of bosjes zijn overgebleven) op de natste locaties waar kwelwater naar boven komt.

In het Wolfersveen liggen ontwikkelingsmogelijkheden voor intensieve grootschalige vormen van landbouw. Duurzame vormen van energiewinning krijgen hier eveneens de ruimte. Voor een goede bedrijfsvoering is het van belang dat de bedrijven goed ontsloten worden. Het landschappelijk casco wordt vormgegeven door de erven in een stevige collectieve erfbeplanting te zetten. Oude veenbosjes worden gehandhaafd, overig snippergroen kan worden verwijderd. De natuurrijkdom in de sloten kan worden verbeterd.

2.1.2.1.4 Archeologie en cultuurhistorie     

De gemeente Bronckhorst heeft een gemeentelijke monumentenverordening waarin de aanwijzing en bescherming van gemeentelijke monumenten is geregeld. Daarnaast heeft de gemeente een erfgoedverordening waarin het archeologiebeleid is vastgelegd.

De gemeente Bronckhorst heeft een archeologische waarden- en verwachtingskaart en een archeologische beleidskaart. De archeologische waarden- en verwachtingskaart is een kaart waarop bekende archeologische vindplaatsen en terreinen staan die door de provincie en de rijksoverheid zijn geoormerkt als terreinen met een archeologische status.

Daarnaast geeft de archeologische waarden- en verwachtingskaart een vlakdekkend en zo gedetailleerd mogelijk overzicht van de archeologische verwachtingen binnen de gemeente. Op de hiervan afgeleide beleidsadvieskaart zijn aan de verschillende verwachtingszones uitvoeringsgerichte adviezen voor het gemeentelijk AMZ (Archeologische MonumentenZorg)–beleid gekoppeld. Deze kaarten samen bieden daarmee zowel inzicht in de bestaande archeologische toestand van het landelijke en het bebouwde gebied van de gemeente alsmede een handvat voor een zorgvuldige omgang met archeologische waarden in de ruimtelijke ordening conform de Wamz en de Wro.

2.1.2.2 Randvoorwaarden     
2.1.2.2.1 Ruimtelijke en landschappelijke inpassing     

Voor de uitbreiding van het bedrijfsperceel is een inrichtingsplan opgesteld. De randen van dit deel van het plangebied worden ingeplant met inheemse soorten.

2.1.2.3 Planbeschrijving     

Het initiatief omvat de volgende vier elementen:

  1. Legaliseren van de uitbreiding aan de achterzijde van de hal

Aan de Stellingweg 2 in Hengelo (Gld.) is een (semi) agrarisch/landbouw verwant bedrijfsverzamelgebouw gevestigd. Momenteel wordt in het gebouw onder andere melkpoeder opgeslagen. De eis van de producent is dat voor het laden en lossen van deze producten een afzonderlijk laaddock beschikbaar moet zijn om de vereiste kwaliteit van het product te kunnen garanderen en geen vermenging/aanraking kan ontstaan met andere producten of grondstoffen ter plaatse.

De vrachtwagencombinaties hebben vanwege de beperkte ruimte op het bedrijfsperceel moeite om aan de achterkant van het bedrijfsgebouw de noodzakelijke draaibeweging te maken.

De eigenaar heeft daarom een aantal stelconplaten aansluitend op de achtergevel van het bedrijfsgebouw gelegd, waardoor het draaien/keren soepeler verloopt.De stelconplaten liggen buiten het bestemmingsvlak. De vorm van het bedrijfsperceel moet daarom worden aangepast om de stelconplaten en andere verhardingen (klinkers) binnen het nieuwe bestemmingsvlak te brengen. Voorafgaand aan de aanleg van de verhardingen is puinverharding en zand opgebracht. Hiervoor is de ondergrond max. 0,3m ontgraven. Zie volgende afbeelding van de uitbreiding aan de zuidzijde van het bestaande bedrijfsperceel (rood omlijnd vlak).

verplicht

  1. Vormwijziging van het bouwperceel

De vormwijziging van het bestemmingsvlak is ook nodig omdat ten tijde van de gemeentelijke herindeling een onvolkomenheid in de begrenzing van het huidige bedrijfsperceel is ontstaan. Het bouwvlak viel samen met de toenmalige gemeentegrens en is niet goed weergegeven op de verbeelding van het bestemmingsplan Landelijk gebied Bronckhorst. Deze omissie wordt nu hersteld. Op de volgende afbeelding is het nieuwe bestemmingsvlak opgenomen.Aan de westzijde wordt het bestemmingsvlak met 593 m2 verkleind (rood omlijnd groene vlak) en aan de zuidzijde wordt het bestemmingsvlak met 593 m2 vergroot (rood omlijnd paarse vlak).

verplicht

  1. Herstel van oude situatie

De aangelegde sloot en aarden wal respectievelijk worden gedempt en afgegraven. De afbeelding onder nummer 1 bevat een weergave van de aangelegde wal en de watergang.

 

  1. Landschappelijke inpassing

Voorts wordt de vormwijziging aan de zuidzijde van de gevel van het bedrijfspand als een vorm van verevening op landschappelijk verantwoorde wijze ingepast.

Met de beoogde vormverandering wordt de hierboven vermelde planologische strijdigheid en een onvolkomenheid hersteld. Daarnaast wordt de oude situatie hersteld waarbij de aangelegde aarden wal en watergang aan de zuidzijde van het perceel worden verwijderd.

De uitbreiding aan de zuidzijde van het aangepaste bedrijfsperceel wordt op landschappelijke wijze ingepast door het verlengen/doortrekken van de bestaande groene erfscheiding tussen het perceel Stellingweg 2 en 4. Hierbij zullen 60 bomen worden aangeplant alsmede onderbeplanting. Volgende afbeelding geeft een opsomming weervan de beplanting en de inrichting van de gronden voor de uitbreiding aan deze zijde van het bedrijfsperceel.

verplicht

Ontsluiting en parkeren

De ontsluiting van het perceel wijzigt niet door de gevraagde vormwijziging. De vrachtwagencombinaties maken geen gebruik van het perceel om te parkeren. Laden en lossen is enige activiteit van de vrachtwagencombinaties.

Op onderstaande afbeeldingen is aangegeven op welke wijze de vrachtwagencombinaties het perceel in- en uitrijden om te laden en te lossen.

verplicht

verplicht

2.1.3 Uitvoerbaarheid     

2.1.3.1 Toetsing aan beleidskader     

Het initiatief past binnen de het beleidskaders zoals beschreven in Hoofdstuk 3 Beleidskader. Hieronder worden de belangrijkste conclusies weergegeven.

Duurzame stedenbouw/ Gelderse ladder voor duurzaam ruimtegebruik

Volgens het Besluit ruimtelijke ordening wordt onder een stedelijke ontwikkeling verstaan: een ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen. In de Handreiking staat dat er geen ondergrens is bepaald voor een stedelijke ontwikkeling.

Het voorliggende wijzigingsplan voorziet in de realisering van een kleinschalig initiatief op perceelsniveau waarbij geen uitbreiding van de oppervlakte van het bestemmingsvlak en van de bebouwing plaats vindt.

De vormwijziging van het bestemmingsvlak waarbij de bestemming, de oppervlakte en de bebouwing ongewijzigd blijft wordt overigens niet aangemerkt als een stedelijke ontwikkeling. Toetsing aan de ladder kan in dit geval verder achterwege blijven.

2.1.3.2 Omgevingsaspecten     

Er bestaan geen milieuhygiënische en waterhuishoudkundige belemmeringen tegen het voorgenomen initiatief. Waarden op het gebied van landschap, natuur, archeologie en cultuurhistorie zijn niet in het geding binnen het plangebied.

2.1.3.2.1 Duurzaamheid     

De vormwijziging van het bestemmingsvlak waarbij de oppervlakte en de bebouwing ongewijzigd blijft heeft een neutraal effect op het duurzaamheidsaspect. De vormwijziging is noodzakelijk om een meer effficiëntere bedrijfsvoering te kunnen bewerkstelligen en onnodige manoeuvreerbewegingen van vrachtwagencombinaties te voorkomen. Indirect wordt hierdoor een positieve bijdrage geleverd aan de verbetering van de luchtkwaliteit en vermindering brandstofverbruik.

2.1.3.2.2 Bodem     

Een bestemmingsplan of wijzigingsplan dat voorziet in bouw- en/of inrichtingsmogelijkheden dient een reëel beeld te geven van de bodemkwaliteit van de gronden waarop het initiatief betrekking heeft. Uitgangspunt bij ruimtelijke ontwikkelingen is dat de bodemkwaliteit geschikt is voor de beoogde functie.

In het voorliggende geval is er sprake van een vormverandering van het bedrijfsperceel waarbij de oppervlakte en de bebouwing ongewijzigd blijft. De gronden die door de vormwijziging binnen het aangepaste bedrijfsperceel komen te liggen kenden in het verleden een agrarisch gebruik. Er zijn geen redenen aanwezig om aan te nemen dat door dit gebruik de gronden mogelijk verontreinigd zouden zijn. Deze gronden zijn overigens niet bestemd voor een langdurig verblijf van personen.

Voorts zijn er bij de initiatiefnemer ook geen bronnen bekend over bodembedreigende activiteiten op deze locatie.

Conclusie

Er kan worden afgezien van het verrichten van een bodemonderzoek.

2.1.3.2.3 Geluid     

Bij ruimtelijke plannen moet ter waarborging van een goed woon- en leefklimaat rekening gehouden worden met het aspect wegverkeerslawaai. Volgens de Wgh bevinden zich langs alle wegen wettelijke geluidzones, met uitzondering van woonerven, 30-km/uur-gebieden en wegen waarvan op grond van een door de gemeenteraad vastgestelde geluidsniveaukaart blijkt dat de geluidsbelasting op 10 meter uit de meest nabij gelegen wegas 48 dB of minder bedraagt.

Het bedrijf dat op deze locatie is gevestigd is geen geluidsgevoelige bestemming als bedoeld in de Wet geluidhinder en de bijbehorende uitvoeringsregelingen.

Voorts wordt de bedrijfsvoering op deze locatie niet veranderd.

Conclusie

Een (nader) akoestisch onderzoek kan daarom achterwege blijven.

2.1.3.2.4 Luchtkwaliteit     

De Wet luchtkwaliteit (verankerd in de Wet milieubeheer hoofdstuk 5, titel 5.2) is een implementatie van diverse Europese richtlijnen omtrent luchtkwaliteit waarin onder andere grenswaarden voor vervuilende stoffen in de buitenlucht zijn vastgesteld ter bescherming van mens en milieu. In Nederland zijn stikstofdioxide (NO2) en zwevende deeltjes als PM10 (fijn stof) de maatgevende stoffen waar de concentratieniveaus het dichts bij de grenswaarden liggen. Overschrijdingen van de grenswaarden komen, uitzonderlijke situaties daargelaten, bij andere stoffen niet voor.

Hoewel de luchtkwaliteit de afgelopen jaren flink is verbeterd kan Nederland niet voldoen aan de luchtkwaliteitseisen die in 2010 van kracht zijn geworden. De EU heeft Nederland derogatie (uitstel) verleend op grond van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Dit betreft een gemeenschappelijke aanpak van het Rijk en diverse regio's om samen te werken aan een schonere lucht waarbij ruimte wordt geboden aan noodzakelijke ruimtelijke ontwikkelingen. Projecten die in betekenende mate bijdragen aan luchtverontreiniging worden opgenomen in het NSL in de provincies c.q. regio's waar overschrijdingen plaatsvinden. Het maatregelenpakket in het NSL is hiermee in evenwicht en zodanig dat op termijn de luchtkwaliteit in heel Nederland onder de grenswaarden ligt.

Projecten die 'niet in betekenende mate' (NIBM) bijdragen aan luchtverontreiniging hoeven niet langer individueel getoetst te worden aan de Europese grenswaarden aangezien deze niet leiden tot een significante verslechtering van de luchtkwaliteit. Deze grens is in de AMvB NIBM gelegd bij 3% van de grenswaarde van een stof: Voor NO2 en PM10 betekent dit dat aannemelijk moeten worden gemaakt dat het project tot maximaal 1,2 ug/m³ verslechtering leidt. Voor een aantal functies (o.a. woningen, kantoren, tuin- en akkerbouw) is dit gekwantificeerd in de ministeriële regeling NIBM. Zo staat een grenswaarde van 3% gelijk aan bijvoorbeeld de bouw van circa 1500 woningen met één ontsluitingsweg;

Uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening wordt afgewogen of het aanvaardbaar is het plan op deze plaats te realiseren. Hierbij kan de blootstelling aan luchtverontreiniging een rol spelen, ook als het project 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de luchtverontreiniging. Er is sprake van een significante blootstellingsduur als de verblijfsduur die gemiddeld bij de functie te verwachten is significant is ten opzichte van een etmaal. Volgens de toelichting op de Regeling Beoordeling luchtkwaliteit is dit onder andere het geval bij een woning, school of sportterrein.

Gevoelige bestemmingen als scholen, kinderdagverblijven, bejaarden- en zorgtehuizen genieten op grond van de gelijknamige AMvB extra bescherming: substantiële uitbreiding of nieuwvestiging binnen 50 meter van een provinciale weg of 300 meter van een rijksweg is alleen toegestaan als de concentraties luchtvervuilende stoffen zich onder de grenswaarden bevinden, waardoor geen onacceptabele gezondheidsrisico's optreden.

Zodra een ontwikkeling zich voordoet, die met een afwijking van de gebruiks- en/of bouwregels of wijziging mogelijk kan worden gemaakt, wordt op dat moment het aspect luchtkwaliteit onderzocht aan de op dat moment geldende wet- en regelgeving en normen.

De vormwijziging van het bestemmingsvlak waarbij de oppervlakte, de bebouwing en de bedrijfsvoering ongewijzigd blijft heeft een neutraal effect op bestaande luchtkwaliteit. De aangepaste routering die door de vormwijziging mogelijk wordt kan een positieve bijdrage leveren aan de verbetering van de luchtkwaliteit.

Conclusie

Omdat het plan 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de luchtverontreiniging, vormt het aspect luchtkwaliteit geen belemmering voor de uitvoering van dit plan.

2.1.3.2.5 Geur     

De vormwijziging van het bestemmingsvlak waarbij de oppervlakte, de bebouwing, het aantal werknemers en de bedrijfsvoering ongewijzigd blijft, heeft geen gevolgen voor de geurbelasting in de omgeving. De geurbelasting op het bedrijf verandert ook niet door de uitvoering van het voorliggende bestemmingsplan.

Conclusie

De uitvoering van het voorliggende plan heeft een neutraal effect op de geurbelasting in de omgeving het Het aspect geur vormt geen belemmering voor de uitvoering van dit plan.

2.1.3.2.6 Bedrijven en milieuzonering     

De beoogde vormwijziging leidt niet tot een toename van de milieubelasting voor de omgeving. Het laden en lossen vond ook al plaats aan de oostzijde van het reeds aanwezige bedrijf. Aan deze oostzijde is op korte afstand een melkrundveebedrijf gevestigd op het perceel Stellingweg 4 te Hengelo. Er vindt weliswaar een uitbreiding plaats aan de zuidzijde van het bedrijfsperceel Stellingweg 2, maar de afstand tot dit agrarisch bedrijf wijzigt feitelijk niet.

De milieubelasting neemt niet toe omdat de bedrijfsvoering en de opslagcapaciteit niet wijzigt.

Andere functies in de omgeving liggen op grote afstand van het bedrijf. De mogelijke hinder van bedrijven uit de omgeving blijft onveranderd.

Conclusie

De vormwijziging vormt geen belemmering voor de (agrarische) bedrijven in de omgeving. Bedrijven in de omgeving leveren ook geen beperkingen op voor de beoogde vormwijziging van het bedrijfsperceel.

2.1.3.2.7 Externe veiligheid     

In de directe omgeving zijn geen risicovolle inrichtingen of buisleidingen aanwezig en er vindt ook geen vervoer plaats van gevaarlijke stoffen. De risicokaart geeft ook geen andere risico's of belemmeringen aan voor de gewenste vormwijziging. Zie volgende afbeelding met globale ligging plangebied (blauw omcirkeld).

verplicht

Conclusie

Het extern veiligheidsaspect vormt geen belemmering voor de uitvoering van het voorliggende wijzigingsplan.

2.1.3.2.8 Water     

Voor het wijzigingsplan is een watertoets uitgevoerd.

Bestaande situatie

De bodem

De bodem van het plangebied uit donkerbruin matig fijn zand. De ondergrond bestaat overwegend uit lichtbruin, matig fijn zand. Plaatselijk is de bodem zwak tot matig humeus.

De bodem is, gelet op de bodemopbouw en het grondwaterniveau, geschikt voor het opvangen en infiltreren van hemelwater. Het hemelwater mag niet worden geloosd op het riool.

Riolering

Het vuilwater dat geproduceerd wordt via de gemeentelijke riolering afgevoerd.

Het schone hemelwater wordt afgekoppeld van de riolering en geïnfiltreerd op eigen terrein om zo te voorkomen dat relatief schoon water snel afgevoerd wordt door het riool met het relatief vuile water.

Het bestaande bedrijf op het perceel is al voorzien van een aansluiting op het bestaande rioolstelsel. Deze situatie blijft in de toekomst gehandhaafd.

Waterhuishoudkundige aspecten

In de 'Handreiking Watertoets 2' zijn inhoudelijke criteria aangereikt voor de watertoets, die basis vormen voor de planbeoordeling door het waterschap en het daaruit voortvloeiende wateradvies. In onderstaande watertoetstabel zijn de voor het wijzigingsplan van belang zijnde waterhuishoudkundige criteria opgenomen.

Thema Toetsvraag Relevant Inten- siteit
Veiligheid 1. Ligt in of binnen 20 meter vanaf het plangebied een waterkering? (primaire waterkering, regionale waterkering of kade)

2.Ligt het plangebied in een waterbergingsgebied of winterbed van een rivier?
Nee





Nee
2





2
Riolering en

Afvalwaterketen
1. Is de toename van het afvalwater (DWA) groter dan 1 m3/uur?

2. Ligt in het plangebied een persleiding van WRIJ

3.Ligt in of nabij het plangebied een RWZI van het waterschap?
Nee



Nee

Nee
2



1

1
Wateroverlast(oppervlakte- water) 1. Is er sprake van toename van het verhard oppervlak met meer dan 2500 m2

2. Is er sprake van toename van het verhard oppervlak met meer dan 500 m2

3. Zijn er kansen voor het afkoppelen van bestaand verhard oppervlak ?

4. In of nabij het plangebied bevinden zich natte en laag gelegen gebieden, beekdalen, overstromingsvlaktes
Nee



Ja



Ja



Nee
2



1



1



1
Oppervlaktewaterkwaliteit Wordt vanuit het plangebied (hemel)water op oppervlaktewater geloosd?

Nee 1
Grondwater-

overlast
1. Is in het plangebied sprake van slecht doorlatende lagen in de ondergrond?

2. Is in het plangebied sprake van kwel?

3. Beoogt het plan dempen van perceelsloten of andere wateren?
Nee



Nee

Nee
1



1

1
Grondwaterkwaliteit

1. Ligt het plangebied in de beschermingszone van een drinkwateronttrekking ? Nee 1
Inrichting en

beheer
Bevinden zich in of nabij het plangebied wateren die in eigendom of beheer zijn bij het waterschap?

Heeft het plan herinrichting van watergangen tot doel?

Nee



Nee
1



2
Volksgezondheid 1.In of nabij het plangebied bevinden zich overstorten uit het gemengde stelsel?

2.Bevinden zich, of komen er functies, in of nabij het plangebied die milieuhygiënische of verdrinkingsrisico's met zich meebrengen (zwemmen, spelen, tuinen aan water)?
Nee



Nee
1



1
Natte Natuur 1. Bevindt het plangebied zich in of nabij een natte EVZ?

2. Ligt in of nabij het plangebied een HEN of SED water?

3. Bevindt het plangebied zich in beschermingszones voor natte natuur

4. Bevindt het plangebied zich in een Natura 2000-gebied?
Nee



Nee

Nee



Nee
2



2

1



1
Verdroging Bevindt het plangebied zich in een TOP-gebied? Nee 1
Recreatie Bevinden zich in het plangebied watergangen en/of gronden in beheer van het waterschap waar actief recreatief medegebruik mogelijk wordt? Nee 2
Cultuurhistorie Zijn er cultuurhistorische waterobjecten in het plangebied aanwezig? Nee 1

Nadere toelichting Wateroverlast (oppervlaktewater)

De oppervlakte aan verharding neemt in het kader van dit wijzigingsplan toe met circa 600 m2. Het gebied is geschikt voor de infiltratie van hemelwater.

Er is voldoende ruimte om het hemelwater zonder problemen in de bodem langs de randen van het plangebied weg te laten vloeien.

Overleg

Bij mail van 02-08-2019 heeft het Waterschap aangegeven geen inhoudelijke opmerkingen op het plan met de hierin opgenomen waterparagraaf te hebben.

Conclusie

De uitvoering van het plan heeft geen nadelige gevolgen voor de waterkwaliteit en waterkwantiteit.

2.1.3.2.9 Archeologie en cultuurhistorie     

Het bodemarchief wordt beschermd door middel van dubbelbestemmingen welke zijn gebaseerd op de Archeologische beleidsadvieskaart van de gemeente Bronckhorst. De gronden hebben volgens het parapluplan Archeologie de bestemming 'Waarde - Archeologische verwachting 3'. Dat wil zeggen dat een onderzoek nodig is ingeval de bodemingreep meer bedraagt dan 5.000 m2 en dieper is dan 0,4 m.

Bodemingrepen hebben plaatsgevonden om verhardingen ten zuiden van de bestaande bebouwing aan te kunnen leggen. De bodemingrepen reikten niet verder dan 0,3m en de oppervlakte hiervan bedraagt maximaal 593 m2.  

Andere bodemingrepen vinden niet plaats. Het bestaande bodemarchief blijft hierdoor verder intact. Een archeologisch onderzoek kan daarom achterwege blijven.

De agrarische gronden die binnen het aangepaste bouwperceel komen te liggen hebben geen cultuurhistorische waarden.

Conclusie

Het voorliggende initiatief heeft overigens een neutraal effect op de archeologische waarden omdat de bodemingrepen qua oppervlakte en diepte beperkt blijven. Cultuurhistorische waarden zijn niet aanwezig binnen de geplande uitbreiding.

2.1.3.2.10 Flora en fauna     

Vanaf 1 januari 2017 geldt de nieuwe Wet natuurbescherming. Deze wet vervangt 3 wetten: de Natuurbeschermingswet 1998, de Boswet en de Flora- en faunawet. Deze nieuwe wet regelt de gebiedsbescherming van de Natura 2000-gebieden, beschermde natuurmonumenten en wetlands. Daarnaast moet worden gekeken naar het effect op het Gelders Natuurnetwerk. De nieuwe wet regelt ook de soortenbescherming van in het wild voorkomende inheemse planten en dieren.

De Wet natuurbescherming ziet op de soorten- en gebiedsbescherming. De Wet natuurbescherming verplicht om na te gaan of in het plangebied beschermde flora en fauna aanwezig is.

De gronden die inmiddels (grotendeels) verhard zijn, maken geen onderdeel uit van een beschermd gebied. Beschermde soorten zijn niet aanwezig. De gronden werden in het recente verleden gebruikt voor agrarische doeleinden (weiland en landbouw). Deze intensieve vormen van agrarisch grondgebruik maken de vestiging van beschermde soorten nagenoeg onmogelijk.

De huidige bedrijfsvoering en de opslagcapaciteit veranderen niet waardoor de uitvoering van plan een neutraal effect heeft op de natuurdoelstellingen. In de omgeving van het plangebied liggen overigens geen wettelijk beschermde natuurgebieden.

Conclusie

Een natuuronderzoek is niet noodzakelijk.

2.1.3.2.11 Verkeer     

De vormwijziging van het bedrijfsperceel leidt niet tot een andere bedrijfsvoering. Het aantal verkeersbewegingen van en naar de inrichting zal door de vormwijziging niet noemenswaardig veranderen.

Het aantal vrachtwagens dat komt laden en lossen is wisselend; het varieert tussen 0 en maximaal 10 vrachtwagens per dag. Gemiddeld bedraagt het aantal vrachtwagens 2 of 3 per dag.

De vrachtauto's parkeren niet op het terrein. Zij zijn uitsluitend op het terrein voor het laden en lossen van de grondstoffen/producten.

Conclusie

Het voorliggende initiatief heeft een neutraal effect op het aantal verkeerbewegingen omdat de bedrijfsvoering en de opslagcapiciteit van de onderneming niet verandert.

2.1.3.2.12 Leidingen     

Onder- of bovengrondse transportleidingen zijn niet aanwezig. Een onderzoek is daarom niet nodig.

Conclusie

In de directe omgeving zijn geen risicovolle functies aanwezig die een gevaar vormen voor kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten.

2.1.3.3 Volkshuisvesting     

Het voorliggende plan heeft geen gevolgen voor de volkshuisvesting.

2.1.3.4 Economisch     

Voor de realisatie van dit bestemmingsplan hoeft geen exploitatieplan opgesteld te worden omdat het kostenverhaal anderszins is verzekerd. Alle kosten zullen worden gedragen door de initiatiefnemer. De realisering van het bestemmingsplan leidt derhalve niet tot kosten die voor de rekening van de gemeente Bronckhorst komen. De economische uitvoerbaarheid is niet in het geding.

De gemeente Bronckhorst heeft met de initiatiefnemer een planschade-overeenkomst afgesloten waarin is geregeld dat eventueel optredende planschade wordt doorberekend aan de initiatiefnemer.

2.1.3.5 Overleg en inspraak     

2.1.3.5.1 Overleg     

Waterschap

Naar aanleiding van het toegezonden wijzigingsplan Stellingweg 2 te Hengelo (Gld) meldt het Waterschap Rijn en IJssel bij mail 2-8-2019 hierover geen opmerkingen hebben. Gelet op de beperkte uitbreiding van het verhard oppervlak met 600 m2 en de mogelijkheden tot het infiltreren van het afstromende hemelwater, is een nadere onderbouwing van de compensatie van de afvoer van hemelwater niet nodig.

2.1.3.5.2 Inspraak     

De initiatiefnemers hebben de direct aanwonenden persoonlijk geïnformeerd over het voorontwerp van het wijzigingsplan. Zij reageerden positief en gaven aan geen problemen met de wijziging van het bestemmingsplan te hebben.

2.1.3.6 Conclusie     

Geen van de onderzochte omgevingsaspecten levert beperkingen op voor de uitvoering van het voorliggende bestemmingsplan. Dit geldt ook voor volkshuisvesting en de economische uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

Direct aanwonenden hebben geen bezwaren tegen het voorliggende plan volgens de initiatiefnemers.

2.1.4 Juridische aspecten planonderdeel     

In deze paragraaf komen de juridische aspecten aan bod die betrekking hebben op de bestemmingen die voorkomen in dit specifieke planonderdeel. De algemene juridische aspecten zijn opgenomen in Hoofdstuk 4 Juridische aspecten algemeen.

2.1.4.1 Bestemmingsregels     
2.1.4.1.1 Agrarisch     

Dit plan kent één agrarische bestemming: Agrarisch.

De precieze begrenzing van de agrarische bestemmingen is afgestemd op de in het plangebied aanwezige natuur- en landschapswaarden welke in meer of mindere mate dienen te worden beschermd. Deze mate van bescherming is her en der in de regels opgenomen, bijvoorbeeld 3.1.1 Algemene bestemmingsomschrijving, 3.1.2 Nadere detaillering van de bestemmingsomschrijving onder a.

Agrarisch

Deze bestemming omvat de gronden die geen specifieke waardevolle landschappelijke en/of natuurwaarden bezitten. In deze bestemming staat het functioneren van de landbouw voorop waarbij wel zoveel mogelijk rekening wordt gehouden met de aanwezige (kleinschalige) landschappelijke en cultuurhistorische waarden.

In de bestemmingsomschrijving in 3.1.1 Algemene bestemmingsomschrijving, 3.1.2 Nadere detaillering van de bestemmingsomschrijving en is omschreven waarvoor de gronden zijn bestemd.

Bouwvlak

Agrarische bedrijven zijn voorzien van een bouwvlak waarbinnen bebouwing mag plaatsvinden. Daar waar de aanduiding 'bouwvlak' is gekoppeld aan een andere aanduiding 'bouwvlak' door middel van de aanduiding 'relatie' gelden de regels als ware het één bouwvlak. Per bouwvlak is maximaal één agrarisch bedrijf toegestaan.

Het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde buiten het bouwvlak is toegestaan ten behoeve van het agrarisch grondgebruik, met een maximale bouwhoogte van 3 m. Dit bij recht oprichten geldt niet voor sleufsilo's, kuilvoer-, mestplaten en kassen. Sleufsilo's, kuilvoer- en mestplaten zijn met een omgevingsvergunning onder voorwaarden te realiseren.Dit geldt niet voor sleufsilo's, kassen en paardenbakken. Daarnaast kunnen perceelafscheidingen tot een maximale hoogte van 1 m en banken, bewegwijzering, picknicktafels e.d. met een maximale hoogte van 2 m worden geplaatst.

Toename van stikstofemissie en stikstofdepositie

Onder verwijzing naar paragraaf 'Milieu-effectrapportage' van deze toelichting bestaat de noodzaak tot het opnemen van een planregel ter voorkoming van significant negatieve effecten op Natura 2000-gebieden. Het ontwerpbestemmingsplan bevatte al zo'n planregel. Sindsdien is sprake van voortschrijdend inzicht, mede als gevolg van jurisprudentie, waardoor een aanpassing van de planregel noodzakelijk was. Uitgangspunt daarbij was en is dat geen sprake mag zijn van een toename van de stikstofemissie dan wel stikstofdepositie.

Volgens artikel 1.159 van de planregels is sprake van een toename van stikstofemissie wanneer de emissie N/ha/jaar meer bedraagt dan de emissie N/ha/jaar afkomstig van het ten tijde van de vaststelling van het plan feitelijk aanwezige en planologisch legale gebruik van de betreffende gronden en bouwwerken. Vervolgens zijn hierop nog enkele afgeleide bepalingen evenals enkele uitzonderingen geformuleerd. Eén van de uitzonderingen is dat onder feitelijke en planologisch legale situatie ook wordt verstaan een reeds verkregen vergunning op grond van de Wet natuurbescherming ten tijde van vaststelling van het bestemmingsplan. Een overzicht van deze beschikkingen is in Bijlage 7 toegevoegd aan de regels.

Nevenactiviteiten

Naast de uitoefening van agrarische activiteiten mag maximaal 350 m2 van de bestaande bedrijfsgebouwen worden gebruikt voor nevenactiviteiten. Het gaat daarbij om activiteiten die Bijlage 2 Toegelaten functies zijn opgenomen. Hierbij geldt onder andere dat maximaal 50% van de bebouwing hiervoor mag worden gebruikt en voor zover het detailhandel betreft, dit alleen is toegestaan in streekeigen geproduceerde agrarische producten tot een maximale oppervlakte van 50 m2. Maximaal 50 m2 van de bebouwing mag worden aangewend voor voor catering, café, restaurant, eethuis, ijssalon, terras/ theetuin en theeschenkerij. Bestaande nevenactiviteiten bij agrarische bedrijven welke van deze maatvoeringen afwijken zijn specifiek in de regels vastgelegd.

Grondgebondenheid

Omschakeling naar of hervestiging van een grondgebonden veehouderij is rechtstreeks toegestaan.

Niet-grondgebonden

Op grond van de provinciale omgevingsverordening gelden de bepalingen zoals weergegeven in paragraaf .

Teeltondersteunende voorzieningen

Binnen de agrarische gebiedsbestemmingen is het oprichten van lage, tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen zowel binnen als buiten het agrarisch bouwvlak mogelijk. Hoge- en lage permanente voorzieningen zijn uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan en gebonden aan een maximum oppervlakte van respectievelijk 500 m² en 1000m2. 

Teeltondersteunende voorzieningen kunnen de infiltratie van water in de bodem belemmeren en daarmee invloed hebben op de hydrologische c.q. ecologische situatie in een gebied.

Boomkwekerijen

Boom- en sierteelt heeft een duidelijke visuele invloed in het landschap. Om deze reden is nieuwe boom- en sierteelt niet mogelijk binnen het 'waardevolle open gebied waaronder essen'. Deze open gebieden zijn op de verbeelding specifiek aangegeven. Buiten deze gebieden is deze vorm van teelt in het algemeen toegestaan. Bestaande locaties voor teelt en wisselteelt (die al enkele jaren niet meer voor boomteelt worden gebruikt) mogen als zodanig blijvend worden gebruikt, ook als ze binnen het waardevolle open gebied liggen.

Plattelandswoning

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - plattelandswoning' is een plattelandswoning toegestaan. Een plattelandswoning mag door een derde (welke geen binding heeft met het bedrijf of er niet werkzaam is) worden bewoond. De woning behoudt echter de agrarische bestemming.

Omgevingsvergunning

Met een omgevingsvergunning is het mogelijk onder voorwaarden af te wijken van de bouwregels voor het verplaatsen van de bedrijfswoning dichter bij de weg, de hoogte van een mestsilo te verhogen tot de maximale hoogte van de bestaande bedrijfsgebouwen op het erf, het realiseren van een schuilgegelegenheid voor vee, een paardenbak buiten het bouwvlak en een sleufsilo buiten het bouwvlak. Voor een paardenbak geldt dat eisen worden gesteld aan de maatvoering, afstand tot omliggende objecten, verlichting en plaatsing van hekwerken.

Met een omgevingsvergunning onder voorwaarden is het tevens mogelijk af te wijken van de gebruiksregels. Zo kunnen functies die in milieuhygiënisch opzicht vergelijkbaar zijn met de genoemde functies in Bijlage 2 Toegelaten functies als nevenactiviteit bij de agraisch bedrijf worden toegelaten. Maar ook een installatie voor mestbewerking, mestverwerking en -vergisting van op het eigen bedrijf geproduceerde mest is met een omgevingsvergunning toegestaan mits onder andere de hoeveelheid te verwerken mest op jaarbasis maximaal 20.000 ton bedraagt en de activiteiten uitsluitend binnen het bouwvlak plaatsvinden.

In het ontwerpplan werd nog een maximale hoeveelheid te verwerken mest aangehouden van 36.000 ton waarmee werd aangesloten bij de maximale omvang die de provincie Gelderland toestaat voor grootschalige mestverwerkingsinstallaties. In het aanvullend onderzoek op de PlanMER is geconstateerd dat het maximum van 36.000 ton erg ruim is in relatie tot de eis dat enkel mest afkomstig van het eigen bedrijf verwerkt wordt. Het is niet te verwachten dat een veehouderijbedrijf een installatie voor enkel de verwerking van de op het eigen bedrijf geproduceerde mest realiseert met een dergelijk capaciteit. Daarom is het maximum teruggebracht naar 20.000 ton. Het voordeel hiervan is dat installaties voor mestverwerking van 20.000 ton meer in verhouding staan tot de reeds aanwezige bebouwing op het erf en qua vorm en omvang beter passen in het landschap.

Ook is er de mogelijkheid van duurzame energie-opwekking. Daarbij kunnen ter verkrijging van de zogeheten SDE-subsidie bij recht binnen het bouwvlak zonnepanelen op de grond worden geplaatst. Met een omgevingsvergunning is het mogelijk mini- en kleine windturbines te plaatsen, zie paragraaf 2.1.4.1.4.

Voor schuilgegelegenheden, paardenbakken buiten het bouwvlak en mini- en kleine windturbines geldt dat deze afwijkingsmogelijkheid niet wordt toegepast in de beschermde dorps- en stadsgezichten. Dit ter bescherming van het aangezicht van de beschermde gezichten.

Dit instrument kan ook worden ingezet om een voormalige bedrijfswoning een status plattelandswoning te geven. Dit geldt echter niet voor bedrijfswoningen behorende tot een intensief veehouderijbedrijf omdat in deze gevallen een goed leef- en woonklimaat niet kan worden gegarandeerd. Met een omgevingsvergunning is het tevens mogelijk een kleinschalig kampeerterrein als nevenactiviteit te realiseren. Hierbij geldt onder andere dat deze terreinen goed landschappelijk worden ingepast en dat de belangen van in de omgeving aanwezige functies en waarden niet onevenredig worden geschaad. Daarnaast is het mogelijk groepskamperen toe te staan en bed&breakfast te realiseren. Voor deze laatstgenoemde activiteit geldt onder andere dat maximaal 50% van de oppervlakte mag worden ingezet met een maximum van 500 m2.

Ook (een combinatie van) recreatieve activiteiten als nevenfunctie is mogelijk. Te denken valt aan recreatiewoningen, recreatie-appartementen, bed and breakfastvoorzieningen, groepsaccommodaties, trekkerhutten met een maximum van 3 en kleinschalige kampeerterreinen. Daarbij geldt een maximale oppervlakte van 500 m² van bij voorkeur bestaande karakteristieke bebouwing is toegelaten. Binnen deze maat kan maximaal 50 m² bebouwing benut worden voor kleinschalige horecavoorzieningen. Voor (een combinatie van) recreatieve activiteiten moet worden verevend. Dat kan zijn nstandhouding van de karakteristieke/monumentale gebouwen dan wel sloop, verkleining van het bouwvlak of een groene invulling, natuurontwikkeling, landschappelijke inpassing of verbetering van de infrastructuur.

Tot slot is het mogelijk een grotere oppervlakte voor een nevenactiviteit toe te staan in de vorm van dagrecreatie, zorg, opslag en overige nieuwe economische dragers. Daarbij geldt dat de maximale oppervlakte voor de nevenfunctie nooit meer dan 50% van de bebouwing mag zijn met een maximum van 750 m2. Deze maat was voorheen enkel mogelijk onder een wijzigingsbevoegdheid van burgemeester en wethouders.

Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigen voor de volgende onderwerpen.

Vergroten en/of vormverandering van het bouwvlak is mogelijk indien wordt voldaan aan een aantal voorwaarden. Er moet bijvoorbeeld worden aangetoond dat door de uitvoering van het initiatief geen significante negatieve effecten optreden op de Natura 2000 gebieden. Omschakeling naar een intensieve veehouderij is niet toegestaan in het bestemmingsplan. Agrarische bouwvlakken kunnen via een wijzigingsbevoegdheid in beginsel uitbreiden tot 2 hectare in het geval van grondgebonden bedrijven en 1 hectare in het geval van intensieve veehouderijen. Uit het aanvullend onderzoek op de PlanMER is gebleken dat niet alle bedrijven stalmaatregelen kunnen nemen om de volledige ruimte van het bestemmingsplan te kunnen benutten. Om deze reden is een beperking in de bovengenoemde uitbreidingsmogelijkheden opgenomen om te komen tot een uitvoerbaar plan. Deze houdt in dat het bouwvlak niet meer dan 40% ten opzichte van het huidge bouwvlak mag uitbreiden tot een maximum van 1 ha voor niet-grondgebonden en 2 ha voor grondgebonden bedrijven.

Er dient daarbij sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing. Daarvoor dient de initiatiefnemer een door het bevoegd gezag goed te keuren inrichtingsplan te overleggen.



2.1.4.1.2 Bedrijven     

De verspreid binnen het plangebied aanwezige bedrijven zijn binnen de bestemming 'Bedrijf' opgenomen. De bestaande niet-agrarische bedrijven zijn - om te voorkomen dat hun impact op het landschap en de woonomgeving verder groeit - positief bestemd, maar krijgen geen (ruime) ontwikkelingsmogelijkheden. Alle bedrijven zijn specifiek aangeduid met hun aard van bedrijvigheid en de maximaal toegestane oppervlakte in m2. Deze maat is exclusief de oppervlakte van de bedrijfswoning(en) en de daarbij behorende bouwwerken.

Buitenopslag

De oppervlakte voor buitenopslag, stalling en/of grondopslag is maximaal 100 m2 en 2 meter hoog tenzij anders aangegeven in de tabel in dit artikel.

Detailhandel

Er vindt geen detailhandel plaats anders dan detailhandel in zelfvervaardigde en/of voortgebrachte producten tot een maximale oppervlakte van 25 m² in bestaande gebouwen of verkoopactiviteiten als opgenomen in de tabel in 4.1.2 Nadere detaillering van de bestemmingsomschrijving onder Niet-agrarische bedrijven.

Bijbehorende bouwwerken

In het plan zijn voor gebouwen en voor 'bouwwerken, geen gebouw zijnde' goot- en bouwhoogten vastgelegd. Voor aangebouwde en vrijstaande bijgebouwen geldt in dit plan een maximaal oppervlakte van 150 m2 in plaats van de tot nu toe gehanteerde 100 m2. Reden voor deze verruiming is gelegen in Bijlage 2 van het Besluit omgevingsrecht (Bor). Daarin is onder andere geregeld dat bij hoofdgebouwen die zijn gelegen op een perceel met een achtererfgebied van 900 m2, vergunningsvrij 150 m2 aan bijgebouwen mag worden gebouwd. Zodoende kan bij de woonbestemming, mits de maat van het achterefgebied wordt gehaald, vergunningsvrij 150 m2 aan bijgebouwen bij de woning worden gebouwd. Doorgaans beslaan de achtererfgebieden van bedrijven ook 900 m2, maar hier is een bedrijfsgebouw het hoofdgebouw. Indien er meerdere bedrijfsgebouwen aanwezig zijn is de norm van 150 m2 dikwijls geconsumeerd aan bedrijfsgebouwen. Dit betekent dat voor het bijgebouw bij de bedrijfswoning vergunningsvrij veelal geen ruimte meer is. Wij brengen hierin gelijkwaardigheid door de oppervlakte naar 150 m2 te brengen.

Omgevingsvergunning

Met een omgevingsvergunning kan van de bouwregels worden afgeweken. Onder voorwaarden is het mogelijk om maximaal 10% van de bestaande oppervlakte uit te breiden en duurzame energie-opwekking (zie 2.1.4.1.4) te realiseren.

Van de gebruiksregels kan worden afgeweken met een omgevingsvergunning voor verruiming van de buitenopslagmogelijkheden. Hierbij bedraagt de maximale hoogte 4m en de maximale oppervlakte 200 m2.

Wijzigingsbevoegdheid

De wijzigingsbevoegdheid richt zich op het wijzigen van de bestemming in een woonbestemming waarbij het aantal woningen niet toeneemt en een minimale reductie van 50% van de bebouwde oppervlakte van niet-karakteristieke gebouwen op het bouwvlak wordt gerealiseerd.

Daarnaast is het met een wijziging binnen de bestemming mogelijk van functie te veranderen waarbij onder andere als voorwaarden gelden dat het uitsluitend een bedrijf betreft als opgenomen in de bij deze regels gevoegde Bijlage 2 Toegelaten functies, dan wel een bedrijf dat niet voorkomt in tabel 6.1.2. onder a, maar die qua aard en omvang en invloed op het milieu gelijk te stellen is aan genoemde bedrijven, dan wel bedrijven in een hogere categorie waarbij in alle gevallen geldt dat het uitsluitend een gebiedsgebonden functie mag betreffen.Ook is het uitgangspunt dat de de oppervlakte als genoemd in de tabel in 4.1.2 Nadere detaillering van de bestemmingsomschrijving onder Niet-agrarische bedrijven als maximum geldt.

Met een wijziging binnen de bestemming is het realiseren van grondgebonden zonne-installaties mogelijk, waarvan de energieproductie wordt afgenomen door derden. Twee van de geldende voorwaarden luidt dat dit alleen toegestaan is als de zonne-installaties binnen het bouwvlak zijn gesitueerd en de oppervlakte van het bouwvlak niet wordt vergroot;

Realisering van nieuwe bedrijfswoningen is uitgesloten; in voorkomende gevallen dient hier een afzonderlijke procedure voor gevolgd te worden, waarbij rekening wordt gehouden met het kwalitatief woningbouwprogramma c.q. de gemeentelijke woonvisie.

2.1.4.1.3 Waarde     

AArtikel 5 Waarde - Archeologische verwachting 3

De archeologische waarden worden beschermd door middel van dubbelbestemmingen welke zijn gebaseerd op de Archeologische beleidsadvieskaart van de gemeente Bronckhorst. Deze artikelen zijn inhoudelijk hetzelfde van opbouw, maar verschillen onderling in archeologische waarden en de regels die daar mee samenhangen. Waarde - Archeologische verwachting 3 staat voor een lage verwachtingswaarde.

Ter bescherming van deze waarden zijn bouwregels, gebruiksregels en een omgevingsvergunningstelsel opgenomen met daarbij een onderzoeksverplichting. Het bestemmingsregime is afhankelijk van de aangetoonde waarde en de hoogte van de verwachting. De onderzoeksverplichting vervalt als er reeds onderzoeksgegevens bekend zijn of op andere wijze voldoende informatie beschikbaar is over de aanwezigheid van archeologische waarden. Er is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen waarmee burgemeester en wethouders, als onderzoeksgegevens daartoe aanleiding geven, de dubbelbestemming geheel of gedeeltelijk kunnen laten vervallen of deze kunnen omzetten van een verwachtingswaarde naar een aangetoonde waarde.

2.1.4.1.4 Terugkerende planregels     

Aan huis verbonden activiteiten

Binnen de woon-, bedrijfs-, horeca-, maatschappelijke, verblijfsrecreatieve en sportfunctie worden onder voorwaarden nevenactiviteiten toegelaten in het hoofdgebouw en de bijbehorende bouwwerken. Deze nevenactiviteiten zijn qua functie ondergeschikt aan de hoofdfunctie. Deze aan huis verbonden activiteiten bestaan uit een aan huis verbonden beroep, een aan huis verbonden bedrijf, internetverkoop' en bed & breakfast.

Bij een 'aan huis verbonden beroep' en 'aan huis verbonden bedrijf' is het uitgangspunt dat de activiteiten qua aard, omvang en uitstraling past in een woonomgeving. Bij een bedrijf geldt aanvullend dat deze vermeld moet zijn in de activiteiten in de bijgevoegde Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten - functiemenging. Omdat de functiemengingslijst een algemene lijst is waarnaar in meerdere bestemmingen wordt verwezen, is niet zonder meer iedere in de lijst vermelde activiteit toegelaten. Leidend is dat de activiteit past in de woonomgeving. Verder zijn er enkele kwalitatieve en kwantitatieve voorwaarden gesteld en is detailhandel als hoofdactiviteit niet toegestaan.

Bij internetverkoop' gaat het om een vorm van detailhandel dat op essentiële punten afwijkt van de traditionele detailhandel in winkels. Waar die traditionele detailhandel nu in bestemmingsplannen wordt uitgesloten vanwege haar (ruimtelijke) uitstraling en effecten op de omgeving, kan internetverkoop juist vanwege de aard en uitstraling van de activiteiten wel worden toegelaten.

Bij een 'bed & breakfast'-accommodatie geldt dat er maximaal 2 gastenkamers mogen worden gebruikt ten behoeve van bed & breakfast. Door deze bepaling is het mogelijk binnen de grenzen van het bestemmingsplan initiatieven te ontplooien ter bevordering van het toerisme.

Omvang en aantal (bedrijfs)woningen

In principe heeft de bestemming 'Bedrijf' recht op één (bedrijfs)woning tenzij met een aanduiding is aangegeven dat meer woningen zijn toegestaan. De woning is gesitueerd in een hoofdgebouw. De inhoud van de woning is maximaal 750 m3, tenzij de woning al een grotere omvang heeft. Dan geldt dit volume als maximum tenzij anders aangegeven. Bij agrarische bedrijven is uitbreiding van het hoofdgebouw ten behoeve de agrarische activiteiten (anders dan wonen) mogelijk.

Op grond van de Wet Basisadministratie Adressen en Gebouwen (BAG) zijn in een groot aantal gevallen meer dan één woning binnen het bestemmingsvlak gesitueerd. Omdat de woningen in aparte hoofdgebouwen dan wel tezamen in één hoofdgebouwen kunnen zijn gesitueerd zijn de specifieke situaties in de regels in een tabel vastgelegd. Daarmee kan worden afgeleid of een woning nog kan uitbreiden.

Voor het bepalen van de inhoud ('wijze van meten') wordt gemeten tussen de bovenzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/ of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen, waarbij voor de definities hiervan wordt aangesloten op de landelijke norm NEN2580.

Omgevingsvergunning afwijken maatvoering

Voor nagenoeg alle bestemmingen geldt dat het bevoegd gezag door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning kan afwijken van de in de regels genoemde maten, mits wordt voldaan aan een aantal bepalingen. De afwijking bedraagt nooit meer dan 10% van de genoemde maten en indien er sprake is van ligging in of grenzend aan het Gelders Natuurnetwerk (GNN) of waardevol landschap mogen er geen significante negatieve effecten aan deze gebieden optreden. Deze afwijkingsmogelijkheid zal slechts bij hoge uitzondering worden toegepast. Het is niet de bedoeling dat bouwplannen hier op worden ontworpen.

Omgevingsvergunning duurzame energie - opwekking

In de agrarische bestemmingen en de bestemming 'Bedrijf', is een regel opgenomen dat onder voorwaarden plaatsing zonnepanelen en –collectoren op de grond mogelijk maakt. De installatie wordt aangewend voor de eigen energievoorziening. Gebruik voor grondgebonden zonnepanelen is geen echter argument voor vergroting van het bestemmingsvlak. Binnen deze regel is het tevens mogelijk kleine windturbines en mini-windturbines (dat zijn molens op het dak van gebouwen) voor de eigen energievoorziening toe te staan. Een kleine windmolen heeft een masthoogte van 25 meter. De agrarische bestemmingen kunnen onder voorwaarden worden gewijzigd in de bestemming 'Bedrijf - Nutsvoorziening' met het doel het realiseren van grondgebonden zonne-installaties waarvan de energieproductie wordt afgenomen door derden. In deze gevallen wordt de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - solarpark' opgenomen zodat enkel deze bedrijfsactiviteit op de locatie is toegestaan.

Cultuurhistorie

De in het plangebied voorkomende behoudenswaardige cultuurhistorische waarden worden beschermd door een bestemming of aanduiding waar specifieke regels voor gelden (onder meer voor cultuurhistorisch waardevolle gebouwen). Daarnaast zijn deze waarden ook in het omgevings- vergunningstelsel opgenomen waarbij geen sprake mag zijn van onevenredige aantasting van cultuurhistorische waarden. De bescherming van cultuurhistorische waarden van de in het plangebied aanwezige landgoederen is in het bestemmingsplan geborgd middels de aanduiding 'wetgevingzone - omgevingsvergunning landgoed'. Voor gronden met deze aanduiding geldt bij werken waarvoor een omgevingsvergunning is vereist, de aanvullende voorwaarde dat door de werken en werkzaamheden de samenhang binnen het landgoed en de cultuurhistorische waarden van het landgoed, niet onevenredig mogen worden aangetast.

Op deze wijze, in combinatie met de bepalingen op het gebied van landschap, zijn historische geografische waarden in het gebied geborgd. De bescherming van rijks- en gemeentelijke monumenten in het plangebied geschiedt via sectorale regelgeving in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), de Erfgoedwet en de gemeentelijke monumentenverordening.

Hoofdstuk 3 Beleidskader     

In dit hoofdstuk wordt het algemene ruimtelijke beleidskader weergegeven. De paragrafen bevatten samenvattingen van het beleid het rijks-, provinciaal-, regionaal- en gemeentelijk beleid.

3.1 Rijksbeleid     

3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte     

Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vastgesteld. Deze structuurvisie geeft een totaalbeeld van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau. De SVIR vervangt de Nota Ruimte, de Structuurvisie Randstad 2040, de Nota Mobiliteit, de MobiliteitsAanpak en de Structuurvisie voor de Snelwegomgeving. Tevens vervangt het de ruimtelijke doelen en uitspraken in de PKB Tweede structuurschema Militaire terreinen, de agenda landschap, de agenda Vitaal Platteland en Pieken in de Delta. Daarmee is de SVIR het kader voor thematische of gebiedsgerichte uitwerkingen van rijksbeleid met ruimtelijke consequenties.

Afspraken over verstedelijking, groene ruimte en landschap laat het Rijk over aan de provincies en gemeenten. Gemeenten krijgen ruimte voor kleinschalige natuurlijke groei en voor het bouwen van huizen die aansluiten bij de woonwensen van mensen. Wel zijn er 13 nationale belangen opgenomen in de SVIR, die nader zijn uitgewerkt in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening.

3.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening     

De wetgever heeft in de Wro, ter waarborging van nationale en provinciale belangen, de besluitmogelijkheden van lagere overheden begrensd. Indien nationale of provinciale belangen dat met het oog op een goede ruimtelijke ordening noodzakelijk maken, kunnen bij of krachtens Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) respectievelijk provinciale verordening regels worden gesteld omtrent de inhoud van bestemmingsplannen.

In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro), ook wel bekend als de AMvB Ruimte, zijn 13 nationale belangen opgenomen die juridische borging vereisen.

Het Barro is op 30 december 2011 deels in werking getreden en met enkele onderwerpen aangevuld per 1 oktober 2012. Het besluit is gericht op doorwerking van de nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen. Inhoudelijk gaat het om nationale belangen die samenhangen met het beschermen van ruimtelijke functies, zoals natuur in de Ecologische Hoofdstructuur (EHS), of met het vrijwaren van functies. Dat betekent dat de AMvB regels geeft over bestemmingen en het gebruik van ronden. Daarnaast kan zij aan de gemeente opdragen in de toelichting bij een bestemmingsplan bepaalde zaken uitdrukkelijk te motiveren.

Ecologische Hoofdstructuur (EHS)

Volgens artikel 2.10 van het Barro worden bij provinciale verordening de gebieden aangewezen die de ecologische hoofdstructuur vormen alsmede de wezenlijke kenmerken hiervan. Bij provinciale verordening worden regels gesteld die bewerkstelligen dat een bestemmingsplan dat betrekking heeft op een gebied behorende tot de ecologische hoofdstructuur en een omgevingsvergunning waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onderdeel a, onder 3°, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van het bestemmingsplan wordt afgeweken geen activiteiten mogelijk maken ten opzichte van het ten tijde van inwerkingtreding van de verordening geldende bestemmingsplan, die per saldo leiden tot een significante aantasting van de wezenlijke kenmerken en waarden, of tot een significante vermindering van de oppervlakte van die gebieden, of van de samenhang tussen die gebieden, tenzij:

  1. er sprake is van een groot openbaar belang,
  2. er geen reële alternatieven zijn, en
  3. de negatieve effecten op de wezenlijke kenmerken en waarden, oppervlakte en samenhang worden beperkt en de overblijvende effecten gelijkwaardig worden gecompenseerd.

Daarnaast biedt het Barro de mogelijkheid de begrenzing te wijzigen:

  1. ten behoeve van een verbetering van de samenhang of een betere planologische inpassing van de ecologische hoofdstructuur, voor zover:
    1. de wezenlijke kenmerken en waarden van de ecologische hoofdstructuur worden behouden, en
    2. de oppervlakte van de ecologische hoofdstructuur ten minste gelijk blijft;
  2. ten behoeve van een kleinschalige ontwikkeling, voor zover:
    1. de aantasting van de wezenlijke kenmerken en waarden en de samenhang van de ecologische hoofdstructuur beperkt is,
    2. de ontwikkeling per saldo gepaard gaat met een versterking van de wezenlijke kenmerken en waarden van de ecologische hoofdstructuur, of een vergroting van de oppervlakte van de ecologische hoofdstructuur, en
    3. de oppervlakte van de ecologische hoofdstructuur ten minste gelijk blijft;
  3. ten behoeve van de toepassing van de krachtens artikel 2.10.4, eerste lid, gestelde regels.

De uitwerking in de provinciale Omgevingsvisie van Gelderland wordt toegelicht in paragraaf 3.2.1.

Ladder voor duurzame verstedelijking

In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is 'de ladder voor duurzame verstedelijking' geïntroduceerd en ook in het Barro opgenomen. De ladder is per 1 oktober 2012 ook als procesvereiste opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.6 lid 2). Dit artikel bepaalt dat een zorgvuldige benutting van de beschikbare ruimte voor verschillende functies gebaseerd dient te zijn op een goede onderbouwing van nut en noodzaak van een nieuwe stedelijke ruimtevraag en op een zorgvuldige ruimtelijke inpassing van de nieuwe ontwikkeling. Per 1 juli 2017 is de 'nieuwe' ladder in werking getreden. Hiermee heeft de wetgever gepoogd een aantal knelpunten die in de praktijk zijn gesignaleerd, zoveel mogelijk op te lossen.

Doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening in de vorm van een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden en om overprogrammering te voorkomen. Met de ladder voor duurzame verstedelijking wordt een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten nagestreefd. Voor iedere nieuwe stedelijke ontwikkeling (binnen en buiten bestaand stedelijk gebied) moet de behoefte worden beschreven in de plantoelichting. Uitgangspunt is dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling in bestaand stedelijk gebied wordt gerealiseerd. Indien dat niet mogelijk is, dan dient dat nadrukkelijk te worden gemotiveerd in de toelichting. Daarbij kunnen de beschikbaarheid en geschiktheid van de ontwikkelingsmogelijkheden een rol spelen. De behoefte wordt onderbouwd en afgewogen op het niveau van het verzorgingsgebied van de ontwikkeling. Dit betekent dat de aard en omvang van de ontwikkeling bepalend zijn voor de reikwijdte van de beschrijving van en het overleg over de behoefte, waarvan de resultaten ook zijn opgenomen in de beschrijving.

Bij de Ladder wordt ten aanzien van de definitie van bestaand stedelijk gebied de definitie uit het Bro gehanteerd: “bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal-culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur.”

Het beter benutten van het bestaand stedelijk gebied kent randvoorwaarden en een concurrerende ruimtevraag die wordt opgelost door maatwerk te bieden binnen de kaders die wet- en regelgeving stellen. Uitgangspunt hierbij is een goede ruimtelijke ordening gericht op een duurzame ruimtelijke kwaliteit. Met de huidige maatschappelijke opgaven op o.a. het gebied van klimaat en energie is het duidelijk dat er meerdere claims liggen op de ruimte binnen bestaand stedelijk gebied. Deze claims moeten onderling afgewogen worden om tot zorgvuldig ruimtegebruik en een duurzame ruimtelijke kwaliteit te komen. Het transparant en helder motiveren is de essentie van het werken aan een duurzame verstedelijking.

De Ladder moet ook worden toegepast bij globale en flexibele bestemmingsplannen, op een moment dat de ontwikkeling nog niet concreet is. Ook een wijzigings- of uitwerkingsplan moet aan de Ladder worden getoetst. In zo’n geval kan dus sprake zijn van een dubbele laddertoets. In de Omgevingswet is al meegenomen dat het zwaartepunt van de te verrichten onderzoeken ligt op het moment dat ontwikkelingen meer concreet zijn. Vooruitlopend op de Omgevingswet kan bij het (globale) bestemmingsplan worden bepaald dat de laddertoets zich niet richt op de toelichting bij het bestemmingsplan, maar eerst op de toelichting bij het wijzigings- of uitwerkingsplan. De gemeenteraad kan er dus voor kiezen om de laddertoets door te schuiven, maar hoeft dit niet te doen. Het eventueel doorschuiven van de laddertoets laat onverlet dat het (globale) bestemmingsplan ter ruimtelijke onderbouwing een toelichting moet bevatten. Er geldt dus een onderzoeksplicht bij het opnemen van een wijzigingsbevoegdheid of een uitwerkingsplicht in een (globaal) bestemmingsplan. Wel wordt aangenomen dat de uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan dat voorziet in de mogelijkheid van een wijzigings- of uitwerkingsplan, wat globaler kan worden gemotiveerd.

Provincies hebben de bevoegdheid om in hun verordening op de Ladder in het Bro aanvullende regels te stellen, mits deze niet strijdig zijn met het Bro. Bij het geven van aanvullende regels moeten provincies uitgaan van de Bro-definities en prudent omgaan met de vraag of er nog wel behoefte is om aanvullende regels te stellen.

3.1.3 Modernisering Monumentenzorg     

De opvattingen over de omgang met monumenten zijn sterk veranderd. Gebieden worden belangrijker dan individuele gebouwen. Ook de inzichten over de organisatie van de monumentenzorg zijn anders. Het systeem is daarom aangepast aan de ontwikkelingen van deze tijd. De Directie Erfgoed & Kunsten van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap is verantwoordelijk voor de beleidsontwikkeling van deze modernisering.

Cultuurhistorie in de ruimtelijke ordening

Cultureel erfgoed krijgt een belangrijke plaats binnen de ruimtelijke ordening. Met de visie Kiezen voor karakter toont het kabinet zijn verantwoordelijkheid voor een goede omgang met onroerend cultureel erfgoed van nationale betekenis bij integrale ruimtelijke afwegingen.

Vijf prioriteiten

Het kabinet kiest voor de komende jaren vijf prioriteiten in het gebiedsgerichte erfgoedbeleid:

  1. werelderfgoed: samenhang borgen, uitstraling vergroten;
  2. eigenheid en veiligheid: zee, kust en rivieren;
  3. herbestemming als (stedelijke) gebiedsopgave: focus op groei en krimp;
  4. levend landschap: synergie tussen erfgoed, economie, ecologie;
  5. wederopbouw: tonen van een tijdperk.

Bestemmingsplan

Het bestemmingsplan is een belangrijk instrument om cultuurhistorische waarden in een gebied te beschermen. Dit betekent dat de rol die gemeenten, provincies en de rijksoverheid hebben in de erfgoedzorg verandert. In oktober 2010 stuurden de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed en de steunpunten een brief over de ondersteuning op dit gebied aan de gemeenten.

Besluit ruimtelijke ordening

In 2010 is in het Besluit ruimtelijke ordening opgenomen dat gemeenten bij het maken van bestemmingsplannen rekening moeten houden met cultuurhistorische waarden. De Rijksdienst helpt gemeenten hiermee met de Handreiking erfgoed en ruimte. In deze handreiking staat hoe gemeenten zo'n inventarisatie en analyse kunnen uitvoeren. Ook wordt aangegeven op welke wijze gemeenten cultuurhistorische waarden kunnen opnemen in een bestemmingsplan.

Krachtiger en eenvoudigere regels

Minder regels, kortere procedures en structureel meer financiële middelen zorgen voor een duurzame instandhouding van rijksmonumenten. Deze regels hebben betrekking op vergunningen, subsidie en kwaliteit

Vergunning

De monumentenvergunning wordt onderdeel van de omgevingsvergunning (Wet algemene bepalingen omgevingsrecht). Ook wordt bepaald welke werkzaamheden zonder vergunning kunnen worden uitgevoerd.

Subsidie

Het aanvragen van een Brim-subsidie is in 2011 nog verder vereenvoudigd. De minister heeft structureel extra middelen beschikbaar gesteld voor zowel reguliere instandhouding als incidentele restauraties.

Kwaliteit

De Rijksdienst staat de restauratiesector bij in het uitwerken van normen om de kwaliteit van restauraties te borgen. Het behoud en de overdracht van vakkennis vormen onderdeel van dat project.



Herbestemming

Monumenten die hun functie verliezen, komen vaak leeg te staan. Belangrijke cultuurhistorische waarden gaan dan verloren. Herbestemming van gebouwen, complexen en structuren kan dit tegengaan. Bij de modernisering van de monumentenzorg is herbestemming een essentieel onderwerp. De Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed in 2010 een Nationaal Programma Herbestemming in het leven geroepen. Bovendien ondersteunt de Rijksdienst het programma met geld en medewerkers. Een groot aantal organisaties werkt verder aan een gezamenlijke agenda van activiteiten om herbestemming te stimuleren. Deze Nationale Agenda Herbestemming bestrijkt het brede veld van herbestemming. In deze Nationale Agenda Herbestemming wordt ingezet op:

  • het bevorderen van de praktijk van herbestemming;
  • het ontwikkelen en verspreiden van kennis over herbestemming;
  • het inhoudelijk, politiek en publiek agenderen van het onderwerp.



Het opzetten van een kennisinfrastructuur

De Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed is binnen de monumentenzorg het kenniscentrum bij de rijksoverheid. Daarnaast zijn er nog veel instanties die kennis hebben van het erfgoed. Kennis op academisch niveau, vakinhoudelijke en operationele kennis en ervaring in de praktijk. De Rijksdienst heeft hierbij een stimulerende en verbindende rol.

Kennisuitwisseling

Om uitwisseling van kennis mogelijk te maken, is een goed functionerende kennisinfrastructuur nodig. Daaromheeft de Rijksdienst het programma Kennisinfrastructuur Modernisering Monumentenzorg (KIMOMO) opgezet. Met dit informatiesysteem voorziet de Rijksdienst de erfgoedsector van digitale informatie. Het programma KIMOMO liep van januari 2010 tot en met december 2013.

3.1.4 Nationaal Waterplan     

Op 10 december 2015 is het Nationaal Waterplan 2016-2021 (NWP2) vastgesteld. Het NWP2 vervangt het Nationaal Waterplan 2009-2015, inclusief alle tussentijdse wijzigingen.

Het NWP2 is opgesteld vanuit het perspectief om een nationale Omgevingsvisie te ontwikkelen richting 2018 conform de Omgevingswet in wording. Het geeft de hoofdlijnen, principes en richting van het nationale waterbeleid in de planperiode 2016-2021 en de daarbij behorende aspecten van het nationale ruimtelijke beleid, met een vooruitblik richting 2050. Met dit waterplan zet het kabinet een volgende ambitieuze stap in het robuust en toekomstgericht inrichten van het watersysteem, gericht op een goede bescherming tegen overstromingen, het voorkomen van wateroverlast en droogte en het bereiken van een goede waterkwaliteit en een gezond ecosysteem als basis voor welzijn en welvaart. Het streven is gericht op een integrale benadering, door natuur, scheepvaart, landbouw, energie, wonen, recreatie, cultureel erfgoed en economie (inclusief verdienvermogen) zo veel mogelijk in samenhang met de wateropgaven te ontwikkelen. Het beleid en de maatregelen in het NWP2 dragen bij aan het vergroten van het waterbewustzijn in Nederland.

In het NWP2 staan de volgende ambities centraal:

  • Nederland blijft de veiligste delta in de wereld;
  • Nederlandse wateren zijn schoon en gezond en er is genoeg zoetwater;
  • Nederland is klimaatbestendig en waterrobuust ingericht;
  • Nederland is en blijft een gidsland voor watermanagement;
  • Nederlanders leven waterbewust.

Belangrijke onderdelen van dit plan zijn:

  • rijksbeleid dat voortvloeit uit de deltabeslissingen (waterveiligheid, zoetwatervoorziening en ruimtelijke adaptatie);
  • Beleidsnota Noordzee 2016-2021, waarmee het beleid voor doorvaart en medegebruik in windparken op zee onder voorwaarden is vastgesteld;
  • Stroomgebiedbeheerplannen en Maatregelenprogramma's voor de Eems, Maas, Rijn en Schelde 2016-2021, met de beschrijving van de watersystemen, doelen en maatregelen;
  • verankering van afspraken die betrekking hebben op water vanuit energie (Energieakkoord), natuur (Natuurvisie), internationale inzet (Internationale Waterambitie) en bestuurlijke verhoudingen (Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte, Bestuursakkoord Water en Deltaprogramma);
  • het voldoen aan de Europese eisen voor waterkwaliteit, overstromingsrisico's en het marine milieu door geactualiseerde plannen en maatregelenprogramma's op te nemen.

Voor het NWP2 is een milieueffectrapport opgesteld. Daarin is ook een passende beoordeling vanuit Natura 2000 opgenomen.

Gelijktijdig met de vaststelling van het NWP2 is ook het Beheer- en ontwikkelplan voor de rijkswateren 2016-2021 vastgesteld. Het Beheer- en ontwikkelplan voor de rijkswateren beschrijft hoe grote rivieren en kanalen, het IJsselmeergebied, de Zuidwestelijke Delta, de Noordzee en de Waddenzee beheerd moeten worden. Rijkswaterstaat is verantwoordelijk voor het beheer.

3.1.5 Waterbeleid van de 21e eeuw     

De kern van het Waterbeleid 21e eeuw is dat water de ruimte moet krijgen, voordat het die ruimte zelf neemt. Het water de ruimte geven betekent dat in het landschap en in de stad ruimte gemaakt wordt om water op te slaan. Daarmee worden problemen in andere, lager gelegen gebieden voorkomen.

Het Waterbeleid 21e eeuw breekt met de traditie van zoveel mogelijk pompen en zo snel mogelijk lozen. De waterbeheerders hebben samen gekozen voor een drietrapsstrategie, die uitgaat van het principe dat een overvloed aan water wordt opgevangen waar deze ontstaat. Dat betekent dat het water niet meer zo snel mogelijk afgevoerd wordt, maar dat het water zolang mogelijk wordt vastgehouden onder andere in de bodem. Is vasthouden niet meer mogelijk, dan bergen de waterbeheerders het in gebieden die daarvoor zijn uitgekozen. Door het water zo lang mogelijk vast te houden wordt tevens verdroging voorkomen De strategie vasthouden, bergen, afvoeren betekent ook dat het water meer dan nu de kans krijgt om langzaam in de grond te zakken. Zo bestrijden we het watertekort. Pas als het niet anders kan, wordt het water afgevoerd.

In het kader van het actualiseren van bestemmingsplannen betekent dit dat het aanbeveling verdient om ook in het bestaand stedelijk gebied ruimte te reserveren voor waterberging; bijvoorbeeld door deze mogelijkheid toe te voegen aan een bestemming 'Groen'.

3.1.6 Natuurbescherming     

Op 1 januari 2017 is de Wet natuurbescherming in werking getreden. Deze nieuwe wet vervangt drie wetten; de Natuurbeschermingswet 1998, de Boswet en de Flora- en Faunawet en de daarop gebaseerde uitvoeringsregelgeving. Het geeft invulling aan de decentralisatieafspraken die het Rijk met de provincies heeft gemaakt in het Bestuursakkoord natuur en in het Natuurpact. Het brengt ook vereenvoudiging ten opzichte van het bestaande stelsel, onder meer door een betere aansluiting op het Europese recht en op het omgevingsrecht. Slechts één wet en minder regels maakt de regelgeving omtrent natuurbescherming overzichtelijker en wordt het makkelijker om de wet toe te passen.



Rolverdeling Rijk, provincie en gemeente

De provincies bepalen wat wel en niet mag in de natuur in hun gebied. Ook zorgen de provincies voor vergunningen en ontheffingen. De Rijksoverheid blijft verantwoordelijk voor het beleid van grote wateren, zoals het IJsselmeer. De gemeenten komen, net als onder de geldende wetgeving, bij de uitvoering in beeld als de aanvrager van een natuurvergunning of -ontheffing wil aanhaken bij een door de gemeente te verlenen omgevingsvergunning; de inhoudelijke natuurtoets wordt (ook) dan uitgevoerd door de provincie, die een verklaring van geen bedenkingen aan de gemeente moet afgeven.

Voor burgers en bedrijven is het belangrijk dat zij makkelijk en snel weten of een activiteit met mogelijke schade voor de natuur is toegestaan. Een aanvraag voor een omgevingsvergunning bij de gemeente wordt net als voorheen getoetst aan de Wet Natuurbescherming. Het blijft mogelijk om bij de provincie een aparte natuurvergunning aan te vragen.

Gebiedsbescherming

Wat betreft gebiedsbescherming vervalt de bescherming van de Beschermde natuurmonumenten, maar verandert er voor Natura 2000 weinig. De bescherming van de Natura 2000-gebieden is gebaseerd op internationale verplichtingen. Die veranderen niet en daarom zal vanaf 2017 op de dezelfde manier worden getoetst als nu het geval is.

Bescherming van dieren en planten

Het is belangrijk voor de natuur dat er veel verschillende planten- en diersoorten zijn. Sommige diersoorten zijn kwetsbaar, zoals vleermuizen en mussen. Een goede natuurbescherming is belangrijk. Onder de Wet natuurbescherming geldt, net als onder de Flora- en faunawet, een zorgplicht voor alle in het wild levende dieren. De zorgplicht houdt in dat u werkzaamheden, die nadelig kunnen zijn voor dieren en planten, in redelijkheid zo veel mogelijk nalaat of maatregelen neemt om onnodige schade aan dieren en planten te voorkomen.

De lijsten met beschermde soorten zijn aangepast. Zo is een aantal soorten planten, insecten en vissen voortaan niet meer beschermd. De Wet natuurbescherming brengt het aantal beschermingsregimes terug.

De beschermde status van soorten kan per provincie gaan verschillen. Provincies hebben de bevoegdheid om bij provinciale verordening vrijstelling te verlenen voor nationaal beschermde soorten. Er is dan geen ontheffing nodig voor werkzaamheden.

Bescherming van bosopstanden

De regels van de huidige Boswet zijn grotendeels onveranderd opgenomen in de Wet natuurbescherming. Zo zijn de ‘bebouwde kom Boswet’, melding en herplantplicht hetzelfde. Wel is er een aantal vrijstellingen opgenomen van de herplantplicht, zoals bij maatregelen opgenomen in een ontheffing of vergunning, of via een goedgekeurde gedragscode.



Jacht om schade te beperken

Er mag worden gejaagd wanneer dieren schade veroorzaken of om te beheren. Provincies, grondeigenaren, dieren- of natuurorganisaties en jagers maken samen vooraf een faunabeheerplan. Daarin staat op welke en op hoeveel dieren gejaagd mag worden. Na het jachtseizoen moeten de jagers volgens de nieuwe wet laten weten welke dieren zijn afgeschoten. Dit zorgt voor beter inzicht in de jacht.

3.1.7 Externe veiligheid     

Externe veiligheid beschrijft de externe risico's met een externe werking, die ontstaan door het transport van, de opslag van of handelingen met gevaarlijke stoffen. Dit kan betrekking hebben op inrichtingen (bedrijven) of transport (weg, spoor, water en buisleiding) in relatie tot de (bebouwde) omgeving.

Binnen het beoordelingskader voor externe veiligheid staan twee kernbegrippen centraal: het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.

Plaatsgebonden risico

Het plaatsgebonden risico (PR) geeft de kans om te overlijden op een bepaalde plaats ten gevolge van een ongeval bij een risicovolle activiteit. De kans heeft betrekking op een fictief persoon die de hele tijd op die plaats aanwezig is. Het PR is op de kaart van het gebied weer te geven met zogeheten risicocontouren: lijnen die punten verbinden met eenzelfde PR. Binnen de 10-6/jaar PR-contour (die als wettelijk grenswaarde fungeert) mogen geen nieuwe kwetsbare objecten komen.

Groepsrisico

Het groepsrisico (GR) is een maat voor de kans dat bij een ongeval een groep slachtoffers valt met een bepaalde omvang. Het GR is daarmee een maat voor de maatschappelijke ontwrichting. Het GR is weer te gegeven in de fN-curve: een grafiek waar de kans (f) is afgezet tegen het aantal slachtoffers (N). Het GR wordt bepaald binnen het invloedsgebied van een risicovolle activiteit. De 1% letaliteitgrens vormt doorgaans de grens van het invloedsgebied (tenzij anders bepaald). Dit is de afstand waarop nog 1% van de blootgestelde mensen in de omgeving komt te overlijden bij een calamiteit met gevaarlijke stoffen.

Op inrichtingen en transport is verschillende wet- en regelgeving van toepassing. Dit wordt in de navolgende paragrafen nader toegelicht.

3.1.7.1 Besluit externe veiligheid Inrichtingen     

Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) is op 27 oktober 2004 van kracht geworden en regelt hoe een gemeente of provincie moet omgaan met risico's voor mensen buiten een bedrijf als gevolg van de aanwezigheid van gevaarlijke stoffen in een bedrijf. In de Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi) staan regels over de veiligheidsafstanden en over de berekening van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. De gemeentelijke beleidsvisie op externe veiligheidbeleid voor inrichtingen is opgenomen in paragraaf 3.4.17.

3.1.7.2 Besluit externe veiligheid buisleidingen     

Het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) en de bijbehorende Regeling externe veiligheid buisleidingen (Revb) zijn op 1 januari 2011 in werking getreden. De normstelling is in lijn met het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). Het Bevb regelt de taken en verantwoordelijkheden van de leidingexploitant en de gemeenten.

Gemeenten zijn verplicht om bij het opstellen van bestemmingsplannen rekening te houden met het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Voor het PR is de 10-6 contour de grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Het GR moet worden verantwoord binnen het invloedsgebied van de buisleiding. Voor een aantal installaties, zoals bijvoorbeeld lpg tankstations, pgs 15 kluizen en ammoniak koelinstallaties, gelden vaste afstanden voor het plaatgebonden risico en het invloedsgebied. Voor leidingen met aardgas en chemicaliën moet een berekening worden gemaakt om de plaatsgebonden risicocontour en het invloedsgebied te kunnen bepalen. Daarnaast wordt in elk bestemmingsplan ruimte gereserveerd voor onderhoud aan de leiding door een belemmerende strook van minimaal 5,0 m aan weerszijden van de leiding met een bouwverbod en een omgevingsvergunningstelsel.

3.1.7.3 Besluit externe veiligheid transportroutes     

Het Besluit externe veiligheid transportroutes, inwerking getreden op 1 april 2015, betreft milieukwaliteitseisen voor externe veiligheid in verband met het vervoer van gevaarlijke stoffen over transportroutes. Het besluit bevat de uitwerking van de ruimtelijke component van het Basisnet voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. Doel van dit besluit is het waarborgen van een basisbeschermingsniveau door te voorkomen dat bij ruimtelijke ontwikkelingen mensen worden blootgesteld aan een hoger risico vanwege het vervoer van gevaarlijke stoffen dan maatschappelijk aanvaardbaar wordt geacht. Verder maakt het besluit de kans op een ramp met veel slachtoffers inzichtelijk en biedt het regels voor het afwegen van het risico ten opzichte van de ruimtelijke ontwikkelingen.

3.1.8 M.e.r.-beoordeling     

Bijna alle activiteiten die mensen ondernemen hebben milieugevolgen. Voor activiteiten die nadelige milieugevolgen kunnen hebben, kan het vereist zijn dat een milieu-effectrapportage moet worden opgesteld. De procedure voor de milieu-effectrapportage is geregeld in de Wet milieubeheer. De uitvoeringsregels staan in het Besluit m.e.r.

In het Besluit m.e.r. staan de verschillende activiteiten, besluiten en overheidsplannen waarvoor het verplicht is een milieu-effectrapportage te maken. Hierdoor wordt het milieubelang volwaardig meegewogen in de besluitvorming.

In het Besluit m.e.r. (gewijzigd 1 april 2011) wordt onderscheid gemaakt in de volgende typen m.e.r.:

  • m.e.r.-plicht;
  • m.e.r.-beoordelingsplicht;
  • vormvrije m.e.r.-beoordelingsplicht.

In het Besluit m.e.r. zijn de activiteiten, plannen en besluiten genoemd waarvoor een m.e.r. in alle gevallen verplicht is als een bepaalde drempelwaarde wordt overschreden. Voor deze activiteiten moet een milieu-effectrapportage worden opgesteld.

In onderdeel C van de bijlage bij het Besluit m.e.r. zijn de activiteiten, plannen en besluiten genoemd waarvoor een m.e.r. in alle gevallen verplicht is als een bepaalde drempelwaarde wordt overschreden. Voor deze activiteiten moet een milieu-effectrapportage worden opgesteld.

Onderdeel B van de bijlage bij het Besluit m.e.r. bevat activiteiten die qua omvang onder de in onderdeel C genoemde drempel blijven. Voor deze situaties moet eveneens in alle gevallen als een bepaalde drempelwaarde wordt overschreden, per geval door middel van een m.e.r.-beoordeling worden vastgesteld of een milieu-effectrapportage moet worden opgesteld.

De drempelwaarden in onderdeel D zijn indicatief. Om te beoordelen of voor een activiteit een m.e.r.-beoordelingsplicht geldt kan niet alleen volstaan worden met het raadplegen van de drempelwaarden in onderdeel D. Er moet sinds de wijziging van het Besluit m.e.r. per 1 april 2011 een extra stap doorlopen worden om na te gaan of er een m.e.r.-beoordeling noodzakelijk is. Dit wordt ook wel aangeduid met de term 'vormvrije m.e.r.-beoordeling'.

3.2 Provinciaal beleid     

Op 9 juli 2014 en 24 september 2014 stelden Provinciale Staten respectievelijk de Omgevingsvisie en de bijbehorende Omgevingsverordening vast. In de Omgevingsvisie staan de hoofdlijnen van het beleid (zie 3.2.1) en in de Omgevingsverordening staan de regels (zie 3.2.2). Het Waterplan, het Provinciaal Verkeer en Vervoer Plan, het Streekplan, het Milieuplan en de Reconstructieplannen zijn herzien en samengebracht in de nieuwe Omgevingsvisie. De Omgevingsvisie en -verordening zijn beiden op 18 oktober 2014 in werking getreden. Visie en verordening zijn nadien enkele malen geactualiseerd. Dit is, indien van toepassing, in de navolgende paragrafen verwerkt.

3.2.1 Omgevingsvisie     

De provincie kiest er in deze Omgevingsvisie voor om vanuit twee hoofddoelen bij te dragen aan gemeenschappelijke maatschappelijke opgaven. Deze zijn:

  1. een duurzame economische structuur;
  2. het borgen van de kwaliteit en veiligheid van onze leefomgeving.

Ruimte in kleinere kernen en vrijgekomen bebouwing in het landelijk gebied kan worden benut voor wonen en nieuwe economische dragers en als versterking van de vitaliteit van het landelijk gebied. Bij de nadere invulling van de uitgangspunten wordt ruimte gelaten voor lokale of regionale initiatieven door gemeenten of regionale samenwerkingsverbanden. Bouwprogramma's voor nieuwe woningen zijn daarbij in regionaal verband afgestemd. Waar mogelijk kan lokaal maatwerk worden geleverd. De strategie van de provincie om de doelen van 'duurzame economische structuurversterking' en 'een gezonde en veilige leefomgeving' te bereiken wordt gevoed door het besef dat stad en land elkaar nodig hebben. De provincie gaat voor:

  • sterke steden, van belang voor toekomstige aantrekkingskracht, waar kennis zich samenbalt en waar veel jongeren naar toe trekken, waar ook nu al de meeste mensen wonen en werken;
  • een vitaal platteland, waar mensen inspelen op grote veranderingen, waar inwoners zich actief inzetten voor hun gezamenlijke toekomst, een platteland met een eigen economische kracht en een grote natuurlijke en landschappelijke waarde, waar kwaliteit en vitaliteit samen op gaan.



Voor nieuwe stedelijke functies in het buitengebied geldt dat deze afgewogen dienen te worden in het licht van de Gelderse ladder voor duurzaam ruimtegebruik. De Gelderse ladder voor duurzaam ruimtegebruik vervangt het beleid van de woningbouwcontour en de zoekzones. Het accent van stedelijke ontwikkelingen verschuift van nieuwbouw naar het vitaliseren van bestaande gebieden en gebouwen. Voor een goede afweging van keuzes voor locaties van nieuwe gebouwen staat de Gelderse ladder voor duurzaam ruimtegebruik centraal. Met deze ladder wordt een transparante besluitvorming en een zorgvuldige ruimtelijke afweging nagestreefd. Het gaat om het tijdig afwegen van kansen en mogelijkheden om bestaande gebouwen te benutten bij overwegingen van nieuwe bebouwing. Een goede afweging volgens de ladder vraagt om kennis van de bestaande voorraad. Gekoppeld daaraan zijn er vragen over de opgaven en kwaliteiten in een gebied:

  1. past de ontwikkeling bij de doelen in Gelderland? Zo ja:
  2. hoe voegt de ontwikkeling extra kwaliteit toe aan een gebied?

Als juridische basis gebruikt de provincie de ladder voor duurzame verstedelijking die het Rijk heeft vastgelegd in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). In elk bestemmingsplan dat voorziet in een nieuwe stedelijke ontwikkeling dienen gemeenten volgens de rijksladder aan de hand van drie stappen de locatiekeuze te motiveren. Deze rijksladder is van provinciaal belang. Aangezien de juridische borging van de ladder al geregeld is in het Bro, heeft de provincie de ladder niet nogmaals opgenomen in de provinciale omgevingsverordening.

De rijksladder heeft betrekking op stedelijke ontwikkelingen. De provincie wil onderzoeken of de ladder ook voor landelijke functies kan worden uitgewerkt. Vooruitlopend daarop spreekt de provincie nu al van de ladder voor duurzaam ruimtegebruik.

De provincie streeft naar een compact en hoogwaardig stelsel van onderling verbonden natuurgebieden. De provincie heeft daartoe de Ecologische Hoofdstructuur opnieuw gedefinieerd in het Gelders Natuurnetwerk (GNN). In het GNN is uitsluitend sprake van een natuurbestemming. Hier ligt een opgave om nog 2.700 hectare natuur te ontwikkelen. Dit was aanvankelijk 11.000 en vervolgens 5.300 hectare. Het zoekgebied dat hiervoor beschikbaar is, is circa 4.100 hectare groot. De provincie richt zich op het realiseren van een robuust Gelders Natuurwerk met voldoende middelen voor het ontwikkelen, onderhouden en beheren op de langere termijn.

De 'niet-natuur' in de voormalige Ecologische Hoofdstructuur (woningen, bedrijven, infrastructuur) heet voortaan de Groene Ontwikkelingszone (GO). De GO heeft een dubbele doelstelling. Er is ruimte voor verdere economische ontwikkeling in combinatie met een (substantiële) versterking van de samenhang tussen aangrenzende en inliggende natuurgebieden. Het betreft 25.000 hectare grond. In de GO liggen ontwikkelingsmogelijkheden voor organisaties en particulieren. De ontwikkelingen moeten passen bij het karakter van het GO. De GO heeft een dubbele doelstelling. Er is ruimte voor verdere economische ontwikkeling in combinatie met versterking van de samenhang tussen aangrenzende en inliggende natuurgebieden.

3.2.2 Omgevingsverordening     

De omgevingsverordening vormt de juridische doorwerking van het beleid uit de Omgevingsvisie in regels. De verordening voorziet ten opzichte van de Omgevingsvisie niet in nieuw beleid en is daarmee dus beleidsneutraal. De inzet van de verordening als juridisch instrument om de doorwerking van het provinciaal beleid af te dwingen is beperkt tot die onderdelen van het beleid waarvoor de inzet van algemene regels noodzakelijk is om provinciale belangen veilig te stellen of om uitvoering te geven aan wettelijke verplichtingen. De Omgevingsverordening richt zich net zo breed als de Omgevingsvisie op de fysieke leefomgeving in de Provincie Gelderland. Dit betekent dat vrijwel alle regels die betrekking hebben op de fysieke leefomgeving opgenomen zijn in de Omgevingsverordening. Het gaat hierbij om regels op het gebied van ruimtelijke ordening, milieu, water, verkeer en bodem. Voor de niet-grondgebonden landbouw stuurt de verordening op een 'plussenbeleid' (bovenwettelijke maatregelen) bij uitbreidingen. Een en ander volgens door de gemeenten/regio's nader uit te werken beleidskaders.

3.3 Regionaal beleid     

3.3.1 Algemeen     

Op het terrein van de ruimtelijke ordening en volkshuisvesting heeft de Regio Achterhoek geen structurele overgedragen taak. Sinds september 2008 worden deze taken door de gezamenlijke gemeenten zelf opgepakt. Bestuurlijk en ambtelijk aanspreekpunt voor dit werkterrein ligt bij respectievelijk de gemeente Aalten en Bronckhorst.

3.3.2 Regionale Structuurvisie Achterhoek 2012     

De gemeenteraden van Aalten, Berkelland, Bronckhorst, Doetinchem, Oost Gelre, Oude IJsselstreek en Winterswijk hebben in hun vergaderingen van april/mei 2012 de 'Regionale structuurvisie Achterhoek 2012' vastgesteld. De gemeenteraad van Montferland heeft de visie niet formeel vastgesteld, maar daaraan wel instemming betuigd, omdat Montferland voor ruimtelijk ordening tevens deel uitmaakt van de Stadsregio.

De Regionale structuurvisie is een actualisatie van de visie uit 2004. Er is gekozen voor een actualisatie, omdat in de Achterhoek zich een aantal belangrijke en ingrijpende economische en maatschappelijke ontwikkelingen voordoen, zoals:

  • energietransitie en het inspelen op de gevolgen van de klimaatveranderingen;
  • bevolkingsverandering, krimp, vergrijzing en ontgroening;
  • de veranderingen in de landbouw en het landelijk gebied;
  • positionering van de Achterhoek in (inter)nationaal perspectief.



Deze ontwikkelingen zullen gevolgen hebben voor de manier waarop er nu gewoond, geleefd en gewerkt wordt in de Achterhoek. Ze hebben ook invloed op de wijze waarop geld verdiend wordt in de regio. Wijzigingen hierin kunnen ruimtelijke consequenties hebben. De geactualiseerde visie geeft richting aan het regionaal ruimtelijk beleid om de transitieopgaven goed te kunnen faciliteren. Dit door belangrijke ruimtelijke thema’s te agenderen en hierop afstemming tussen gemeenten te zoeken. Het doel is, dat de Achterhoek ook in de toekomst een vitale, regionale economie heeft en een zeer prettige omgeving blijft om in te wonen en te recreëren.



De visie sluit aan bij de Agenda 2020 van Regio Achterhoek en de provinciale regioverkenningen. Inhoudelijk beschrijft de structuurvisie:

  • Samenwerking op volkshuisvesting, bedrijfsvestigingen en functieveranderingsbeleid
  • Bereikbaarheid van de regio, zowel fysiek als digitaal
  • Balans tussen bestaande en nieuwe kwaliteiten in de landbouw/het landschap
  • Innoveren van de maakindustrie en landbouw en het verduurzamen van productieprocessen en energievoorziening
  • Ruimtelijk wordt de 'ja, mits' benadering leidend.

Deze visie is geen blauwdruk voor hoe het allemaal zou moeten. Respect voor het Achterhoekse landschap staat voorop, maar het ruimtelijk beleid mag innovatieve en duurzame ontwikkelingen niet in de weg staan. Van belang is om flexibel te blijven.

3.3.3 Regionale Detailhandelsvisie     

Door de Kamer van Koophandel, MKB Nederland, Provincie Gelderland en de regio Achterhoek is een Regionale Detailhandelsvisie voor de Regio Achterhoek opgesteld. In deze visie staan, kijkend naar de huidige situatie, (toekomstige) ontwikkelingen en bestaande beleidsstukken, het toekomstbeeld van de winkelstructuur in de Achterhoek centraal. De visie maakt strategische keuzen en geeft beleidsstandpunten. Het beleid is gericht op optimalisering van de bestaande detailhandelsstructuur. De dynamiek in vraag en aanbod wordt ingezet in de bestaande winkelgebieden. De belangrijkste doelstellingen daarbij zijn: geen uitbreiding van het aantal detailhandelsconcentraties, voortzetten en versterken van de bestaande hiërarchie in de verzorgingsstructuur, versterking van de koppositie van de binnensteden van Doetinchem en Winterswijk t.o.v. Twente, KAN en Duitsland, compacte winkelcentra in een omgeving met hoge verblijfswaarde, regionale toetsing bij initiatieven met gemeenteoverschrijdende effecten, versterking van het bestaande woonthemacentrum in Doetinchem. Verder is er sprake van terughoudend beleid ten aanzien van perifere en grootschalige detailhandel, is flankerend beleid vanuit andere beleidssectoren noodzakelijk om de leefbaarheid van dorpen en kernen te stimuleren door behoud van voorzieningen, het bevorderen van samenwerking tussen recreatie/toerisme en detailhandel en is er geen plaats voor het realiseren van een Factory Outlet Center. Initiatieven in de regiogemeenten worden getoetst aan de regionale visie. Initiatieven met gemeente overschrijdende effecten worden ter toetsing aan de Regio Achterhoek voorgelegd. Er vindt periodiek regionaal overleg plaats.

3.3.4 Regionaal programma Bedrijventerreinen Regio Achterhoek     

De regio Achterhoek wil de kansen benutten die samenwerking op het vlak van bedrijventerreinen biedt. Zij kijkt hierbij naar de regionale marktsituatie, de kwaliteiten van de regio en de bestuurlijke ambitie. In het Regionaal Programma Bedrijventerreinen (RPB, concept) geeft de regio een nadere uitwerking van vraag en aanbod, regulering van het aanbod, segmentering, programmering van de herstructurering, grondprijs, implementatie van de SER-ladder en monitoring. Het RPB biedt het kader voor concrete werk- en projectafspraken tussen de regiogemeenten.



De regio Achterhoek wil de kwaliteit van leven en wonen hoog houden. Voldoende en passende banen zijn daarbij onmisbaar. De werkgelegenheid zit grotendeels op bedrijventerreinen. Deze bedrijventerreinen moeten vitaal zijn en blijven, kwaliteit speelt hierin een steeds belangrijkere rol. De vraag naar bedrijventerreinen zal de komende tien jaren structureel lager liggen dan in voorgaande decennia. Er is vooral ruimte nodig voor de opvang van de vervangingsvraag.



Afspraken

Binnen de regio en subregio's zijn afspraken gemaakt over de toekomst van bedrijventerreinen. De gemeente Bronckhorst participeert in de subregio West-Achterhoek. De gemeenten in West-Achterhoek werken samen rondom A18 Bedrijvenpark en het EBT in Montferland.

De vraag in West-Achterhoek is 109,8 hectare aan bedrijventerreinen in de periode 2009-2023. Een overaanbod dreigt. Voor de gemeente Bronckhorst geldt dat De Vinkenkamp en Steenderdiek B harde plannen zijn en doorgang zullen vinden. Winkelskamp Oost en Dambroek Zuid betreffen zachte plannen. Voor Dambroek Zuid wordt in de periode 2010-2015 de behoefte nader bekeken.

Subregio West-Achterhoek pakt de ontwikkeling van nieuwe bedrijventerreinen samen op met de herstructurering van oude bedrijventerreinen. Binnen de gemeente Bronckhorst hebben de volgende terreinen een transformatieopgave: het HAVO-terrein, het buitengebied en de kleine kernen. Bij de transformatie van deze terreinen kan gebruik gemaakt worden van het HRT-fonds, waarin positieve opbrengsten van de ontwikkeling van het A18 Bedrijvenpark en het EBT Montferland en gelden van de provincie zijn opgenomen.

De regiogemeenten stimuleren Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (MVO), energiebesparing en gebruik van duurzame energie bij bedrijven.

Monitoring moet uitwijzen of aanpassing van de gemaakte afspraken nodig en mogelijk is.

3.3.5 Waterbeheerplan     

Het Waterschap Rijn en IJssel heeft op 3 november 2015 het Waterbeheerplan 2016 - 2021.

Doel en functie van het WBP

Het waterschap heeft een speciale verantwoordelijkheid voor het water. Zij heeft wettelijk vastgelegde taken die aangeven wat de maatschappij van het waterschap mag verwachten. Namelijk: zorgen voor een goede bescherming tegen hoog water, voor een goed functionerend regionaal watersysteem en voor het zuiveren van afvalwater. In dit waterbeheerplan beschrijft het waterschap hoe zij dit in de periode 2016-2021 doet. Ook stellen zij de benodigde maatregelen voor. De maatregelen zijn nog niet concreet in projecten of activiteiten uitgewerkt. Dat volgt in een later stadium, bij het vaststellen van de (meerjaren)begroting. Dit plan geeft dus vooral de koers aan die het waterschap gaat varen.

Doelgroep

Het waterbeheerplan gaat niet alleen over het werk van het waterschap, maar ook over de verbinding die zij van daaruit legt met het werk van andere overheden: de provincies, gemeenten, Rijkswaterstaat en het Rijk. Het waterbeheer schept vaak randvoorwaarden voor gebruikers van het water, maar biedt ook mogelijkheden en meerwaarde voor maatschappelijke gebruikers, zoals burgers, agrariërs en terreinbeheerders, ondernemers en (drinkwater)bedrijven, recreanten en de naburige Duitse waterbeheerders. Hierbij hebben zij de overtuiging dat partijen samen verder komen.

Samenwerking in Rijn-Oost

Dit waterbeheerplan is gezamenlijk door de waterschappen in Oost-Nederland opgesteld. Dit zijn de waterschappen Vechtstromen, Reest en Wieden, Rijn en IJssel en Groot Salland. Wat hen bindt is de ligging in het deelstroomgebied Rijn-Oost, dat behoort tot het internationale stroomgebied van de Rijn. Voor dit stroomgebied zijn de doelen van het waterbeheer en de aanpak ervan in grote lijnen gelijk. Daarom is de tekst van dit waterbeheerplan grotendeels identiek voor de vier waterschappen. Per waterschap zijn aanvullingen of uitvoeringsmaatregelen voor het eigen beheergebied toegevoegd.

Van watervisie naar waterbeheerplan

Waterschap Rijn en IJssel heeft in 2013 de 'Watervisie 2030' opgesteld. Vanuit deze visie vult zij het beleid voor de periode 2016-2021 verder in. Verbinden en samenwerken, ieder vanuit zijn eigen verantwoordelijkheid, staan in deze visie centraal. De ambities uit de watervisie wil zij samen met haar partners verder vormgeven. Dit waterbeheerplan biedt hiervoor concrete aanknopingspunten.

 

Relatie met andere waterplannen en overheden

De verantwoordelijkheid voor het waterbeheer in Nederland ligt bij het Rijk, de provincies en de waterschappen. Ieder heeft daarin zijn eigen verantwoordelijkheden en taken (zie bijlage A). Voor het waterschap als functionele overheid, zijn de wettelijke en beleidsmatige kaders vanuit het Rijk en provincie van belang. Dit waterbeheerplan staat dan ook niet op zich zelf, maar houdt rekening met de plannen van het Rijk en provincie. Zo staat het nationale waterbeleid in het nationale Waterplan en het – voor ons gebied relevante – Stroomgebiedbeheerplan Rijn. Het provinciale waterbeleid is opgenomen in de Omgevingsvisies van de provincies Gelderland, Overijssel en Drenthe. De provincies stellen onderdelen van deze visies bij, om een actueel kader voor de waterschappen te bieden.

PlanMER toetsing

Net als bij het vorige waterbeheerplan, is ook voor dit waterbeheerplan geen planMER toetsing nodig. Het huidige plan is kaderstellend voor diverse maatregelen. De basis voor concrete uitvoeringsmaatregelen ligt in nog te nemen besluiten over projectplannen, op basis van artikel 5.4 en verder van de Waterwet. Deze projectplannen zullen, wanneer ze de ‘drempelwaarden’ overschrijden, MER-plichtig dan wel MER-beoordelingsplichtig zijn. Dit wordt per projectplan afzonderlijk bekeken.

3.4 Gemeentelijk beleid     

3.4.1 Structuurvisie     

Op grond van de Wro dient elke gemeente een of meerdere structuurvisies vast te stellen voor haar gehele grondgebied. Beleidsdoelen uit de structuurvisie worden gerealiseerd in bestemmingsplannen, beheersverordeningen en omgevingsvergunningen.



De structuurvisie voor de gemeente Bronckhorst is op 25 oktober 2012 vastgesteld en kent een plantermijn van 10 jaar. De structuurvisie is een visie waarin het bestaande beleid geactualiseerd en afgestemd is. Voor het landelijk gebied vormt het Landschapsontwikkelingsplan (LOP) dat op 25 juni 2009 is vastgesteld, een belangrijke basis (zie paragraaf 3.4.12).

In deze Structuurvisie wordt onderscheid gemaakt in grote kernen, kleinere kernen, buurtschappen en overig buitengebied. De kernen betreffen de vier grote kernen Hengelo, Steenderen, Vorden en Zelhem en de kleinere kernen Achter-Drempt, Baak, Bronkhorst, Halle, Hoog-Keppel, Hummelo, Keijenborg, Kranenburg, Laag-Keppel, Olburgen, Toldijk, Veldhoek, Velswijk, Voor-Drempt en Wichmond. De buurtschappen onderscheiden zich van het overige buitengebied door een concentratie van woonbebouwing met eventuele voorzieningen. De buurtschappen zijn Bekveld, De Meene, Delden, Dunsborg, Eldrik, Gooi, Halle-Heide, Halle-Nijman, Heidenhoek, Heurne, Linde, Medler, Mossel, Noordink, Oosterwijk, Rha, Varssel, Veldwijk, Vierakker, Wassinkbrink, Wildenborch, Winkelshoek, Wittebrink en Wolfersveen.



De gemeente Bronckhorst heeft in 2006 een groot aantal gebieden aangewezen onder de Wet voorkeursrecht gemeenten (Wvg). Deze zogenaamde Wvg-gebieden reserveren ruimte voor woningbouw, bedrijvigheid en maatschappelijke doeleinden, zoals scholen, gemeentehuis en sportvoorzieningen. Met de vaststelling van de structuurvisie zijn de aangewezen gebieden die onder de Wet voorkeursrecht gemeenten vallen (Wvg-gebieden), bestendigd. De structuurvisie geeft mede de ruimtelijke onderbouwing van het al dan niet bestendigen van de Wvg en de omvang daar van. Inmiddels zijn alle Wvg-aanwijzingen komen te vervallen.

De structuurvisie kent een uitvoeringsparagraaf. In de structuurvisie wordt bepaald welke voorzieningen als 'bovenwijks' worden aangeduid en hoe deze kunnen worden gefinancierd. Hierin wordt aangegeven welk deel van de kosten mogelijk ten laste zal komen van ontwikkelingslocaties. In de structuurvisie wordt ook bepaald of er ten aanzien van nieuwe ontwikkellocaties sprake zal zijn van verevening tussen die locaties. Ook beschrijft de structuurvisie het beleidskader voor eventuele eisen aan woningbouwcategorieën in ontwikkellocaties.

3.4.2 Kernenbeleid     

Op 1 januari 2005 zijn vijf gemeenten samengevoegd tot 1 nieuwe gemeente. Voor de herindeling had bijna ieder dorp een eigen gemeentehuis en gemeentebestuur in de nabije omgeving. De wethouders waren bekenden en ook de meeste ambtenaren woonden in het dorp. Zij maakten deel uit van de gemeenschap en waren daardoor vanzelfsprekend op de hoogte van wat er leefde in hun dorp. Zaken die de dorpsbewoners dwars zaten werden bijvoorbeeld op informele wijze, tijdens de wekelijkse sportavond, besproken of men liep even het gemeentehuis binnen om navraag te doen hoe het met de voortgang van een bepaald project stond. Sinds de herindeling bestrijkt de gemeente nu een groot gebied, waardoor de afstand tussen de burger en de gemeente in zowel sociaal als fysiek opzicht groter is geworden. De contacten met het gemeentebestuur verlopen via formelere procedures en de gemeente moet haar aandacht verdelen over ruim 40 kernen en buurtschappen. Vanaf 1 januari 2010 is het convenant dorpsbelangenorganisaties en gemeenten van kracht.

Het kernenbeleid verschaft in het convenant duidelijkheid over de wijze waarop de gemeente omgaat met de kernen. Het kernenbeleid van de gemeente Bronckhorst wordt beschreven in de volgende twee doelstellingen:

  • Het behouden van de bestaande korte lijnen in de relatie tussen burger en bestuur. Door deze korte communicatielijnen met de burgers kan een beter draagvlak worden gecreëerd voor het gemeentelijk beleid binnen het dorp.
  • De leefbaarheid en vitaliteit van de kernen in de gemeente Bronckhorst in stand houden en verbeteren. De kernen in Bronckhorst hebben allemaal een eigen identiteit, meestal gekenmerkt door een rijk verenigingsleven en grote sociale betrokkenheid. Zowel de gemeente als de burgers willen dit graag in stand houden.

3.4.3 Woonbeleid     

De provincie Gelderland, de Achterhoekse woningcorporaties (verenigd in het ACO) en de zeven Achterhoekse gemeenten willen vanuit een gedeeld urgentiegevoel en een gezamenlijk belang zorgen voor een gezonde woningmarkt. De partijen werken daarom sinds 2010 nauw samen. Deze samenwerking heeft geresulteerd in een regionale woonvisie voor de Achterhoek voor de periode 2010-2020 met als titel 'Alleen ga je sneller, samen kom je verder'. Deze woonvisie is vastgesteld op 27 januari 2011 en speelt in op de gevolgen van de bevolkingsdaling en vergrijzing. In 2013 is de regionale geëvalueerd en geactualiseerd. Gebleken is dat de bevolkingskrimp doorzet en dat aanscherping van de afspraken noodzakelijk was. Een van de maatregelen was dat de werkingsduur van de afspraken verlengd werd van 2010-2020 naar 2010-2025. In mei 2015 is vervolgens de 'Regionale Woonagenda Achterhoek 2015-2025 vastgesteld met een verdere bijstelling van de afspraken op het gebied van woningbouw en bestaande woningvoorraad. Deze vervangt de voorgaande regionale woonvisie en vormt het nieuwe afsprakenkader met de provincie Gelderland. Nieuw bij de regionale Woonagenda is, dat deze mede tot stand is gekomen met burgers, ondernemers en maatschappelijke organisaties.



De Achterhoek heeft te maken met bevolkingskrimp en heeft inmiddels de officiële status van 'Krimpregio' gekregen. De Achterhoekse gemeenten hebben zich de afgelopen jaren georiënteerd op deze problematiek en hebben verschillende krimpregio's bezocht. Samen met de provincie en de corporaties zijn ze in gesprek gegaan over de prognoses over de demografische ontwikkelingen en de gevolgen daarvan voor de woningbouw en woningvoorraad in de Achterhoek. Uiteraard is wonen mede afhankelijk van ontwikkelingen op andere terreinen, zoals economie en recreatie. De relatie met de totaalvisie van de Achterhoek, zoals weergegeven in de regionale structuurvisie mag dan ook niet uit het oog worden verloren. Er zijn regionale afspraken gemaakt over de nog toe te voegen woningaantallen alsmede kwalitatieve afspraken over de nieuwbouw en bestaande woningvoorraad. Ook thema's zoals wonen en zorg en de toenemende leegstand in zowel de woningvoorraad als in maatschappelijk en zakelijk vastgoed worden belicht, Het is belangrijk dat de plannen die het meest bijdragen aan het versterken van de woonkwaliteit in de Achterhoek uitgevoerd worden. Het bepalen van de beste locaties is maatwerk dat door de gemeenten zelf wordt gedaan.



Doelstellingen en ambities Regionale Woonagenda Achterhoek 2015-2025:

  1. Er zijn in 2025 voldoende woningen van een door bewoners en woningzoekenden gewenste prijs en kwaliteit voorhanden in de bestaande woningvoorraad.
  2. Het eerder afgesproken aantal netto toe te voegen woningen op regioniveau van 5.900 in de periode 2010-2025, wordt met 10% verlaagd.
  3. Op termijn zal sloop van woningen meer dan ooit noodzakelijke worden. Sloop/nieuwbouw is een gezamenlijke regionale opgave en levert een belangrijke bijdrage aan het instandhouden van de woonkwaliteit van de regio. Het draagt tevens bij aan het realiseren van de energiedoelstellingen en aan het vergroten van de woningvoorraad die levensloopbestendig is.
  4. Bij de monitoring van leegstand van woningen hanteren we de grens van maximaal 2%. Hierbij maken we onderscheid tussen huur en koop: huur maximaal 1% en koop maximaal 3%. Als de werkelijke leegstand hoger is dan genoemde percentages wordt aan de hand van een nadere analyse bepaald of maatregelen nodig zijn.
  5. Binnen de bestaande woningvoorraad is enerzijds sprake van waardevermindering en anderzijds van waardetoevoeging. Per saldo streven we zowel op regionaal als lokaal niveau op waardebehoud.
  6. De leefbaarheidsaspecten worden door bewoners gewaardeerd met eenzelfde oordeel als uit het Achterhoeks Woonwensen en Leefbaarheidsonderzoek uit 2013.
  7. Er zijn voldoende kwalitatief hoogwaardige en bereikbare voorzieningen (ontmoeting, sport, zorg) om in de behoefte van de inwoners te voorzien.
  8. In het Akkoord van Groenlo is afgesproken toe te werken naar een energieneutrale Achterhoek in 2030. Een van de onderdelen hierbij vormt het verduurzamen van de bestaande woningvoorraad.



Verdeling per gemeente

De zeven Achterhoekse gemeenten hebben op 9 juli 2010 consensus bereikt over de onderlinge verdeling per gemeente van de 5.900 woningen. Ook hebben zij een convenant ondertekend, onder andere inhoudend dat geen nieuwe plannen in behandeling worden genomen die tot een toename van de netto-woningvoorraad leiden. De zeven gemeenteraden hebben in januari 2011 de eerste regionale woonvisie vastgesteld.

In de opvolger hiervan, de Regionale Woonagenda die vastgesteld is op 28 mei 2015, is op basis van nieuwe inzichten besloten dat de afspraak om nog 5.900 woningen toe te voegen in de periode 2010-2025 met 10% zal worden verlaagd. Aan de hand van monitoring kan op een later moment besloten worden of verdere verlaging van het nog toe te voegen aantal woningen plaats moet vinden.

Voor Bronckhorst betekent de regionale verdeling dat er fors geschrapt moest en nog steeds moet worden in de eerder voorziene plannen/aantallen nieuw te bouwen woningen. De destijds berekende lokale woningbehoefte van Bronckhorst van ca. 900 woningen voor de periode 2006-2015 is in de Regionale Woonvisie bijgesteld naar 385 woningen voor de periode 2010-2025. Dit aantal blijft voor Bronckhorst blijft overigens in de Regionale Woonagenda gehandhaafd.

Een groot deel van deze woningen is al in aanbouw, dan wel staat in de startblokken. Voor zover mogelijk blijft de gemeente sturen op het bouwen van het leeuwendeel van de woningen in de vier grotere kernen Hengelo, Steenderen, Vorden en Zelhem. Het handhaven en bevorderen van het voorzieningenniveau heeft hier aandacht, daarnaast is er versnelde aandacht voor de kwaliteit van de bestaande woningvoorraad. Wonen en zorg is een belangrijk thema. Maar ook leegstaand en leegkomend vastgoed heeft nadrukkelijk de aandacht gezien het effect hiervan op de kwaliteit en leefbaarheid van het omliggende gebied.

De beperkte mogelijkheden voor nieuwbouw hebben ook consequenties voor het ruimtelijk beleid. Zo is er sinds 2011 aanzienlijk geschrapt in de woningbouwplannen. Ook in al bestaande capaciteit, variërend van grotere plannen tot mogelijkheden op perceelsniveau. Niet-benutte bouwvergunningen zijn ingetrokken en niet-benutte woningbouwmogelijkheden zijn grotendeels in bestemmingsplannen wegbestemd. We zullen dit ook blijven doen bij bestaande plannen, maar ook bijvoorbeeld door nieuwe initiatieven waaraan medewerking wordt verleend te voorzien van een termijn waarbinnen gerealiseerd moet worden. Gebeurt dit niet dan zullen we overgaan tot het wegbestemmen.

Voor het buitengebied betekent het bijstellen van de aantallen dat er nog maar zeer beperkte mogelijkheid voor toepassing van het functieveranderingsbeleid in de vorm van woningtoevoeging is en is ook het splitsen van de grotere woningen niet meer mogelijk.

De constructieve samenwerking van de partijen bij de totstandkoming van de eerdere Regionale woonvisie en de huidige regionale Woonagenda zal ook bij de uitvoering ervan, samen met de marktpartijen, cruciaal zijn.

Doorontwikkeling woningbouwbeleid

Op 14 november 2017 stelden Gedeputeerde Staten van Gelderland de notitie ‘Ruimte voor goed wonen’ vast. Daarin staan de woonbehoeften per Gelderse woonregio, maatwerk en flexibele plannen centraal. De vastgestelde koers is niet nieuw, het is een doorontwikkeling van de eerder ingeslagen weg om er voor zorgen dat verstandige keuzes worden gemaakt voor de toekomst. Samen met gemeenten en andere betrokken partijen maakt de provincie afspraken over wat er nodig is voor een goede plek om te wonen voor iedereen in Gelderland. De woonpartners in de regio maken vervolgens afspraken, bijvoorbeeld over verduurzaming van bestaande woningen en aantallen nieuwbouwwoningen. Als er aanpassingen nodig zijn, kan dat op basis van het gezamenlijk gesprek. Op die manier wil de provincie maatwerk leveren en flexibiliteit in de plannen inbouwen om goed te kunnen reageren op ontwikkelingen in de samenleving.

De gemeente Bronckhorst is eind 2017 gestart met de Taskforce Volkshuisvesting. Met de pilot 'Wonen voor jongeren' wordt samen met het gebied gekeken welke concrete behoefte er is aan woningbouw voor jongeren. De gemeente faciliteert het proces. De jongeren zullen zelf de woningen in Collectief Particulier Opdrachtgeverschap (CPO) realiseren en betrekken daarbij zelf de benodigde partijen. Waar nodig zullen gemeente en/of woningbouwcorporatie voor realisatie zorgen.

Op 2 november 2017 heeft de gemeenteraad een amendement aangenomen waarin extra prioriteit wordt gegeven aan de woningproblematiek van jongeren. Het amendement geeft aan dat:

  • capaciteit beschikbaar gesteld moet worden voor het project Wonen voor jongeren
  • versneld onderzoek moet worden gedaan naar onder andere mogelijke locaties voor woningbouw, mogelijkheden in de huursector en mogelijkheden voor CPO
  • een speciaal meldpunt moet worden ingericht waar inwoners terecht kunnen met hun huisvestingsvraagstukken.

In het verleden zijn er locaties met starterswoningen aangeboden waar uiteindelijk geen starterswoningen zijn gerealiseerd of waar het vinden van voldoende geïnteresseerde starters erg moeizaam is geweest. Om dit te voorkomen wil de gemeente de starters nu van begin af aan bij het proces betrekken zodat het aanbod past bij de vraag.

Als er concreet zicht is op een woning die voldoet aan de eisen, is men bereid hierop te wachten. Men blijft dan bijvoorbeeld langer thuiswonen. Als er geen zicht is op een woning binnen een afzienbare periode, zullen zij naar oplossingen elders zoeken. Vaak betekent dit dat zij de gemeente Bronckhorst zullen gaan verlaten, bijvoorbeeld naar Doetinchem of Zutphen. Om de jongeren te behouden is het belangrijk gehoor te geven aan het realiseren van een woningaanbod dat past bij hun wensen en/of financiële mogelijkheden.

Als het gaat om snelheid, zullen de meest kansrijke locaties naar verwachting gemeentelijke locaties zijn. Op gemeentelijke locaties kan de gemeente sturen op doelgroep, proces en snelheid. Bovendien kan, wanneer het gaat om de toevoeging van tijdelijke woningen, de tijdelijkheid op eigen locaties beter worden garandeerd. Dat wil overigens niet zeggen dat particuliere eigendommen geen onderdeel van de te selecteren locaties kunnen zijn.

Naarmate de pilots meer bekend worden, zullen mogelijk ook particuliere grond- of vastgoedeigenaren met de vraag komen om woningbouw te ontwikkelen. De ruimte in de aantallen is achter niet zodanig dat de gemeente aan alle verzoeken die binnenkomen medewerking kan verlenen. Daarom wordt nu prioriteit gegeven aan de pilot voor jongeren en om tegelijkertijd een toetsingskader te maken voor nieuwe initiatieven. Totdat het kader is vastgesteld zullen we nieuwe particuliere initiatieven dan aanhouden.

Bij pilots als deze gaat het om maatwerk en soms is het nodig om af te wijken van bestaand beleid om een pilot mogelijk te maken. Afhankelijk van de wensen van de jongeren, zou het noodzakelijk kunnen zijn om op een aantal punten bestaand gemeentelijk beleid te herzien. Daarbij rekening houdend met regionale kaders en wetgeving.

3.4.4 Wonen en zorg     

Op 25 februari 2014 stelde het college van Bronckhorst het 'Beleid- en uitvoeringsplan Wonen en Zorg' vast. Via het beleid- en uitvoeringsplan wil de gemeente een visie op wonen en zorg bieden zoals deze werd aangekondigd in de 'Structuurvisie Bronckhorst' (zie paragraaf 3.4.1). Daarnaast wil de gemeente de visie operationaliseren door nadere definities te stellen, zoals in geval van woonzorggebieden, of het vaststellen van acties, zoals het zoeken van samenwerking met de eerstelijnszorg.

Het beleid- en uitvoeringsplan kent diverse uiteenlopende onderwerpen en beleidsvisies. De onderwerpen met ruimtelijke relevantie zijn hieronder samengevat.



Woningvoorraad

De bestaande woningvoorraad past niet bij de toekomstige samenstelling van de bevolking. Daarnaast worden er de komende jaren nog maar zeer beperkt nieuwbouwwoningen toegevoegd. Tussen de zeven Achterhoekse gemeenten is afgesproken dat er fors wordt geschrapt in de plancapaciteit (zie paragraaf 3.4.3).

De gemeente Bronckhorst wil zorgen voor een gedifferentieerd aanbod aan kwalitatief en kwantitatief voldoende woningen die voldoen aan de bestaande en toekomstige vraag. 'De juiste woning op de juiste plaats' is hierbij uitgangspunt. Dit wil zeggen dat er voldoende woningen zijn, nu en in de toekomst, die zo goed mogelijk aansluiten bij wat mensen willen. Er is echter weinig sturing in de nog toe te voegen woningbouw mogelijk. Daar waar sturing bij nieuwbouw nog enigszins mogelijk is, wordt ingezet op toekomstbestendige woningen. Kansen moeten echter vooral gezocht worden in de bestaande woningvoorraad.

De huidige en toekomstige generatie ouderen blijft steeds langer actief en blijft zo lang mogelijk thuis wonen. Daarnaast is er de ontwikkeling scheiden van wonen en zorg. Gevolg is, dat er een groeiende behoefte is aan zorg aan huis en toegankelijke woningen voor mensen met een beperking in hun dagelijkse doen en laten. Dit alles heeft grote consequenties voor de bestaande woningvoorraad. De bestaande woningvoorraad is hier grotendeels niet geschikt voor.

De bestaande woningen zullen aangepast moeten worden. De woningen moeten 'geschikt' gemaakt worden. De meningen over wanneer een woning daadwerkelijk geschikt genoemd kan worden lopen uiteen. Wanneer gesproken wordt over een geschikte woning, is er veelal sprake van maatwerk.

In de prestatieafspraken met de corporaties is opgenomen dat we samen onderzoeken wat we verstaan onder een geschikte woning en hoe we hiermee om zullen gaan in de praktijk. Het volledig aanpassen van alle (corporatie)woningen heeft geen zin. Veel van de in de woning aangebrachte voorzieningen zullen in de meeste gevallen niet worden gebruikt, omdat veel ouderen zich tot op hoge leeftijd nog prima kunnen redden. De investering staat dan niet in verhouding tot de opbrengst ervan.



Woonzorggebieden

Door extramuralisering zijn zorgaanbieders steeds meer gaan inspelen op de mogelijkheden om zorg bij mensen thuis te brengen. Mensen kunnen daardoor langer in hun eigen vertrouwde omgeving blijven wonen. Er is een aantal groepen inwoners waarvoor het van belang is dat zij dicht bij de voorzieningen wonen. Daarnaast kiest ook een deel van de inwoners bij het ouder worden voor een aangepaste woning in de nabijheid van de voorzieningen.

De gemeente wil daarom in de vijf grote kernen: Hengelo, Hummelo, Steenderen, Vorden en Zelhem, woonzorggebieden realiseren. Een woonzorggebied is een kern waar ouderen en mensen met een beperking zo zelfstandig mogelijk kunnen wonen en deelnemen aan de samenleving. Binnen deze gebieden is sprake van wonen, welzijn en zorg op maat variërend van aangepaste woningen tot 24 uurs-zorg. In de gebieden worden de voorzieningen zoveel mogelijk geclusterd. Door deze clustering wordt versnippering voorkomen. Hierdoor wordt in deze gebieden een versterkt en hoogwaardig aanbod gerealiseerd.

Definitie van een woonzorggebied: een (deel van een) kern, waarin optimale condities zijn geschapen voor wonen met zorg. De bewoners van het totale woonzorggebied zijn in principe een dwarsdoorsnede van de samenstelling van de plaatselijke bevolking.

Een woonzorggebied is een gewoon gebied waarin de zorg beslist niet domineert, waar sprake is van integrale zorg en dienstverlening en waar overwegend levensloopgeschikte woningen en woonomgeving met een goed voorzieningenniveau aanwezig zijn.

Als woonzorggebied wordt de totale bebouwde kom van de de kernen gerekend, met uitzondering van de bedrijventerreinen. Er wordt gekozen voor de totale (woon)kern om te voorkomen dat woningen 'net buiten de werkingsgebied van het beleid valt' of dat zorgaanbod gaat domineren in een gebied.

De zorg- en dienstverlening binnen deze gebieden is niet overal gelijk. Dit is afhankelijk van de kansen en mogelijkheden die zich voordoen in de verschillende gebieden. Rondom de verzorgings- en verpleeghuizen is het niveau van zorg en dienstverlening hoger dan in de rest van de kern.

Bij het aanmerken van de woonzorggebieden is aansluiting gezocht bij de bestaande verzorgings- en verpleeghuizen.

Ouderen worden gestimuleerd om dicht bij de voorzieningen in de woonzorggebieden te gaan wonen. Met de forse toename van het aantal ouderen is het niet reëel om er vanuit te gaan dat alle ouderen daar ook gehuisvest kunnen worden omdat daar op termijn onvoldoende woningen beschikbaar zullen zijn.

Mensen hebben de keuze om dicht bij de voorzieningen in een woonzorggebied te gaan wonen. Met name voor ouderen kan dit een bewuste keuze zijn. Er is echter een aantal groepen inwoners waarvoor het wel van belang is dat zij in de woonzorggebieden wonen. Dit zijn onder meer mensen met dementie, de groep die onder de psychogeriatrie (pg) valt. Voor het exploiteren van intensieve zorgplaatsen is een bepaald volume nodig. Organisaties hebben elkaar nodig om de gewenste zorg en ondersteuning te kunnen bieden. De intensieve zorgplaatsen wil de gemeente daarom concentreren in de woonzorggebieden. Deze intensieve zorgplaatsen zijn een goede basis voor de zorginfrastructuur in de kern en het gebied dat bij de kern hoort. Door clustering van deze intensieve zorgplaatsen met andere voorzieningen wil de gemeente een versterkt en hoogwaardig aanbod realiseren in de vijf kernen. Woonvoorzieningen voor mensen met een beperking wil de gemeenten ook concentreren in de vijf grote kernen. Het gaat om mensen die niet zelfstandig initiatief kunnen nemen en/of niet in staat zijn het vervoer te regelen. Door deze mensen dicht bij de voorzieningen te huisvesten, worden zij geprikkeld en in staat gesteld deel te nemen aan het maatschappelijk leven.

In en woonzorggebied streeft de gemeente ernaar dat de volgende voorzieningen aanwezig zijn:

  • intensieve zorgplaatsen voor de verschillende groepen;
  • 24-uurs zorg op afroep;
  • informatie- en adviesfunctie;
  • zoveel mogelijk nultredenwoningen;
  • welzijns- en ondersteuningsdiensten;
  • huisarts, tandarts, apotheek in een gezondheidscentrum met eventueel andere zorg- en welzijnsdiensten;
  • aandacht voor:

- openbare ruimte rolstoeltoegankelijk en sociaal veilig;

- slim gebruik van vrijkomende gebouwen;

- goed gladheidbeleid.

De huisarts, tandarts en apotheek behoren tot de basisvoorzieningen in een gebied. Huisartsen zoeken steeds meer de samenwerking en samenhang met andere zorgverleners. Op meerdere locaties in de gemeente is een HOED (Huisartsen onder één dak). In een aantal gevallen zijn meerdere zorg- en welzijnsfuncties hieraan gekoppeld en is sprake van een gezondheidscentrum.

De clustering van voorzieningen in een HOED of gezondheidscentrum kan er toe bijdragen dat de gezondheidszorg minder kwetsbaar is. De zorgvragen nemen toe en er is schaarste aan mensen en middelen. De zorg moet zo doelmatig mogelijk georganiseerd worden. De nadruk ligt op vraag gestuurde zorg en dit betekent inspelen op wat zorgvragers belangrijk vinden en rekening houden met hun daadwerkelijke behoeften en de wijze waarop zij hun leven willen inrichten. Er is bij de eerstelijnszorgverleners een groeiende wens naar werkbare zorg. Door een combinatie van toenemende werklast en andere beroepsoriëntatie (normale werkdagen, parttime werken) ontstaat bij huisartsen, verloskundigen en andere vrije beroepsgroepen meer behoefte aan onderlinge samenwerking en facilitaire ondersteuning. Een deel van hen wil liever geen eigen bedrijf meer runnen.

De gemeente stimuleert de ontwikkeling van samenwerking en samenhang van zorg- en welzijnsfuncties (bijvoorbeeld in de vorm van een gezondheidscentrum) in de vijf woonzorggebieden.

Wonen en zorg in het buitengebied

Zorg en welzijn houden niet op bij de grenzen van de woonzorggebieden. Ook het buitengebied maakt gebruik van de zorg- en ondersteuningsinfrastructuur die in de woonzorggebieden aanwezig is. Met buitengebied wordt het hele gebied buiten de vijf woonzorggebieden bedoeld, dus ook de kleine kernen. De mate waarin zorg en ondersteuning in het buitengebied geboden kunnen worden, zal echter op een lager niveau liggen dan in de vijf woonzorggebieden. Hierbij wordt opgemerkt dat burgers een eigen verantwoordelijkheid hebben in de keuzes die zij maken en de gevolgen van die keuzes. Als mensen met een grote zorgvraag ervoor kiezen in het buitengebied te gaan (of te blijven) wonen, kan dit in de toekomst betekenen dat een eigen bijdrage wordt gevraagd om de hogere kosten die de levering van zorg in het buitengebied met zich meebrengt te dekken.

Woonzorgvoorzieningen in het buitengebied zijn niet op voorhand uitgesloten. Er geldt een 'ja, mits principe'. Dit houdt in: willen (zorg)organisaties zich in het buitengebied vestigen, dan wil de gemeente daaraan medewerking verlenen op voorwaarde dat er zich geen negatieve consequenties voordoen voor de cliënten of de voorgestane concentratie van wonen en zorg in de woonzorggebieden.

3.4.5 Masterplannen en centrumvisie     

3.4.5.1 Masterplan Hengelo Centrum     

Het Masterplan Hengelo Centrum is aan te merken als een nadere uitwerking van de 'Structuurvisie bebouwd gebied' en als opvolger van de 'Structuurvisie Hengelo-Kom', en geeft een kaderstellende ruimtelijke visie waaraan eventuele ontwikkelingsplannen voor de verschillende locaties in het centrum van Hengelo moeten gaan voldoen.

Met het masterplan wil de gemeente een proces in gang zetten om het centrum compacter te maken en kwalitatief te versterken, en zodoende de levendigheid te handhaven.

De volgende (primaire) opgaven zijn gesteld:

1. het compacter maken van het centrum aan de Noordzijde (Raadhuisstraat);

2. het verbeteren van de verblijfskwaliteit rondom de Sint Remigiuskerk (horecaconcentratie);

3. het ontwikkelen van betere looproutes (circuit Raadhuisstraat - Kerkstraat - Spalstraat);

4. het geven van een nieuwe functie aan de gemeentehuis-locatie;

5. het compacter maken van het centrum aan de zuidzijde (Spalstraat, Welkoop en Aldi);

De secundaire opgaven zijn:

6. het geven van een nieuwe functie aan door het compacter maken vrijkomende locaties;

7. het voorkomen en tegengaan van leegstand;

8. het niet verder laten toenemen van woonfuncties op de begane grond in het centrum;

9. het verhogen van de beeldkwaliteit in het centrum (zowel bebouwing als openbare ruimte).

In het Masterplan zijn enkele concrete locaties benoemd, en is een voorbeelduitwerking gegeven. Per locatie wordt inzicht gegeven in de bestaande waarden en kwetsbaarheden, de knelpunten en beperkingen, maar vooral ook op de kansen, die de beoogde ontwikkeling kan bieden. Het gaat hierbij om de volgende locaties:

  1. locatie huidige Plus en Albert Heijn
  2. locatie gemeentehuis
  3. locatie Schoolstraat
  4. locatie hoek Ruurloseweg - Bleekstraat
  5. locatie Raadhuisstraat - Horecaplein
  6. locatie Rabobank
  7. locatie Hoek Spalstraat - Raadhuisstraat

verplicht

3.4.5.2 Masterplan Vorden Centrum     

Het Masterplan Vorden centrum is een actualisatie van de Centrumvisie 2003 en geeft een kaderstellende ruimtelijke visie, waaraan eventuele ontwikkelingsplannen voor de verschillende locaties in het centrum van Vorden zouden moeten voldoen.

De volgende actiepunten kunnen als taakstellend worden beschouwd:

  • Versterken van het voorzieningenapparaat:
    1. door uitbreiding en nieuwvestiging van detailhandel en horeca;
    2. door aanleg van extra parkeervoorzieningen.
  • Versterken van de wervingskracht van het centrummilieu:
    1. door verhoging van de ruimtelijke kwaliteit van straat- en dorpsbeeld;
    2. door verbetering van het verblijfsklimaat in de openbare ruimte.
  • Versterken van de woonfunctie in het centrumgebied, waardoor de gewenste functiemenging duurzaam is gewaarborgd (sociale controle, leefbaarheid);
  • Uitplaatsen van storende functies, sloop van bedrijfsgebouwen en opname van nutteloos geworden verhardingen;
  • Opwaarderen van de binnenhoven, waardoor de algemene woonkwaliteit en leefbaarheid voor de omwonenden wordt verbeterd;
  • Doorkoppelen van langzaamverkeersrelaties, waardoor een grotere mate van doorkruisbaarheid van het centrumgebied ontstaat. Dit versterkt het openbare karakter van de buitenruimte en draagt zo bij tot sociale veiligheid.

In het Masterplan zijn enkele concrete locaties benoemd. Per locatie wordt inzicht gegeven in de bestaande waarden en kwetsbaarheden, de knelpunten en beperkingen, maar vooral ook op de kansen, die de beoogde ontwikkeling kan bieden. Het gaat hierbij om de volgende locaties:

  1. Zutphenseweg 32
  2. Schoolstraat – Smidstraat
  3. Zutphenseweg 1 t/m 3f
  4. Kerkstraat 13
  5. Dorpsstraat - Molenweg
  6. Raadhuisstraat - Het Hoge
  7. Zutphenseweg 26
  8. Raadhuisstraat 1
  9. Dorpsstraat 42
  10. Zutphenseweg 2, 4, 6, 8 en 10
  11. Raadhuisstraat 4 en 6

verplicht

3.4.5.3 Ontwikkelingsvisie Centrum Zelhem en Halle     

In de Ontwikkelingsvisie Centrum Zelhem en Halle is de ambitie voor beide kernen geformuleerd en zijn belangrijke uitgangspunten voor de ontwikkeling opgesteld. Op basis van de visie wil de gemeente afgewogen beslissingen kunnen nemen over belangrijke ontwikkelingen in de kernen. Er is in Zelhem een redelijk voorzieningenniveau. De detailhandel functioneert goed, ondernemers en consumenten zijn redelijk goed te spreken over het winkelaanbod. Knelpunten liggen vooral rond de verkeers- en verblijfsfunctie rond de Markt, de inrichting van het centrum, de kleine omvang van enkele winkelbranches (m.n. supermarkten) en de inpassing van schaalvergroting in het overwegend kleinschalige centrum. Doelstellingen voor het centrum van Zelhem zijn het versterken van de functie als aantrekkelijk koop- en toeristisch centrum, verbeteren van de verblijfskwaliteit en verkeersveiligheid en herontwikkeling van structuurbepalende locaties. Het streefbeeld is een compact centrumgebied met een compleet voorzieningenaanbod, concentratie van detailhandel en aanverwante functies in het centrumgebied, ruimte voor schaalvergroting en verplaatsing (m.n. supermarktbranche), de Markt als middelpunt en rustpunt in het centrum met een betere functionele ondersteuning (horeca, terrassen, groen), een hogere verblijfskwaliteit met een veilige en comfortabele inrichting en een goede bereikbaarheid met voldoende parkeervoorzieningen. Een en ander is vertaald in een plan van aanpak. Initiatieven worden getoetst aan de ontwikkelingsvisie.

3.4.6 Economisch beleid     

Op 22 juni 2006 heeft de gemeenteraad het beleid voor economische ontwikkeling van Bronckhorst 'Kansen benutten in Bronckhorst' 2006 - 2010 vastgesteld. Dit beleidsdocument geeft richting aan de gewenste economische ontwikkeling van de gemeente Bronckhorst. De centrale doelstelling van het beleid luidt als volgt: 'De gemeente Bronckhorst werkt aan een duurzame evenwichtig en vitale economische ontwikkeling van Bronckhorst, waarbij gebruik gemaakt wordt van aanwezige kwaliteiten. In de zin van rust en ruimte wordt gestreefd naar behoud en versterking van de werkgelegenheid en een regelmatige ontwikkeling van de werkgelegenheid in kansrijke sectoren als recreatie en toerisme, (niet) commerciële dienstverlening.'

Nijverheid is een stabiele economische sector van betekenis. De trend is dat het aantal arbeidsplaatsen licht daalt als gevolg van globalisering. Veel investeringen waardoor arbeidsproductiviteit stijgt. Door specialisatie en aansluiting op kennis- en innovatiecentra kan de sector zich handhaven in nichemarkten.

Bereikbaarheid is een absolute voorwaarde voor deze en andere sectoren. Enerzijds moet de aantakking op het regionale en rijkswegennet verbeterd worden, anderzijds moeten ook de wegen binnen de gemeente een goede doorstroming van het vrachtverkeer mogelijk maken. In samenspraak met omliggende gemeenten zal gezocht worden naar oplossingen voor verbetering van de regionale ontsluiting.

Daarnaast is bereikbaarheid via snelle en toekomstvaste telecommunicatieverbindingen een absolute voorwaarde om een concurrerende positie te kunnen blijven houden.

Het bedrijfsleven is gebaat bij een vitale samenleving. Met name een verbetering van het woningaanbod voor jongeren zal meer jongeren aan de gemeente binden, waardoor de benodigde verjonging van het werknemersbestand kan optreden.

3.4.7 Monumenten, archeologisch en cultuurhistorisch beleid     

De gemeente Brockhorst kent een Erfgoedverordening waarin de aanwijzing en bescherming van gemeentelijke monumenten is geregeld en waarin het archeologiebeleid is vastgelegd. In september 2007 is de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz) in werking getreden. Deze wet verplicht de raad om bij vaststelling van een bestemmingsplan als bedoeld in artikel 3.1 van de Wet ruimtelijke ordening, rekening te houden met de in de grond aanwezige dan wel te verwachten archeologische waarden en daarvoor regels op te nemen. De Wamz wijst het bestemmingsplan aan als planmodel waarin de archeologische waarden en verwachtingen moeten worden geborgd. Instrument daarvoor is de archeologische waarden- en verwachtingskaart.

De gemeente Bronckhorst heeft een archeologische waarden- en verwachtingskaart en een archeologische beleidskaart. De archeologische waarden- en verwachtingskaart is een kaart waarop bekende archeologische vindplaatsen en terreinen staan die door de provincie en de rijksoverheid zijn geoormerkt als terreinen met een archeologische status. Daarnaast geeft de archeologische waarden- en verwachtingskaart een vlakdekkend en zo gedetailleerd mogelijk overzicht van de archeologische verwachtingen binnen de gemeente. Op de hier vanaf geleide beleidsadvieskaart zijn aan de verschillende verwachtingszones uitvoeringsgerichte adviezen voor het gemeentelijk AMZ (Archeologische MonumentenZorg)–beleid gekoppeld. Deze kaarten samen bieden daarmee zowel inzicht in de bestaande archeologische toestand van het landelijke en het bebouwde gebied van de gemeente alsmede een handvat voor een zorgvuldige omgang met archeologische waarden in de ruimtelijke ordening conform de Wamz en de Wro. Op 11 juli 2013 heeft de gemeenteraad middels wijziging van de erfgoedverordening het meest actuele archeologiebeleid vastgesteld. Dit beleid is gebaseert op de regionale nota 'Archeologie met beleid - Afwegingskader voor het archeologiebeleid in de Achterhoek'.

De inbreng van cultuurhistorie in ruimtelijk beleid was één van de belangrijkste pijlers van de Modernisering Monumentenzorg (MoMo) in 2009. Het verankeren van de bescherming van cultuurhistorische waarden in ruimtelijke regelgeving is daarbij een belangrijk uitgangspunt. Per 1 januari 2012 is in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) vastgelegd dat in de ruimtelijke ordening "rekening wordt gehouden met aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten". Historische (stede)bouwkunde en historische geografie moeten worden meegenomen in de belangenafweging. Het gaat niet meer alleen om het beschermen van tot monument aangewezen panden en objecten en archeologische waarden, maar ook om andere waardevolle objecten en structuren. Concreet betekent dit dat gemeenten de cultuurhistorie als vast onderdeel mee gaan nemen in structuurvisies, met een doorwerking ervan in bestemmingsplannen.

De gemeente Bronckhorst heeft een cultuurhistorische gebiedsbeschrijving gemaakt om inzichtelijk te krijgen wat de cultuurhistorische waarden in de gemeente zijn. Met deze cultuurhistorische beschrijving geeft de gemeente inzicht in de ontstaansgeschiedenis van het gemeentelijk grondgebied en in de bijbehorende cultuurhistorische waarden. In het bijbehorende SWOT-analyse is aangegeven wat op dit vlak de sterke en zwakke punten zijn en waar kansen en bedreigingen liggen. De beschrijving is bruikbaar voor het inpassen in diverse beleidsstukken. Daarnaast is het behulpzaam bij het ontwikkelen van een visie op toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen rondom de cultuurhistorische waarden. De doelgroep van dit project is tweeledig. Enerzijds zijn de resultaten bedoeld als bruikbare instrumenten voor de bestuurders en ambtenaren van de gemeente Bronckhorst. Anderzijds is het uiteindelijk de burger binnen gemeente Bronckhorst die gebaat is bij een degelijke cultuurhistorische beschrijving en aanvullende beleidsnotities. Omdat de gemeente Bronckhorst een groot belang hecht aan de bijdrage van cultuurhistorie aan de ruimtelijke kwaliteit in de gemeente, en om de cultuurhistorische kenmerken en kansen te verankeren in beleid, koos de gemeente ervoor om cultuurhistorisch beleid vast te leggen in een thematische structuurvisie cultuurhistorie. De structuurvisie geeft input bij de onderbouwing van de omgang met cultuurhistorische waarden in een bestemmingsplan. In de structuurvisie is de gemeente verdeeld in de volgende drie gebieden, hetgeen de basis vormt van het gemeentelijke cultuurhistorische beleid:

  • Cultuurhistorisch vrije gebieden
    1. geen leidraad vanuit cultuurhistorie voor ontwikkelingen
    2. cultuurhistorie als vrije inspiratie
    3. gemeente vraagt niets en biedt enthousiasme en welwillendheid
  • Cultuurhistorische kansgebieden
    1. cultuurhistorie als kans en inspirerende leidraad
    2. cultuurhistorie levert een bijdrage aan ontwikkelingen en de ontwikkelingen versterken de cultuurhistorie
    3. gemeente faciliteert en inspireert
  • Cultuurhistorische topgebieden
    1. cultuurhistorie als uitgangspunt
    2. ontwikkeling versterkt cultuurhistorie
    3. gemeente faciliteert, stimuleert en werkt mee

Naast deze drie gebieden zijn tevens cultuurhistorische ensembles en hotspots omschreven. Het gaat om cultuurhistorische structuren en elementen die op het schaalniveau van de gemeente van belang zijn. Ze geven karakter en kleur aan de deelgebieden en kunnen als inspiratie of leidraad dienen bij ontwikkelingen.

De Structuurvisie cultuurhistorie Bronckhorst is op 31 oktober 2013 door de raad vastgesteld en op 9 januari 2014 in werking getreden.

3.4.8 Welstandsnota     

De herziening van de Woningwet, die 1 januari 2003 in werking is getreden, heeft ondermeer als doel, het inzichtelijk maken van de beoordeling van de aanvragen voor bouwplannen door de welstandscommissie. Die beoordeling zelf is niet veranderd en betreft 'de aanvaardbaarheid van het bouwwerk in zijn omgeving, van het bouwwerk op zichzelf en van de toegepaste details, materialen en kleuren'. Nieuw is de vaststelling van de nota door de gemeenteraad.

De welstandsnota bevat de criteria die gelden bij de beoordeling van bouwplannen door de welstandscommissie. De reden voor dit nieuwe beleidsinstrument is én de gemeenteraad én de burger te betrekken bij het welstandsbeleid, zodat dit beleid voor een ieder inzichtelijk wordt.

De formulering luidt, dat de plannen moeten voldoen 'aan redelijke eisen van welstand'. Thans is het al lang niet meer zo dat overal op dezelfde wijze naar de plannen wordt gekeken; eerst wordt de aanvraag al getoetst aan het bestemmingsplan; in nieuwe plangebieden bepalen daarnaast beeldkwaliteitplannen waaraan de bouwplannen moeten voldoen. In beschermde stads- en dorpsgezichten wordt speciaal gelet op het historische kader. Wat 'redelijk' is voor welstand, hangt dus af van het kader waarbinnen de plannen worden getoetst.

De nota brengt samenhang in die toetsingskaders en de daarbij behorende criteria en presenteert deze overzichtelijk en inzichtelijk. Met vaststelling van de welstandsnota door de gemeenteraad kan de welstandsbeoordeling alleen nog maar gebaseerd worden op de criteria die in de welstandsnota worden genoemd.

3.4.9 Reclamebeleid     

Op 9 september 2008 hebben B en W het definitieve beleid vastgesteld voor het plaatsen van permanente reclame-uitingen in de gemeente. Hiermee willen zij de beeldkwaliteit in Bronckhorst verhogen en aantasting van de architectuur voorkomen. Een rustig en overzichtelijk straatbeeld verhoogt de beeldkwaliteit en creëert een toegankelijke en veilige openbare ruimte voor bezoekers, bewoners en hulpdiensten. Daarnaast biedt dit beleid rechtszekerheid voor ondernemers, die hun bedrijf op de kaart willen zetten, door duidelijke richtlijnen te stellen. Het nieuwe reclamebeleid staat in verband met de Welstandsnota en is afgestemd op de functie van de verschillende delen van de gemeente (gebiedsgerichte benadering), die hierin is opgenomen. In het ene gebied mag meer dan in het andere.

Richtlijnen

De gemeente maakt in het reclamebeleid onderscheid in algemene en gebiedsgerichte richtlijnen. Alle reclame-uitingen moeten aan de algemene richtlijnen voldoen. Het gaat hierbij om functioneel, technische eisen (reclame-objecten moeten een verband hebben met de activiteiten van het bedrijf, het gebruikte materiaal moet deugdelijk zijn etc.), verkeersveiligheidseisen (er mag geen overlast zijn voor gebruikers van nabijgelegen onroerend goed, er mag geen sprake zijn van uitzichtbelemmering etc.) en welstandsaspecten (eisen ten aanzien van het uiterlijk van het reclameobject; de uiting moet bij voorkeur een verrijking zijn van gevels en de openbare ruimte/nabije omgeving etc). Ook geldt dat alle reclame-uitingen op eigen terrein moeten worden geplaatst. Voor de gebiedsgerichte richtlijnen is het uitgangspunt dat de reclame moet passen binnen de functie van het karakter van een gebied. Zo verdienen historische centra een extra bescherming en zijn er op bedrijven- en kantoorterreinen meer mogelijkheden voor reclame.

Veel bedrijven hebben een huisstijl en/of huiskleuren die zij willen gebruiken in hun reclame-uitingen. Deze spelen geen overwegende rol in de beoordeling van de aanvraag om een vergunning voor reclameobjecten.

Gebieden

De gemeente onderscheidt op haar grondgebied onder andere de volgende gebieden: bebouwde kom, bedrijventerreinen, sportterreinen, buitengebied (buiten de bebouwde kom), beschermde stads- en dorpsgezichten en monumenten. Per gebied zijn regels opgesteld voor reclame-uitingen. Voor het buitengebied geldt bijvoorbeeld in principe dat alle reclame-objecten ontoelaatbaar zijn. Om ondernemers in het buitengebied echter niet te benadelen, zijn enkele reclamevormen toegestaan onder bepaalde voorwaarden:

  • reclameborden moeten een direct verband hebben met de activiteiten, die de ter plaatse gevestigde ondernemer op dat perceel uitoefent;
  • in totaal zijn maximaal twee reclameobjecten toegestaan per onderneming.

Verwijsborden

Het is moeilijk te bepalen waar bewegwijzering eindigt en reclame begint. De gemeente ontwikkelt beleid om de vraag naar verwijsborden te kunnen reguleren en wil een uniform bewegwijzeringsysteem voor heel Bronckhorst realiseren. Op dit moment is alleen een keuze gemaakt in toeristische bewegwijzering. Het overige bewegwijzeringsbeleid is nog in ontwikkeling. Om niet alle vormen van verwijzing naar een onderneming te verbieden, is in het nieuwe reclamebeleid voor een tussenoplossing gekozen. Op het moment dat de beleidsnota met regels voor bewegwijzering in werking treedt, komt dit onderdeel hierover in het reclamebeleid te vervallen. Volgens het reclamebeleid geldt voorlopig dat voor nieuwe aanvragen voor bewegwijzering alleen een tijdelijke vergunning afgegeven kan worden.

Overgangsregeling

In Bronckhorst staan, net zoals elders in ons land, veel reclame-objecten. De vergunningen voor deze permanente reclame-uitingen blijven van kracht totdat een eigenaar zijn reclameborden wil vervangen. Dan geldt het nieuwe reclamebeleid. Het nieuwe beleid is nu al wel van kracht voor alle nieuwe aanvragen die binnenkomen. Deze worden hieraan getoetst. Reclame-objecten die zonder vergunning zijn geplaatst, zijn in principe illegaal en moeten verwijderd worden.

Handhaving

In 2007 is de hele gemeente in beeld gebracht op panoramafoto's. Op de foto's zijn alle aanwezige reclame-uitingen vanaf de verharde rijweg zichtbaar, voor zover openbaar en redelijkerwijs toegankelijk. Deze foto's zijn voor de gemeente de nulsituatie. Van de reclame-uitingen die op de foto's zichtbaar zijn, wordt uitgezocht of ze met een vergunning zijn geplaatst. Niet vergunde objecten zijn niet toegestaan en moet de eigenaar verwijderen. Voor vergunde objecten die niet voldoen aan de nieuwe reclameregels geldt zoals aangegeven de overgangsregeling. De gemeente zet handhaving in om toe te zien op het naleven van de regels rond reclame-uitingen.

Relatie met ander gemeentelijk beleid 

Naast de regels in het reclamebeleid, kunnen voor het al dan niet vergunnen van reclame-uitingen, bepaalde voorschriften die zijn opgenomen in gemeentelijke bestemmingsplannen van kracht zijn. Deze gaan vóór op de regels in het reclamebeleid. Verder vormt het reclamebeleid dus een aanvulling op de Welstandsnota.

3.4.10 Groenstructuurplan     

Het "Groenstructuurplan voor het openbaar groen" heeft tot doel om vanuit een gezamenlijke visie de gewenste groenstructuur en de gewenste kwaliteit van het groen vast te leggen en zowel kwantitatief als kwalitatief in stand te houden. Het in 2008 vastgestelde groenstructuurplan heeft een looptijd van 15 jaar en fungeert als toetsingskader voor het behouden, verwerven en afstoten van het groen. Het plan is ontwikkeld op basis van de ambities van de verschillende sleutelfiguren (onder andere ambtelijk apparaat, burgers, bestuur) in het openbaar groen. Samen hebben zij de inhoud bepaald. Het geeft een kader voor ontwerpen, inrichtingsvoorstellen en beheerplannen, levert randvoorwaarden voor de beleids- en beheerplannen voor alle deelproducten en behartigt het openbaar groen in de dorpen en de kernen in de gemeente, inclusief de sportcomplexen en begraafplaatsen die in de dorpen of kernen liggen of er aan grenzen. Tevens bevat het een aantal uitgangspunten voor het bereiken van de doelstelling.

3.4.11 Speelruimteplan     

Het Speelruimteplan Gemeente Bronckhorst maakt op basis van demografische ontwikkelingen keuzes voor vermindering van het aantal speelplaatsen en -plekken. Doel is een passen en aantrekkelijke speelruimte die goed verdeeld is over de Bronckhorster jeugd.

De landelijke gehanteerde richtlijn voor speelplekken in plattelandsgemeentes is 1 speelplek per 30 tot 100 kinderen. Uit de analyse van onze speelruimte blijkt dat Bronckhorst volgens deze richtlijn ruim bedeeld is wat betreft speelvoorzieningen. Terwijl in Bronckhorst een afname van het aantal kinderen wordt verwacht. Bronckhorst heeft gemiddeld 2,8 speelplekken per 100 kinderen. Wij streven naar het gemiddelde van 1 plek per 100 kinderen als basisniveau voor speelvoorzieningen. Concreet betekent dit voor wijken of dorpen met:

  • minder dan ca. 30 kinderen geen traditionele speelplek maar informele speelruimte;
  • tussen de ca. 30 tot 100 kinderen een kleine speelplek;
  • rond de 100 kinderen een centrale speelplek, met iedere ca. 50 kinderen extra, een kleine speelplek extra.

Het basisniveau speelvoorzieningen realiseren we in 6 jaar. Van de 95 speelplekken (2013) vallen er 36 buiten het basisniveau. Deze plekken hebben geen functie meer en worden ingericht als openbaar groen. Op 31 van de te behouden speelplekken verminderen we het aantal toestellen door een toestel op termijn niet meer te vervangen. Op 12 speelplekken plaatsen wij toestellen bij en maken de groene omgeving rond de speelplek ook geschikt voor spelen.

3.4.12 Landschapsontwikkelingsplan Bronckhorst, Lochem en Zutphen     

Op 25 juni 2009 heeft de raad van Bronckhorst het Landschapsontwikkelingsplan (LOP) voor het buitengebied vastgesteld. Dit beleidsplan is door de gemeenten Bronckhorst, Lochem en Zutphen gezamenlijk opgesteld. Het doel van het LOP is om een stimuleringskader te bieden voor het landelijke gebied en de gewenste initiatieven te ondersteunen, wat moet leiden tot verder behoud en versterking van het landschap. Hierbij wordt rekening gehouden met bestaande plannen. Het LOP is uitgewerkt in de gemeentelijke structuurvisie Bronckhorst 2012 dat als basis voor bestemmingsplannen dient.

Conform het landschapsbeleid geldt onder meer een zorgvuldige landschappelijke inpassing als voorwaarde voor ontwikkelingen in het buitengebied, onder meer functieverandering, uitbreidingen van bebouwing, bedrijventerreinen en wegenaanleg. Daarbij dient gelet te worden op de vormgeving van nieuwe bebouwing, de situering van nieuwe gebouwen ten opzichte van de reeds bestaande gebouwen en de wijze waarop de nieuwe gebouwen zich verhouden tot de ruimere omgeving in het betreffende landschapstype. Dit doel wordt door de aanleg van streekeigen beplanting gerealiseerd en leidt tot een verhoging van de landschappelijke kwaliteit.

3.4.13 Kwaliteitskader Nationaal Landschap De Graafschap     

Kansen voor ontwikkeling

Het noordelijke deel van de gemeente Bronckhorst maakt deel uit van Nationaal Landschap De Graafschap. Een van rijkswege aangewezen kleinschalig waardevol landschap van oeverwallen langs de IJssel, veel historie en een mozaïek van landgoederen en oude ontginningen. Nationaal Landschap De Graafschap strekt zich tevens uit over delen van de gemeenten Zutphen, Lochem en Berkelland.

De provincie Gelderland heeft de kernkwaliteiten van de nationale landschappen vastgelegd in de Omgevingsverordening Gelderland. Ruimtelijke ontwikkelingen in het nationaal landschap zijn mogelijk mits de kernkwaliteiten worden behouden en versterkt. Het ‘Ja, mits-principe’. Ook de gemeente Bronckhorst wil dit bijzondere landschap behouden en ontwikkelen en ziet hierbij een belangrijke rol voor de bewoners, initiatiefnemers en gebruikers van het gebied.

Op 29 juni 2017 heeft de raad van Bronckhorst het 'Kwaliteitskader Nationaal Landschap De Graafschap' vastgesteld. Dit kwaliteitskader is de uitwerking van de kernkwaliteiten naar het gebied van de gemeente Bronckhorst. Het geeft aan wat de hoe ruimtelijke ontwikkelingen kunnen bijdragen aan de kernkwaliteiten van het landschap. Het biedt kansen voor de initiatiefnemer en de omgeving. Belangrijk daarbij is het proces. Kwaliteit maak je samen. Dit kader geeft houvast bij de planvorming en de afweging zodat vooraf duidelijk is wat de ambities zijn voor het landschap en hoe de initiatiefnemer met een ruimtelijke ontwikkeling een meerwaarde kan bieden voor de kernkwaliteiten van het nationaal landschap.

Doelstelling landschap

Vanuit de provinciale verordening is de doelstelling het behouden en versterken van de landschappelijke kernkwaliteiten. De landschapsvisie ambieert het behoud van het unieke karakter van het gebied door het benadrukken van contrasten tussen openheid en geslotenheid van landschap en het realiseren van een fijnmazig patroon voor flora en fauna.



Status

Het kwaliteitskader is als beleidsregel van toepassing op binnenplanse en buitenplanse planologische procedures. De toetsing aan dit kader maakt onderdeel uit van een integrale beoordeling en afweging van diverse belangen, zoals ruimtelijk beleid, milieu, landschap, ecologie en economie. Het proces om tot de uitwerking van de kernkwaliteiten te komen en hoe om te gaan met initiatieven, sluit aan bij werkwijze in Bronckhorst, zoals beschreven in het Bronckhorster bestemmingsplanproces, en de intenties van de Omgevingswet. Dat betekent meer burgerparticipatie en eigen verantwoordelijkheid.

Werkwijze voor initiatieven

Iedere ruimtelijke ontwikkeling in het nationaal landschap heeft in meer of mindere mate invloed op het landschap maar niet voor iedere ontwikkeling wordt de toets aan het kwaliteitskader verplicht gesteld. Er kunnen wat dat betreft twee soorten ontwikkelingen worden onderscheiden:

Ontwikkelingen die binnen het bestemmingsplan passen.

Deze ontwikkelingen worden geregeld met een aanvraag omgevingsvergunning. Een bijdrage aan het nationaal landschap, middels het naleven van de ambities en het toepassen van bouwstenen zoals omschreven in dit toetsingskader, gebeurt op basis van vrijwilligheid. Het kader is wel van toepassing op een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, of van werkzaamheden, geen bouwwerk zijnde (aanlegvergunning), als deze op grond van het bestemmingsplan nodig is in verband met landschappelijke kwaliteiten.

Ontwikkelingen die niet binnen het bestemmingsplan passen.

Deze ontwikkelingen kunnen mogelijk worden gemaakt via een afwijkingsbevoegdheid, wijzigingsbevoegdheid of een bestemmingsplanherziening. In het ‘Handboek ruimtelijke plannen Bronckhorst’ staat beschreven hoe de gemeente omgaat met dergelijke plannen en welke plancategorieën ze onderscheiden. Als een initiatief het nationaal landschap ligt is dit afwegingskader van toepassing en moet het navolgende stappenplan worden doorlopen.

Stappenplan

Het kwaliteitskader bevat een stappenplan. Dit stappenplan laat zien hoe om te gaan met ruimtelijke initiatieven in het nationaal landschap in 9 stappen. Hiermee weten initiatiefnemers en omwonenden wat ze moeten en kunnen doen om de juiste ontwikkelingen in het gebied mogelijk te maken. Het geeft aan hoe met dit kwaliteitskader, initiatiefnemer en gemeente samen met het gebied tot plannen komen die bijdragen aan de (kern)kwaliteiten van het nationale landschap en de ruimtelijke initiatieven.

3.4.14 Verkeersbeleid     

Op 28 juni 2007 heeft de gemeenteraad het Gemeentelijk Verkeer en Vervoerplan (GVVP) vastgesteld. Dit plan geeft zodanig sturing aan de ontwikkeling van de mobiliteit dat de kwaliteit van zowel de bereikbaarheid, de leefbaarheid als de verkeersveiligheid in de gemeente wordt gewaarborgd.

Het GVVP is van cruciaal belang omdat hierin de toekomstige beleidskaders voor de gemeente Bronckhorst zijn vastgelegd. Er is onderscheid gemaakt in de volgende thema's:

  • Verkeersveiligheid: eenduidige inrichting van wegen volgens de duurzaam veilig filosofie.
  • Bereikbaarheid: definiëren van verkeersaantrekkende locaties (woon, werk of bijvoorbeeld recreatieve locaties), benoemen van routes tussen hoofdwegen en deze verkeersaantrekkende locaties, beschrijven van bereikbaarheidsniveaus, prioriteren van locaties.
  • Leefbaarheid: benoemen van kwetsbare gebieden en robuuste wegen, beschrijven van acceptabele grenzen voor intensiteit, milieu en geluid en benoemen van voorwaarden.

3.4.15 Parkeerbeleid     

Op 16 december 2013 hebben burgemeester en wethouders de 'beleidsregels 'Parkeernormen Gemeente Bronckhorst' vastgesteld. Deze beleidsregels zijn op 25 december 2013 in werking getreden. De beleidsregels bevatten parkeernormen die dienen als toetsingskader voor het opstellen van ruimtelijke plannen en waar initiatiefnemers van ruimtelijke activiteiten aan moeten voldoen.

De parkeernormen geven aan hoeveel parkeerplaatsen er nodig zijn voor een bepaalde functie. Het kan gaan over woningen, kantoren en supermarkten maar bijvoorbeeld ook over een camping of een manege. Iedere functie heeft een eigen parkeernorm. De normen die in deze beleidsregels zijn opgenomen komen uit publicatie "kencijfers voor parkeren en verkeersgeneratie" van het CROW. Niet alle functies zijn opgenomen in de beleidsregels. Voor functies die niet in de beleidsregels staan hanteren wij als uitgangspunt de maximale norm uit de CROW publicatie 'kencijfers voor parkeren en verkeersgeneratie'.

De parkeernormen worden gebruikt om praktische en wettelijke redenen. Praktisch is het handig om met elkaar af te spreken hoeveel parkeerplaatsen er nodig zijn per functie. Op deze manier kan de gemeente van te voren toetsen of een nieuw of aangepast plan voorziet in voldoende parkeerplaatsen. Hiermee wordt achteraf getouwtrek en mogelijke parkeeroverlast in de toekomst voorkomen. Wettelijk gezien vloeit het gebruik en toepassen van parkeernormen voort uit de Wet ruimtelijke ordening (Wro). Binnen de Wro speelt het bestemmingplan een centrale rol. Hierdoor verdwijnen de stedenbouwkundige bepalingen uit de Bouwverordening. Een eis voor voldoende parkeergelegenheid is zo'n stedenbouwkundige bepaling. Nu deze niet meer middels de bouwverordening worden geregeld, moeten de parkeernormen op een andere manier vastgesteld worden. Het vastleggen in beleidsregels, als toetsingskader voor het opstellen van ruimtelike plannen en beoordeling van verzoeken om medewerking aan ruimtelijke ontwikkelingen, is een goed instrument voor dit doel.



Bij nieuwe ontwikkelingen of functieveranderingen moet gekeken worden naar het benodigde aantal parkeerplaatsen voor de nieuwe situatie. Is er sprake van een geheel nieuwe situatie dan moet de berekende parkeervraag in zijn geheel toegevoegd worden. Wanneer er sprake is van een functieverandering dan moet het verschil in parkeervraag tussen oude en nieuwe situatie worden toegevoegd. Vraagt de nieuwe functie om minder parkeerplaatsen dan hoeven de, eventueel, te veel aanwezige parkeerplaatsen niet verwijderd te worden.

3.4.16 Milieubeleid     

De gemeente Bronckhorst kende een Milieubeleidsplan 2009-2012. Dit beleidsplan geldt niet meer. Een milieubeleidsplan is niet verplicht en om deze reden is er geen nieuwe meer opgesteld. de gemeente Bronckhorst handelt echter nog wel volgens dit beleid.

Het Milieubeleid van de gemeente Bronckhorst komen allerlei milieu-aspecten aan de orde. Bijvoorbeeld wat de gemeente nu doet en in de toekomst van plan is met belangrijke onderwerpen als afval, klimaat, bodem, geluid, lucht, openbaar groen, externe veiligheid en landschap. Dit milieubeleid geeft de ambities en de richting aan die wordt gevolgd voor wat betreft het te voeren gemeentelijk milieubeleid.

In het milieubeleid worden verbanden gelegd tussen de diverse thematische beleidsplannen. Voor veel onderwerpen is al beleid vastgesteld, zoals afval, klimaat, groen, bodem en geluid. Dit beleid is verwerkt en waar nodig aangescherpt. Er zijn duidelijker doelen opgenomen en maatregelen om die te bereiken. Nieuwe onderwerpen in het milieubeleid zijn een nagenoeg afvalloze maatschappij door nog betere scheidingsmogelijkheden en afval als grondstof voor nieuwe producten en de mogelijkheid van subsidie voor energiebesparende maatregelen bij particuliere woningen.

Duurzaamheid en leefbaarheid zijn actuele thema's en met een aantal maatregelen die in het plan zijn opgenomen zet de gemeente zich hiervoor in. Het verminderen van afval en het bijdragen aan het tegengaan van klimaatsverandering zijn aangegeven als de belangrijkste uitgangspunten. Leefbaarheid richt zich hierbij op de korte termijn, hier en nu, de mensen in hun leefomgeving. Duurzaamheid richt op de langere termijn, de volgende generatie en kijkt over de grenzen heen. Het doel van het milieubeleid is een bijdrage leveren aan het creëren van een gezonde, prettige en duurzame leefomgeving voor nu en in de toekomst.

Ruimtelijke ordening richt zich op de inrichting van de leefomgeving. Als gevolg hiervan heeft ruimtelijke ordening vele raakvlakken met de in dit milieubeleid genoemde thema's (bijvoorbeeld Externe Veiligheid en Geluid). Ten aanzien van ruimtelijke ordening zijn als ambitie en doelstelling opgenomen een duurzame inrichting van de schaarse grond, harmonie tussen de diverse functies en het handhaven daarvan. Om deze doelstellingen te kunnen bereiken zullen de volgende activiteiten worden uitgevoerd:

  • In een vroeg stadium van de ruimtelijke planvorming wordt inzicht verkregen in de gevolgen voor milieu, duurzaamheid en natuur.
  • Elk ruimtelijk plan/besluit wordt voorzien van een afgewogen keuze ten aanzien van milieuaspecten (geluid, lucht, externe veiligheid, bodem, flora en fauna en waterhuishouding).
  • Toepassen van de afstandcriteria voor externe veiligheid, geluid, geur en lucht.
  • Onderzoeken in hoeverre de bestemmingsplannen voldoen aan de normen met betrekking tot externe veiligheid (risicovolle planologische situaties worden zoveel mogelijk voorkomen en de gewenste veiligheidsituatie wordt planologisch vastgelegd).
  • Onderzoeken welke mogelijkheden er zijn om duurzaamheid te integreren in bestemmingsplannen.

Met het milieubeleid wordt bij het uitoefenen van gemeentelijke taken, waaronder ruimtelijke ordening, rekening gehouden.

3.4.17 Beleidsvisie Externe Veiligheid Inrichtingen     

Op 27 oktober 2004 is het Besluit externe veiligheid inrichtingen (BEVI) van kracht geworden. In het BEVI zijn risiconormen opgenomen voor externe veiligheid met betrekking tot bedrijven met gevaarlijke stoffen wettelijke vastgelegd. Het besluit verplicht het bevoegd gezag op grond van de Wet milieubeheer en de Wet op de ruimtelijke ordening afstand te houden tussen gevoelige objecten en risicovolle bedrijven. Tevens beperkt het besluit het totale aantal personen dat zich in de directe omgeving van een risicovol bedrijf mag bevinden. Gemeenten moeten de normen uit het besluit naleven bij het opstellen en wijzigen van bestemmingsplannen en het verlenen van omgevingsvergunningen. Tevens moet de brandweer om advies worden gevraagd. Afstemming tussen de drie taakvelden ruimtelijke ordening, milieu en rampenbestrijding is zodoende van groot belang.

Het Beleid externe veiligheid inrichtingen heeft betrekking op het beheersen van risico's die ontstaan bij het gebruik en de opslag van gevaarlijke stoffen. Het beleid besteedt aandacht aan de onderwerpen waar de gemeente Bronckhorst bevoegdheden of instrumenten heeft via de Wet op de Ruimtelijke Ordening of de Wet milieubeheer. Het Beleid externe veiligheid inrichtingen heeft geen betrekking op het beheersen van risico's die ontstaan bij het vervoer en transport van gevaarlijke stoffen over weg, water en spoor of door buisleidingen.

Voor de totale gemeente Bronckhorst heeft de gemeenteraad op 25 september 2008 een Beleidsvisie Externe Veiligheid Inrichtingen vastgesteld. De ambitie van de gemeente is om “de gemeente Bronckhorst in subjectieve en objectieve zin veiliger te maken in samenwerking met alle partners”. De belangrijke beleidskeuzes zijn als volgt:

Plaatsgebonden risico

In aansluiting op de ambitie is het plaatsgebonden risico het minimale beschermingsniveau die aan personen geboden moet worden. Gezien het wettelijke kader en de kosten die een passende oplossing met zich meebrengt, is het niet realistisch om de risico's voor de reeds aanwezige beperkt kwetsbare objecten, gelegen binnen de gestelde norm, te beperken. Binnen de gemeente Bronckhorst wordt de hoogst mogelijke bescherming van de kwetsbare objecten gegeven zonder de bestaande knelpunten direct te saneren.

Bescherming nog te realiseren beperkt kwetsbare objecten: Beperkt kwetsbare objecten zijn binnen de richtwaarde toegestaan. Er wordt gestreefd (bij beslissingen Wet op de Ruimtelijke Ordening of Wet milieubeheer ) om de risico's zoveel mogelijk te beperken en eventueel te saneren. Nieuwe nog te realiseren beperkt kwetsbare objecten worden binnen de gestelde richtwaarde niet toegestaan.

Groepsrisico

De visie van de gemeente Bronckhorst is om de gemeente in subjectieve en objectieve zin veiliger te maken. Bij deze visie sluit de beleidsmogelijkheid toename van het groepsrisico is niet toegestaan het meest aan. In deze situatie kunnen er geen nieuwe onveilige situaties ontstaan en zullen reeds aanwezige onveilige situaties worden bevroren.

Een zeer groot nadeel is, dat deze visie voor bedrijven waarvoor het beleid van toepassing is een grote beperking oplegt. Reeds bestaande bedrijven kunnen door het hanteren van de deze ambitie niet meer uitbreiden en nieuwe (externe veiligheidrelevante) bedrijven kunnen zich niet binnen de gemeente vestigen. Daarnaast leidt deze ambitie ertoe dat er binnen de invloedssfeer van de inrichting geen planontwikkeling mogelijk is. Het realiseren van nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten is niet mogelijk en het veranderen van bestemmingen is alleen nog mogelijk indien dit geen negatieve gevolgen heeft voor de risico's. Daarnaast is het de vraag of de algemene visie van de gemeente Bronckhorst strikt toegepast moet worden voor alle gebieden van de gemeente.

Om de algemene visie van de gemeente Bronckhorst te volgen en tegemoet te komen aan de nadelen, wordt een gebiedsgerichte benadering toegepast die onderscheidt maakt in:

Ruimte voor wonen: woongebieden, landelijk gebied, gemengd wonen en werken

Voor de woongebieden, het landelijk gebied en gemengd wonen en werken biedt de gemeente Bronckhorst de maximale bescherming aan (beperkt) kwetsbare objecten, ook als dit ten koste gaat van de ontplooiingsruimte van bedrijven. Voor deze gebieden is een toename van het groepsrisico niet toegestaan. Bij een beoordeling van een planontwikkeling of een aanvraag voor een Wet milieubeheer vergunning kan blijken dat het aantal personen in een invloedsgebied toeneemt maar dat de kans op een calamiteit of door een vergroting van de zelfredzaamheid de risico's ter plaatse afnemen. Het is in die situaties niet logisch om deze veranderingen niet door te voeren. In die gevallen is een toename van het groepsrisico toegestaan tot de oriëntatiewaarde onder de voorwaarde dat de risico's worden verbeterd ten opzichte van de dan geldende situatie ten gevolge van pro-actieve of preventieve maatregelen.

Ruimte voor bedrijvigheid: bedrijven en industrieterreinen

Voor de gebieden waarvoor een bestemmingsplan is vastgesteld met de bestemming bedrijventerrein c.q. industrieterrein wordt gestreefd naar een optimale combinatie van gewenste ruimtelijke en economische ontwikkelingen. Daarbij zijn er mogelijkheden om te wonen en te werken waarbij bedrijven de mogelijkheid hebben om zich te vestigen en activiteiten te ontplooien. Voor dit gebied “ruimte voor bedrijvigheid” legt het hanteren van de algemene visie een ongewenst grote beperking op. Om deze reden mag in deze gebieden het groepsrisico toenemen tot aan de oriëntatiewaarde.

Bij een beoordeling van een planontwikkeling of een aanvraag voor een Wet milieubeheer vergunning kan blijken dat het aantal personen in een invloedsgebied toeneemt tot boven de oriëntatiewaarde maar dat de kans op een calamiteit of door het vergroten van de zelfredzaamheid de risico's ter plaatse afnemen. Het is in die situaties niet logisch om deze veranderingen niet door te voeren. In die gevallen is een toename van het groepsrisico toegestaan tot boven de oriëntatiewaarde onder de voorwaarden:

  1. De risico's moeten ten gevolge van pro-actieve of preventieve maatregelen worden verbeterd ten opzichte van de dan geldende situatie.
  2. Binnen de invloedssfeer van de inrichting mogen uitsluitend nieuwe beperkt kwetsbare objecten worden gerealiseerd. Nieuwe kwetsbare objecten mogen niet binnen de invloedsfeer van de inrichting worden gerealiseerd.
  3. De oriëntatiewaarde mag worden overschreden. Het totaal aantal personen dat zich in de invloedssfeer bevindt in kwetsbare objecten mag de oriëntatiewaarde niet overschrijden. Een overschrijding van de oriëntatiewaarde van het aantal personen in kwetsbare objecten is niet toegestaan.

3.4.18 Geluidsbeleid     

De gemeente Bronckhorst heeft in concept een geluidnota opgesteld. In deze nota wordt het grondgebied van Bronckhorst verdeeld in een aantal zogenaamde gebiedstypen. Voor elk gebiedstype wordt een bepaalde geluidskwaliteit nagestreefd door het hanteren van gebiedspecifieke streef-, grens- en plafondwaarden. Op deze wijze kunnen bepaalde activiteiten vanwege hun geluidproductie wel of niet toegelaten worden in een bepaald gebied. Het geluidbeleid is op deze wijze een ordenend instrument.

De gemeente wil dit beleid toepassen op alle inrichtingen die onder de Wet milieubeheer vallen. Voor de inrichtingen onder de werkingsfeer van het zogeheten Activiteitenbesluit (Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer) is de toepassing alleen mogelijk indien de gebiedstypen met hun geluidwaarden zijn vastgelegd in een verordening, overeenkomstig artikel 2.19. van genoemd besluit. Dit artikel is echter nog niet in werking getreden waardoor de gemeente haar beleidsvisie verwoord in de geluidsnota vooralsnog niet in de praktijk kan brengen. Om deze reden is de gemeente nu nog gehouden de bestaande wet- en regelgeving toe te passen.

3.4.19 Duurzaamheidsbeleid     

Op 28 maart 2019 heeft de gemeenteraad de "Routekaart Energieneutraal Bronckhorst 2030" vastgesteld. Gelijktijdig is besloten om het "Koersdocument Duurzame energie in de Achterhoek; zichtbaar, merkbaar, onmiskenbaar" vast te stellen en om deel te nemen aan het “Fonds stimulering energietransitie Achterhoek” en ten behoeve van de oprichting en het beheer van dit fonds een stichting op te richten en een fondsbeheerder aan te stellen.

Routekaart

Het einddoel is dat de gemeente Bronckhorst in 2030 net zoveel duurzame energie opwekt als deze in totaal aan energie verbruikt. Het energieverbruik vermindert met 45% ten opzichte van het verbruik in 2015. De rest van de energie die wel wordt verbruikt, komt in zijn geheel uit duurzame (lokale) bronnen.

Het doel 2030 energieneutraal staat vast. Met deze Routekaart stelt Bronckhorst tevens twee tussendoelen vast.

  • Doel 2022: 15% schone energieopwekking en 10% besparing energieverbruik
  • Doel 2026: 45% schone energieopwekking en 25% besparing energieverbruik
  • Doel 2030: 100% schone energieopwekking en 45% besparing energieverbruik

In de Routekaart is gekozen voor een combinatie van duurzaam opwekken van stroom en het winnen van warmte uit diverse bronnen. Bronckhorst zet nadrukkelijk in op alle mogelijk duurzame bronnen. Diverse scenario's van een goed gebalanceerde energiemix zijn mogelijk.

Om de doelstelling te halen is verbreding van de samenwerking met inwoners en ondernemers noodzakelijk. Ook de dorpsbelangenorganisaties, energiecooperaties en maatschappelijke organisaties in Bronckhorst hebben een cruciale rol in de energietransitie. Zij krijgen een rol in een "Raad van Inspiratie" om hen te betrekken bij de uitvoering van de Routekaart. Alle partijen dragen immers bij aan deze verandering.

De gemeente neemt een belangrijke rol op zich door te informeren, stimuleren, faciliteren en zelf het goede voorbeeld te geven. Draagvlak en draagkracht staan daarbij centraal, omdat de gemeente graag wil dat de stappen op de Routekaart voor iedereen haalbaar en betaalbaar zijn.

De Routekaart schept een kader, die voor uitvoering nader uitgewerkt zal worden:

  • Het streven naar inzet van alle geschikte daken voor het opwekken van zonne-energie.
  • Het streven naar kleinere zonneparken op land (rond 2 ha) die goed ingepast kunnen worden en een groot zonneveld (>10 ha), zodat Liander de infrastructuur hierop kan aanpassen.
  • Het uitdagen van initiatiefnemers om zich maximaal in te zetten voor een meervoudig grondgebruik, met landbouw, natuur of andere geschikte doeleinden.
  • De keuze voor windmolens in clusteropstelling en geen medewerking aan solitaire windmolens. Om het aantal zoveel mogelijk te beperken, is het streven gericht op grotere efficiente varianten.
  • Bij windmolens is lokale participatie en eigendom van burgers en bedrijven een randvoorwaarde. Partijen werken gelijkwaardig samen in de ontwikkeling, bouw en exploitatie, zoals uitgesproken in het klimaatakkoord.
  • Gezien het verdienmodel van grootschalige opwek moet de opbrengst zoveel mogelijk ten goede komen aan de lokale omgeving.
  • Kleine windmolens voor eigen gebruik zijn, met uitzondering van woonwijken, toegestaan tot twee per perceel op het bouwblok.
  • Minimaal 50% lokaal eigendom van zonnevelden en windenergie. Deze eigendomsverdeling (50% van de productie voor de lokale omgeving) is een harde eis voor medewerking.
  • Een inspanningsverplichting voor de participatie in de planvorming van omwonenden van energieprojecten.
  • Een inspanningsverplichting voor de participatie in de financiele revenuen van een zonnepark of windproject door de mogelijkheid van individueel mede-eigenaarschap en door een omgevingsfonds. Het omgevingsfonds wordt door de initiatiefnemers met een redelijk bedrag gevuld. Een lokaal bestuur kan met deze bijdrage investeren in de leefbaarheid van de directe omgeving of in duurzame projecten.

Koersdocument

Het Koersdocument is de basis waarop initiatieven voor duurzame energieopwekking worden getoetst en deze ruimtelijk worden ingepast. Het biedt inwoners en lokale initiatieven en ondernemers de mogelijkheid om mee te doen en mee te kunnen beslissen bij projecten voor duurzame energieopwekking in hun buurt. Daarnaast geeft het initiatiefnemers een handelingsperspectief waarmee zij projecten voor duurzame energieopwekking tot ontwikkeling kunnen brengen in de gemeente Bronckhorst. Het Koersdocument draagt daarmee bij aan het intensiveren van de beweging naar een energieneutraal Bronckhorst in 2030. Met dit Koersdocument wordt een zeer belangrijke stap gezet om invulling te gegeven aan de Routekaart.

Aanjaagfonds

Het Aanjaagfonds dient als aanjager en financieel middel voor lokale initiatieven. Met dit fonds kan de ontwikkelkosten van lokale (Achterhoekse) inwoners initiatieven voor duurzame energieopwekking worden voorgefinancierd en wordt de slagingskans van deze projecten vergroot. Bij de ontwikkelkosten vallen ondermeer de kosten voor de MER, vergunningen, technisch ontwerp, financieel en juridisch). Het is een fonds waar de lokale initiatieven gebruik van kunnen maken en bij realisatie van duurzame energieprojecten zij het weer terug moeten storten in het Aanjaagfonds.



Samenhang Routekaart, Koersdocument en Aanjaagfonds

De Routekaart is een realistisch en daadkrachtig plan om samen met alle betrokkenen aan de slag te gaan met de energietransitie. De Routekaart beschrijft de weg naar Bronckhorst energieneutraal in 2030 en vormt de start voor de uitvoering. Het Koersdocument en het Aanjaagfonds zijn instrumenten om invulling te geven aan het behalen van de doelstelling. Het Koersdocument is de basis waarop we initiatieven voor duurzame energieopwekking willen toetsen en ruimtelijk willen inpassen. Het biedt inwoners, lokale initiatieven en ondernemers de mogelijkheid om mee te doen en mee te beslissen bij projecten voor duurzame energieopwekking in hun buurt. Het Aanjaagfonds is een instrument die voor lokale initiatieven het financieel mogelijk maakt om duurzame energieprojecten te realiseren. We helpen hen daarmee om een versnelling in de duurzame energieopwekking op gang te brengen.

3.4.20 Waterbeleid     

De gemeente Bronckhorst sluit ten aanzien van waterhuishouding aan op het beleid van het 'Waterbeleid voor de 21e eeuw' (zie ook pargraaf 3.1.5) en beleid van het Waterschap Rijn en IJssel ten aanzien van integraal waterbeheer zoals dat in het Waterbeheerplan 2010-2015 en de Watervisie is vastgelegd.

Het Waterbeheerplan beschrijft het beleid op hoofdlijnen voor de waterkwaliteit, de waterkwantiteit en de waterkeringen in het beheersgebied van het waterschap. Het plan sluit aan op de beleidskaders van de provincie Gelderland en het Rijk, zoals opgenomen in het provinciale waterhuishoudingsplan en de Kaderrichtlijn Water. De hoofdthema's in het waterbeheerplan zijn veiligheid, watersysteembeheer en waterketenbeheer.

In de Watervisie geeft het Waterschap aan hoe ze aankijken tegen de gewenste ruimtelijke inrichting van het werkgebied om de wateropgaven waarvoor ze de komende vijftig jaar staan, duurzaam op te lossen.

3.4.21 Prostitutiebeleid     

Met ingang van 1 oktober 2000 is tengevolge van wijziging van zedelijkheidswetgeving de opheffing van het algemene bordeelverbod in werking getreden. Met de opheffing van dit verbod is een einde gekomen aan het illegale karakter van deze prostitutiebedrijven. De verwachting bestaat dat van deze wetswijziging een sanerende werking uitgaat en uiteindelijk zal leiden tot een betere regulering van de prostitutiebranche.

Ondanks het feit dat deze bedrijvigheid in Bronckhorst momenteel niet voorkomt, is de opheffing van het bordeelverbod voor de gemeente aanleiding geweest om de eventuele vestiging en exploitatie van de aan de seksindustrie gelieerde bedrijven/activiteiten planologisch nader te reguleren.

In de bestemmingsplannen van Bronckhorst is de vestiging van een sexinrichting in eerste aanleg uitgesloten. Middels een wijzigingsbevoegdheid kan onder voorwaarden het vestigen van maximaal één seksinrichting in een daarvoor aangwezen zone worden toegelaten. Bij het bepalen van die zone is rekening gehouden met de uitstraling die een sexinrichting heeft naar de omgeving.

3.4.22 Handhavingsbeleid     

Op grond van de huidige rechtspraak is het college van burgemeester en wethouders niet alleen bevoegd maar zelfs verplicht om tot handhaving over te gaan. Het college heeft een handhavingsbeleid opgesteld waarin gemotiveerd wordt aangegeven welke doelen het zichzelf stelt bij de handhaving en welke activiteiten het daartoe zal uitvoeren. Het handhavingsbeleid is gebaseerd op een analyse van de problemen die zich naar het oordeel van het college kunnen voordoen op basis van prioritering en de benodigde en beschikbare financiële en personele middelen.

Het beleid richt zich op de zogenaamde preventieve en repressieve vormen van handhaving. Onder deze vormen van handhaving wordt het volgende verstaan.

Preventieve handhaving Preventief handhaven is gericht op het voorkomen van overtredingen. Onderzoeken hebben aangewezen dat veel overtredingen vaak onbewust plaatsvinden. Goede voorlichting, via brochures, voorlichtingsbijeenkomsten, herhaalde informatie in het gemeentelijke nieuwsbulletin, actieve benadering doelgroepen etc. kunnen er toe leiden dat overtredingen worden voorkomen.



Repressieve handhaving Deze vorm van handhaving ziet op het beëindigen van de overtreding door het inzetten van sanctiemiddelen. Bestuursdwang en een dwangsom zijn de meest voorkomende instrumenten die de gemeente tot haar beschikking heeft. Voordat deze instrumenten worden ingezet kan in overleg met de overtreder vaak een oplossing bereikt worden. In dat kader wordt er een belangenafweging gemaakt tussen het belang van de overtreder en het algemeen belang.



Gedogen Het is niet altijd mogelijk, nodig of zelfs wenselijk dat tegen elke vorm van overtreding van een beleidsregel wordt opgetreden. Niet mogelijk, omdat soms teveel overtredingen worden begaan om daartegen op te treden; niet nodig omdat steekproefsgewijs controles en sancties een preventief effect kunnen hebben; niet wenselijk omdat er andere zwaarwegende belangen kunnen zijn die zich tegen handhaving verzetten. Er is/wordt ten aanzien van bestemmingsplannen geen algemeen gemeentelijk gedoogbeleid ontwikkeld.

 

De handhaving van c.q. het toezicht op de ruimtelijke ordening is aangestuurd vanuit het handhaafprogramma 2008 van de gemeente Bronckhorst. Het toezicht vindt onder meer plaats vanuit de thema’s permanente bewoning, klachten verzoeken om handhaving en eigen constateringen.

Wanneer een overtreding wordt geconstateerd wordt via een vaste werkwijze opgetreden. Deze werkwijze is vastgelegd in de nota “Sanctiestrategie Fysieke Leefomgeving’. Voordat wordt gecorrigeerd wordt eerst de legalisatiemogelijkheid onderzocht.

3.4.23 Beleidsvisie voor het buitengebied     

In deze paragraaf wordt de gemeentelijke beleidsvisie voor het buitengebied beschreven en de wijze waarop deze in het bestemmingsplan Landelijk gebied Bronckhorst (NL.IMRO.1876.BP01048-VG01) is vertaald. De beleidskeuzes zijn gebaseerd op de bestaande situatie, de beleidskaders van rijk en provincie en het eigen gemeentelijke beleid.

De basis voor de ontwikkelingsmogelijkheden in het bestemmingsplan wordt gevormd door de provinciale Omgevingsvisie (2014), provinciale Omgevingsverordening en de Structuurvisie Bronckhorst (2012). Het beleid uit deze visies en regelgeving is als uitgangspunt gehanteerd voor het bestemmingsplan. Daarnaast is vertaling gegeven aan de uitgangspunten zoals opgenomen in de 'Nota van wijzigingen – bestemmingsplan Landelijk gebied Bronckhorst' welke door de gemeenteraad op 11 december 2014 is vastgesteld.

Hoofdstuk 4 Juridische aspecten algemeen     

In dit hoofdstuk komen de algemene juridische aspecten aan bod. De juridische aspecten die betrekking hebben op de bestemmingen die voorkomen in het specifieke planonderdeel zijn opgenomen in Hoofdstuk 2 Planonderdelen in de paragraaf 2.1.4 Juridische aspecten planonderdeel.

4.1 Algemeen     

Dit bestemmingsplan is opgesteld overeenkomstig de RO Standaarden zoals opgenomen in de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012. Het plan voldoet aan het Informatiemodel ruimtelijke ordening 2012 (IMRO2012), de Standaard toegankelijkheid ruimtelijke instrumenten 2012 (STRI2012), het Informatiemodel Ruimtelijke Ordening Planteksten 2012 (IMROPT2012), de Standaard vergelijkbare bestemmingsplannen 2012 (SVBP2012), de Praktijkrichtlijn bestemmingsplannen 2012 (PRBP2012) en de Praktijkrichtlijn Analoge Bestemmingsplankaart (PRABPK2012).

Het juridisch bindend deel van het bestemmingsplan bestaat uit de regels en de verbeelding tezamen.

Uitgangspunt voor de regels en de verbeelding is het handboek van de gemeente Bronckhorst, welke gebaseerd is op de SVBP2012 en de PRABPK2012. Daarnaast bevat het plan regels die de Wet ruimtelijke ordening voorschrijft. De basis voor de verbeelding is de Grootschalige basiskaart Nederland (GBKN) en de Kadastrale kaart (LKI).

De gemeente Bronckhorst kent een bibliotheek met standaardregels voor de diverse bestemmingen. Deze regels zijn in eerste instantie van toepassing voor alle locaties waar deze bestemmingen voorkomen. Met aanduidingen op de verbeelding in relatie tot de regels wordt maatwerk geleverd daar waar dat noodzakelijk of gewenst is. Zoals in paragraaf 1.1 en 1.3.1 is toegelicht, is onderhavig plan een herziening van de totaalplan voor landelijk gebied. Om qua structuur en opbouw van de regels geen verschillen te krijgen tussen het totaalplan en het veegplan, is er voor gekozen om de gehele bestemmingsregeling in het veegplan op te nemen. Dus ook onderdelen die in het veegplan niet van toepassing zijn maar wel voorkomen in het totaalplan. Eventuele maatwerkbepalingen ten behoeve van planonderdelen in het veegplan zijn aan de planregels toegevoegd.

4.2 Opbouw regels     

4.2.1 Algemeen     

De regels zijn opgedeeld in vier hoofdstukken:

Hoofdstuk 1 bevat Inleidende regels waarin de onderdelen Begrippen en Wijze van meten zijn opgenomen. Deze worden opsommingsgewijs in alfabetische volgorde gegeven en dienen als referentiekader voor de overige regels.

Hoofdstuk 2 bevat Bestemmingsregels waarin de diverse bestemmingen zijn opgenomen. De artikelen met de bestemmingen hebben een min of meer vaste opbouw.

Hoofdstuk 3 bevat Algemene regels, die van algemeen belang zijn voor het plan.

Hoofdstuk 4 bevat tenslotte Overgangs- en slotregels.

4.2.2 Functies     

De indeling in bestemmingen is gebaseerd op de gewenste hoofdfunctie van het gebied. Het grootste deel van het landelijk gebied heeft de agrarische functie en is afhankelijk van de ligging in of nabij waardevolle en kwetsbare (natuur)gebieden bestemd voor 'Agrarisch', Agrarisch met waarden - Landschap' of 'Agrarische met waarden - Landschap en natuur'.

Agrarische bedrijven met een kwekerij(tak) behoren tot deze bestemmingen. Het buitengebied kent daarnaast een aantal niet-agrarische functies zoals 'Bedrijf', 'Horeca' en 'Maatschappelijk'. Deze hebben elk hun eigen bestemmingsregeling gekregen.

Verder is er in het bestemmingsplan een dubbelbestemming opgenomen 'Waarde - Archeologische verwachting 3.

Tot slot is er de volgende gebiedsaanduiding opgenomen in het plan, die in de regels elk hun vertaling hebben gekregen teneinde het doel van de gebiedsaanduiding te effectueren:

'Luchtvaartverkeerszone - laagvlieggebied'.

Voor deze gebiedsaanduidingen zijn specifieke regels opgenomen in de Algemene bouwregels onder Zonebepaling bouwen langs A-watergang, wegen en windmolen, industrieterrein, alsmede milieubeschermingsgebieden en de Algemene aanduidingsregels.

4.3 Inhoud regels     

4.3.1 Inleidende regels     

In Hoofdstuk 1 van de planregels zijn de volgende Inleidende regels opgenomen.

4.3.1.1 Begrippen     

In Artikel 1 Begrippen is een aantal begrippen nader gedefinieerd teneinde onduidelijkheid te voorkomen. Voor een gedeelte van de begrippen is aansluiting gezocht bij de SVBP2012, de rest is afkomstig uit het handboek Bronckhorst en zijn in de gemeente gebruikelijke definities.

4.3.1.2 Wijze van meten     

In Artikel 2 Wijze van meten is aangegeven op welke wijze gemeten moet worden bij het beoordelen of de maatvoering in overeenstemming is met de regels.

4.3.2 Algemene regels     

In Hoofdstuk 3 van de planregels zijn de volgende Algemene regels opgenomen.

4.3.2.1 Anti-dubbeltelregel     

In Artikel 6 Anti-dubbeltelregel wordt geregeld dat grond die reeds eerder bij een verleende omgevingsvergunning is meegenomen niet nog eens bij de verlening van een nieuwe omgevingsvergunning mag worden meegenomen. Deze regel is rechtstreeks overgenomen uit het Besluit ruimtelijke ordening.

4.3.2.2 Algemene bouwregels     

In Artikel 7 Algemene bouwregels zijn bepalingen opgenomen die betrekking hebben op het bouwen langs een A-watergang, langs Wegen, langs het spoor, wegen en windmolen, industrieterrein, alsmede milieubeschermingsgebieden.

Zo mag er in een geluidzone geen (bedrijfs)woningen of andere geluidgevoelige gebouwen worden gebouwd. Het bevoegd gezag kan hiervan afwijken door middel van een omgevingsvergunning na een besluit hogere grenswaarde geluidhinder. Tevens is een bepaling opgenomen waarmee grotere maatvoeringen die afwijken van het plan en die op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan reeds aanwezig zijn, zijn toegelaten.

4.3.2.3 Algemene gebruiksregels     

In Artikel 8 Algemene gebruiksregels zijn activiteiten opgenomen die voor alle bestemmingen als strijdig gebruik worden aangemerkt. Het gaat onder meer om het gebruik van gronden en bouwwerken voor het opslaan van materialen anders dan ten behoeve van de bestemming. Hierdoor wordt voorkomen dat opslag ontstaat van materialen die een negatieve uitstraling heeft op de omgeving. Voorzover opslag plaatsvindt in het kader van de bedrijfsvoering is deze toegestaan. Ook het gebruik van de gronden voor teeltondersteunende voorzieningen voor pot- en containerteelt in grondwaterbeschermingsgebieden en gebieden met dubbelbestemming 'Waarde - Beschermingszone natte natuurparel' is strijdig. Evenals de wijziging in het gebruik van de gronden ten behoeve van boomkwekerijen in de gebieden met de aanduiding 'Overige zone - waardevol open gebieden waaronder essen'. Ook het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting, hiermee wordt voorkomen dat gebouwen worden aangewend voor prostitutiedoeleinden. Verder het gebruik van een recreatiewoning, of een bijbehorend bouwwerk ten behoeve van permanente bewoning. Het gebruik van gronden of bouwwerken waarbij niet wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid volgens de 'Beleidsregels parkeernormen Bronckhorst'. Dit laatste is aan een voorwaardelijke verplichting gekoppeld waarbij een gewijzigd gebruik binnen een bestemming pas mag plaatsvinden als is voldaan aan de beleidsregels.

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van cultuur en ontspanning' is mede het gebruik voor evenementen toegestaan, mits wordt voldaan aan de in de tabel in opgenomen periodes en type evenement.

4.3.2.4 Algemene aanduidingsregels     

Artikel 9 Algemene aanduidingsregels kent één algemene aanduidingsregel.

Met de aanduiding 'Luchtvaartverkeerszone - laagvlieggebied' wordt geregeld dat ter plaatse geen bebouwing hoger dan 40 m boven maaiveld is toegestaan, vanwege de laagvliegroute voor straaljagers.

4.3.2.5 Algemene afwijkingsregels     

In Artikel 10 Algemene afwijkingsregels zijn de volgende afwijkingsmogelijkheden opgenomen.

Camperovernachtingsplaatsen

Er is een algemene afwijkingsmogelijkheid opgenomen ten behoeve van het toelaten van camperovernachtingsplaatsen. Camperovernachtingsplaatsen zijn mogelijk en wenselijk omdat daarmee wordt voorzien in een toenemende behoefte aan overnachtingsplaatsen voor kampeerauto's (campers) buiten reguliere kampeerterreinen. In Bronckhorst wordt tot nu toe alleen gelegenheid geboden op twee openbare plekken in Zelhem en Hengelo (elk 2 plaatsen), op een particulier terrein in Steenderen (8 plaatsen) en bij enkele campings waar speciale plekken op het terrein beschikbaar zijn voor deze vorm van verblijfsrecreatie, veelal op het parkeerterrein. Met deze mogelijkheid wordt het aantal verblijfsrecreatieve mogelijkheden in de gemeente vergroot (vergroting diversiteit in aanbod). Een specifieke doelgroep wordt gestimuleerd een bezoek te brengen aan de gemeente. Een bepaalde groep kampeerautogebruikers kiest specifiek voor een overnachtingsplaats en maakt geen gebruik van een camping. Een bepaalde groep kampeerautogebruikers zal, ondanks de komst van een camperovernachtingsplaats, toch specifiek voor een camping kiezen omdat zij gebruik wensen te maken van de daar aanwezige faciliteiten.

Er worden voorwaarden gesteld aan o.a. bereikbaarheid, maximale verblijfsduur, aantal plaatsen, (eenvoudige) inrichting en voorzieningen, parkeren, landschappelijke inpassing en omgevingsaspecten.

De VNG-brochure 'Bedrijven en Milieuzonering' kent geen specifieke richtafstanden voor een dergelijke voorziening. Voor kampeerterreinen en vakantiecentra e.d. (met keuken) geldt een richtafstand van 50 meter (i.v.m. geluid) tot aan de gevels van woningen van derden. Van een dergelijke richtafstand kan gemotiveerd worden afgeweken.

Op de voorziening is een informatiebord aanwezig met de spelregels die gelden voor gebruikmaking van het terrein. Het bord bevat verder de namen en adressen van één of meer direct in de buurt gelegen (mini)campings waarnaar wordt verwezen als camperovernachtingsplaats vol is. De voorziening is bij voorkeur gesitueerd nabij een dorpskern of een attractie. Dit met het oog op horeca- en middenstandbezoek in verband met de economische spin-off. De voorziening is eigenlijk een soort van speciale parkeerplaats voor campers, waarop in de camper mag worden overnacht. Van verblijfsrecreatie, zoals op een camping, is eigenlijk geen sprake.

Afwijking van maatvoeringen

afwijkingsmogelijkheid van 10% van de in de regels gegeven maten en normen met betrekking tot het bouwen. Deze afwijkingsmogelijkheid zal slechts bij hoge uitzondering worden toegepast. Het is niet de bedoeling dat bouwplannen hier op worden ontworpen. Voor het beschermd stadsgezicht van het stadje Bronkhorst geldt dat deze mogelijkheid alleen kan worden toegepast ten behoeve van het behoud en/of herstel van een gebouw als cultuurhistorisch monument.

4.3.2.6 Algemene wijzigingsregels     

In zijn voor de 'Wetgevingzone - wijzigingsgebied' op de verbeelding de kaders benoemd waarbinnen en waarvoor de bestemming '' kan worden gewijzigd. Het betreft hier de mogelijkheid om aan de daartoe aangeduide gronden in de agrarische bestemming de aanduidingen 'specifieke vorm van agrarisch - solarpark' (sa-sol) en 'groen' (g) toe te voegen om een solarpark mogelijk te maken. Tevens is er de mogelijkheid om in die gebieden de bestemming te wijzigen in '' om er eventueel een educatief centrum en kinderboerderij te kunnen realiseren. Het gaat om de voormalige gemeentewerven in Vorden en Zelhem, de voormalige voetbalvelden in Hoog-Keppel en het solarpark bij plan De Kwekerij in Hengelo.

In 11.1 Wijzigingsbevoegdheid vormverandering bestemmingsvlak is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen teneinde het aangeduide bestemmingsvlak bedoeld in de artikelen 4, 'Bedrijf' van vorm te veranderen. Daarbij geldt onder andere de voorwaarden dat deze vormverandering uitsluitend mag plaatsvinden binnen een zone van 25 m rondom het bestemmingsvlak. Vergroting van het bestemmingsvklak is niet toegestaan en er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de ter plaatse aanwezige landschappelijke, ecologische en cultuurhistorische waarden.

In 11.2 Wijzigingsbevoegdheid sexinrichting is opgenomen dat burgemeester en wethouders ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied sexinrichting' de bestemming kunnen wijzigen ten behoeve van de vestiging van één sexsinrichting, mits wordt voldaan aan een reeks voorwaarden. Deze zone is overgenomen uit het vigerende plan Buitengebied Hengelo/Vorden.

4.3.2.7 Overige regels     

In Artikel 12 Overige regels zijn overige algemene regels opgenomen die niet kunnen worden ondergebracht bij een van de voorgaande algemene regels.

In artikel 12.1 Voorrangsregels is een voorrangsbepaling opgenomen. Daarin is geregeld dat in het geval van strijdigheid van belangen tussen een bestemming en een dubbelbestemming, het belang van de dubbelbestemming voor gaat. Tevens is opgenomen dat ten aanzien van de onderlinge relatie tussen de dubbelbestemmingen de ene dubbelbestemming geldt voor de andere geldt. Daarbij weegt het belang van dubbelbestemmingen die de veiligheid regelen het zwaarst. Hierin zijn enkel dubbelbestemmingen opgenomen die een beperking ten aanzien van het bouwen met zich meebrengen.

4.3.3 Overgangs- en slotregels     

In Hoofdstuk 4 van de planregels zijn de volgende Overgangs- en slotregels opgenomen.

4.3.3.1 Overgangsrecht     

In Artikel 13 Overgangsrecht is een regeling opgenomen voor bestaande zaken en rechten die niet in overeenstemming zijn met de overige regelingen in dit bestemmingsplan. De regels voor het overgangsrecht zijn overgenomen uit het Besluit ruimtelijke ordening, waarin standaard overgangsrecht voor bestemmingsplannen is opgenomen.

4.3.3.2 Slotregel     

Artikel 14 Slotregel bevat de titel van het bestemmingsplan.

4.3.4 Bijlagen bij de regels     

In de Bijlagen bij de regels zijn enkele bijlagen opgenomen waarnaar in de planregels wordt verwezen. Zo bevat dit bijlagen ten aanzien van bedrijfsactiviteiten in verband met aan huis verbonden activiteiten en toegelaten (neven)functies, een overzicht van monumenten en standaardregels ten behoeve van wijzigingsbevoegdheden voor omzetting van enkele (dubbel)bestemmingen naar een andere (dubbel)bestemming.

Bijlagen bij de toelichting     

Regels     

Hoofdstuk 1 Inleidende regels     

Artikel 1 Begrippen     

1.1 Plan     

Het wijzigingsplan Landelijk gebied; Stellingweg 2 Hengelo met identificatienummer NL.IMRO.1876.WPL0009-VG01 van de gemeente Bronckhorst.

1.2 Bestemmingsplan     

De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 Aanbouw     

Een bijbehorend bouwwerk, zijnde een gebouw dat als afzonderlijke ruimte aan het hoofdgebouw is aangebouwd, dat architectonisch ondergeschikt is aan, maar in functioneel opzicht deel uitmaakt van het hoofdgebouw.

1.4 Aanduiding     

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.5 Aanduidingsgrens     

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.6 Aaneengebouwde woning     

Een blok van meer dan twee-aaneengebouwde woningen inclusief de van dit blok deel uitmakende eind- of hoekwoningen.

1.7 Aan huis verbonden activiteit     

Een aan huis verbonden beroep, een aan huis verbonden bedrijf, internetverkoop en bed & breakfast.

1.8 Aan huis verbonden beroep     

Een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch, cosmetisch of hiermee gelijk te stellen gebied, daaronder niet begrepen prostitutie, dat door zijn beperkte omvang in een woning, in bijbehorende bouwwerken en de bij de woning behorende gronden, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend.

1.9 Aan huis verbonden bedrijf     

Het bedrijfsmatig verlenen van diensten, dan wel het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, geheel of overwegend door middel van handwerk, en waarvan de omvang van de activiteiten zodanig is, dat de activiteiten in een woning, in bijbehorende bouwwerken en de bij de woning behorende gronden, met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend. Daaronder niet begrepen prostitutie of een seksinrichting.

1.10 Aardkundige waarden     

De aan een gebied toegekende waarden, gekenmerkt door het aanwezig zijn van bijzondere aardkundige verschijnselen, zoals steilranden en bodemtypen.

1.11 Agrarische activiteiten     

Het voortbrengen van producten door middel van het houden van dieren en/of telen van gewassen.

1.12 Agrarisch bedrijf     

Een bedrijf dat gericht is op het voortbrengen van producten door middel van het houden van dieren en/of telen van gewassen.

1.13 Agrarische gebouwen     

Gebouwen ten dienste van agrarisch bedrijf niet zijnde een bedrijfswoning.

1.14 Algemene wet bestuursrecht     

Wet van 4 juni 1992, Stb. 315, houdende algemene regels van bestuursrecht, zoals deze luidt op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan.

1.15 Ammoniakbuffergebied     

Het gebied zoals bedoeld in de Omgevingsverordening Gelderland.

1.16 Archeologisch deskundige     

De regionaal (beleids)archeoloog of een andere door het college van Burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige op het gebied van de archeologische monumentenzorg.

1.17 Archeologisch onderzoek     

Onderzoek (bureauonderzoek en/of boren en/of geofysisch onderzoek en/of graven en/of begeleiden) verricht door een dienst, bedrijf of instelling erkend door het College voor de Archeologische Kwaliteit (CvAK/SIKB), beschikkend over een opgravingsvergunning ex artikel 45 van de Monumentenwet 1988, zoals deze luidde voor inwerkingtreding van de Erfgoedwet, en werkend volgens de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie.

1.18 Archeologische verwachting     

De aan een gebied toegekende hoge, middelmatige of lage verwachting in verband met de kennis en wetenschap van de in dat gebied te verwachten overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten uit het verleden.

1.19 Archeologische waarden     

De aan gebieden toegekende waarden in verband met de kennis en studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten uit het verleden.

1.20 Bebouwing     

Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.21 Bebouwingsgebied     

Achtererfgebied alsmede de grond onder het hoofdgebouw, uitgezonderd de grond onder het oorspronkelijk hoofdgebouw.

1.22 Bebouwingspercentage     

Het percentage van gronden, nader bepaald in de regels, dat ten hoogste mag worden bebouwd.

1.23 Bed & breakfast     

Een kleinschalige vorm van logiesaccommodatie, waarbij één of meerdere gastenkamers aanwezig zijn en waarbij de gastenkamers geen eigen kookgelegenheid hebben en waarbij er een gemeenschappelijke ruimte is waar de gasten een door de ondernemer bereide maaltijd (ontbijt) kunnen nuttigen.

1.24 Bedrijfsmatige exploitatie recreatiebedrijven     

Het via een bedrijf/stichting of ander rechtspersoon voeren van een zodanig beheer/exploitatie, dat de recreatiebedrijven daadwerkelijk worden gebruikt voor recreatieve doeleinden en waarbij tevens sprake is van verhuur van de recreatieverblijven ten behoeve van een wisselend gebruik.

1.25 Bedrijfswoning     

Een woning, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de aard van de bedrijfsvoering noodzakelijk is.

1.26 Begane grondbouwlaag     

De onderste bouwlaag van een gebouw, niet zijnde een kelder.

1.27 Beschermd dorpsgezicht     

Gebied dat ingevolge artikel 35 van de Monumentenwet 1988, zoals deze luidde voor inwerkingtreding van de Erfgoedwet, als zodanig door het bevoegd gezag is aangewezen ter bescherming van cultuurhistorische en archeologische waarden.

1.28 Beschermd stadsgezicht     

Gebied dat ingevolge artikel 35 van de Monumentenwet 1988, zoals deze luidde voor inwerkingtreding van de Erfgoedwet, als zodanig door het bevoegd gezag is aangewezen ter bescherming van cultuurhistorische en archeologische waarden.

1.29 Bestaand     

  1. Bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan legaal aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen;
  2. bij gebruik: het legale gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan;
  3. bij bouwvlak: de oppervlakte van het bouwvlak op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan.

1.30 Bestemmingsgrens     

De grens van een bestemmingsvlak.

1.31 Bestemmingsvlak     

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.32 Bestrijdingsmiddelen     

Middelen die gebruikt worden om parasieten, onkruiden, schimmels en ongedierten in de land- en tuinbouw te bestrijden.

1.33 Bevi-inrichtingen     

Inrichtingen als bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

1.34 Bijgebouw     

Een bijbehorend bouwwerk, zijnde een gebouw, dat ten dienste staat van een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw al dan niet aan het hoofdgebouw gebonden, zoals een berging, hobbyruimte, dierenverblijf of garagebox en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.35 Bijbehorend bouwwerk     

Uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak.

1.36 Boomkwekerij     

Het telen van laan- en sierbomen, vruchtbomen en/of heesters.

1.37 Bos     

Elk terrein waarop bosbouw wordt uitgeoefend, zijnde het geheel van bedrijfsmatig handelen en activiteiten gericht op de duurzame instandhouding en ontwikkeling van bestaande en nieuwe bossen ten behoeve van (één of meerdere van de functies) natuur, houtproductie, landschap, milieu (waaronder begrepen waterhuishouding) en recreatie.

1.38 Bouwen     

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.39 Bouwgrens     

De grens van een bouwvlak.

1.40 Bouwperceel     

Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.41 Bouwperceelgrens     

De grens van een bouwperceel.

1.42 Bouwvlak     

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.43 Bouwwerk     

Een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.44 Bouwwijze     

De wijze van bouwen van een hoofdgebouw, te onderscheiden in vrijstaande woningen, twee-aaneengebouwde woningen, aaneengebouwde woningen en gestapelde woningen.

1.45 Camperovernachtingsplaats     

Een parkeerplaats op particulier terrein, geheel of gedeeltelijk ingericht met voorzieningen, welke een goede en stevige ondergrond biedt voor een kampeerauto (camper) en die gedurende een beperkt aantal nachten wordt gebruikt als verblijfsplaats.

1.46 Caravan     

Een niet-omgevingsvergunningplichtige ruimte, niet zijnde een gebouw (waaronder een stacaravan), in de vorm van een aanhangwagen, gefabriceerd, ingericht en bestemd voor het genieten van recreatief verblijf elders en bedoeld om achter een personenauto voortbewogen te worden;

1.47 Carport     

Een overdekte stallingsruimte die dient als stallingsplaats voor een motorvoertuig, die geen eigen wanden of deuren heeft en waarvan de begrenzing wordt gevormd door gebouwen en/of ondersteuningen van het dak.

1.48 Chalet     

Een permanent aanwezig gebouw, geen recreatiewoning of stacaravan, in één bouwlaag, grotendeels uitgevoerd in hout, bestemd om uitsluitend door een huishouden of daarmee gelijk te stellen groep van personen, dat het hoofdverblijf elders heeft, gedurende een gedeelte van het jaar bewoond te worden uitsluitend voor recreatieve doeleinden.

1.49 Conferentieoord     

Een onderneming, gericht op het bedrijfsmatig bieden van gelegenheid tot het houden van onder andere (informatie- en andere) bijeenkomsten, vergaderingen, congressen, conferenties en recepties, met ondergeschikt de daarbij behorende voorzieningen.

1.50 Cultuur en ontspanning     

Het bedrijfsmatig verrichten van activiteiten gericht op cultuur en ontspanning, zoals concerten, evenementen en tentoonstellingen, met uitzondering van een bordeel, casino, (raam)prostitutie en seksinrichting.

1.51 Cultuurhistorische waarde     

De aan een bouwwerk of een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan en door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of gebied heeft gemaakt.

1.52 Detailhandel     

Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit en waarbij een showroom en/of verkoopruimte ter plaatse aanwezig is; horeca-activiteiten zijn hieronder niet begrepen.

1.53 Detailhandel in eigen vervaardigde en/of voortgebrachte producten     

Het verkopen van producten, die door het toegelaten bedrijf zijn voortgebracht, geteeld of vervaardigd.

1.54 Detailhandel in streekeigen geproduceerde (agrarische) producten     

Het verkopen van plaatselijk gekweekte of vervaardigde producten op een agrarisch bedrijf, al dan niet in combinatie met een nevenfunctie, aan personen die deze producten kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.55 Detailhandel in volumineuze goederen     

Detailhandel in auto's, boten, caravans, grove bouwmaterialen, keukens, sanitair en woninginrichting waaronder meubels.

1.56 Dienstverlening     

Dienstverlening door een bedrijf met uitsluitend of in hoofdzaak een verzorgende taak met een publieksgerichte functie zoals wasserette, kapsalon, schoonheidssalon, autorijschool, videotheek, uitzendbureau, reisbureau, bank, postkantoor, makelaarskantoor, fotoatelier (inclusief ontwikkelen), kopieerservicebedrijf, schoenreparatiebedrijf, reparatiebedrijf voor muziekinstrumenten, cateringbedrijf, alsmede naar aard en uitstraling overeenkomstige bedrijven.

1.57 Diepploegen     

Het omzetten van de grond, gemeten vanaf peil met een diepte van minimaal 0,80 m, ten behoeve van het agrarisch gebruik.

1.58 Ecologische verbindingszones     

Stelsel van landschapselementen, dat wordt aangelegd om de verbinding tussen bestaande natuurgebieden te versterken.

1.59 Educatieve doeleinden     

Het overbrengen of verkrijgen van informatie in al dan niet opvoedkundige of onderwijskundige zin in welke strekt ter verwerving van kennis.

1.60 Erf     

Al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan of een beheersverordening van toepassing is, deze die inrichting niet verbieden.

1.61 Erfgoedwet     

Wet van 9 december 2015, Stb. 2015, 511, houdende bundeling en aanpassing van regels op het terrein van cultureel erfgoed, zoals deze luidde op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan.

1.62 Evenemententerrein     

Een terrein dat gebruikt wordt voor jaarlijks terugkerende één- of meerdaagse festiviteiten met bijbehorende voorzieningen, zoals parkeerplaatsen en tijdelijke bouwwerken.

1.63 Extensief agrarisch grondgebruik     

Gebruik van grond als schraal grasland of graanakker (m.u.v. mais).

1.64 Extensief recreatief medegebruik     

Die vormen van recreatie welke in hoofdzaak zijn gericht op natuur- en landschapsbeleving, zoals wandelen, paardrijden, boerengolf en fietsen.

1.65 Extensiveringsgebied     

Ruimtelijk begrensd gedeelte van een reconstructiegebied met het primaat wonen of natuur, waar uitbreiding, hervestiging of nieuwvestiging van in ieder geval intensieve veehouderij onmogelijk is of in het kader van de reconstructie onmogelijk zal worden gemaakt.

1.66 Galerie     

Een (culturele) voorziening ten behoeve van het tentoonstellen en het verkopen van kunst.

1.67 Gebouw     

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.68 Gelders Natuurnetwerk (GNN)     

Een samenhangend netwerk van bestaande en te ontwikkelen natuur van internationaal, nationaal en provinciaal belang, zoals bedoeld in de Omgevingsverordening Gelderland.

1.69 Gelieerde bedrijven     

Bedrijven waarvan de vestiging ter plaatse uitsluitend een activiteit uitoefent die ten dienste staat van de ter plaatse gevestigde aardappelverwerkende industrie.

1.70 Geluidzoneringsplichtige inrichtingen     

Bedrijven en/of inrichtingen welke zijn genoemd in artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit Wet milieubeheer (Staatsblad 1993, 50).

1.71 Gestapelde woning     

Een woning deel uitmakend van één gebouw waarin meerdere woningen, boven en/of naast elkaar zijn ondergebracht.

1.72 Gevoelige bestemmingen in een magneetveldzone     

Woningen met bijbehorende erven alsmede scholen, crèches en kinderopvangplaatsen met bijbehorende buitenspeelruimten, conform het voorzorgsbeleid.

1.73 Glastuinbouwbedrijf     

Een agrarisch bedrijf waarbij het telen van gewassen in kassen plaatsvindt.

1.74 Groene Ontwikkelingszone (GO)     

Zone, zoals bedoeld in de Omgevingsverordening Gelderland, die bestaat uit gebieden met andere bestemmingen dan natuur die ruimtelijk verweven zijn met het Gelders Natuurnetwerk (GNN) en daar functioneel mee samenhangen en waarin wordt ingezet op versterking van die samenhang tussen inliggende en aangrenzende natuurgebieden.

1.75 Groepsaccommodatie     

Een permanent aanwezig gebouw, geen stacaravan of trekkershut zijnde, bestemd om uitsluitend door minimaal 12 personen, die het hoofdverblijf elders hebben, gedurende een gedeelte van het jaar uitsluitend te worden bewoond in het kader van weekend- en/of verblijfsrecreatie.

1.76 Groepskamperen     

Het tijdelijk kamperen, buiten specifiek daarvoor ingerichte en/of geëxploiteerde kampeerterreinen, in groepsverband ten behoeve van eigen doeleinden door groepen of verenigingen met doelstelling van sociale, culturele, educatieve of wetenschappelijke aard, gedurende een korte, aaneengesloten periode.

1.77 Grondgebonden (veehouderij)bedrijf     

  1. Een melkveehouderijbedrijf dat beschikt over voldoende cultuurgrond om de dieren op het eigen bedrijf in de omgeving van de bedrijfsgebouwen voor het benodigde voer te voorzien volgens de voorwaarden die door het Rijk zijn voorgeschreven in de Wet verantwoorde groei melkveehouderij en in de AMvB grondgebonden groei melkveehouderij.
  2. Een agrarisch bedrijf, niet zijnde een grondgebonden melkveehouderijbedrijf, dat gericht is op het ontwikkelen van activiteiten waarbij de productie voor meer dan 50 procent afhankelijk is van het producerend vermogen van de grond waarover het bedrijf in de omgeving van de bedrijfsgebouwen kan beschikken.

1.78 Groothandel     

Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan wederverkopers, dan wel aan instellingen of personen ter aanwending in een andere bedrijfsactiviteit.

1.79 Guest house     

Een gebouw dat is vormgegeven en ingericht op een zodanige wijze dat het uitsluitend kan worden gebruikt voor overnachtende gasten. Hierin is geen permanente bewoning toegestaan.

1.80 Haantjesbraderij     

Een bedrijf gericht op het bereiden van gevogelte voor consumptie.

1.81 Hervestiging     

De vestiging van een van elders te verplaatsen niet-grondgebonden veehouderijbedrijf of niet-grondgebonden veehouderijtak op een bestaand agarische bouwperceel.

1.82 Hoofdfunctie     

Een functie of functies waarvoor het hoofdgebouw als zodanig mag worden gebruikt blijkens de bestemmingsomschrijving.

1.83 Hoofdgebouw     

Een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is. In het geval er in bestaande situaties volgens de geldende bestemming sprake is van één of meerdere (bedrijfs)woningen op een bouwperceel, wordt het gebouw waarbinnen deze (bedrijfs)woning(en) is/zijn gesitueerd als hoofdgebouw aangemerkt.

1.84 Horecabedrijf     

Een bedrijf, gericht op het verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken en/of het exploiteren van zaalaccommodatie en/of het bieden van nachtverblijf.

1.85 Houtproductie     

Het voortbrengen van hout op bedrijfsmatige wijze door een mede daarop afgestemd duurzaam beheer van bos.

1.86 Hoveniersbedrijf     

Een bedrijf gericht op het kweken en verkopen van planten en siergewassen en het aanleggen en onderhouden van tuinen en andere groenvoorzieningen.

1.87 Huishouden     

Eén of meer personen die sociaal en economisch een eenheid vormen.

1.88 Internetverkoop     

Een specifieke vorm van detailhandel, waarbij:

  1. de te verkopen goederen uitsluitend via internet worden getoond en aangeboden;
  2. de transactie via internet tot stand komt;
  3. opslag van goederen plaatsvindt (op de bedrijfslocatie zelf of elders);
  4. op de bedrijfslocatie geen sprake is van enige fysieke vorm van uitstalling ter verkoop, een showroom, of van verkoop, betaling en/of het afhalen van goederen én
  5. de uitlevering van verkochte goederen aan kopers geschiedt per post of bezorgdienst.

1.89 Jaarplaats     

Dat terreingedeelte dat bestemd is voor het plaatsen van een kampeermiddel dat gedurende het hele jaar aanwezig mag zijn, alsmede voor exclusief gebruik door de gebruikers van dat kampeermiddel.

1.90 Jachthaven     

Haven met de daarbij behorende grond waar overwegend gelegenheid wordt gegeven voor het aanleggen, afmeren of afgemeerd houden van recreatie- of pleziervaartuigen.

1.91 Kantoor     

Een verblijfsruimte die door haar aard, indeling en inrichting kennelijk is bedoeld voor het verrichten van werkzaamheden van hoofdzakelijk administratieve aard zonder baliefunctie.

1.92 Kampeermiddelen     

  1. Een tent, tentwagen, een kampeerauto of caravan;
  2. enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelten daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde.

1.93 Kampeerseizoen     

De periode tussen 15 maart en 31 oktober.

1.94 Kap     

Een geheel of gedeeltelijke niet horizontale dakconstructie gevormd door ten minste twee schuin hellende dakschilden met een helling van elk ten minste 15° en ten hoogste 75°.

1.95 Kas     

Een agrarisch gebouw waarvan de wanden en het dak voornamelijk bestaan uit glas en ander lichtdoorlatend materiaal.

1.96 Kelder     

Een overdekte, met wanden omsloten, voor mensen toegankelijke ruimte, beneden of tot ten hoogste 1 m boven de gemiddelde, bestaande hoogte van het aan het gebouw grenzende terrein.

1.97 Kleine windturbines     

Op de grond bevestigde windturbines met een ashoogte van maximaal 25 meter.

1.98 Kleinschalige horecavoorziening     

Een horecavoorziening, die uitsluitend tot hoofddoel heeft het verstrekken van niet-alcoholische dranken en versnaperingen.

1.99 Kleinschalig kampeerterrein     

Een terrein met daarbij behorende voorzieningen, zonder jaarstandplaatsen, ter beschikking gesteld voor het houden van mobiele kampeervoertuigen en/of tenten gedurende het kampeerseizoen.

1.100 Landschappelijke inpassing     

Een zodanige vormgeving en inpassing dat deze optimaal is afgestemd op bestaande danwel nog te ontwikkelen ruimtelijke, natuurlijke en cultuurhistorische landschapskwaliteiten.

1.101 Landschappelijke waarde     

De aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het waarneembare deel van het aardoppervlak, die wordt bepaald door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van de levende en niet-levende natuur.

1.102 Loon(werk)bedrijf     

Een bedrijf dat – voornamelijk met behulp van verplaatsbare werktuigen – diensten verleent aan agrarische bedrijven, hetzij in verband met de bodemcultuur, hetzij ter uitvoering van grondwerkzaamheden waarbij beperkte grondopslag op het bedrijfsterrein mogelijk is.

1.103 Luifel     

Afdak of overkapping met een diepte van tenminste 1 m, aan of bij een gebouw, al of niet ondersteund.

1.104 Maatschappelijke voorzieningen     

Voorzieningen ten behoeve van openbaar bestuur, openbare dienstverlening, religie, verenigingsleven, onderwijs met bijbehorende sport- en gymnastieklokalen, (kinder)dagopvang, opvoeding, cultuur, lichamelijke en/of geestelijke volksgezondheid.

1.105 Manege     

Een gebruiksgerichte, dienstverlenende paarden- en ponyhouderij, waarbij het doel is het geven van gelegenheid om met paarden en/of pony's binnen en/of buiten het betreffende perceel te rijden en het daaruit genereren van inkomsten.

1.106 Mestbewerking     

Technische handelingen met mest, waaruit mestproducten voortkomen die in de Nederlandse landbouw worden afgezet met een hogere acceptatiegraad dan normale drijfmest (voorbeelden: mestscheiding en mestvergisting).

1.107 Mestopslagplaats     

Een bouwwerk waar mestopslag plaatsvindt van één of meerdere agarische bedrijven.

1.108 Mestvergistingsinstallatie     

Installatie voor de opwekking van energie door middel van vergisting van mest of andere organische producten.

1.109 Mestverwerking     

Technische handelingen met mest, waaruit producten voortkomen die buiten de Nederlandse landbouw worden afgezet (bijvoorbeeld mestverbranding, productie van mestkorrels ten behoeve van export of afzet via tuincentra).

1.110 Mini-windturbines     

Windturbines die op gebouwen worden geplaatst met een maximale hoogte van 3 m gemeten vanaf het dakvlak.

1.111 Mobiele kampeervoertuigen     

Een tentwagen, een kampeerauto of een caravan (geen stacaravan zijnde), die uitsluitend door een huishouden of daarmee gelijk te stellen groep van personen, dat het hoofdverblijf elders heeft, gedurende een gedeelte van het jaar gebruikt wordt uitsluitend voor recreatieve doeleinden.

1.112 Monumenten     

Rijks- en gemeentelijke monumenten, welke van algemeen belang zijn wegens hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap of hun cultuurhistorische waarde, alsmede terreinen van belang wegens de aanwezigheid daar van voornoemde zaken.

1.113 Natte natuur     

Bos en natuurterreinen waar de kwaliteit van deze terreinen vraagt om een goede grondwatersituatie en eventueel een kwelstroom van voldoende mate van kwaliteit.

1.114 Natuurbeschermingswet 1998     

Wet van 25 mei 1998, Stb. 1998, 403, houdende nieuwe regelen ter bescherming van natuur en landschap, zoals deze luidde op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan.

1.115 Natuurkampeerterrein     

Een natuurkampeerterrein is een eenvoudig terrein, waar slechts beperkte (sanitaire) voorzieningen voor kampeerders zijn toegelaten. Het is een al dan niet aaneengesloten kampeerterrein dat gelegen is in een bos- of natuurgebied met een minimale grootte van 25 ha. Er zijn ten hoogste 40 plaatsen voor kampeermiddelen en het terrein mag gedurende het gehele jaar geopend zijn. Het kampeermiddel mag ten hoogste 6 weken aaneengesloten op het terrein aanwezig zijn.

1.116 Natuurwaarde     

De aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door geologische, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang.

1.117 Nevenfunctie     

Activiteiten die in ruimtelijke en bedrijfseconomische zin een ondergeschikt bestanddeel vormen van de hoofdfunctie.

1.118 Negatief effect op een Natura 2000-gebied door stikstofdepositie     

Een toename van de stikstofdepositie groter dan 0 mol stikstof per hectare per jaar, dan wel een stikstofdepositie welke niet past binnen de ontwikkelruimte van de Programmatische Aanpak Stikstof op de voor stikstof gevoelige habitats in een Natura 2000-gebied in vergelijking met de stikstofdepositie behorend bij de feitelijke, planologische, legale situatie ten tijde van de vaststelling van het plan.

1.119 Niet-grondgebonden veehouderijbedrijf     

Een veehouderijbedrijf waarvan de agrarische productie voor het grootste deel afkomstig is uit de niet-grondgebonden veehouderijtak(ken).

1.120 Niet-grondgebonden veehouderijtak     

Onderdeel van een agrarisch bedrijf dat beschikt over onvoldoende cultuurgrond om de dieren op het eigen bedrijf in de omgeving van de bedrijfsgebouwen voor meer dan 50 procent van het benodigde voer te voorzien.

1.121 Niet-zelfstandig kantoor     

Een onderdeel van een bedrijf, dat andere bedrijfsactiviteiten als inkomstenbron heeft en waarvoor het kantoor uitsluitend een ondersteunende functie heeft.

1.122 Nutsvoorzieningen     

Voorzieningen ten behoeve van het openbaar nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, bemalinginstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.

1.123 Omgevingsvergunning     

Een vergunning als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.124 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden     

Een vergunning als bedoeld in artikel 3.3 onder a van de Wet ruimtelijke ordening.

1.125 Omgevingsverordening Gelderland     

De omgevingsverordening van de provincie Gelderland, zoals deze luidde op het moment van vaststelling van het plan.

1.126 Omschakeling naar een niet-grondgebonden veehouderij     

Het geheel of gedeeltelijk omzetten en/of uitbreiden van een grondgebonden agrarisch bedrijf in een niet-grondgebonden veehouderij.

1.127 Ondergeschikte bouwdelen     

Bouwdelen van beperkte afmetingen, die buiten het gebouw uitsteken, zoals schoorstenen, windvanen, dakoverstekken (< 1 m), balkons (< 5 m2), erkers (<7 m3), dakkapellen (< 7 m3) en liftschachten.

1.128 Ondergronds     

Onder peil.

1.129 Onderkomens     

Voor verblijf geschikte, al dan niet aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voer- en vaartuigen, waaronder begrepen woonwagens, woonschepen, caravans, kampeerauto's, alsook tenten, schuilhutten en keten, al dan niet ingericht ten behoeve van recreatief buitenverblijf voor zover deze niet als bouwwerken zijn aan te merken.

1.130 Ondersteunende horeca     

Een horecavoorziening binnen een bestemming, waarvan de functie een andere dan horeca is, maar waar men ten behoeve van de hoofdfunctie een ruimte specifiek heeft ingericht voor de consumptie van drank en etenswaren.

1.131 Ontgrondingenwet     

Wet van 27 oktober 1965, Stb. 1965, 509, houdende regelen omtrent de ontgrondingen, zoals deze luidde op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan.

1.132 Openbaar toegankelijk gebied     

Weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar vaarwater en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer.

1.133 Overbouwing     

Een aan- of uitgebouwd bouwdeel, dat gelegen is op minimaal 2,5 m boven peil, dat geen grotere hoogte heeft dan het aangrenzende bouwdeel, dat uitsteekt ten opzichte van het eronder gelegen deel en dat geen rechtstreekse verbinding heeft met het aansluitend afgewerkte terrein.

verplicht

1.134 Overig bouwwerk     

Een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.135 Overkapping     

Een bijbehorend bouwwerk, zijnde een bouwwerk, geen gebouw zijnde met één dakvlak en maximaal één gesloten wand.

1.136 Paardenfokkerij     

Agrarische activiteiten bestaande uit het fokken van paarden en/of pony's.

1.137 Paardenhandel     

Activiteiten met als doel het bedrijfsmatig in- en doorverkopen van paarden en pony's op het perceel en het daaruit genereren van inkomsten.

1.138 Paardenhouderij     

Een dienstverlenende paarden- en/of ponyhouderij waarbij het doel is het bedrijfsmatig stallen, trainen en africhten van paarden en/of pony's op het perceel en het daaruit genereren van inkomsten.

1.139 Pand     

De kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.

1.140 Peil     

  1. Voor gebouwen waarvan de hoofdtoegang aan een weg grenst, mits het gebouw op een afstand van niet meer dan 20 m van die weg is gelegen: maximaal 35 cm boven de kruin van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  2. in andere gevallen bij gebouwen: de gemiddelde bestaande hoogte van het aan het gebouw grenzende terrein;
  3. voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde bestaande hoogte van het aan het bouwwerk grenzende terrein.

1.141 Pergola     

Een bouwwerk, geen gebouw zijnde, bestaande uit een open constructie van twee of meer palen, die onderling met elkaar verbonden zijn.

1.142 Permanente bewoning     

Gebruik van (een deel van) een gebouw als hoofdwoonverblijf.

1.143 Plat dak     

Een dak met een dakhelling van minder dan 15º.

1.144 Plattelandswoning     

Een bij een agrarisch bedrijf behorende woning of voorheen bij een bedrijf behorende woning die als bedrijfswoning en/of door een derde bewoond mag worden, in de zin van artikel 1.1a van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.145 Plussenbeleid     

Beleid dat kwaliteitsvoorwaarden geeft voor het ruimtelijk beleid van gemeenten die een uitbreiding van de niet-grondgebonden veehouderijtak mogelijk willen maken.

1.146 Pod     

Een gebouw met een eenvoudige constructie, uitsluitend bestemd voor recreatief nachtverblijf met een maximale opprvlakte van 16 m2.

1.147 Recreatieappartement     

Een recreatiewoning deel uitmakend van één gebouw waarin meerdere recreatiewoningen, boven en/of naast elkaar zijn ondergebracht.

1.148 Recreatieve voorziening     

Een kleinschalige, niet-bedrijfsmatige voorziening met een dagrecreatief karakter, zoals zwembad of tennisbaan.

1.149 Recreatiewoning     

Een permanent aanwezig gebouw, geen chalet en stacaravan zijnde, bestemd om uitsluitend door een huishouden of daarmee gelijk te stellen groep van personen, dat het hoofdverblijf elders heeft, gedurende een gedeelte van het jaar bewoond te worden uitsluitend voor recreatieve doeleinden.

1.150 Rijstroken     

Als bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder.

1.151 Seksinrichting     

Een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang als zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in elk geval verstaan: een (raam)prostitutiebedrijf, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub of een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.152 (sleuf)silo     

Een bouwwerk – geen mestopslagplaats zijnde – voor het opslaan van agrarische producten ten behoeve van de veehouderij en/of kuilvoer.

1.153 Sociaal-culturele voorzieningen     

Voorzieningen voor het uitoefenen van culturele, sociale en levensbeschouwelijke activiteiten.

1.154 Staande mestopslagtank     

Een opslag welke een grotere hoogte dan diameter heeft met een maximale diameter van 4 meter.

1.155 Stacaravan     

Een caravan of soortgelijk onderkomen op wielen, dat mede, gelet op de afmetingen, niet bestemd is om regelmatig en op normale wijze op de verkeerswegen over grote afstanden als aanhangsel van een auto te worden voortbewogen, bestemd om uitsluitend door een huishouden of daarmee gelijk te stellen groep van personen, dat het hoofdverblijf elders heeft, gedurende een gedeelte van het jaar bewoond te worden, uitsluitend voor recreatieve doeleinden.

1.156 Supermarkt     

Een detailhandelsbedrijf met een winkelvloeroppervlak van meer dan 500 m² en een grote verscheidenheid aan artikelen, merendeels levensmiddelen, waarbij sprake is van zelfbediening door de klanten.

1.157 Teeltondersteunende kassen     

Kassen, waarin producten worden geteeld die een ondergeschikt bestanddeel vormen van de totale agrarische bedrijfsactiviteit.

1.158 Teeltondersteunende voorzieningen     

Ondersteunende voorzieningen ten behoeve van vollegronds groente-, fruit-, bloemen-, en boomteelt, te onderscheiden in de volgende categorieën:

  1. laag/tijdelijk:

    teeltondersteunende voorzieningen met een hoogte van max. 1,50 m, uitsluitend toegestaan zolang de teelt het vereist met een maximum van 8 maanden, bijvoorbeeld insectengaas, afdekfolie en lage tunnels;
  2. laag/permanent:

    teeltondersteunende voorzieningen met een hoogte van max. 1,50 m en met een permanent karakter, bijvoorbeeld containervelden;
  3. hoog/tijdelijk:

    teeltondersteunende voorzieningen met een hoogte van min. 1,50 m en maximaal 2 m. uitsluitend toegestaan zolang de teelt het vereist met een maximum van 8 maanden, bijvoorbeeld menstoegankelijke wandelkappen, schaduwhallen en hagelnetten;
  4. hoog/permanent:

    teeltondersteunende voorzieningen met een hoogte van min. 1,50 en maximaal 3,50 m met een permanent karakter, bijvoorbeeld stellingenteelt (bakken in stellingen, regenkappen) en teeltondersteunende kassen;
  5. overig:

    vraatnetten, boomteelthekken.

1.159 Toename van stikstofemissie en stikstofdepositie     

a. Er is sprake van een toename van stikstofemissie als bedoeld in artikel 3.5.1 onder a sub 1, artikel 4.5.1. onder a sub 1 en artikel 5.5.1. onder a sub 1 wanneer de emissie N/ha/jaar meer bedraagt dan de emissie N/ha/jaar afkomstig van het ten tijde van de vaststelling van het plan feitelijk aanwezige en planologisch legale gebruik van de betreffende gronden en bouwwerken.



b. Er is sprake van een toename van stikstofemissie als bedoeld in artikel 3.5.1 onder a sub 2, artikel 4.5.1. onder a sub 2 en artikel 5.5.1. onder a sub 2 wanneer de emissie N/ha/jaar meer bedraagt dan de emissie N/ha/jaar afkomstig van het ten tijde van de vaststelling van het plan feitelijk aanwezige en planologisch legale gebruik van de betreffende gronden en bouwwerken behorend tot de inrichting.

c. Indien een gelijkblijvende of een afname van emissie N/ha/jaar afkomstig van het ten tijde van de vaststelling van het plan feitelijk aanwezige en planologisch legale gebruik van de betreffende gronden en bouwwerken een hogere stikstofdepositie veroorzaakt op voor stikstof gevoelige habitats in een Natura 2000-gebied, dan wordt dit eveneens beschouwd als een toename van stikstofemissie.



d. Indien een gelijkblijvende of een afname van emissie N/ha/jaar afkomstig van het ten tijde van de vaststelling van het plan feitelijk aanwezige en planologisch legale gebruik van de betreffende gronden en bouwwerken behorend tot de inrichting een hogere stikstofdepositie veroorzaakt op voor stikstof gevoelige habitats in een Natura 2000-gebied, dan wordt dit eveneens beschouwd als een toename van stikstofemissie.



e. Als uitzondering op lid a, lid b, lid c en lid d van deze bepaling geldt het volgende:

Er is geen sprake van een toename van stikstofemissie wanneer er sprake is van één van de volgende situaties:

1. het gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld onder a en c of het gebruik van gronden en bouwwerken behorend tot de inrichting als bedoeld onder b en d veroorzaakt een stikstofdepositie op voor stikstof gevoelige habitats in een Natura 2000-gebied die afzonderlijk en, ingeval het project of de handeling betrekking heeft op een inrichting als bedoeld in artikel 1.1, derde lid, van de Wet milieubeheer, in cumulatie met andere projecten of handelingen met betrekking tot dezelfde inrichting in de periode waarvoor het programma aanpak stikstof geldt,



a. niet de van toepassing zijnde waarde(n) als bedoeld in artikel 2.12 lid 1 en 2 Besluit

natuurbescherming overschrijdt; en

b. voorzover er sprake is van een toename van stikstofdepositie op voor stikstof gevoelige

habitats in een Natura 2000-gebied gelegen tussen de 0,05 en 1 mol N/ha/jaar, beschikt

wordt over een geregistreerde melding als bedoeld in artikel 2.7 Regeling natuurbescherming

dan wel, voorzover de melding is geregistreerd vóór 1 januari 2017 artikel 8 Regeling

programmatische aanpak stikstof;



2. de emissie N/ha/jaar afkomstig van het agrarisch bedrijf bedraagt niet meer dan de emissie N/ha/jaar afkomstig van het gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in lid a of c of het gebruik van gronden en bouwwerken behorend tot de inrichting als bedoeld in lid b of d conform een ten tijde van de vaststelling van dit bestemmingsplan verleende en onherroepelijke vergunning als bedoeld in artikel 19d Natuurbeschermingswet 1998 en/of artikel 2.7 lid 2 Wet natuurbescherming, en waarvoor een passende beoordeling is gemaakt, dan wel een verleende en onherroepelijke omgevingsvergunning die met toepassing van hoofdstuk IX Natuurbeschermingswet 1998 dan wel onder toepassing van artikel 2.2aa Bor juncto artikel 2.1 lid 1 onder i Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is verleend en waarvoor een passende beoordeling is gemaakt. De bedoelde Natuurbeschermingswetvergunningen zijn als zodanig opgenomen in Bijlage 7 van de planregels;



3. de emissie N/ha/jaar afkomstig van het agrarisch bedrijf bedraagt niet meer dan de emissie N/ha/jaar afkomstig van het gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in lid a of c of het gebruik van gronden en bouwwerken behorend tot de inrichting als bedoeld in lid b of d conform een ten tijde van de vaststelling van dit bestemmingsplan verleende vergunning als bedoeld in artikel 2.7 lid 2 Wet natuurbescherming, die na vaststelling van het bestemmingsplan onherroepelijk wordt en waarvoor een passende beoordeling is gemaakt, dan wel een verleende omgevingsvergunning die met toepassing van hoofdstuk IX Natuurbeschermingswet 1998 dan wel onder toepassing van artikel 2.2aa Bor juncto artikel 2.1 lid 1 onder i Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is verleend en waarvoor een passende beoordeling is gemaakt. De bedoelde Natuurbeschermingswetvergunningen zijn als zodanig opgenomen in Bijlage 7 van de planregels;



4. het weiden van vee en het op of in de bodem brengen van meststoffen.



f. Onder 'programma aanpak stikstof' als bedoeld in lid e onder 1 van deze bepaling wordt verstaan het programma als bedoeld in artikel 19kg, eerste lid van de Natuurbeschermingswet 1998 dan wel titel 2.1 van het Besluit natuurbescherming.

1.160 Trekkershut     

Een gebouw met een eenvoudige constructie, uitsluitend bestemd voor recreatief nachtverblijf zonder sanitaire voorzieningen.

1.161 Tuincentrum     

Een bedrijf dat is gericht op het telen en voornamelijk verkopen van planten en siergewassen, alsmede het verkopen en leveren van andere goederen en materialen voor het aanleggen, onderhouden en verfraaien van tuinen.

1.162 Twee-aaneengebouwde woning     

Een blok van maximaal twee-aaneengebouwde woningen, waarvan de en aan elkaar gekoppeld zijn.

1.163 Uitbouw     

Een bijbehorend bouwwerk, zijnde een als vergroting van het hoofdgebouw gebouwd gebouw, hetwelk door de vorm kan worden onderscheiden van het hoofdgebouw en daar in architectonisch opzicht ondergeschikt aan is, maar in functioneel opzicht wel deel uitmaakt van dat hoofdgebouw.

1.164 Verkoopvloeroppervlak     

De oppervlakte van een ruimte, die uitsluitend gebruikt wordt voor het verkopen van producten, niet zijnde de ruimte voor opslag of het vervaardigen/ bewerken van producten.

1.165 Volwaardig agrarisch bedrijf     

Een agrarisch bedrijf met zodanig omvang en/of structuur dat redelijkerwijs verwacht mag worden, dan wel aantoonbaar is, dat tenminste één persoon een volledige dagtaak heeft met het beheer van het bedrijf, de verzorging van het vee en de bewerking van het land.

1.166 Voorerfgebied     

Erf dat geen onderdeel is van het 'achtererfgebied'.

1.167 Voorgevel     

De naar architectuur, indeling en/of uitstraling meest gezichtsbepalende gevel(s) van een , (doorgaans) gekeerd naar de weg of het openbaar gebied.

1.168 Voorgevelrooilijn     

De lijn die gelijk loopt aan voorgevel(s) van het en het verlengde daarvan. (Van een hoofdgebouw gelegen op de hoek van twee straten moeten beide gevels van het hoofdgebouw, gelegen aan de straatkant, gezien worden als voorgevel).

1.169 Voormalig agrarisch bedrijf     

Bij een voormalig agrarisch bedrijf is na de terinzagelegging van de ontwerp-bestemmingsplannen Buitengebied Hengelo/Vorden 2005, Buitengebied Zelhem 2011 en Buitengebied Steenderen / Hummelo en Keppel de agrarische bestemming gewijzigd in een woonbestemming.

1.170 Voorzorgsbeleid     

Het advies van de toenmalige Staatssecretaris van VROM d.d. 3 oktober 2005, kenmerk SAS/2005183118 en aanvullende brief van de toenmalige Minister van VROM d.d. 4 november 2008 (DGM/2008105664)) met betrekking tot gezondheidsaspecten van elektromagnetische velden.

1.171 Vrijstaande woning     

Een woning die geheel vrij staat ten opzichte van andere bebouwing.

1.172 Waterbergingsgebied     

Een krachtens de Wet ruimtelijke ordening voor waterstaatkundige doeleinden bestemd gebied, niet zijnde een oppervlaktewaterlichaam of onderdeel daarvan,dat dient ter verruiming van de bergingscapacitieit van een of meer watersystemen.

1.173 Waterwet     

Wet van 29 januari 2009, Stb. 2009, 107, houdende regels met betrekking tot het beheer en gebruik van watersystemen, zoals deze luidde op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan.

1.174 Weg     

Alle voor het openbaar verkeer openstaande wegen of paden met inbegrip van de daarin liggende bruggen en duikers en de tot die wegen behorende paden en bermen of zijkanten.

1.175 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht     

Wet van 6 november 2008, Stb. 2008, 496, houdende regels inzake een vergunningstelsel met betrekking tot activiteiten die van invloed zijn op de fysieke leefomgeving en inzake handhaving van regelingen op het gebied van de fysieke leefomgeving (Wet algemene bepalingen omgevingsrecht), zoals deze luidde op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan.

1.176 Wet geluidhinder     

Wet van 16 februari 1979, Stb. 1979, 99, houdende regels inzake het voorkomen of beperken van geluidhinder, zoals deze luidde op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan.

1.177 Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten     

Wet van 7 februari 2008, Stb. 2008, 120, houdende regels over de informatie-uitwisseling betreffende ondergrondse netten, zoals deze luidde op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan.

1.178 Wet milieubeheer     

Wet van 13 juni 1979, Stb. 1979, 442, houdende regelen met betrekking tot een aantal algemene onderwerpen op het gebied van de milieuhygiëne, zoals deze luidde op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan.

1.179 Wet natuurbescherming     

Wet van 16 december 2015, Stb. 2016, 34, houdende regels ter bescherming van de natuur, zoals deze luidde op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan.

1.180 Wet ruimtelijke ordening     

Wet van 20 oktober 2006, Stb. 2006, 566, zoals gewijzigd bij de Wet van 24 mei 2007, Stb. 2007, 271 (grondexploitatie), inclusief de door de Tweede Kamer op 1 januari 2008 aanvaarde wijzigingen in het kader van de Invoeringswet (TK 2007-2008, 30 938, A), zoals deze luidde op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan.

1.181 Woning     

Een complex van ruimten, inclusief aan- en uitbouwen, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

1.182 Woningwet     

Wet van 29 augustus 1991, Stb. 1991, 439, tot herziening van de Woningwet, zoals deze luidde op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan.

1.183 Woongebouw     

Een gebouw, dat uit meerdere naast elkaar en/of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen (appartementen) bestaat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid kan worden beschouwd.

1.184 Woonschip     

Een vaartuig of drijvend voorwerp, dat uitsluitend of hoofdzakelijk als woning wordt gebruikt en daartoe is ingericht.

1.185 Woonwagen     

Een voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een woonwagenstandplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst.

1.186 Zijerfgebied     

Het voorerfgebied aan de naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1 meter van de voorkant, van een hoofdgebouw.

1.187 Zorghotelkamer     

Een gelegenheid voor tijdelijke overnachting in combinatie met zorg al dan niet ten behoeve van recreatief verblijf.

1.188 Zorginstelling     

Een complex met zorgwoningen gecombineerd met zorg- en welzijnsvoorzieningen en waarbij tevens ter ondersteuning van deze functie kleinschalige, ondergeschikte detailhandel, dienstverlening en/of horeca kan voorkomen.

1.189 Zorgwoning     

Een gebouw of zelfstandig gedeelte van een gebouw dat bedoeld is voor de huisvesting van een persoon die niet zelfstandig kan wonen en die voortdurend of nagenoeg voortdurend geestelijke en/of lichamelijke verzorging behoeft.

Artikel 2 Wijze van meten     

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 De afstand van een gebouw tot de perceelsgrens     

De afstand van een gebouw tot de perceelsgrens wordt bepaald door het buitenwerks meten van de kortste afstand van een gevel van het gebouw tot de perceelsgrens.

2.2 De dakhelling     

Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.3 De goothoogte van een bouwwerk     

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeiboord, of daarbij gelijk te stellen constructiedeel.

2.4 De inhoud van een bouwwerk     

Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.5 De bouwhoogte van een bouwwerk     

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.6 De oppervlakte van een bouwwerk     

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.7 De bruto vloeroppervlakte (bvo)     

De oppervlakte van een ruimte of een groep van ruimten, gemeten op vloerniveau langs de buitenomtrek van de opgaande scheidingsconstructies, die de desbetreffende ruimte of groep van ruimten omhullen.

2.8 De hoogte van een windturbine     

Vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels     

Artikel 3 Agrarisch     

Onderhavig plan is een herziening van het totaalplan voor landelijk gebied (zie paragraaf van de plantoelichting). Om qua structuur en opbouw van de regels geen verschillen te krijgen tussen het totaalplan en dit plan, is er voor gekozen om de gehele bestemmingsregeling in dit plan op te nemen. Dus ook onderdelen die in dit plan niet van toepassing zijn maar wel voorkomen in het totaalplan.

3.1 Bestemmingsomschrijving     

3.1.1 Algemene bestemmingsomschrijving     

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. de uitoefening van een agrarisch bedrijf;
  2. de uitoefening van 1.117 nevenfuncties bij agrarische bedrijven, zoals weergegeven in de tabel in 3.1.2 onder c en in Bijlage 2 Toegelaten functies
  3. bestaande tuinen behorend bij de Toegelaten functies(en) aangrenzende bestemming 'Wonen', Wonen - 1' en 'Wonen -2;
  4. aan huis verbonden activiteit;
  5. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - plattelandswoning' is een plattelandswoning toegestaan; een plattelandswoning geldt voor het overigens in deze bestemming bepaalde ten aanzien van het aantal bedrijfswoningen als bedrijfswoning;
  6. schuur, uitsluitend ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - schuur';
  7. boerengolf, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - boerengolf';
  8. kleinschalig kampeerterrein uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - kleinschalig kampeerterrein';
  9. een stratencircuit met bijbehorende voorzieningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van sport - stratencircuit';
  10. extensief recreatief medegebruik;
  11. instandhouding van waardevolle bebouwingskenmerken en -elementen van de ter plaatse voorkomende karakteristieke/monumentale bebouwing, zoals opgenomen in Bijlage 3 Rijksmonumenten, Bijlage 4 Gemeentelijke monumenten en Bijlage 5 Monumenten Inventarisatie Project (MIP), alsmede ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - gemeentelijk monument' en de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - rijksmonument';
  12. waterhuishoudkundige doeleinden;
  13. instandhouding van landschapselementen;
  14. nutsvoorzieningen;
  15. grondgebonden zonnepanelen en daarmee gelijk te stellen voorzieningen voor de opwekking van duurzame energie uitsluitend binnen een agrarisch bouwvlak en ten behoeve van de eigen energievoorziening;
  16. parkeerterrein, uitsluitend ter plaatse van de functieaanduiding 'parkeerterrein'
  17. verharde en onverharde paden, ondergeschikte erfverharding ten dienste van het agrarische bedrijf, en (toegangs)wegen ten dienste van (aangrenzende) bestemming(en);
  18. onverharde weg, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - 4';
  19. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - wijnboerderij', is uitsluitend een wijnboerderij toegestaan;
  20. het hobbymatig houden van dieren en telen van gewassen;

één en ander met de bijbehorende voorzieningen en overeenkomstig de in 3.1.2 opgenomen nadere detaillering van de bestemmingsomschrijving.

3.1.2 Nadere detaillering van de bestemmingsomschrijving     

In het onderstaande is een nadere detaillering opgenomen van het bepaalde in 3.1.1:

a Bouwvlak     

Uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' zijn agrarische bedrijven toegestaan. Daar waar de aanduiding 'bouwvlak' is gekoppeld aan een andere aanduiding 'bouwvlak' door middel van de aanduiding 'relatie' gelden de regels als ware het één bouwvlak. Per bouwvlak is maximaal één agrarisch bedrijf toegestaan.

b Nevenfuncties     

Voor nevenfuncties gelden de volgende regels:

  1. maximaal 350 m² van de oppervlakte van bedrijfsgebouwen mag worden gebruikt ten behoeve van nevenfuncties, zoals bedoeld in Bijlage 2 Toegelaten functies mits:
    1. geen sprake is van een aanzienlijke verkeersaantrekkende werking;
    2. geen detailhandel plaatsvindt anders dan detailhandel in streekeigen geproduceerde (agrarische) producten tot een maximale oppervlakte van 50m2;
    3. niet meer dan 50 m2 van de bebouwing wordt gebruikt voor de in Bijlage 2 Toegelaten functies onder de categorie 'Dagerecreatie' toegelaten functies voor catering, café, restaurant, eethuis, ijssalon, terras/theetuin en theeschenkerij;
    4. niet meer dan 50% van de bebouwing wordt gebruikt;
  2. in afwijking van het bepaalde onder 1 geldt voor de uitoefening van bestaande nevenfuncties bij agrarische bedrijven die een grotere oppervlakte beslaan dan de toegestane oppervlakte, dan wel niet voorkomen in Bijlage 2 Toegelaten functies, dat deze uitsluitend zijn toegestaan bij agrarische bedrijven, zoals weergegeven in de tabel in 3.1.2 onder c; de in die tabel opgenomen oppervlakte geldt als maximum.
c Agrarische bedrijven met bestaande nevenfuncties met een oppervlak groter dan 350 m2 met uitzondering van detailhandel en horeca met een oppervlak groter dan 50 m2 dan wel activiteiten met een oppervlak kleiner dan 350 m2 welke niet zijn opgenomen in bijlage 'Toegelaten functies'.     

Ter plaatse van de in onderstaande tabel opgenomen aanduiding zijn de onder 'Omschrijving' opgenomen nevenfuncties toegestaan, waarbij geldt dat opvulling tot maximaal 350 m2 met activiteiten uit Bijlage 2 Toegelaten functies is toegestaan met inachtneming van artikel 3.1.2 onder b. Daarnaast dient voldaan te worden aan de overige bepalingen in de tabel, behorend bij de betreffende aanduiding.

Aanduiding Adres Omschrijving Maximaal toegestane oppervlakte in m2
specifieke vorm van bedrijf - 167 Keijenborgseweg 31 Zelhem bedrijf voor woningaanpassing 160
specifieke vorm van bedrijf - 222 Heisterboomsdijk 24 Halle ontwerpen en fabriceren/assembleren van higtech machines 340
specifieke vorm van bedrijf - 223 Klaverdijk 1 Zelhem (agrarisch) loonbedrijf 180 + 300 buitenopslag
specifieke vorm van bedrijf - 224 Oosterwijkweg 3 Zelhem opslag t.b.v. een onderhouds- en montagebedrijf 180
specifieke vorm van bedrijf - 225 Petersdijk 7-7a Zelhem agrarisch loonbedrijf 540
specifieke vorm van bedrijf - 226 Bielemansdijk 32-32a Halle hoveniersbedrijf 170 + 80 kas
specifieke vorm van bedrijf - 227 Halsedijk 10 Halle garage, maximaal 1 dag per week -
specifieke vorm van bedrijf - 228 Hazenhutweg 8/8A Hengelo voegers-/metselbedrijf 699
specifieke vorm van bedrijf - 229 Weeninkweg 1 Keijenborg loonwerkbedrijf

max. hoogte sleufsilo's: 3 m
1495 + 252 buitenopslag
specifieke vorm van gemengd - 3 Eekstraat 3 Steenderen 1) 2 recreatieappartementen

2) caravanstalling
1) 300

2) 350
specifieke vorm van gemengd - 4 Wolfsstraat 5 Toldijk 1) verkoop vleesproducten

2) horeca t.b.v. barbecuearrangementen, huifkartochten, organisatie van barbecues elders met catering en verhuur van apparatuur voor barbecues
1) 50

2) 75
specifieke vorm van gemengd - 5 Voortseweg 6-8 en 11-11a Toldijk nevenfuncties passend in Bijlage 2 Toegelaten functies 1800
specifieke vorm van gemengd - 6 Schapendijk 6/6A Hengelo metaalbewerking

modevakschool
500

150
specifieke vorm van gemengd - 9 Beukenlaan 18 Baak 1) adviesbureau

2) themafeesten voor kinderen en zaalverhuur voor familiereünies
1) 100

2) 112
specifieke vorm van maatschappelijk - 55 Heurneweg 2 Halle zorgboerderij (dagbestedingen nachtopvang) 576
specifieke vorm van maatschappelijk - 56 Bielemansdijk 11-11a Halle zorgboerderij (dagbesteding), boerderijwinkel 276
specifeke vorm van maatschappelijk - 57 Toldijkseweg 39 Steenderen kinderdagopvang, BSO, multifunctionele ruimte en weekendopvang voor mensen met een verstandelijke / meervoudige handicap 500

specifieke vorm van recreatie - 51 Everhardinkweg 3a Zelhem voorrzieningen t.b.v. recreatiewoning 345
specifieke vorm van recreatie - 52 Haitinkweg 4-6 Zelhem 2 recreatiewoningen 334
specifieke vorm van recreatie - 53 Nicolaasweg 7 Halle pensionaccommodatie en kleinschalig kampeerterrein 360
specifieke vorm van recreatie - 54 Wittebrinkweg 3-3a Zelhem kleinschalig kampeerterrein, kinderboerderij 175
specifieke vorm van recreatie - 55 Halseweg 57a Halle 1 recreatiewoning 80
specifieke vorm van recreatie - 56 Everhardinkweg 3-3a Zelhem kleinschalig kampeerterrein met maximaal 30 kampeerplaatsen -
specifieke vorm van recreatie - 57 Vierblokkenweg 3/5 Hengelo groepsaccommodatie met voorzieningen voor recreatieve activiteiten 750

d Landschappelijke waarden     

De gronden zijn tevens bestemd voor het behoud, herstel en ontwikkeling van landschappelijke waarden zoals:

  1. ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'overige zone - waardevolle open gebieden waaronder essen' voor de instandhouding van het waardevol open gebied, waaronder essen.
e Extensief recreatief medegebruik     

De gronden mogen worden gebruikt ten behoeve van extensief recreatief medegebruik. Ter ondersteuning van het extensief recreatief medegebruik worden beperkte recreatieve voorzieningen toegestaan in het gehele gebied, zoals fiets-, voet en ruiterpaden, banken, picknicktafels, bewegwijzering e.d.

f Niet-grondgebonden veehouderijtak     

Een niet-grondgebonden veehouderijtak is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij' waarbij hetvolgende geldt:

  1. agrarische bedrijven mogen maximaal 1 ha van het bouwvlak gebruiken voor een niet-grondgebonden veehouderijtak;
  2. in afwijking van het bepaalde onder 1 geldt, indien de bestaande oppervlakte van het deel van het bouwvlak dat gebruikt wordt voor de niet-grondgebonden veehouderijtak meer dan 1 ha bedraagt, deze oppervlakte met het bijbehorend aantal dierplaatsen als maximum.
g Niet-grondgebonden veehouderijbedrijf     

Een niet-grondgebonden veehouderijtak is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij' waarbij hetvolgende geldt:

  1. het bouwvlak van een niet-grondgebonden veehouderijbedrijf bedraagt maximaal 1 ha;
  2. in afwijking van het bepaalde onder 1 geldt, indien het bestaande bouwvlak groter is dan 1 ha, deze oppervlakte als maximum.
h Vee uitgesloten     

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch uitgesloten - vee' is het houden van vee niet toegestaan.

i Teeltondersteunende voorzieningen     

Voor teeltondersteunende voorzieningen gelden de volgende bepalingen:

  1. teeltondersteunende voorzieningen zijn alleen toegestaan bij agrarische bedrijven die als doel hebben het op of boven de grond telen van gewassen;
  2. lage tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen zijn zowel binnen als buiten het bouwvlak toegelaten;
  3. lage permanente teeltondersteunende voorzieningen zijn uitsluitend binnen het bouwvlak toegelaten en met een maximale oppervlakte van 1000 m2;
  4. hoge permanente/tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen zijn uitsluitend binnen het bouwvlak toegelaten en met een gezamenlijke maximale oppervlakte van 500 m²;
  5. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 1' zijn hoge permanente/tijdelijk teeltondersteunende voorzieningen uitsluitend buiten het bouwvlak toegelaten met een gezamenlijk maximale oppervlakte van 500 m²; de hoogte bedraagt maximaal 3,5 m.
j Agrarische bedrijven met kwekerij(tak)     

Agrarische bedrijven met kwekerij(tak) zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de in de onderstaande tabel opgenomen aanduidingen en in overeenstemming met de activiteiten zoals deze zijn opgenomen in de kolom 'Aard van de bedrijvigheid'.

Aanduiding Adres Aard van de bedrijvigheid
specifieke vorm van agrarisch - 1 Doetinchemseweg 79 Zelhem boomkwekerij
specifieke vorm van agrarisch - 23 Loorweg 4 Zelhem boomkwekerij
specifieke vorm van agrarisch - 28 Venderinkweg 2 Zelhem kwekerij met huisverkoop
specifieke vorm van agrarisch - 61 Beekstraat 3A Hengelo boomkwekerij en bloementeelt
specifieke vorm van agrarisch - 62 Varsselseweg 20B Hengelo plantenkwekerij met buitenopslag tuinbeelden tot 300 m2
specifieke vorm van agrarisch - 63 Uilenesterstraat 23 Keijenborg boomkwekerij
specifieke vorm van agrarisch - 64 Hesselinkdijk 2 Hengelo boomkwekerij
specifieke vorm van agrarisch - 65 Oude Zutphenseweg 5b Vorden boomkwekerij
specifieke vorm van agrarisch - 66 Regelinklaan 1 Hengelo boomkwekerij
specifieke vorm van bedrijf - 230 Heurneweg 12 Halle (boomkwekerij 50%) en

hoveniersbedrijf (50%)
specifieke vorm van gemengd - 7 Keijenborgseweg 2-2a Zelhem kwekerij met groothandelsactiviteiten en ondergeschikte daaraan detailhandel/huisverkoop van groene interieur- en exterieuraankleding met name hydrocultuur
specifieke vorm van gemengd - 8 Wittebrinkweg 8 Zelhem kwekerij met huisverkoop en nevenactiviteit zorg (dagbesteding)

k Glastuinbouw     

Omschakeling naar of hervestiging van een glastuinbouwbedrijf is niet toegestaan.

l Boom-, sier- en fruitteelt     

Boom-, sier- en fruitteeltkwekerijen zijn niet toegestaan in waardevol open gebied, ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'overige zone - waardevolle open gebieden waaronder essen' met dien verstande dat dit niet geldt voor bestaande boom- en sierteeltkwekerijen.

m Kleinschalig kampeerterrein     

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - kleinschalig kampeerterrein' mogen op een kleinschalig kampeerterrein maximaal 30 mobiele kampeervoertuigen en/of tenten staan.

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - kleinschalig kamperen 1' mogen maximaal 7 mobiele kampeervoertuigen en/of tenten staan.

n Schuur     
  1. Ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - schuur 1' is een schuur toegestaan, met een maximale oppervlakte van 385 m2 ten behoeve van de reparatie en opslag van (motor)voertuigen;
  2. ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - schuur 2' is een veldschuur toegestaan, met een maximale oppervlakte van 32 m2;
  3. ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - veldschuur' is een veldschuur toegestaan.
o Aan huis verbonden activiteit     

Het gebruik van een bedrijfswoning of bijbehorend bouwwerk voor de uitoefening van een aan huis verbonden activiteit wordt geacht overeenkomstig de bestemming te zijn, mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:

  1. de activiteit dient qua aard, omvang en uitstraling te passen in de omgeving;
  2. de eigenaar van de aan huis verbonden activiteit is tevens de bewoner van de bedrijfswoning;
  3. de agrarische functie blijft de hoofdfunctie en de uitoefening van de aan huis verbonden activiteit is hieraan ondergeschikt;
  4. het geheel blijft het uiterlijk van een woning behouden;
  5. de verkeersontsluitings- en parkeersituatie ter plaatse wordt niet onevenredig aangetast;
  6. ten aanzien van parkeren is het gestelde in 8.2 Voorwaardelijke verplichting parkeernormen van toepassing;
  7. bij een aan huis verbonden beroep en een aan huis verbonden bedrijf mag maximaal 40% van de bruto vloeroppervlakte (bvo) worden gebruikt tot een maximum van 50 m²;
  8. bij een aan huis verbonden bedrijf zijn alleen activiteiten toegestaan die vallen in de categorie A van de bij de regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten - functiemenging;
  9. bij bed & breakfast is er sprake van maximaal 2 gastenkamers;
  10. detailhandel is enkel toegelaten in de vorm van internetverkoop en een beperkte verkoop als ondergeschikte activiteit in verband met de aan huis verbonden activiteit.
p Bouwlagen     

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - twee bouwlagen' zijn twee bouwlagen toegestaan.

q Ammoniakbuffergebied     

Hervestiging en uitbreiding van een niet-grondgebonden veehouderijbedrijf of niet-grondgebonden veehouderijtakis in het ammoniakbuffergebied niet toegestaan.

3.2 Bouwregels     

3.2.1 Algemeen     

Uitsluitend zijn toegestaan gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die ten dienste staan van deze bestemming.

3.2.2 Situering gebouwen     

Voor de situering van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding uitgesloten - gebouwen' geen gebouwen zijn toegestaan;
  2. nieuwe bedrijfsgebouwen en emissiepunten, beide behorende tot de niet-grondgebonden veehouderijtak zijn uitsluitend toegestaan op een afstand van minimaal 25 m van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - plattelandswoning'.
3.2.3 Bedrijfswoning     

In afwijking van het bepaalde in 3.2.5 gelden voor bedrijfswoningen de volgende bepalingen:

  1. binnen het 'bouwvlak' mag uitsluitend één bedrijfswoning worden opgericht tenzij ter plaatse de aanduiding 'aantal woningen' is opgenomen, waarbij uitsluitend het aangegeven aantal woningen is toegestaan;
  2. de bedrijfswoning mag uitsluitend worden gesitueerd in een hoofdgebouw;
  3. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' is geen bedrijfswoning toegestaan;
  4. de bedrijfswoningen kunnen in aparte hoofdgebouwen dan wel tezamen in één hoofdgebouw zijn gesitueerd; het aantal en de verdeling van de woningen over de hoofdgebouwen is in onderstaande tabel vastgelegd; in de tabel staat elk huisnummer voor één woning;
Adres Twee hoofdgebouwen met elk daarin één woning Eén hoofdgebouw met daarin twee of meer woningen
Hengelo en Vorden
Aaltenseweg 5 en 5A Hengelo X
Banninkstraat 40B en Bruinderinkweg 1 Hengelo X
Bargelsdijk 1 en 1A Hengelo X
Beijerinkdijk 3 en 3A Hengelo X
Beekstraat 8 en 10 Hengelo X
Bremweg 1 en 3 Hengelo X
Broekweg 9 en 9A Hengelo X
Bronkhorsterstraat 5 en 5A Keijenborg X
Bronkhorsterstraat 2 en Zaarbelinkdijk 1A Keijenborg X
De Dunsborg 6 en 6A Hengelo X
De Dunsborg 10 en Sletterinkdijk 2 Hengelo X
Elferinkdijk 1 en 1A Hengelo X
Elferinkdijk 2 en 2A Hengelo X
Elferinkdijk 3 en 3A Hengelo X
Elferinkdijk 8 en Oosterinkdijk 2 Hengelo X
Gompertsdijk 5 en 5A Hengelo X
Handwijzersdijk 5 en 5A Hengelo X
Handwijzersdijk 7 en 7A Hengelo X
Hazenhutweg 10 en 12 Hengelo X
Hazenhutweg 8 en 8A Hengelo X
Heerlerweg 1 en 3 Vierakker X
Heerlerweg 4 en 6 Vierakker X
Heideweversweg 2, 2A en 2C Hengelo X
Hesselinkdijk 2 en 2A Hengelo X
Hogenkampweg 16, 16A en 16B Hengelo ® X
Hogenkampweg 40 en 42 Hengelo X
IJselweg 27 en 27A Vierakker X
Kieftendorp 9 en 9A Hengelo X
Koningsweg 4 en 4A Hengelo X
Koningsweg 26 en 26A Hengelo X
Kroezerijweg 2 en 2A Keijenborg X
Lankhorsterstraat 1 en 1A Hengelo X
Menninkweg 2 en 2A Hengelo X
Oude Varsselseweg 4 en 4A Hengelo X
Oude Varsselseweg 5 en 5A Hengelo X
Rijnweg 23 en 23A Hengelo X
Roessinkweg 2A en 2B Hengelo X
Roessinkweg 30 en 30A Hengelo X
Slotsteeg 2 en 2A Hengelo X
Steenderenseweg 17 en 17A Hengelo X
Steenderenseweg 21 en 21A Hengelo X
Uilenesterstraat 6 en 6A Keijenborg X
Uilenesterstraat 14 en 14B Keijenborg X
Varsselseweg 10 en 10A Hengelo X
Varsselseweg 16 en 16A Hengelo X
Varsselseweg 38 en 38A Hengelo X
Varsselseweg 40 en 40A Hengelo X
Veermansweg 12 en 12A Hengelo X
Veermansweg 14 en 14A Hengelo X
Veldermansweg 3 en 3A Hengelo X
Vierblokkenweg 3 en 5 Hengelo X
Weeninkweg 5 en 7 Keijenborg X
Weeversplasweg 2 en 2A Hengelo X
Weeversplasweg 1 en 3 Hengelo X
Wichmondseweg 41 en 41A Hengelo X
Wichmondseweg 47 en 47A Hengelo X
Winkelsweg 18 en 20 Hengelo X
Wolsinkweg 2 en 2A Keijenborg X
Wolsinkweg 3 en 3A Keijenborg X
Zelhemseweg 45 en 45A Hengelo X
Steederen, Hummelo en Keppel en Zelhem
Aaltenseweg 10 en 10a Zelhem X
Akkermansstraat 4 en 4a Zelhem X
Akkerweg 1 en 1a Zelhem X
Baaksekampweg 3 en 3a Zelhem X
Baaksekampweg 5 en 5a Zelhem X
Barinkweg 4 en 4a Zelhem X
Beukenlaan 18 en 20 Baak X
Bielemansdijk 11 en 11a Halle X
Bielemansdijk 28a en 28b Halle X
Bielemansdijk 32 en 32a Halle X
Boeninksteeg 4 en 4a Zelhem X
Broekstraat 2 en 2A Baak X
Brunsveldweg 5 en 5a Zelhem X
Covikseweg 13 en 13A Steenderen X
Doesburgseweg 2 en 4 Steenderen X
Dwarsdijk 1 en 3a Halle X
Eckhorsterstraat 5 en 5a Zelhem X
Eekstraat 7 en 9 Steenderen X
Eeltinkweg 10 en 10a Zelhem X
Eeltinkweg 7 en 7a Zelhem X
Everhardinkweg 3 en 3a en 3B Zelhem X @
Haïtinkweg 5 en 5a Zelhem X
Halle-Heideweg 32 en 32a Halle X
Halsedijk 10 en 10A Halle X
Halsedijk 15 en 15a Halle X
Halsedijk 2 en 2a Halle X
Halsedijk 3 en 3a Halle X
Halseweg 53 en 53A Halle X
Halseweg 55 en 55a Halle X
Halseweg 57 en 57a Halle X
Heidenhoekweg 11 en 11a Zelhem X
Heidenhoekweg 5 en 5a Zelhem X
Heidenhoekweg 9, 9a en 9b Zelhem X @
Heijinkweg 13 en 13a Zelhem X
Heisterboomsdijk 10 en 10a Halle X
Heisterboomsdijk 3 en 3a Zelhem X
Heisterboomsdijk 6 en 6a Zelhem X
Heurneweg 2 en 4 Halle X
Hobelmansdijk 15 en 15a Halle X
Hobelmansdijk 19 en 19a Halle X
Hobelmansdijk 3 en 3a Zelhem X
Hoegenstraat 2 en 2a Zelhem X
Hogeveldweg 2 en 2A Zelhem X
Hogeveldweg 6 en 6a Zelhem X
Holtslagweg 4 en 4A Baak X
Hoogstraat 19 en 19A Toldijk X
Hoogstraat 21, 21A en 21B Toldijk X @
Hoogstraat 37 en 39 Toldijk X
Hummeloseweg 49 en 49a Zelhem X
Hummeloseweg 61 en 61a Zelhem X
Hummeloseweg 63 en 63a Zelhem X
J.F. Oltmansstraat 17 en 19 Steenderen X
Kattendijk 2, 2a en 2b Halle X @
Keijenborgseweg 31 en 31a Zelhem X
Kerveldijk 2 en 4 Baak X
Klaverdijk 1 en 1a Zelhem X
Klaverdijk 12 en 14 Halle X
Koertweg 1 en 1a Halle X
Kruisbergseweg 10 en 12 Zelhem X
Kruisbergseweg 13 en 13A Zelhem X
Kruisbergseweg 52, 52a en 52B Zelhem X @
Kuilenburgerstraat 4 en 6 Steenderen X
Kuilenburgerstraat 8 en 8A Steenderen X
Kuiperstraat 4 en 4A Halle X
Lamstraat 12 en 12B Toldijk X
Lamstraat 15 en 15A Toldijk X
Lamstraat 16 en 16A Toldijk X
Lamstraat 25 en 27 Toldijk X
Landstraat 9 en 9b Halle X
Lankerseweg 3 en 3a Halle X
Meeneweg 27 en 27a Zelhem X
Michelstraat 3 en 3a Zelhem X
Michelstraat 17 en 17A Zelhem X
Molenweg 6 en 6a Halle X
Nicolaasweg 7 en 7a Halle X
Nicolaasweg 8 en 8a Halle X
Nieuw Steeg 1 en 1A Zelhem X
Nieuw Steeg 4 en 4a Zelhem X
Nijmansedijk 9, 9b en 9a Zelhem X @
Olburgseweg 32 en 32A Olburgen X
Oosterwijkweg 1 en 1a Zelhem X
Paardestraat 1 en 1A Steenderen X
Petersdijk 4a en 4b Zelhem X
Petersdijk 5 en 5A Zelhem X
Petersdijk 7 en 7A Zelhem X
Pipeluurseweg 3 en 5 Olburgen X
Potronsdijk 5 en 5a Zelhem X
Priesterinkdijk 1 en 1a Zelhem X
Ruurloseweg 49 en 49a Zelhem X
Schooltinkweg 5b en 7 Zelhem X
Schooltinkweg 9 en 9A, Zelhem X
Molenweg 6 en 6a Halle X
Nicolaasweg 7 en 7a Halle X
Nicolaasweg 8 en 8a Halle X
Nieuw Steeg 1 en 1A Zelhem X
Nieuw Steeg 4 en 4a Zelhem X
Nijmansedijk 9, 9b en 9a Zelhem X @
Olburgseweg 32 en 32A Olburgen X
Oosterwijkweg 1 en 1a Zelhem X
Paardestraat 1 en 1A Steenderen X
Petersdijk 4a en 4b Zelhem X
Petersdijk 5 en 5A Zelhem X
Petersdijk 7 en 7A Zelhem X
Pipeluurseweg 3 en 5 Olburgen X
Potronsdijk 5 en 5a Zelhem X
Priesterinkdijk 1 en 1a Zelhem X
Ruurloseweg 49 en 49a Zelhem X
Schooltinkweg 5b en 7 Zelhem X
Schooltinkweg 9 en 9A, Zelhem X
Schiphorsterstraat 2 en 2A Toldijk X
Schiphorsterstraat 14 en 14A Toldijk X
Terborgseweg 10 en 10a Zelhem X
Toldijkseweg 24, 24A en 26 Steenderen X @
Toverstraat 3 en 3A Baak X
Varsseveldseweg 7 en 7a Halle X
Venderinkweg 2 en 2a Zelhem X
Voortseweg 6, 8, 11 en 11A Toldijk X betreft 2 hoofdgebouwen met elk daarin 2 woningen  
Walterslagweg 2 en 2A Baak X
Walterslagweg 4 en 4A Baak X
Wassinkbrinkweg 7, 7a en 7B Zelhem X @
Wittebrinkweg 4 en 4a Zelhem X
Wolfsstraat 5 en 5A Toldijk X
Zutphen-Emmerikseweg 2 en 4 Toldijk X
Zutphen-Emmerikseweg 28 en 28A Toldijk X
Zomerweg 53 en 53A Drempt X

®: Hogenkampweg 16, Hengelo is gesitueerd in een apart hoofdgebouw

@: De volgende adressen zijn gesitueerd in aparte hoofdgebouwen met daarin één woning:

  • Heidenhoekweg 9b Zelhem
  • Hoogstraat 21B Toldijk
  • Kattendijk 2b Halle
  • Kruisbergseweg 52B Zelhem
  • Nijmansedijk 9a Zelhem
  • Toldijkseweg 26 Steenderen
  • Wassinkbrinkweg 7a Zelhem
  • Everhardinkweg 3B Zelhem

  1. de inhoud van het hoofdgebouw (tezamen met aan- en uitbouwen), waarbinnen de bedrijfswoning(en) is/zijn gesitueerd, bedraagt maximaal 750 m³; indien en voorzover het hoofdgebouw ten tijde van de tervisielegging van het ontwerp van het plan een grotere inhoud heeft dan 750 m³, geldt de grotere inhoud als maximum; uitbreiding van het hoofdgebouw ten behoeve van agrarische bedrijfsactiviteiten, anders dan wonen, is mogelijk;
  2. de goothoogte bedraagt maximaal 4,5 m;
  3. de bouwhoogte bedraagt maximaal 10 m.
3.2.4 Herbouw van bedrijfswoningen     

Herbouw van bestaande bedrijfswoningen is, voor zover het de situering van de bedrijfswoning betreft, uitsluitend toegestaan indien en voor zover:

  1. herbouw plaatsvindt in de bestaande bouwwijze;
  2. de bedrijfswoning niet dichter bij de weg wordt gesitueerd;
  3. de belangen van in de omgeving aanwezige functies en waarden niet onevenredig worden geschaad.
3.2.5 Maatvoering bedrijfsgebouwen en bijbehorende gebouwen bij de bedrijfswoning     

Bedrijfsgebouwen en bijbehorende gebouwen dienen te voldoen aan de volgende maatvoering:

  1. de goothoogte bedraagt maximaal 6 m resp 3 m;
  2. de bouwhoogte bedraagt maximaal 12 m resp 6 m;
  3. ter plaatse van de aanduiding 'maximum oppervlakte' geldt de aangegeven maat als maximaal bedrijfsoppervlak ten behoeve van een wijnboerderij;
  4. ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - 2' is een agrarisch bedrijfsgebouw met een maximaal oppervlakte van 50 m2 toegestaan;
  5. ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - 4' zijn bijgebouwen bij de bedrijfswoning met een maximale oppervlakte van 105 m2 toegestaan.
3.2.6 Maatvoering bouwwerken, geen gebouwen zijnde binnen bouwvlak     

Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde binnen het bouwvlak gelden de volgende bepalingen:

  1. de goothoogte van een mestsilo bedraagt maximaal 4 m;
  2. de bouwhoogte van een mestsilo bedraagt maximaal 8,5 m;
  3. de hoogte van overige silo's en staande mestopslagtanks bedraagt maximaal 12 m;
  4. de hoogte van erfafscheidingen bedraagt maximaal 3 m;
  5. de goothoogte van een hooiberg bedraagt maximaal 6 m;
  6. de bouwhoogte van een hooiberg bedraagt maximaal 9 m;
  7. de bebouwde oppervlakte van een hooiberg bedraagt maximaal 36 m2;
  8. de hoogte van verlichtings- en vlaggenmasten bedraagt maximaal 8 m;
  9. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal 6 m;
  10. de hoogte van de grondgebonden zonnepanelen zoals bedoeld in 3.1.1 onder o bedraagt maximaal 3 m ten opzichte van het peil.
3.2.7 Maatvoering bouwwerken, geen gebouwen zijnde, alsmede andere werken buiten bouwvlak     

Het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde buiten het bouwvlak is uitsluitend toegestaan ten behoeve van:

  1. het agrarisch grondgebruik, met een maximale bouwhoogte van 3 m, met dien verstande dat sleufsilo's, kuilvoer- en mestplaten, kassen en paardenbakken niet zijn toegestaan, behoudens bestaande sleufsilo's, kuilvoer- en mestplaten alsmede bestaande paardenbakken ten behoeve van deze bestemming danwel de bestemmingen 'Wonen', Wonen-1', 'Wonen -2'of 'Wonen - Landhuis';
  2. het plaatsen van perceelafscheidingen tot een maximale hoogte van 1 m;
  3. het extensief recreatief medegebruik zoals banken, bewegwijzering, picknicktafels e.d. met een maximale hoogte van 2 m.

3.3 Nadere eisen     

3.3.1 Nadere eisen i.v.m. monumenten     

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering van nieuw op te richten bebouwing op percelen waarop de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - rijksmonument' en de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - gemeentelijk monunent' van toepassing is en op percelen genoemd in Bijlage 3 Rijksmonumenten, Bijlage 4 Gemeentelijke monumenten en Bijlage 5 Monumenten Inventarisatie Project (MIP)Tevens kunnen nadere eisen gesteld worden aan de situering van nieuw op te richten bebouwing in de onmiddellijke nabijheid van eerdergenoemde percelen. Deze nadere eisen kunnen worden gesteld om te voorkomen dat de cultuurhistorische waarde van de bestaande bebouwing, onevenredig wordt aangetast.

3.4 Afwijken van de bouwregels     

3.4.1 Omgevingsvergunning verplaatsing of herbouw bedrijfswoning dichter bij de weg     

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2.4, teneinde verplaatsing van een bedrijfswoning dichter bij de weg toe te staan, mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:

  1. uit een akoestisch rapport blijkt dat voldaan wordt aan de bij of krachtens de Wet geluidhinder gestelde normen ten aanzien van de geluidbelasting op de gevel;
  2. de nieuwe situering van de bedrijfswoning is stedenbouwkundig, milieukundig en vanuit oogpunt van verkeersveiligheid aanvaardbaar;
  3. door de herbouw wordt het landelijk karakter niet onevenredig aangetast;
  4. de belangen van in de omgeving aanwezige functies en waarden mogen niet onevenredig worden geschaad.
3.4.2 Omgevingsvergunning hoogte mestsilo's     

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van de in 3.2.6 onder a en b genoemde hoogte van mestsilo's binnen het bouwvlak, mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:

  1. de maximale bouwhoogte van een mestsilo is gelijk aan de maximale hoogte van de bestaande bedrijfsgebouwen op het erf;
  2. de maximale goothoogte van een mestsilo is gelijk aan de helft van de maximale hoogte van de bestaande bedrijfsgebouwen op het erf;
  3. de grotere hoogte is noodzakelijk voor een doelmatiger gebruik van de aan de grond gegeven bestemming;
  4. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld;
  5. de omgevingsvergunning mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de waarden en belangen als omschreven in 3.1;
  6. er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing; de initiatiefnemer dient hiertoe een door het bevoegd gezag goed te keuren inrichtingsplan te overleggen.
3.4.3 Omgevingsvergunning schuilgelegenheid     

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2.2, voor de bouw van een schuilgelegenheid voor vee buiten het agrarisch bouwvlak, mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:

  1. de bebouwing kan, gezien de specifieke situatie, niet binnen het agrarisch bouwvlak worden geplaatst;
  2. schuilgelegenheden mogen uitsluitend worden gebouwd op een terrein van aaneengesloten minimaal 1 ha;
  3. de goothoogte bedraagt maximaal 2,5 m;
  4. de bouwhoogte bedraagt maximaal 4 m;
  5. de oppervlakte bedraagt maximaal 30 m2;
  6. de afstand tot woningen van derden dient ten minste 30 m te bedragen;
  7. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de aanwezige waarde zoals opgenomen in 3.1;
  8. de schuilgelegenheid dient uit oogpunt van ruimtelijke ordening goed op het perceel te worden gesitueerd en landschappelijk te worden ingepast.
3.4.4 Omgevingsvergunning paardenbak buiten bouwvlak     

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2.7 onder a, teneinde buiten het bouwvlak een paardenbak toe te staan ten behoeve van deze bestemming dan wel de bestemmingen 'Wonen', 'Wonen-1', 'Wonen -2' of 'Wonen - Landhuis', mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:

  1. situering binnen het bouwvlak danwel het bestemmingsvlak 'Wonen', 'Wonen - 1', 'Wonen - 2' of 'Wonen - Landhuis' is redelijkerwijs niet mogelijk;
  2. indien een paardenbak ten behoeve van deze bestemming wordt toegestaan, dan wordt de paardenbak aansluitend aan het eigen bouwvlak opgericht; indien een paardenbak ten behoeve van de bestemming 'Wonen', 'Wonen - 1', 'Wonen - 2' of 'Wonen - Landhuis' wordt toegestaan, dan wordt de paardenbak aansluitend of binnen een afstand van 50 m van dat bestemmingsvlak 'Wonen', 'Wonen - 1', 'Wonen - 2' of 'Wonen - Landhuis' opgericht;
  3. de oppervlakte van de paardenbak bedraagt maximaal 1500 m²;
  4. de afstand van de paardenbak tot de bouwperceelgrens van woningen van derden bedraagt ten minste 50 m;
  5. de activiteit leidt niet tot extra (licht)hinder voor omwonenden;
  6. de belangen van in de omgeving aanwezige functies en waarden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  7. er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing; de initiatiefnemer dient hiertoe een door het bevoegd gezag goed te keuren inrichtingsplan te overleggen;
  8. indien er sprake is van ligging in of grenzend aan het Gelders Natuurnetwerk (GNN) of de Groene Ontwikkelingszone (GO) (bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschap en natuur') of het waardevol landschap ('Agrarisch met waarden - Landschap') mogen er geen significante negatieve effecten optreden voor GNN, GO of waardevol landschap.
3.4.5 Omgevingsvergunning sleufsilo's buiten bouwvlak     

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2.7 onder a, teneinde buiten het bouwvlak een sleufsilo toe te staan, mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:

  1. situering binnen het bouwvlak is redelijkerwijs niet mogelijk;
  2. de sleufsilo wordt direct aangrenzend aan het bouwvlak gebouwd;
  3. de hoogte bedraagt maximaal 2 m;
  4. de oppervlakte bedraagt maximaal 500 m²;
  5. er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing; de initiatiefnemer dient hiertoe een door het bevoegd gezag goed te keuren inrichtingsplan te overleggen;
  6. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de aanwezige waarden zoals opgenomen in 3.1.
3.4.6 Omgevingsvergunning stapmolen buiten bouwvlak     

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2.7 teneinde buiten het 'bouwvlak' een stapmolen toe te staan ten behoeve van deze bestemming dan wel de bestemming 'Sport' of 'Wonen', mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:

  1. een stapmolen is uitsluitend toegestaan binnen de bestemming 'agrarisch' ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - 35';
  2. situering binnen het 'bouwvlak' dan wel het bestemmingsvlak 'Sport' is redelijkerwijs niet mogelijk;
  3. indien een stapmolen ten behoeve van deze bestemming wordt toegestaan, dan wordt de stapmolen aansluitend aan het eigen 'bouwvlak' opgericht; indien een stapmolen ten behoeve van de bestemming 'Sport' wordt toegestaan, dan wordt de stapmolen aansluitend of binnen een afstand van 50 m van dat bestemmingsvlak 'Sport' opgericht;
  4. de oppervlakte van de stapmolen bedraagt maximaal 400 m²;
  5. de hoogte van de stapmolen bedraagt maximaal 3,5 m;
  6. de activiteit leidt niet tot extra (licht)hinder voor omwonenden;
  7. de belangen van in de omgeving aanwezige functies en waarden mogen niet onevenredig worden geschaad.
3.4.7 Omgevingsvergunning maatvoering     

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van de in 3.2 genoemde maten, mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:

  1. de afwijking bedraagt niet meer dan 10% van de genoemde maten;
  2. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld;
  3. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de woonsituatie;
  4. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de verkeersveiligheid;
  5. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  6. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de aanwezige waarden zoals opgenomen in 3.1;
  7. er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing; het bevoegd gezag kan daartoe van de initiatiefnemer een inrichtingsplan eisen;
  8. indien er sprake is van ligging in of grenzend aan het Gelders Natuurnetwerk (GNN) of de Groene Ontwikkelingszone (GO) (bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschap en natuur') of het waardevol landschap ('Agrarisch met waarden - Landschap'), mogen er geen significante negatieve effecten optreden voor GNN, GO of waardevol landschap.
3.4.8 Omgevingsvergunning plaatsing kleine- en mini-windturbines     

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen teneinde kleine windturbines en mini-windturbines voor de eigen energievoorziening toe te staan, mits:

  1. deze uitsluitend binnen het bouwvlak worden gesitueerd;
  2. per bouwvlak maximaal 1 kleine windturbine wordt geplaatst;
  3. de omgevingsvergunning mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de waarden en belangen in de omgeving;
  4. de afstand tussen een kleine windturbine en de aanduiding 'hartlijn leiding - gas' bedraagt tenminste net zo veel als de ashoogte van de windturbine plus 1/3 van de wieklengte daarvan;
  5. de afstand tussen een kleine windturbine en de aanduiding 'hartlijn leiding - hoogspanningsverbinding' bedraagt tenminste net zo veel als de ashoogte van de windturbine plus de wieklengte daarvan;
  6. voor een kleine windturbine, gelegen binnen de onder d en e genoemde afstanden, kan enkel vergunning worden verleend als uit risico-onderzoek blijkt dat het plaatsgebonden risico niet toeneemt; voordat het bevoegd gezag beslist over de vergunning, wint deze advies in bij de betrokken leidingbeheerder.
  7. de initiatiefnemer dient, voorafgaand aan de plaatsing van een kleine en/of miniwindturbines, een door het bevoegd gezag goed te keuren quickscan flora en fauna te overleggen waaruit moet blijken dat nadelige effecten op vleermuizen en vogels uitgesloten zijn.
3.4.9 Uitsluiting omgevingsvergunning in beschermd dorps- of stadsgezicht     

Het bepaalde in 3.4.3, 3.4.4 en 3.4.8 is niet van toepassing op gronden gelegen in de dubbelbestemmingen 'Waarde - Beschermd dorpsgezicht' of 'Waarde - Beschermd stadsgezicht'.

3.5 Specifieke gebruiksregels     

3.5.1 Strijdig gebruik     

Onder het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het plan wordt in ieder geval begrepen:

  1. het gebruiken of laten gebruiken van:
    1. gronden en bouwwerken niet behorende tot een inrichting waarbij een toename van stikstofemissie plaatsvindt vanuit de betreffende gronden of bouwwerken;
    2. gronden en bouwwerken behorende tot een inrichting waarbij een toename van stikstofemissie plaatsvindt vanuit de betreffende gronden of bouwwerken;
  2. in afwijking van het bepaalde onder a, geldt dat ter plaatse van Schiphorsterstraat 2 en 2a te Toldijk de ammoniakemissie niet meer mag bedragen dan 5.496 kg/jaar;
  3. in afwijking van het bepaalde onder a, geldt dat ter plaatse van Ruurloseweg 79 te Hengelo de ammoniakemissie niet meer mag bedragen dan 4.297,5 kg/jaar;
  4. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - nieuwvestiging' geldt dat de emissie niet meer mag bedragen dan 6.060 kg ammoniak per jaar en het aantal dierplaatsen mag niet meer bedragen dan 90.000 legkippen en 30.000 opfokhennen, zoals is vergund in de Natuurbeschermingswetvergunning d.d. 21 januari 2013, met zaaknummer 2012-015909 en opgenomen in ;
  5. groepskamperen;
  6. het gebruik van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk voor zelfstandige bewoning;
  7. opslag buiten het bouwvlak, met dien verstande dat opslag ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke bouwaanduiding - schuur 1' en 'specifieke bouwaanduiding - schuur 2' en 'specifieke bouwaanduiding - veldschuur' is toegestaan;
  8. het gebruik van gronden buiten het bouwvlak voor de opslag van hooibalen, al dan niet verpakt in folie, gedurende een periode langer dan 6 weken;
  9. huisvesting van tijdelijke werknemers die werken op structurele arbeidsplaatsen, te weten een arbeidsplaats die langer dan 6 maanden beschikbaar is en tijdelijke arbeidsplaatsen;
  10. een glastuinbouwbedrijf, hieronder niet begrepen de bedrijven zoals opgenomen in de tabel in 3.1.2 onder j;
  11. het gebruiken van meer dan één bouwlaag van een bouwwerk voor het houden van dieren ten behoeve van een niet-grondgebonden veehouderij;
  12. mestbewerking afkomstig van derden, mestverwerking en mestvergisting;
  13. kuilvoer- en mestplaten buiten het bouwvlak.
3.5.2 Voorwaardelijke verplichting landschappelijke inpassing Landeweerweg 6 Halle     

Ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - landschappelijke inpassing 1' geldt dat de landschapsmaatregelen zoals beschreven in hoofdstuk 3 van de in opgenomen landschappelijke inpassing binnen één jaar na gereedmelding van de bouw van minimaal één van beide stallen, is gerealiseerd en in stand wordt gehouden.

3.5.3 Voorwaardelijke verplichting vleermuisonderzoek Ruurloseweg 79 Hengelo     

Het gebruiken van de gronden en bouwwerken ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - voorwaardelijke verplichting' ten behoeve van de in 3.1 genoemde doeleinden is enkel toegestaan als uit onderzoek blijkt dat er geen sprake is van de verstoring van vleermuizen.

3.5.4 Voorwaardelijke verplichting landschappelijke inpassing 2: Halseweg 55 en 55a     

Ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - landschappelijke inpassing 2' geldt dat:

de opstallen zoals voor dit adres is beschreven in binnen één jaar na het onherroepelijk worden van het bestemmingsplan Landelijk gebied; Veegplan 2018-1 (NL.IMRO.1876.VPL1801-VG01), dienen te zijn gesloopt;

de landschappelijke inpassing zoals voor dit adres is beschreven in binnen twee jaar na onherroepelijk worden van het bestemmingsplan, is gerealiseerd en in stand wordt gehouden.

3.5.5 Voorwaardelijke verplichting landschappelijke inpassing 3: Gietelinkdijk 2     

Ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - landschappelijke inpassing 3' geldt dat:

de opstallen zoals voor dit adres is beschreven in binnen één jaar na het onherroepelijk worden van het bestemmingsplan Landelijk gebied; Veegplan 2018-1 (NL.IMRO.1876.VPL1801-VG01) , dienen te zijn gesloopt, met dien verstande dat varkensstal 1 vóór 1 januari 2021 dient te zijn gesloopt;

de landschappelijke inpassing zoals voor dit adres is beschreven in binnen twee jaar na onherroepelijk worden van het bestemmingsplan Landelijk gebied; Veegplan 2018-1 (NL.IMRO.1876.VPL1801-VG01) , is gerealiseerd en in stand wordt gehouden; de landschappelijke inpassing die ter plaatse van varkensstal 1 moet worden gerealiseerd, wordt binnen één jaar na de sloop van die varkensstal gerealiseerd en in stand gehouden.

3.6 Afwijken van de gebruiksregels     

3.6.1 Omgevingsvergunning nevenfuncties     

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van de in 3.1 genoemde toegelaten functies voor milieuhygiënisch vergelijkbare nevenfuncties, mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:

  1. uitsluitend nevenfuncties worden toegelaten, die in milieuhygiënisch opzicht vergelijkbaar zijn met de in Bijlage 2 Toegelaten functies genoemde functies;
  2. er vindt geen uitbreiding van bebouwing ten behoeve van de nevenfunctie plaats;
  3. de toegelaten oppervlakte voor de nevenfunctie bedraagt maximaal 350 m²;
  4. er is geen sprake van een aanzienlijke verkeersaantrekkende werking;
  5. de belangen van in de omgeving aanwezige functies en waarden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  6. er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing; de initiatiefnemer dient hiertoe een door het bevoegd gezag goed te keuren inrichtingsplan te overleggen;
  7. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de aanwezige waarden zoals opgenomen in 3.1.
3.6.2 Omgevingsvergunning mestverwerking     

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen teneinde een installatie voor mestbewerking, mestverwerking en -vergisting van op het eigen bedrijf geproduceerde mest toe te staan, mits:

  1. de hoeveelheid te verwerken mest op jaarbasis maximaal 20.000 ton bedraagt;
  2. de activiteiten uitsluitend binnen het bouwvlak plaatsvinden;
  3. de activiteiten niet leiden tot onevenredige verkeerstoename;
  4. het gebruik gelet op milieuhygiënische eisen inpasbaar is;
  5. er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke waarden.
3.6.3 Omgevingsvergunning plattelandswoning     

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen teneinde een plattelandswoning ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' toe te staan, mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:

  1. het betreft een reeds aanwezige (tweede of derde) bedrijfswoning, met dien verstande dat de eerst bedrijfswoning niet in aanmerking komt voor de status van plattelandswoning;
  2. het achterblijvende bedrijf dient een economisch levensvatbaar bedrijf te zijn, hetzij zelfstandig, hetzij als onderdeel van een ander agrarisch bedrijf;
  3. de aanwijzing mag niet leiden tot een aanvraag van een nieuwe 1e, 2e of 3e bedrijfswoning op enige termijn;
  4. de plattelandswoning behoudt zijn agrarische bestemming;
  5. bedrijfswoningen behorende tot een intensief veehouderijbedrijf zijn uitgesloten van de toepassing van deze afwijkingsbevoegdheid;
  6. er dient ter plaatse sprake te zijn van een goede luchtkwaliteit; de initiatiefnemer dient hiertoe een door het bevoegd gezag goed te keuren luchtkwaliteitsonderzoeksrapport te overleggen.
3.6.4 Omgevingsvergunning kleinschalige kampeerterreinen     

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van een kleinschalig kampeerterrein, mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:

Algemene criteria kleinschalig kampeerterrein:

  1. het kleinschalig kampeerterrein wordt gesitueerd binnen het bouwvlak;
  2. de bebouwde oppervlakte ten behoeve van bebouwing voor deze voorziening bedraagt maximaal 100 m²;
  3. het toegelaten aantal mobiele kampeervoertuigen en/of tenten bedraagt maximaal 30;
  4. voor trekkershutten gelden de volgende bepalingen:
    1. per 10 kampeerplaatsen is 1 trekkershut toegestaan;
    2. de bebouwde oppervlakte mag per trekkershut niet meer bedragen dan 35 m2;
    3. de trekkershutten tellen mee in het totale aantal kampeerplaatsen en in het toegestane bebouwde oppervlak;
  5. stacaravans of chalets zijn niet toegestaan;
  6. de voorziening, voor zover dit redelijkerwijs mogelijk is, wordt gerealiseerd binnen de bestaande bebouwing;
  7. er moet worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid volgens de normering zoals deze hiervoor is opgenomen in de op het moment van toepassen van deze afwijkingsbevoegdheid geldende 'Beleidsregels parkeernormen Bronckhorst';
  8. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de verkeersafwikkelingssituatie ter plaatse;
  9. de belangen van in de omgeving aanwezige functies en waarden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  10. er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing; de initiatiefnemer dient hiertoe een door het bevoegd gezag goed te keuren inrichtingsplan te overleggen;
  11. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de aanwezige waarden zoals opgenomen in 3.1.

Specifieke criteria, in aanvulling op het bepaalde onder a, ten behoeve van een kleinschalig kampeerterrein buiten het bouwvlak:

  1. indien het kleinschalig kampeerterrein niet volledig binnen het bouwvlak kan worden gerealiseerd, kan het bevoegd gezag een omgevingsvergunning verlenen om de standplaatsen in aansluiting op het bouwvlak te realiseren;
  2. de in de omgeving aanwezige functies en waarden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  3. bovengenoemde algemene criteria zijn van overeenkomstige toepassing.
3.6.5 Omgevingsvergunning groepskamperen en bed & breakfast     

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het toegestane gebruik van gronden ten behoeve van groepskamperen of een bed & breakfast, mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:

  1. het groepskamperen is uitsluitend toegestaan gedurende een korte aaneengesloten periode;

indien aanwezig worden voor bed & breakfast karakteristieke of monumentale gebouwen gebruikt, zoals opgenomen in Bijlage 3 Rijksmonumenten, Bijlage 4 Gemeentelijke monumenten en Bijlage 5 Monumenten Inventarisatie Project (MIP) en als aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - rijksmonument 'en de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - gemeentelijk monument';

  1. de vereveningsbijdrage bij “overige gebouwen” bestaat uit een kwaliteitsbijdrage zoals sloop, verkleining van het bouwvlak of een groene invulling, natuurontwikkeling, landschappelijke inpassing of verbetering van de infrastructuur;
  2. maximaal 50% van de oppervlakte van het bouwvlak mag worden ingezet voor deze recreatieve functies;
  3. de voor bed & breakfast gebruikte oppervlakte mag niet meer bedragen dan 500 m2;
  4. er moet worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid volgens de normering zoals deze hiervoor is opgenomen in de op het moment van toepassen van deze afwijkingsbevoegdheid geldende 'Beleidsregels parkeernormen Bronckhorst';
  5. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de verkeersafwikkelingssituatie ter plaatse;
  6. de belangen van in de omgeving aanwezige functies en waarden en die zoals opgenomen in 3.1 mogen niet onevenredig worden geschaad;
  7. het bevoegd gezag kan ten behoeve van het groepskamperen nadere eisen stellen aan de inrichting van, de plaatsing op en het aantal personen op het terrein.
3.6.6 Omgevingsvergunning combinatie van recreatieve activiteiten     

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van de gebruiksregels teneinde (een combinatie van) recreatieve activiteiten als nevenfunctie, als bedoeld in Bijlage 2 Toegelaten functies toe te staan, mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:

ten behoeve van recreatiewoningen, recreatieappartementen, bed & breakfastvoorzieningen, groepsaccommodaties, trekkershutten met een maximum van 3 en een kleinschalig kampeerterrein is een maximale oppervlakte van 500 m² van bij voorkeur bestaande karakteristieke bebouwing toegelaten; binnen deze maat kan maximaal 50 m² bebouwing benut worden voor kleinschalige horecavoorzieningen;

  1. recreatiewoningen, -appartementen en groepsaccommodaties zijn uitsluitend toegelaten in het kader van een bedrijfsmatige exploitatie ten behoeve van recreatieve doeleinden;
  2. kleinschalige nieuwbouw moet aansluiten bij de bestaande karakteristieken; de oppervlakte van de nieuwbouw wordt gecompenseerd door sloop van niet- karakteristieke bebouwing;
  3. de vereveningsbijdrage bij karakteristieke/monumentale gebouwen bestaat uit de instandhouding van de karakteristieke/monumentale gebouwen zoals opgenomen in Bijlage 3 Rijksmonumenten, Bijlage 4 Gemeentelijke monumenten en Bijlage 5 Monumenten Inventarisatie Project (MIP) en ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - rijksmonument' en de aanduiding specifieke vorm van waarde - gemeentelijk monument';
  4. de vereveningsbijdrage bij “overige gebouwen” bestaat uit een kwaliteitsbijdrage zoals sloop, verkleining van het bouwvlak of een groene invulling, natuurontwikkeling, landschappelijke inpassing of verbetering van de infrastructuur.
  5. de initiatiefnemer dient een door het bevoegd gezag goed te keuren bedrijfs- en inrichtingsplan te overleggen;
  6. maximaal 50% van de oppervlakte van het bouwvlak mag worden ingezet voor deze recreatieve functies;
  7. het aantal kampeerplaatsen bedraagt maximaal 30;
  8. de belangen van in de omgeving aanwezige functies en waarden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  9. buitenopslag is niet toegestaan;
  10. functieverandering is uitsluitend van toepassing op fysiek bestaande, legale en vrijgekomen (en ook vrijkomende) gebouwen;
  11. er moet worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid volgens de normering zoals deze hiervoor is opgenomen in de op het moment van toepassen van deze afwijkingsbevoegdheid geldende 'Beleidsregels parkeernormen Bronckhorst';
  12. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de verkeersafwikkelingssituatie ter plaatse;
  13. de belangen van in de omgeving aanwezige functies en waarden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  14. er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing; het bevoegd gezag kan daartoe een inrichtingsplan eisen;
  15. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de aanwezige waarden zoals opgenomen in 3.1.

Binnen het kader van deze omgevingsvergunningsmogelijkheid is het mogelijk de ene bestaande recreatieve functie om te zetten in een andere recreatieve functie.

3.6.7 Omgevingsvergunning t.b.v. grotere oppervlakte toegelaten nevenfuncties     

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen teneinde in karakteristieke/monumentale gebouwen en overige gebouwen een grotere oppervlakte aan nevenfuncties, toe te staan, mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:

  1. de nevenfunctie is in Bijlage 2 Toegelaten functies, aangeduid met 'N';
  2. de belangen van in de omgeving aanwezige functies en waarden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  3. er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing; de initiatiefnemer dient hiertoe een door het bevoegd gezag goed te keuren inrichtingsplan te overleggen;
  4. onderstaand is de maximale oppervlakte opgenomen die ten behoeve van de nevenfunctie mag worden gebruikt, met dien verstande dat nooit meer dan 50% van de bebouwing ten behoeve van de nevenfunctie mag worden gebruikt:
    1. dagrecreatie met een oppervlakte van maximaal 750 m2;
    2. zorg met een oppervlakte van maximaal 750 m2;
    3. opslag met een oppervlakte van maximaal 750 m2;
    4. overige nieuwe economische dragers als nevenfunctie met een oppervlakte van maximaal 750 m2;
  5. de toegelaten nevenfuncties, zoals opgenomen in Bijlage 2 Toegelaten functies, vinden plaats naast en ter ondersteuning van de agrarische bedrijfsvoering;
  6. functieverandering is uitsluitend van toepassing op fysiek bestaande, legale en vrijgekomen (en ook vrijkomende) gebouwen;
  7. de vereveningsbijdrage bij karakteristieke/monumentale gebouwen bestaat uit de instandhouding van de karakteristieke/monumentale gebouwen zoals opgenomen in Bijlage 3 Rijksmonumenten, Bijlage 4 Gemeentelijke monumenten en Bijlage 5 Monumenten Inventarisatie Project (MIP) en ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - rijksmonument' en de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - gemeentelijk monument';
  8. de vereveningsbijdrage bij “overige gebouwen” bestaat uit een kwaliteitsbijdrage zoals sloop, verkleining van het bouwvlak of een groene invulling, natuurontwikkeling, landschappelijke inpassing of verbetering van de infrastructuur;
  9. er moet worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid volgens de normering zoals deze hiervoor is opgenomen in de op het moment van toepassen van deze afwijkingsbevoegdheid geldende 'Beleidsregels parkeernormen Bronckhorst';
  10. parkeren en laden en lossen vinden plaats op eigen erf;
  11. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de verkeersafwikkelingssituatie ter plaatse;
  12. de belangen van in de omgeving aanwezige functies en waarden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  13. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de aanwezige waarden zoals opgenomen in 3.1.

3.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden     

3.7.1 Vergunningplicht     

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende andere werken of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren die mogelijk gevolgen hebben voor bodemstructuur, het bodemniveau en de waterhuishouding:

  1. ophoging, egalisering van gronden en afgraven van de bodem;
  2. aanleggen en dempen van watergangen, sloten en andere waterpartijen;
  3. overige werken en werkzaamheden die de waterhuishouding beïnvloeden, zoals bemalen, onderbemalen, het slaan van putten;
  4. aanleggen en verharden van wegen, het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen groter dan 200 m²;
  5. vellen en rooien van bomen, hakhout en andere houtopstanden en handelingen die de dood of beschadigingen van bomen tengevolge kunnen hebben;
  6. het beplanten van gronden met houtgewas, voorzover het houtgewas betreft dat hoger opgaat dan 1 m, ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - waardevolle open gebieden waaronder essen'.
  7. het verwijderen van onverharde wegen en paden;
  8. het aanleggen van kuilvoer- en mestplaten buiten het bouwvlak.
3.7.2 Uitzonderingen vergunningplicht     

Het in 3.7.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van de volgende werken en werkzaamheden:

  1. werken en werkzaamheden in het kader van het normale beheer, (agrarisch) gebruik en onderhoud;
  2. werken en/of werkzaamheden welke zijn aangevangen dan wel in uitvoering zijn ten tijde van de inwerkingtreding van het plan;
  3. werken en werkzaamheden binnen het 'bouwvlak';
  4. de aanleg van verharde kavelpaden ter ontsluiting van agrarische gronden;
  5. waarvoor een omgevingsvergunning voor het vellen van een houtopstand benodigd is.
3.7.3 Voorwaarden     

De in 3.7.1 genoemde omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien en voorzover door de werken en werkzaamheden geen onevenredige aantasting ontstaat of kan ontstaan voor:

  1. de bodemstructuur, het bodemniveau en de waterhuishouding;
  2. het reliëfrijke karakter van de bolle akkers;
  3. de aanwezige waarden zoals opgenomen in 3.1.

3.8 Wijzigingsbevoegdheid     

3.8.1 Wijziging vergroting en/of vormverandering bouwvlak     

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigen teneinde het aangeduide 'bouwvlak' te vergroten en/of van vorm te veranderen, mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:

  1. de vergroting of het veranderen van vorm van het bouwvlak mag uitsluitend plaatsvinden indien wordt aangetoond dat door de uitvoering van het initiatief geen toename van stikstofemissie en stikstofdepositie plaatsvindt zoals bedoeld in toename van stikstofemissie en stikstofdepositie;
  2. ingeval van uitbreiding van het bouwvlak dient vooraf advies te worden ingewonnen bij een onafhankelijke deskundige op het gebied van agrarische bouwaanvragen;
  3. er wordt volledig rekening gehouden met de bestaande rechten van in de directe omgeving gelegen bedrijven en woningen en de bedrijven worden niet onevenredig in hun ontwikkelingsmogelijkheden geschaad;
  4. de oppervlakte van het bestaande bouwvlak van een grondgebonden veehouderijbedrijf mag met maximaal 40% worden vergroot, maar mag na vergroting niet meer bedragen dan 2 ha;
  5. de bestaande oppervlakte voor niet-grondgebonden veehouderijbedrijven of veehouderij(takken) mag met maximaal 40% worden vergroot, maar mag niet meer bedragen dan 1 ha;
  6. er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing; de initiatiefnemer dient hiertoe een door het bevoegd gezag goed te keuren inrichtingsplan te overleggen;
  7. er moet een compacte perceelsvorm blijven bestaan;
  8. gebruik van zonnepanelen is geen argument voor vergroting van bouwpercelen;
  9. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de aanwezige waarden zoals opgenomen in 3.1;
  10. de stikstofbepaling zoals deze is opgenomen in 3.5.1 is onverkort van toepassing op deze wijzigingsbevoegdheid.
3.8.2 Wijziging in bestemming 'Bos' of 'Natuur'     

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigen teneinde de bestemming 'Standaardregels ten behoeve van bestemming 'Bos'' of 'Standaardregels ten behoeve van bestemming 'Natuur'' op te nemen, mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:

et initiatief versterkt de bestaande landschapsstructuur en de groene-blauwe dooradering van het landschap en past in het landschapsbeleid van de gemeente en het Gebiedsplan natuur en landschap van de provincie Gelderland;

  1. de bestemmingswijziging komt tot stand op basis van vrijwilligheid;
  2. de belangen van in de omgeving aanwezige functies en waarden mogen niet onevenredig worden geschaad.
3.8.3 Wijziging in bestemming 'Wonen'     

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigen teneinde de bestemming 'Wonen', 'Wonen-1', of 'Wonen -2' op te nemen, mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:

  1. de bestemmingswijziging betreft het (de) voormalige agrarische hoofdgebouw(en), waarin de bedrijfswoning(en) is/zijn gelegen, en de bijbehorende bouwwerken voor het wonen;
  2. de karakteristieke gebouwen dienen te worden gehandhaafd;
  3. in beginsel dient verevening in de vorm van een minimale reductie van 50% van de bebouwde oppervlakte van niet-karakteristieke gebouwen op het bouwvlak te worden gerealiseerd; de bestaande woning en bijbehorende bouwwerken ten behoeve van het wonen worden niet meegerekend en buiten de berekening gelaten;
  4. andere vormen van verevening kunnen bestaan uit een kwaliteitsbijdrage zoals sloop, verkleining van het bouwvlak of een groene invulling, natuurontwikkeling, landschappelijke inpassing, verbetering van de infrastructuur, aanleg van recreatieve voorzieningen of een financiële bijdrage;
  5. de voormalige bestaande agrarische functie mag tot een maximale oppervlakte van 200 m² worden voortgezet ten behoeve van het hobbymatig houden van dieren;
  6. de belangen van in de omgeving aanwezige functies en waarden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  7. er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing; het bevoegd gezag kan om die reden een door hen goed te keuren inrichtingsplan eisen;
  8. de bepalingen in 'Wonen', 'Wonen -1' en 'Wonen -2' zijn van overeenkomstige toepassing.
3.8.4 Wijziging t.b.v. toegelaten hoofdfuncties     

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigen teneinde een bestemming op te nemen die past bij de onderstaande toe te laten functies, teneinde in karakteristieke/ monumentale gebouwen en overige gebouwen een nieuwe hoofdfunctie, toe te staan, mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:

  1. de hoofdfunctie is in Bijlage 2 Toegelaten functies aangeduid met 'H';
  2. er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing; de initiatiefnemer dient hiertoe een door het bevoegd gezag goed te keuren inrichtingsplan te overleggen;
  3. onderstaand is de maximale oppervlakte opgenomen die ten behoeve van de hoofdfunctie mag worden gebruikt, met dien verstande dat nooit meer dan 50% van de bebouwing ten behoeve van de hoofdactiviteit mag worden gebruikt:
    1. dagrecreatie met een oppervlakte van maximaal 750 m2;
    2. zorg met een oppervlakte van maximaal 900 m2;
    3. opslag met een oppervlakte van maximaal 750 m2;
    4. overige nieuwe economische dragers als hoofdfunctie met een oppervlakte van maximaal 750 m2;
    5. in afwijking van het bepaalde onder 1, 2 en 4 geldt, indien het om één gebouw gaat, de oppervlakte van dit gebouw als maximum;
  4. de woonfunctie van de voormalige agrarische bedrijfswoning blijft gehandhaafd;
  5. de vereveningsbijdrage bij karakteristieke/monumentale gebouwen bestaat uit de instandhouding van de karakteristieke/monumentale gebouwen zoals opgenomen in Bijlage 3 Rijksmonumenten, Bijlage 4 Gemeentelijke monumenten en Bijlage 5 Monumenten Inventarisatie Project (MIP) en zoals opgenomen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - rijksmonument' en de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - gemeentelijk monument';
  6. de vereveningsbijdrage bij “overige gebouwen” voor hoofdfuncties met een oppervlak groter dan 350 m2, bestaat uit een kwaliteitsbijdrage zoals sloop, verkleining van het bouwvlak of een groene invulling, natuurontwikkeling, landschappelijke inpassing of verbetering van de infrastructuur;
  7. er moet worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid volgens de normering zoals deze hiervoor is opgenomen in de op het moment van toepassen van deze wijzigingsbevoegdheid geldende 'Beleidsregels parkeernormen Bronckhorst';
  8. parkeren en laden en lossen vinden plaats op eigen erf;
  9. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de verkeersafwikkelingssituatie ter plaatse;
  10. buitenopslag is niet toegestaan;
  11. de belangen van in de omgeving aanwezige functies en waarden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  12. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de aanwezige waarden zoals opgenomen in 3.1.
3.8.5 Wijziging in bestemming 'Recreatie - Verblijfsrecreatie'     

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigen teneinde de bestemming 'Recreatie - Verblijfsrecreatie', zoals opgenomen in Standaardregels ten behoeve van bestemming 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' teneinde recreatieve verblijfsdoeleinden te kunnen toestaan, mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:

  1. de recreatieve verblijfsdoeleinden mogen uitsluitend bestaan uit recreatiewoningen, recreatieappartementen, bed & breakfastvoorzieningen, groepsaccommodaties, trekkershutten tot een maximum van 3 en een kleinschalige horecavoorziening;
  2. de oppervlakte van de recreatieve verblijfsdoeleinden is met een maximale oppervlakte van 750 m² toegelaten, bij voorkeur in bestaande karakteristieke gebouwen; dit is inclusief maximaal 50 m² bebouwing voor kleinschalige horecavoorzieningen;
  3. recreatiewoningen, -appartementen en groepsaccommodaties zijn uitsluitend toegelaten in het kader van een bedrijfsmatige exploitatie ten behoeve van recreatieve doeleinden;
  4. kleinschalige toegestane nieuwbouw moet qua hoogte en maatvoering aansluiten bij de bestaande karakteristieken; de overige niet-karakteristieke bedrijfsgebouwen moeten worden gesloopt;

bij een voormalig agrarisch bedrijf is de oppervlakte en de vorm van het bestemmingsvlak 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' maximaal gelijk aan die van het voormalige bouwvlak;

  1. de initiatiefnemer dient een door het bevoegd gezag goed te keuren bedrijfs- en inrichtingsplan te overleggen; de wijzigingen op het perceel dienen op landschappelijk verantwoorde wijze te worden ingepast;
  2. er vindt verevening plaats om te komen tot een kwaliteitsbijdrage; deze vereveningsbijdrage bestaat uit een kwaliteitsbijdrage zoals sloop, verkleining van het bouwvlak of een groene invulling, natuurontwikkeling, landschappelijke inpassing of verbetering van de infrastructuur;
  3. er is geen sprake van een aanzienlijke verkeersaantrekkende werking;
  4. er moet worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid volgens de normering zoals deze hiervoor is opgenomen in de op het moment van toepassen van deze wijzigingsbevoegdheid geldende 'Beleidsregels parkeernormen Bronckhorst';
  5. de belangen van in de omgeving aanwezige functies en waarden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  6. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de aanwezige waarden zoals opgenomen in 3.1.
3.8.6 Wijziging zonne-energieproductie voor derden     

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigen in de bestemming 'Bedrijf - Nutsvoorziening' met de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - solarpark' met het doel het realiseren van grondgebonden zonne-installaties waarvan de energieproductie wordt afgenomen door derden, mits:

  1. de oppervlakte van het bouwvlak niet wordt vergroot;
  2. bestaande bedrijfsgebouwen worden gesloopt m.u.v. de bedrijfswoning, 150 m2 aan bijbehorende bouwwerken, monumentale- en karakteristieke gebouwen;
  3. de zonne-installaties uitsluitend binnen het bouwvlak zijn gesitueerd;
  4. de bouwhoogte van de zonne-installaties maximaal 3 m is;
  5. er sprake is van een goede landschappelijke inpassing;
  6. de belangen van in de omgeving aanwezige functies en waarden niet onevenredig worden geschaad.

Artikel 4 Bedrijf     

4.1 Bestemmingsomschrijving     

4.1.1 Algemene bestemmingsomschrijving     

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. uitoefening van een niet-agrarisch bedrijf zoals opgenomen in de tabel in 4.1.2 onder a;
  2. een geluidswerende voorziening in de vorm van een aarden wal ter plaatse van de aanduiding 'geluidwal';
  3. geluidwerende voorzieningen ter plaatse van de aanduidingen'specifieke vorm van bedrijf - geluidscherm 1' en 'specifieke vorm van bedrijf - geluidscherm 2;
  4. detailhandel in zelfvervaardigde en/of voortgebrachte producten;
  5. instandhouding van waardevolle bebouwingskenmerken en -elementen van de ter plaatse voorkomende karakteristieke/monumentale bebouwing, zoals opgenomen in Bijlage 3 Rijksmonumenten, Bijlage 4 Gemeentelijke monumenten en Bijlage 5 Monumenten Inventarisatie Project (MIP) alsmede ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - gemeentelijk monument' en de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - rijksmonument';
  6. parkeervoorzieningen;
  7. groenvoorzieningen;
  8. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  9. nutsvoorzieningen;
  10. aan huis verbonden activiteit;
  11. een parkeerterrein uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein';
  12. grondgebonden zonnepanelen en daarmee gelijk te stellen voorzieningen voor de opwekking van duurzame energie uitsluitend binnen het bestemmingsvlak en ten behoeve van de eigen energievoorziening;

één en ander met de bijbehorende voorzieningen en overeenkomstig de in 4.1.2 opgenomen nadere detaillering van de bestemmingsomschrijving.

4.1.2 Nadere detaillering van de bestemmingsomschrijving     

In het onderstaande is een nadere detaillering opgenomen van het bepaalde in 4.1.1:

a Niet-agrarische bedrijven     

Ter plaatse van de in onderstaande tabel opgenomen aanduidingen zijn de onder 'Aard van de bedrijvigheid' opgenomen functies toegestaan. Daarnaast dient voldaan te worden aan de overige bepalingen in de tabel, behorend bij de betreffende aanduiding. De aangegeven oppervlakte is exclusief de oppervlakte van de bedrijfswoning(en) en de daarbij behorende bouwwerken.

Aanduiding Adres

Aard van de bedrijvigheid Maximaal toegestane oppervlakte in m2 Opmerking
specifieke vorm van bedrijf - 1 Keijenborgseweg 3-3a Zelhem aannemersbedrijf 590 + 70 buitenopslag -
specifieke vorm van bedrijf - 2 Keijenborgseweg 13a Zelhem aannemersbedrijf 735 + 1000 buitenopslag -
specifieke vorm van bedrijf - 3 Hummeloseweg 85 Zelhem mengvoederbedrijf met 'kantoor' 4271 + 300 buitenopslag -
specifieke vorm van bedrijf - 4 Hoegenstraat 3 Zelhem garagebedrijf en verkoop van auto's 307 + 150 buitenstalling -
specifieke vorm van bedrijf - 5 Kruisbergseweg 31-33 Zelhem poelier 300 -
specifieke vorm van bedrijf - 6 Halseweg 59b Halle glaszet- en schildersbedrijf met ondergeschikte detailhandel 407 -
specifieke vorm van bedrijf - 7 Halle-Nijmanweg 9 Halle garagebedrijf

252 -
specifieke vorm van bedrijf - 8 Meeneweg 25b en c Zelhem aannemersbedrijf 675 -
specifieke vorm van bedrijf - 9 Berkendijk 2 Zelhem reparatie- en montagebedrijf melkwinning 795 -
specifieke vorm van bedrijf - 10 Wassinkbrinkweg 11 Zelhem groenrecycling 322 + 20000 grond- en groenopslag -
specifieke vorm van bedrijf - 11 Boeyinkweg 4 Zelhem graan- en brandstoffenhandel 1265 -
specifieke vorm van bedrijf - 12 Nijmansedijk 14-14a Zelhem reparatie- en verkoopbedrijf in landbouwmachines en -werktuigen 861 + 3000 buitenstalling -
specifieke vorm van bedrijf - 13 Halseweg 58 Halle landbouwmechanisatiebedrijf en verhuur 1375 + 3100 buitenstalling -
specifieke vorm van bedrijf - 14 Tulnersweg 8-8a Halle grondverzet- en transportbedrijf 653 + 800 grondopslag + 1600 buitenstalling -
specifieke vorm van bedrijf - 15 Aaltenseweg 20 Zelhem houtvezelbedrijf 1337 + 2250 buitenstalling -
specifieke vorm van bedrijf - 16 Meeneweg 14 Zelhem bouwadviesbureau 350 -
specifieke vorm van bedrijf - 17 Halseweg 48-48a Halle aannemersbedrijf kabels en leidingen 414 + 1500 buitenopslag -
specifieke vorm van bedrijf - 18 Nijmansedijk 26 Halle installatiebedrijf 1400 -
specifieke vorm van bedrijf - 19 Meeneweg 13 Zelhem handelsonderneming in bodemverbeterende producten en spuitzand en de opslag van groenafval. 500 + 250 buitenopslag opslag binnen keerwanden bedraagt max. 3 m hoogte
specifieke vorm van bedrijf - 20 Zanddijk 1 en 1a Halle fouragehandel 275 + 700 buitenstalling -
specifieke vorm van bedrijf - 21 Bielemansdijk 42-42a Halle agrarisch loonbedrijf, grondverzetbedrijf en machinebouw- en landbouwmechanisatiebedrijf 1375 + 800 grondopslag + 1300 buitenstalling -
specifieke vorm van bedrijf - 22 Pluimersdijk 23-23a Halle garagebedrijf en verkoop van auto's 170 + 200 buitenstalling -
specifieke vorm van bedrijf - 23 Kruisbergseweg 12a Zelhem verkooppunt motorbrandstoffen met lpg 91 -
specifieke vorm van bedrijf - 24 Oude Maatje 1 Halle aannemersbedrijf 200 -
specifieke vorm van bedrijf - 25 Lageweg 12 Zelhem aannemersbedrijf en houtzagerij 2001 + 4500 buitenopslag -
specifieke vorm van bedrijf - 26 Pluimersdijk 21-21a-21B Halle aannemersbedrijf 980 + 550 buitenopslag -
specifieke vorm van bedrijf - 27 Ruurloseweg 25 Zelhem aannemersbedrijf 4074 + 9000 buitenopslag -
specifieke vorm van bedrijf - 28 Marssestraat 1 en 3 Halle aannemersbedrijf 564 + 2100 buitenopslag -
specifieke vorm van bedrijf - 29 Halseweg 39/Jolinkdijk 2 Halle garagebedrijf met verkooppunt motorbrandstoffen en verkoop van auto's 1150 + 1430 buitenstalling -
specifieke vorm van bedrijf - 30 Halseweg 42-42a-42B en 42C Zelhem garagebedrijf en verkoop van auto's en quads, verkoop van aanverwante artikelen zoals onderdelen en accessoires 260+ 300 buitenstalling -
specifieke vorm van bedrijf - 31 Keijenborgseweg 28a Zelhem aannemersbedrijf 210 -
specifieke vorm van bedrijf - 32 Nijmansedijk 12-12a Zelhem garagebedrijf en verkoop van auto's 625 + 500 buitenstalling -
specifieke vorm van bedrijf - 33 Broekstraat 17 Hummelo kantoor, tuinarchitect en groothandel in bouwmaterialen 625 geen dienstwoning toegestaan
specifieke vorm van bedrijf - 34 Ruurloseweg 35a-37 Zelhem garagebedrijf en verkoop van auto's 1472 + 2100 buitenstalling -
specifieke vorm van bedrijf - 35 Halle-Nijmanweg 18 Halle opslag 1130 -
specifieke vorm van bedrijf - 36 Zieuwentweg 7 Halle aannemersbedrijf 500 -
specifieke vorm van bedrijf - 36 Zieuwentweg 7 Halle aannemersbedrijf 500 -
specifieke vorm van bedrijf - 37 Halle-Heideweg 16 Halle 1) detailhandel in huishoudelijke artikelen, tuinmeubelen, kachels

2) smederij
1) 1482

2) 689
-
specifieke vorm van bedrijf - 38 Heurneweg 6-6a Halle aannemersbedrijf 120 + 279 buitenopslag -
specifieke vorm van bedrijf - 39 Bielemansdijk 22-22a Halle agrarisch loonbedrijf 2037 -
specifieke vorm van bedrijf - 40 Heisterboomsdijk 20 Halle grondverzetbedrijf 339 + 550 buitenstalling -
specifieke vorm van bedrijf - 41 Stuivezandweg 1-1a Halle garagebedrijf 170 -
specifieke vorm van bedrijf - 42 Velswijkweg 54 Zelhem agrarisch loonbedrijf 1238 + 200 grondopslag + 500 buitenstalling -
specifieke vorm van bedrijf - 43 Hummeloseweg 68 Zelhem agrarisch loonbedrijf 1317 + 200 grondopslag + 200 buitenopslag -
specifieke vorm van bedrijf - 44 Hummeloseweg 57 Zelhem aannemersbedrijf 450 -
specifieke vorm van bedrijf - 45 Doetinchemseweg 82 Zelhem agrarisch loonbedrijf 869 + 3500 buitenopslag -
specifieke vorm van bedrijf - 46 Hummeloseweg 73-73a Zelhem bedrijfswoning bij mengvoederbedrijf - -
specifieke vorm van bedrijf - 47 Varsseveldseweg 3-3a Halle handelsbedrijf in zaagsel en aanverwante artikelen/ klusbedrijf 376 -
specifieke vorm van bedrijf - 48 Wiekenweg 5 Zelhem opslagruimte en caravanstalling 820 -
specifieke vorm van bedrijf - 49 Halle-Heideweg 11-11a-11b Halle aannemersbedrijf 1135 + 550 buitenopslag + 50 zand- en grindopslag
specifieke vorm van bedrijf - 50 Pluimersdijk 25-25a Halle agrarisch loonbedrijf en reparatiebedrijf landbouwwerktuigen 986 + 800 grondopslag -
specifieke vorm van bedrijf - 51 Beekstraat 1b en 1d Toldijk handelsonderneming in tweedehands tractoren, tuin- en parkmachines, landbouwwerktuigen en onderdelen, inclusief (de)montage en reparatie, watersaneringsbedrijf 1659 + 7250 buitenopslag (tot 3 m hoogte) stalling van machines en landbouwwerktuigen, mits niet gestapeld, zijn uitgezonderd van deze maximale opslaghoogte
specifieke vorm van bedrijf - 52 Broekstraat 11 en 11a Baak camperverhuur-, -stal- en herstelbedrijf 397 -
specifieke vorm van bedrijf - 53 Covikseweg 2a Steenderen houtopslag met kantoor 400 -
specifieke vorm van bedrijf - 54 Covikseweg 3-3a Steenderen loon-, sloop-, puinbreek-, groen- en grondverzetbedrijf 4475 + 6000 buitenopslag (tot 4 m hoogte) -
specifieke vorm van bedrijf - 55 Covikseweg 10 Steenderen landbouwmechanisatiebedrijf en akkerbouw 1520 -
specifieke vorm van bedrijf - 56 Dollemansstraat 1 Baak opslag en werkplaats 330 -
specifieke vorm van bedrijf - 57 Dr. Alfons Ariënsstraat 39a Steenderen hoveniersbedrijf 173 -
specifieke vorm van bedrijf - 58 Dr. Alfons Ariënsstraat 44a Steenderen installatiebedrijf 330 -
specifieke vorm van bedrijf - 59 Tolstraat 3-5 Drempt fouragehandel met caravanstalling 1920 -
specifieke vorm van bedrijf - 60 Hardsteestraat 14 Toldijk handelonderneming in accu's en batterijen 148 -
specifieke vorm van bedrijf - 61 Hoogstraat 29 Toldijk meubelmaker + planetarium 653 -
specifieke vorm van bedrijf - 62 Kruisbrinkseweg 20 Toldijk timmerwerkplaats 262 -
specifieke vorm van bedrijf - 63 Muizengatweg 3 Toldijk zand-, grind- en fouragehandel 178 -
specifieke vorm van bedrijf - 64 Prinsenmaatweg 2 Rha aannemer 283 -
specifieke vorm van bedrijf - 65 Rhabergseweg 9 Rha bierbrouwerij, rondleidingen t.b.v. de brouwerij en ondersteunende horeca 530 -
specifieke vorm van bedrijf - 66 Rozenstraat 11-13 Baak adviesbureau en opslag voor energie-opwekking en energieverbruik 1420 -
specifieke vorm van bedrijf - 67 Beekstraat 1 en 1a Toldijk het bewerken van metaal t.b.v. de productie van motorchassis en crossmotorenonderdelen 500 -
specifieke vorm van bedrijf - 68 Toverstraat 12 Baak rietdekkersbedrijf 1045 -
specifieke vorm van bedrijf - 70 Veerweg 4 Bronkhorst veerboot met opslag brandstof en hobbymatig agrarische activiteit 560 -
specifieke vorm van bedrijf - 71 Zutphen-Emmerikseweg 6 Toldijk kapperszaak 94 -
specifieke vorm van bedrijf - 72 Zutphen-Emmerikseweg 9 Toldijk opslag beregening en bronbemaling 750 + 26 trafo -
specifieke vorm van bedrijf - 73 Zutphen-Emmerikseweg 13b Toldijk kantoor, showroom pomptechniek, opslag beregening en bronbemaling 1165 + 525 m2 buitenopslag, stalling en/of grondopslag -
specifieke vorm van bedrijf - 74 Zutphen-Emmerikseweg 17 Toldijk bouwmarkt 1149 -
specifieke vorm van bedrijf - 75 Zutphen-Emmerikseweg 75b en 77a Baak onderhoud en reparatie van motoren, motorvoertuigen en andere gemotoriseerde apparaten; proefdraaien van verbrandingsmotoren; groothandel in (vis)boten 4160 -
specifieke vorm van bedrijf - 76 Zutphen-Emmerikseweg 83a Baak hoveniersbedrijf 375 -
specifieke vorm van bedrijf - 77 Broekstraat 1 Hummelo landbouwmechanisatiebedrijf en verkoop aanverwante artikelen 4647 -
specifieke vorm van bedrijf - 79 Broekstraat 3, 5-5a Hummelo garage en schadeherstelbedrijf 667 -
specifieke vorm van bedrijf - 80 Broekstraat 7 Hummelo bedrijfswoning

0 -
specifieke vorm van bedrijf - 81 Broekstraat 10 Hummelo loon-, sloop en grondverzetbedrijf 1153 -
specifieke vorm van bedrijf - 82 Broekstraat 9-9a, 11 Hummelo metaaltechniek 1555 -
specifieke vorm van bedrijf - 83 Broekstraat 17 Hummelo tuinarchitect en kwekerij 456 -
specifieke vorm van bedrijf - 84 Eldrikseweg 16-18 Laag-Keppel loonbedrijf 1898 -
specifieke vorm van bedrijf - 85 Eldrikseweg naast nr. 17 Laag-Keppel onderdeel van loonbedrijf nr. 16-18 (specifieke vorm van bedrijf - 84) 299 -
specifieke vorm van bedrijf - 86 H. Remmelinkweg 15-15a Drempt transportbedrijf 456 -
specifieke vorm van bedrijf - 87 Horstweg 2 Hummelo transportbedrijf en paardenfokkerij  997 -
specifieke vorm van bedrijf - 89 Molenweg 38-38a Drempt diervoederbedrijf met kantoor 4295 -
specifieke vorm van bedrijf - 90 Prinsenweg 18 Hoog-Keppel aardappelverwerkende industrie 1500 + 40 trafo -
specifieke vorm van bedrijf - 91 Rijksweg 40b Drempt tankstation met vulpunt

ter plaatse van de aanduiding 'vulpunt'
238 -
specifieke vorm van bedrijf - 92 Torenallee 8 Hummelo installatiebedrijf zonwering met showroom, tuindecoratie 319 -
specifieke vorm van bedrijf - 93 Veenweg 2 Drempt bouwbedrijf 439 -
specifieke vorm van bedrijf - 94 Zelhemseweg 14 Hummelo timmerbedrijf 992 -
specifieke vorm van bedrijf - 95 Zomerweg 54 Drempt loodgieter- en installatiebedrijf 268 -
specifieke vorm van bedrijf - 96 Hoogstraat 46-48/Beekstraat 13 Toldijk 1) zorgboerderij (agrarische doeleinden)

2) zorgunits en ontmoetingsruimte (max. 3)

3) recreatie (kleinschalig kampeerterrein)met max. 30 mobiele kampeermiddelen en aanverwante recreatieve activiteiten)

4) detailhandel (plattelandswinkel)

5) ondersteunende horeca

6) buitenopslag
1) 880

2) 336

3) 156

4) 24

5) 50

6) 100
-
specifieke vorm van bedrijf - 97 Hoogstraat 32 Toldijk loonwerkbedrijf 985 -
specifieke vorm van bedrijf - 98 Doetinchemseweg 79 Zelhem hoveniersbedrijf 565
specifieke vorm van bedrijf - 99 Zutphen-Emmerikseweg 44 Baak pottenbakkerij 60 -
specifieke vorm van bedrijf - 100 Zutphen-Emmerikseweg 46 Baak detailhandel/installateur 500 -
specifieke vorm van bedrijf - 101 Zutphen-Emmerikseweg 48 Baak cateringbedrijf 100 -
specifieke vorm van bedrijf - 102 Jonker Emilweg 9-11 Hoog-Keppel grafisch kantoor 375 -
specifieke vorm van bedrijf - 103 Loenhorsterweg 3 Hummelo loonbedrijf 928 -
specifieke vorm van bedrijf - 104 Rozegaarderweg 9 Hummelo loon- en spuitbedrijf 640 -
specifieke vorm van bedrijf - 105 Spalderkampseweg 1 Hummelo kantoor 331 -
specifieke vorm van bedrijf - 108 Rozenstraat ong. Baak buitenopslag tarragrond 4000 -
specifieke vorm van bedrijf - 111 Zutphen-Emmerikseweg 99 Baak kantoor, stalling en opslag 240 -
specifieke vorm van bedrijf - 112 bedrijfsperceel gelegen tussen Zutphen-Emmerikseweg nummer 99 en 101 Baak aannemer en opslag 2350 -
specifieke vorm van bedrijf - 113 Vordenseweg ong. Baak opslag van landbouwproducten en opslag t.b.v. horeca en evenementen 565 -
specifieke vorm van bedrijf - 114 Hoogstraat 6 Toldijk ecologisch bouwbedrijf 195 -
specifieke vorm van bedrijf - 115 Hoogstraat 8 Toldijk restauratie van (kerk)klokken en carillons 183 + 100 buitenopslag (tot 2 m hoogte) -
specifieke vorm van bedrijf - 116 Hoogstraat 12 Toldijk timmerbedrijf 135 -
specifieke vorm van bedrijf - 117 Zutphen-Emmerikseweg nabij nr. 17 Toldijk tankstation 124 -
specifieke vorm van bedrijf - 118 Toverstraat 5 Baak aannemer 860 -
specifieke vorm van bedrijf - 119 Dorpsstraat 6 Wichmond bakkerij 354 -
specifieke vorm van bedrijf - 120 Dorpsstraat 28 Wichmond advieskantoor voor energieopslag-systemen en werkplaats met bijbehorende opslag 1233 -
specifieke vorm van bedrijf - 121 Kremersdijk 5 Hengelo 1) caravanstalling

2) natuurmuseum
1) 2123

2) 350
-
specifieke vorm van bedrijf - 122 De Houtwal 4-4A Vorden tegelzet-bedrijf, kantoor, opslag 259 -
specifieke vorm van bedrijf - 123 Koekoekstraat 5 Vierakker timmerfabriek 1978 -
specifieke vorm van bedrijf - 124 Lankhorsterstraat 13-17 Wichmond veevoederhandel

1360 -
specifieke vorm van bedrijf - 125 Lankhorsterstraat 18 Wichmond timmerfabriek

601 -
specifieke vorm van bedrijf - 126 Lankhorsterstraat 28 Wichmond garagebedrijf

500 -
specifieke vorm van bedrijf - 127 Lekkebekje 4 Vorden

hoveniersbedrijf

307 -
specifieke vorm van bedrijf - 128 Lindeseweg 2 Vorden

kantoor-, ontvangstruimte en werkplaats

473 -
specifieke vorm van bedrijf - 129 Hamsveldseweg 6 Vorden bestratingsbedrijf en kwekerij 77 -
specifieke vorm van bedrijf - 130 Lindeseweg 26 Vorden aannemersbedrijf 1031 -
specifieke vorm van bedrijf - 131 Onsteinseweg 20 Vorden

wegenbouwbedrijf

1890 -
specifieke vorm van bedrijf - 132 Ruurloseweg 42 Vorden

opslag bouwmaterialen

563 -
specifieke vorm van bedrijf - 133 Ruurloseweg 118 Vorden

kunststof kozijnen e.d.

500 -
specifieke vorm van bedrijf - 134 Schuttestraat 9-11 Vorden

timmer- en aannemersbedrijf

670 -
specifieke vorm van bedrijf - 135 Strodijk 4 Vorden

hoveniersbedrijf

787 -
specifieke vorm van bedrijf - 136 Vierakkersestraatweg 28 Vierakker

schildersbedrijf

354 -
specifieke vorm van bedrijf - 137 Wiersserbroekweg 5 Vorden

lokale omroep

405 -
specifieke vorm van bedrijf - 138 IJselweg 4-6 Vierakker aannemersbedrijf 500 -
specifieke vorm van bedrijf - 139 IJselweg 13 Vierakker theetuin met horeca, atelier, vergaderaccommodatie, 2 recreatiewoningen, paardenstal 650 horeca max. 50 m2
specifieke vorm van bedrijf - 140 Zutphenseweg 125 Vorden

veevoederhandel 959 -
specifieke vorm van bedrijf - 141 Deldenseweg 13 Vorden loonwerkbedrijf

1058 -
specifieke vorm van bedrijf - 142 Joostinkweg 12 (en 12a) Vorden loonwerkbedrijf, bosbouw, sloop- en straatwerk

1349 -
specifieke vorm van bedrijf - 143 Kapelweg 8-8A Vorden

loon- en grondverzetbedrijf

1087 -
specifieke vorm van bedrijf - 144 Onsteinseweg 2 Vorden loonwerkbedrijf 2694 -
specifieke vorm van bedrijf - 145 Baakseweg 2 Vorden

timmerbedrijf

482 -
specifieke vorm van bedrijf - 146 Kostedeweg 10 Vorden

partyservice

375 -
specifieke vorm van bedrijf - 147 Joostinkweg 6 Vorden

klussenbedrijf

204 -
specifieke vorm van bedrijf - 148 Wildenborchseweg 21 Vorden

metaalbewerkingsbedrijf

65 -
specifieke vorm van bedrijf - 149 Baakseweg 1a Vorden kantoor-, ontvangstruimte + werkplaats

666 -
specifieke vorm van bedrijf - 150 Lankhorsterstraat 25 Wichmond hoveniersbedrijf

2027 -
specifieke vorm van bedrijf - 151 Zelledijk 9 Vorden

bosbouwbedrijf 362 buitenopslag max. 86 m2, hoogte max. 2 m
specifieke vorm van bedrijf - 152 Vierakkersestraatweg 11 Vierakker

autohandel, autoreparatie- en aannemersbedrijf

108 max. 15 auto's ten behoeve van de verkoop
specifieke vorm van bedrijf - 153 Hilverinkweg 1 Vorden kantoor en opslag 162 -
specifieke vorm van bedrijf - 154 Zutphenseweg 99 Vorden

timmerbedrijf

200 -
specifieke vorm van bedrijf - 155 Enzerinckweg 4 Vorden

las- en constructiebedrijf

150 -
specifieke vorm van bedrijf - 156 Banninkstraat 24 Hengelo

garagebedrijf

1125 -
specifieke vorm van bedrijf - 157 Beekstraat 5 Hengelo aannemersbedrijf 614 -
specifieke vorm van bedrijf - 158 Berendschotstraat 8-8a Hengelo aannemersbedrijf 500 -
specifieke vorm van bedrijf - 159 Branderhorstweg 5 Keijenborg

tuinbouwmechanisatiebedrijf

1200 -
specifieke vorm van bedrijf - 160 Handwijzersdijk 3 Hengelo rondhoutbedrijf 279 buitenopslag max. 2500 m2, hoogte max. 4 m
specifieke vorm van bedrijf - 161 Hazenhutweg 2-2a Hengelo veevoederhandel 898 -
specifieke vorm van bedrijf - 162 Hengelosestraat 2 Keijenborg metaalwarenbedrijf/smederij/vuurwerkverkoop 1504 detailhandel tot max. 150 m2 waaronder vuurwerkverkoop
specifieke vorm van bedrijf - 163 Kieftendorp 11-13 Hengelo tweewielerbedrijf 2160 -
specifieke vorm van bedrijf - 164 Kloosterweg 2 Hengelo aannemersbedrijf 575 -
specifieke vorm van bedrijf - 165 Wichmondseweg 59 Hengelo aannemersbedrijf 410 -
specifieke vorm van bedrijf - 166 Rondweg 2a Hengelo hoveniersbedrijf 847 -
specifieke vorm van bedrijf - 168 Rijnweg 24 Hengelo reparatie elektrische apparatuur 53 -
specifieke vorm van bedrijf - 169 Sarinkdijk 6 Hengelo

voegers- en straalbedrijf

355 -
specifieke vorm van bedrijf - 170 Steenderenseweg ong. (tegenover nr. 4) Hengelo machinehandel

108 -
specifieke vorm van bedrijf - 171 Steenderenseweg 11 Hengelo detailhandel in land- en tuinbouwbenodigdheden

864 buitenopslag max. 800 m2 en 2 m hoog
specifieke vorm van bedrijf - 172 Uilenesterstraat 10a Keijenborg aannemersbedrijf 775

buitenopslag max.1600 m2 en 4 m hoog
specifieke vorm van bedrijf - 173 Uilenesterstraat 29 Keijenborg

zeilmakerij 601 -
specifieke vorm van bedrijf - 174 Varsselseweg 49, 49A en 49B Hengelo grondverzetbedrijf/sloop- en straatwerkbedrijf 2959 buitenopslag, stalling en/of grond

opslag is max. 14.000 m2, 31.000 m3 en 4 m hoog
specifieke vorm van bedrijf - 175 Veldhoekseweg 2-2a Hengelo garagebedrijf 470 -
specifieke vorm van bedrijf - 176 Wichmondseweg 23-23a Hengelo zeilmakerij, groothandel in windbreekgaas en handel in landbouwfolie 675 -
specifieke vorm van bedrijf - 177 Kervelseweg 23 Hengelo hoveniersbedrijf/boo mkwekerij en composteerinrichting 1227 buitenopslag max. 3538 m2, max. 3 m hoog
specifieke vorm van bedrijf - 178 Rondweg 8 Hengelo



boomkwekerij 673 -
specifieke vorm van bedrijf - 179 Oude Varsselseweg 9 Hengelo

loonwerkbedrijf 881 -
specifieke vorm van bedrijf - 180 Scharfdijk 2/2a Hengelo loonwerkbedrijf en akkerbouw 1160 -
specifieke vorm van bedrijf - 181 Sletterinkdijk 1 Hengelo loonwerkbedrijf 567 -
specifieke vorm van bedrijf - 182 Slotsteeg 9 Hengelo loonwerkbedrijf 1238 -
specifieke vorm van bedrijf - 183 Heideweversweg 4-4a-4b Hengelo loonwerkbedrijf 1320 -
specifieke vorm van bedrijf - 184 Baaksevoetpad 3 Hengelo voegers- metselbedrijf 267 -
specifieke vorm van bedrijf - 185 Bronkhorsterstraat 9 Hengelo vijverhandel/tuincen trum 540 -
specifieke vorm van bedrijf - 186 Hogenkampweg 32 Hengelo transportbedrijf 527 -
specifieke vorm van bedrijf - 187 Hogenkampweg 6 Keijenborg voegers- metselbedrijf 376 -
specifieke vorm van bedrijf - 188 Kervelseweg 25 Hengelo opslag bouwmaterialen en montage electrische apparatuur/schildersbedrijf 374 -
specifieke vorm van bedrijf - 189 Slotsteeg 18 Hengelo garagebedrijf, autobanden 370 -
specifieke vorm van bedrijf - 190 Vordenseweg 80 Hengelo caravanstalling,

logiesaccommodatie/ruimte natuur- en

milieu-educatie en daaraan gelieerde kleinschalige horeca
600 -
specifieke vorm van bedrijf - 191 Meeninklaan 3 Hengelo caravanstalling 425 -
specifieke vorm van bedrijf - 192 Broekweg 5 Hengelo catering 59 -
specifieke vorm van bedrijf - 193 Ruurloseweg ongenummerd opslag 20 hoogte max. 4,50 m
specifieke vorm van bedrijf - 194 Bekveldseweg 5-5A Hengelo kinderboerderij 410 -
specifieke vorm van bedrijf - 195 Lankhorsterstraat 5 Hengelo groenaannemingsbedrijf en loonwerk 1890 -
specifieke vorm van bedrijf - 196 Stellingweg 2 Hengelo (semi) agrarisch/landbouw verwant bedrijfsverzamelgebouw, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel uitgesloten' er geen detailhandel is toegestaan 3700 -
specifieke vorm van bedrijf - 197 Koekoekstraat 17 Vierakker bemiddelingsbureau voor personeelsdiensten in combinatie met een bedrijf voor beheer van onroerend goed 200 geen buitenopslag
specifieke vorm van bedrijf - 198 Ganzensteeg 7 Vorden 1) ICT- en yogacursussen 2) één recreatiewoning 1) 80

2) 35
-
specifieke vorm van bedrijf - 199 Hesselinkdijk 3 Hengelo caravanstalling 1200 waarvan maximaal 360 m2 voor verkoopruimte; buitenstalling en buitenverkoop zijn niet toegestaan
specifieke vorm van bedrijf - 200 Schuttestraat 20 Vorden meubelmakerij 370 -
specifieke vorm van bedrijf - 201 IJselweg 5 Vierakker electrische apparatuur 200 -
specifieke vorm van bedrijf - 202 Koekoekstraat 8 Vierakker timmer - en stratenmakersbedrijf en laswerkzaameheden 350 -
specifieke vorm van bedrijf - 203 Varsselseweg 47 Hengelo aannemersbedrijf 495 -
specifieke vorm van bedrijf - 204 Krommedijk 2 Hengelo hoveniersbedrijf 108 -
specifieke vorm van bedrijf - 205 Hogenkampweg 12 Keijenborg klompenmakerij 300 -
specifieke vorm van bedrijf - 206 Boshuisweg 8 Vierakker 1) dag- en verblijfsrecreatie (het hele jaarrond maximaal 13 Beter Boshuis Bed eenheden en 12 mobiele kampeerplaatsen waarvan 1 trekkershut van maximaal 16 m2)

2) kinderopvang (25 opvangplaatsen)

3) slechtsweeraccomodatie /opslag tenthuizen

4) opslag werkplaats voor recreatie en agrarische nevenfuncties

5) recreatieruimte, ondersteunende horeca cursusaccommodatie

6) detailhandel in ter plaatse vervaardigde of bewerkte producten

7) sanitaire voorzieningen
1) 445

2) 400

3) 375

4) 218

5) 97

6) 25

7) 60
-
specifieke vorm van bedrijf - 207 Vierakkersestraatweg 19A Vierakker het uitoefenen van bedrijf in opbouw van campers alsmede inbouw van bijbehorende accessoires en verkoop-/verhuurbedrijf van campers 456 -
specifieke vorm van bedrijf - 208 Vierakkersestraatweg 19B Vierakker het vervaardigen en ontwerpen van medische instrumenten/precisie-instrumenten en orthopedische artikelen 176 -
specifieke vorm van bedrijf - 209 Vierakkersestraatweg 19C Vierakker het uitoefenen van een straalbedrijf 432 -
specifieke vorm van bedrijf - 210 Ruurloseweg 80-80B-80C Hengelo 1) kantooractiviteiten ten dienste van en ondergeschikt aan de toegelaten bedrijfsactiviteiten zoals omschreven in de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 211'

2) parkeervoorzieningen
1) ter plaatse van de aanduiding bedrijfswoning, alsmede ter plaatse van het bouwvlak van de bedrijfsgebouwen geldt geen maximum



2) geen maximum
-
specifieke vorm van bedrijf - 211 Ruurloseweg 80A Hengelo vervaardiging, bewerking en opslag van metaalwarenproducten alsmede kantoordoeleinden ten dienste van en ondergeschikt aan de toegelaten bedrijfsactiviteiten, alsmede parkeervoorzieningen 21.065 voor 'specifieke vorm van bedrijf - 211' en 'specifieke vorm van bedrijf - 255' gezamenlijk ter plaatse van 'specifieke vorm van bedrijf - 211', 'specifieke vorm van bedrijf - 219' en 'specifieke vorm van bedrijf - 255' en 'specifieke vorm van bedrijf - 256' is buitenopslag toegestaan met een oppervlakte van in totaal maximaal 200 m2 en een hoogte van maximaal 4 m, bij 'specifieke vorm van bedrijf - 219' zijn tevens 2 gastanks van 8 meter hoog toegestaan
specifieke vorm van bedrijf - 212 Heerlerweg 15 Vierakker technische dienstverlening; ontwerpen, calculeren, administratie, faciliteren van las- en VCA-opleidingen 400 -
specifieke vorm van bedrijf - 255 Ruurloseweg 80A Hengelo 1) kantooractiviteiten ten dienste van en ondergeschikt aan de toegelaten bedrijfsactiviteiten zoals omschreven in de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 211'

2) parkeervoorzieningen
21.065 voor 'specifieke vorm van bedrijf - 211' en 'specifieke vorm van bedrijf - 255' gezamenlijk ter plaatse van 'specifieke vorm van bedrijf - 211', 'specifieke vorm van bedrijf - 219', 'specifieke vorm van bedrijf - 255' en 'specifieke vorm van bedrijf - 256' is buitenopslag toegestaan met een oppervlakte van in totaal maximaal 200 m2 en een hoogte van maximaal 4 m, bij 'specifieke vorm van bedrijf - 219' zijn tevens 2 gastanks van 8 meter hoog toegestaan
specifieke vorm van bedrijf - 256 Ruurloseweg 80A Hengelo 1) groen- voorzieningen

2) parkeer- voorzieningen

Beide ten behoeve van de bedrijfsactiviteiten zoals omschreven in de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 211'
- ter plaatse van 'specifieke vorm van bedrijf - 211', 'specifieke vorm van bedrijf - 219', 'specifieke vorm van bedrijf - 255' en 'specifieke vorm van bedrijf - 256' is buitenopslag toegestaan met een oppervlakte van in totaal maximaal 200 m2 en een hoogte van maximaal 4 m, bij 'specifieke vorm van bedrijf - 219' zijn tevens 2 gastanks van 8 meter hoog toegestaan

b Bedrijfsactiviteiten     
  1. De gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 219' zijn bestemd voor installaties en voorzieningen ten behoeve van de bedrijfsactiviteiten zoals hierboven vermeld onder 'specifieke vorm van bedrijf - 211', opslag-, los- en laadplaatsen alsmede groen- en parkeervoorzieningen;
  2. de gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 220' zijn uitsluitend bestemd voor groenvoorzieningen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde als genoemd in 4.2.6 onder c.
c Buitenopslag, stalling en grondopslag     
  1. De oppervlakte voor buitenopslag, stalling en/of grondopslag is maximaal 100 m2 en 2 meter hoog tenzij anders aangegeven in de tabel in 4.1.2 onder a;
  2. een grotere oppervlakte is uitsluitend toegestaan na verlening van omgevingsvergunning, zoals opgenomen in 4.6.2;
  3. daar waar de functieaanduiding 'opslag' is opgenomen is buitenopslag alleen ter plaatse van de functieaanduiding toegestaan;
  4. binnen het bestemmingsvlak met de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 174' is ter plaatse van de functieaanduiding 'opslag' de opslag alleen toegestaan, indien gelijktijdig de aangrenzende geluidwal en de afschermende beplanting binnen de functieaanduiding 'geluidwal' conform een door burgemeester en wethouders goedgekeurd beplantingsplan worden gerealiseerd en instandgehouden;
  5. binnen het bestemmingsvlak met de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 180' is ter plaatse van de functieaanduiding 'opslag' alleen buitenopslag toegestaan;
  6. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 119' en de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 120' is buitenopslag alleen toegestaan achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw;
  7. ter plaatse van de de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - opslag 1' is buitenopslag van eigen (vervaardigde) producten toegestaan tot een hoogte van 1,6 m';
  8. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - opslag 2' is buitenopslag van constructiematerialen/grove materialen toegestaan tot een hoogte van 4m';
  9. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - opslag 3' is de buitenopslag van eigen (vervaardigde) producten toegestaan tot een hoogte van 4 m'.
d Detailhandel     

Er vindt geen detailhandel plaats anders dan detailhandel in zelfvervaardigde en/of voortgebrachte producten tot een maximale oppervlakte van 25 m² in bestaande gebouwen of verkoopactiviteiten zoals opgenomen in de tabel in 4.1.2 onder a;

e Parkeren     
  1. Parkeren is uitsluitend toegestaan op eigen terrein;
  2. behalve ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein', dan is daar uitsluitend parkeren toegestaan.
f Aan huis verbonden activiteit     

Het gebruik van een bedrijfswoning en/of bijbehorend bouwwerk voor de uitoefening van een aan huis verbonden activiteit wordt geacht overeenkomstig de bestemming te zijn, mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:

  1. de activiteit dient qua aard, omvang en uitstraling te passen in de omgeving;
  2. de eigenaar van de aan huis verbonden activiteit is tevens de bewoner van de bedrijfswoning;
  3. de bedrijfsfunctie blijft de hoofdfunctie en de uitoefening van de aan huis verbonden activiteit is hieraan ondergeschikt;
  4. het geheel blijft het uiterlijk van een woning behouden;
  5. de verkeersontsluitings- en parkeersituatie ter plaatse wordt niet onevenredig aangetast;
  6. ten aanzien van parkeren is het gestelde in 8.2 Voorwaardelijke verplichting parkeernormen van toepassing;

bij een aan huis verbonden beroep en een aan huis verbonden bedrijf mag maximaal 40% van de bruto vloeroppervlakte (bvo) worden gebruikt tot een maximum van 50 m²;

  1. bij een aan huis verbonden bedrijf zijn alleen activiteiten toegestaan die vallen in de categorie A van de bij de regels behorende Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten - functiemenging;
  2. bij bed & breakfast is er sprake van maximaal 2 gastenkamers;
  3. detailhandel is enkel toegelaten in de vorm van internetverkoop en een beperkte verkoop als ondergeschikte activiteit in verband met de aan huis verbonden activiteit.

4.2 Bouwregels     

4.2.1 Algemeen     

Uitsluitend zijn toegestaan gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die ten dienste staan van deze bestemming.

4.2.2 Bedrijfsgebouwen     

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende voorwaarden:

  1. indien binnen een bestemmingsvlak de aanduiding 'bouwvlak' is opgenomen, zijn gebouwen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' toegestaan;
  2. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' mag het bouwperceel ten hoogste tot het aangegeven bebouwingspercentage worden bebouwd;
  3. de goothoogte bedraagt maximaal 6 m, met dien verstande dat deze ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' maximaal de aangeduide hoogte bedraagt;
  4. de bouwhoogte bedraagt maximaal 10 m, met dien verstande dat deze ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' maximaal de aangeduide hoogte bedraagt.
4.2.3 Bedrijfswoning     

In afwijking van het bepaalde in 4.2.2 gelden voor bedrijfswoningen de volgende bepalingen:

  1. per bestemmingsvlak is maximaal één bedrijfswoning toegestaan, tenzij ter plaatse de aanduiding 'aantal woningen' is opgenomen, waarbij uitsluitend het aangegeven aantal bedrijfswoningen is toegestaan;
  2. in afwijking van het bepaalde onder a geldt dat ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' geen bedrijfswoning is toegestaan;
  3. een bedrijfswoning mag uitsluitend worden gesitueerd in een hoofdgebouw;
  4. de bedrijfswoningen kunnen in aparte hoofdgebouwen dan wel tezamen in één hoofdgebouw zijn gesitueerd; het aantal en de verdeling van de woningen over de hoofdgebouwen is in onderstaande tabel vastgelegd; in de tabel staat elk huisnummer voor één woning;
Adres Twee hoofdgebouwen met elk daarin één woning Één hoofdgebouw met daarin twee woningen
Hengelo en Vorden
Lankhorsterstraat 13 en 17 Wichmond X
Schuttestraat 9 en 11 Vorden X
Lindeseweg 22, 24 en 26 Vorden X@
Joostinkweg 12,12a en 12B Vorden X@
Hazenhutweg 2 en 2a Vorden X
Kieftendorp 11 en 13 Hangelo X
Steenderenseweg 11 en 11A Hengelo X
Varsselseweg 49A en 49B Hengelo X
Ruurloseweg 80, 80B en 80C Hengelo X

waarbij de woningen 80 en 80 C in één hoofdgebouw zijn gevestigd en 80 B één woning in één hoofdgebouw betreft
Scharfdijk 2 en 2a Hengelo X
Heideweversweg 4 en 4a Hengelo X
Vordenseweg 80 en 80A Hengelo X
Meeninklaan 3 en 3A Hengelo X
Steederen, Hummelo en Keppel en Zelhem
Beekstraat 13 en Hoogstraat 46 en 48 Toldijk X
Berkendijk 2 en 2a Zelhem X
Bielemansdijk 22 en 22a Halle X
Bielemansdijk 42, 42a en 42B Halle X @
Broekstraat 1 en 1B Hummelo X
Broekstraat 3 en 5 Hummelo X
Broekstraat 7, 9 en 9a Hummelo X@
Broekstraat 11 en 11A Baak X X
Doetinchemseweg 82 en 82a Zelhem X
Dr. Alfons Ariënsstraat 44 en 44A Steenderen X
Halle-Heideweg 11a en 11B Halle X
Halseweg 42, 42a en 42C Zelhem X #
Heisterboomsdijk 20 en 22 Halle X
Heurneweg 6 en 6a Halle X
Hoogstraat 46 en 48 Toldijk X
H. Remmelinkweg 15 en 15B Drempt X
Horstweg 2 en 2B Hummelo X
Hummeloseweg 57 en 57A Zelhem X
Hummeloseweg 73 en 73a elhem X
Keijenborgseweg 13 en 13B Zelhem X
Keijenborgseweg 3 en 3a Zelhem X
Kruisbergseweg 31 en 33 Zelhem X
Kruisbrinksweg 20 en 20A Toldijk X
Lageweg 10 en 12 Zelhem X
Loenhorsterweg 3 en 3A Hummelo X
Molenweg 38A en 38B Drempt X
Nijmansedijk 12 en 12a Zelhem X
Nijmansedijk 14 en 14a Zelhem X
Pluimersdijk 21 en 21a Halle X
Pluimersdijk 23 en 23a Halle X
Pluimersdijk 25A en 25B Halle X
Ruurloseweg 35a en 37 Zelhem X
Stuivezandweg 1 en 1a Halle X
Tulnersweg 8 en 8a Halle X
Varsseveldseweg 3 en 3a Halle X
Zanddijk 1 en 1a Halle X
Zieuwentweg 7 en 7a Halle X

@: De volgende adressen zijn gesitueerd in aparte hoofdgebouwen met daarin één woning.

  • Lindeseweg 26 is gelegen in een apart hoofdgebouw
  • Bielemansdijk 42a in Halle is gesitueerd in een apart hoofdgebouw
  • Broekstraat 7, 9 en 9a Hummelo
  • Joostinkweg 12a in Vorden is gelegen in een apart hoofdgebouw

#: Ter plaatste van de woningen Halseweg 42, 42a, 42C is sprake van drie woningen in één hoofdgebouw.

  1. de inhoud van het hoofdgebouw tezamen met aan- en uitbouwen, waarbinnen de woning(en) is/zijn gesitueerd, bedraagt maximaal 750 m³; indien en voorzover het hoofdgebouw ten tijde van de tervisielegging van het ontwerp van het plan een grotere inhoud heeft dan 750 m³, geldt de grotere inhoud als maximum;
  2. de goothoogte bedraagt maximaal 4,5 m;
  3. de bouwhoogte bedraagt maximaal 10 m.
4.2.4 Herbouw van bedrijfswoningen     

Herbouw van bestaande bedrijfswoningen is, voor zover het de situering van de bedrijfswoning betreft, uitsluitend toegestaan indien en voor zover:

  1. herbouw plaatsvindt in de bestaande bouwwijze;
  2. de bedrijfswoning niet dichter bij de weg wordt gesitueerd;
  3. belangen van in de omgeving aanwezige functies en waarden niet onevenredig worden geschaad.
4.2.5 Bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoning     

Voor het bouwen van bijgebouwen, zijnde uitsluitend aangebouwde en vrijstaande bijgebouwen, bij woningen, gelden de volgende bepalingen:

  1. de bebouwde oppervlakte bedraagt per woning in totaal maximaal 150 m2;
  2. de goothoogte bedraagt maximaal 3 m;
  3. de bouwhoogte bedraagt maximaal 6 m.
4.2.6 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde     

Bouwwerken geen gebouwen zijnde dienen aan de volgende bepalingen te voldoen:

  1. de hoogte van verlichtingsmasten en vlaggenmasten bedraagt maximaal 8 m;
  2. ter plaatse van de aanduiding 'geluidwal' is een aarden wal toegelaten met een maximale hoogte van 3,6 m;
  3. ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke vorm van bedrijf - geluidscherm 1' en 'specifieke vorm van bedrijf - geluidscherm 2' wordt een een geluidswerende voorziening gebouwd en in stand gehouden met een hoogte van respectievelijk 3 m en 3,4 m;
  4. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal 2,5 m;
  5. de hoogte van de grondgebonden zonnepanelen zoals bedoeld in 4.1.1 onder l bedraagt maximaal 3 m ten opzichte van het peil.

4.3 Nadere eisen     

4.3.1 Nadere eisen i.v.m. monumenten     

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering van nieuw op te richten bebouwing op percelen waarop de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - rijksmonument' en de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - gemeentelijk monument' van toepassing is en op percelen genoemd in Bijlage 3 Rijksmonumenten, Bijlage 4 Gemeentelijke monumenten en Bijlage 5 Monumenten Inventarisatie Project (MIP) . Tevens kunnen nadere eisen gesteld worden aan de situering van nieuw op te richten bebouwing in de onmiddellijke nabijheid van eerdergenoemde percelen. Deze nadere eisen kunnen worden gesteld om te voorkomen dat de cultuurhistorische waarde van de bestaande bebouwing, onevenredig wordt aangetast.

4.4 Afwijken van de bouwregels     

4.4.1 Omgevingsvergunning herbouw bedrijfswoning dichter bij de weg     

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.2.4 teneinde verplaatsing van een bedrijfswoning dichter bij de weg toe te staan, mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:

  1. uit een akoestisch rapport blijkt dat voldaan wordt aan de bij of krachtens de Wet geluidhinder gestelde normen ten aanzien van de geluidbelasting op de gevel;
  2. de nieuwe situering van de bedrijfswoning is stedenbouwkundig, milieukundig en vanuit oogpunt van verkeersveiligheid aanvaardbaar;
  3. door de herbouw wordt het landelijk karakter niet onevenredig aangetast;
  4. de belangen van in de omgeving aanwezige functies en waarden mogen niet onevenredig worden geschaad.
4.4.2 Omgevingsvergunning uitbreiding oppervlakte bebouwing     

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van de in 4.1.2 onder a genoemde oppervlakte voor bebouwing, mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:

  1. de uitbreiding bedraagt niet meer dan 10% van de oppervlakte als genoemd in de tabel in 4.1.2 onder a;
  2. de uitbreiding van de bedrijfsfunctie moet op verantwoorde wijze milieuhygiënisch inpasbaar zijn;
  3. de belangen van in de omgeving aanwezige functies en waarden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  4. er moet worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid volgens de normering zoals deze hiervoor is opgenomen in de op het moment van toepassen van deze afwijkingsbevoegdheid geldende 'Beleidsregels parkeernormen Bronckhorst';
  5. parkeren en laden en lossen vinden plaats op eigen erf;
  6. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de verkeersafwikkelingssituatie ter plaatse;
  7. de initiatiefnemer dient een door het bevoegd gezag goed te keuren inrichtingsplan te overleggen;
  8. indien er sprake is van ligging in of grenzend aan het Gelders Natuurnetwerk (GNN) of de Groene Ontwikkelingszone (GO) (bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschap en natuur') of het waardevol landschap ('Agrarisch met waarden - Landschap'), mogen er geen significante negatieve effecten optreden voor GNN, GO of waardevol landschap.
4.4.3 Omgevingsvergunning maatvoering     

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van de in 4.2 genoemde maten, mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:

  1. de afwijking bedraagt niet meer dan 10% van de genoemde maten;
  2. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld;
  3. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan het woonsituatie;
  4. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de verkeersveiligheid;
  5. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  6. indien er sprake is van ligging in of grenzend aan het Gelders Natuurnetwerk (GNN) of de Groene Ontwikkelingszone (GO) (bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschap en natuur') of het waardevol landschap ('Agrarisch met waarden - Landschap), mogen er geen significante negatieve effecten optreden voor GNN, GO of waardevol landschap.
4.4.4 Omgevingsvergunning plaatsing kleine- en mini-windturbines     

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen teneinde kleine windturbines en mini-windturbines voor de eigen energievoorziening toe te staan, mits:

  1. deze uitsluitend binnen het bestemmingsvlak worden gesitueerd;
  2. per bestemmingsvlak maximaal 1 kleine windturbine wordt geplaatst;
  3. de omgevingsvergunning niet leidt tot een onevenredige aantasting van de waarden en belangen in de omgeving;
  4. de afstand tussen een kleine windturbine en de aanduiding 'hartlijn leiding - gas' bedraagt tenminste net zo veel als de ashoogte van de windturbine plus 1/3 van de wieklengte daarvan;
  5. de afstand tussen een kleine windturbine en de aanduiding 'hartlijn leiding - hoogspanningsverbinding' bedraagt tenminste net zo veel als de ashoogte van de windturbine plus de wieklengte daarvan;
  6. voor een kleine windturbine, gelegen binnen de onder d en e genoemde afstanden, kan enkel vergunning worden verleend als uit risico-onderzoek blijkt dat het plaatsgebonden risico niet toeneemt; voordat het bevoegd gezag beslist over de vergunning, wint deze advies in bij de betrokken leidingbeheerder;
  7. kleine windturbines en mini-windturbines niet worden gesitueerd op gronden die zijn bestemd als 'Waarde - Beschermd stadsgezicht' of 'Waarde - Beschermd dorpsgezicht';
  8. de initiatiefnemer dient, voorafgaand aan de plaatsing van een kleine en/of miniwindturbines, een door het bevoegd gezag goed te keuren quickscan flora en fauna te overleggen waaruit moet blijken dat nadelige effecten op vleermuizen en vogels uitgesloten zijn.

4.5 Specifieke gebruiksregels     

4.5.1 Strijdig gebruik     

Onder het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het plan wordt in ieder geval begrepen:

  1. bedrijfsactiviteiten anders dan voorgeschreven in 4.1.2 onder a;
  2. het gebruik van een vrijstaande bijbehorend bouwwerk voor zelfstandige bewoning;
  3. opslag-, stort- en/of lozingsplaats van al dan niet aan het gebruik onttrokken goederen, grond, stoffen en materialen, behoudens voorzover dat noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond en opstallen;
  4. geluidzoneringsplichtige inrichtingen;
  5. Bevi-inrichtingen;
  6. permanente bewoning van de tenthuizen, mobiele kampeermiddelen en eventueel een trekkershut zijn in alle gevallen verboden;
  7. de bouw van de werkplaats, ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - 5', kan worden gerealiseerd nadat middels een (bodem)onderzoek aangetoond is dat bodemkwaliteit geschikt is voor de beoogde functie;
  8. het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken indien niet binnen 6 maanden na het onherroepelijk worden van het bestemmingsplan 'Landelijk gebied; Veegplan 2017-2' (NL.IMRO.1876.VPL1702-VG01) de landschappelijke inpassing van Broekstraat 1 in Hummelo, die als bij deze regels is gevoegd, is uitgevoerd, beheerd en in stand wordt gehouden;
  9. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van het de uitbreiding van het bedrijfsperceel aan de Koekoekstraat 5 te Vierakker zonder dat uitvoering is gegeven aan:

de maatregelen, de werken en de werkzaamheden, zoals vermeld in ;

  1. het beheer en de instandhouding van de uitgevoerde maatregelen, werken, werkzaamheden, zoals vermeld onder 1.
4.5.2 Nevenfuncties     

Voor nevenfuncties geldt dat er geen detailhandel plaatsvindt anders dan detailhandel in zelfvervaardigde en/of voortgebrachte producten tot een maximale oppervlakte van 25 m² in bestaande gebouwen of verkoopactiviteiten zoals opgenomen in de tabel in 4.1.2 onder a.

4.5.3 Voorwaardelijke verplichting landschappelijke inpassing 5: Meeninklaan 3a     

Ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - landschappelijke inpassing 3' geldt dat:

de opstallen zoals voor dit adres is beschreven in binnen één jaar na het onherroepelijk worden van het bestemmingsplan Landelijk gebied; Veegplan 2018-1 (NL.IMRO.1876.VPL1801-VG01), dienen te zijn gesloopt;

de landschappelijke inpassing zoals voor dit adres is beschreven in binnen één jaar na afgifte van de omgevingsvergunning tot sloop van de gebouwen, is gerealiseerd en in stand wordt gehouden.

4.5.4 Voorwaardelijke verplichting landschappelijke inpassing 6: Ruurloseweg 80a     

Ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - landschappelijke inpassing 6' geldt dat:

de opstallen zoals voor dit adres is beschreven in binnen één jaar na het onherroepelijk worden van het bestemmingsplan Landelijk gebied; Veegplan 2018-1 (NL.IMRO.1876.VPL1801-VG01), dienen te zijn gesloopt;

de landschappelijke inpassing zoals voor dit adres is beschreven in binnen één jaar na afgifte van de omgevingsvergunning tot bouw van de gebouwen, is gerealiseerd en in stand wordt gehouden.

4.6 Afwijken van de gebruiksregels     

4.6.1 Omgevingsvergunning tabel niet-agrarische bedrijven     

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.2.1 teneinde bedrijven, die niet voorkomen in de tabel in 4.1.2 onder a, maar die qua aard en omvang en invloed op het milieu gelijk te stellen zijn aan de genoemde bedrijven, dan wel bedrijven in een hogere categorie toe te kunnen staan, mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:

  1. de omgevingsvergunning richt zich niet op een geluidzoneringsplichtige inrichting;
  2. omtrent de invloed van de bedrijvigheid op het milieu wordt advies gevraagd aan een onafhankelijke terzake deskundige.
4.6.2 Omgevingsvergunning verruiming buitenopslagmogelijkheden     

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.1.2 teneinde een grotere hoogte of oppervlakte aan buitenopslag toe te staan, mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:

  1. de hoogte van de buitenopslag bedraagt maximaal 4 m;
  2. de oppervlakte van de buitenopslag bedraagt maximaal 200 m²;
  3. de verruiming van de mogelijkheden is noodzakelijk voor een doelmatiger gebruik van de aan de grond gegeven bestemming;
  4. er sprake is van een zorgvuldige landschappelijke inpassing.

4.7 Wijzigingsbevoegdheid     

4.7.1 Wijziging toegelaten functie     

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigen teneinde een functieverandering van een niet-agrarisch bedrijf binnen de bestemming 'Bedrijf' mogelijk te maken, mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:

  1. het betreft een bedrijf zoals opgenomen in de bij deze regels gevoegde Bijlage 2 Toegelaten functies dan wel een bedrijf dat niet voorkomt in tabel 4.1.2 onder a, maar die qua aard en omvang en invloed op het milieu gelijk te stellen is aan genoemde bedrijven, dan wel bedrijven in een hogere categorie waarbij in alle gevallen geldt dat het uitsluitend een gebiedsgebonden functie mag betreffen;
  2. uitgangspunt is dat de oppervlakte als genoemd in de tabel in 4.1.2 onder a als maximum geldt,
  3. de functieverandering van de bedrijfsfunctie moet op verantwoorde wijze milieuhygiënisch inpasbaar zijn;
  4. de belangen van in de omgeving aanwezige functies en waarden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  5. er moet worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid volgens de normering zoals deze hiervoor is opgenomen in de op het moment van toepassen van deze wijzigingsbevoegdheid geldende 'Beleidsregels parkeernormen Bronckhorst';
  6. parkeren en laden en lossen vinden plaats op eigen erf;
  7. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de verkeersafwikkelingssituatie ter plaatse;
  8. er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing; de initiatiefnemer dient hiertoe een door het bevoegd gezag goed te keuren inrichtingsplan te overleggen;
  9. indien er sprake is van ligging in of grenzend aan het Gelders Natuurnetwerk (GNN) of de Groene Ontwikkelingszone (GO) (bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschap en natuur') of het waardevol landschap ('Agrarisch met waarden - Landschap), mogen er geen significante negatieve effecten optreden voor GNN, GO of waardevol landschap.
  10. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de aanwezige waarden;
  11. de omgevingsvergunning richt zich niet op een geluidzoneringsplichtige inrichting.
4.7.2 Wijziging in bestemming 'Wonen', 'Wonen - 1' of 'Wonen - 2'     

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigen teneinde de bestemming 'Wonen', 'Wonen -1' of 'Wonen -2' op te nemen, mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:

  1. de bestemmingswijziging betreft het/de voormalige bedrijfsgebouw(en), waarin de bedrijfswoning(en) is/zijn gelegen, en de bijbehorende bouwwerken voor het wonen;
  2. de karakteristieke gebouwen dienen te worden gehandhaaft;
  3. in beginsel dient verevening in de vorm van een minimale reductie van 50% van de bebouwde oppervlakte van niet-karakteristieke gebouwen op het bouwvlak te worden gerealiseerd; de bestaande woning en bijbehorende bouwwerken ten behoeve van het wonen worden niet meegerekend en buiten de berekening gelaten;
  4. andere vormen van verevening kunnen bestaan uit een kwaliteitsbijdrage zoals sloop, verkleining van het bouwvlak of een groene invulling, natuurontwikkeling, landschappelijke inpassing, verbetering van de infrastructuur, aanleg van recreatieve voorzieningen of een financiële bijdrage;
  5. de belangen van in de omgeving aanwezige functies en waarden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  6. er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing; het bevoegd gezag kan om die reden een door hen goed te keuren inrichtingsplan eisen;
  7. de bepalingen in 'Wonen', 'Wonen -1' of 'Wonen -2' zijn van overeenkomstige toepassing.
4.7.3 Wijziging zonne-energieproductie voor derden     

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigen in de bestemming 'Bedrijf - Nutsvoorziening' de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - solarpark' met het doel het realiseren van grondgebonden zonne-installaties mogelijk te maken waarvan de energieproductie wordt afgenomen door derden, mits:

  1. de oppervlakte van het bouwvlak niet wordt vergroot;
  2. bestaande bedrijfsgebouwen worden gesloopt m.u.v. de bedrijfswoning, 150 m2 aan bijbehorendebouwwerken, monumentale- en karakteristieke gebouwen;
  3. de zonne-installaties uitsluitend binnen het bouwvlak zijn gesitueerd;
  4. de bouwhoogte van de zonne-installaties maximaal 3 m is;
  5. er sprake is van een goede landschappelijke inpassing;
  6. de belangen van in de omgeving aanwezige functies en waarden niet onevenredig worden geschaad.

Artikel 5 Waarde - Archeologische verwachting 3     

5.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor 'Waarde - Archeologische verwachting 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van te verwachten archeologische waarden in de bodem.

5.2 Bouwregels     

5.2.1 Algemeen     

Ten aanzien van het oprichten van bebouwing gelden de volgende regels:

  1. bij een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het oprichten van een bouwwerk groter dan 5.000 m2 dient de aanvrager een rapport van archeologisch onderzoek te overleggen, waarin de archeologische waarde van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft in voldoende mate is vastgesteld;
  2. indien uit onder a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het oprichten van het vergunde bouwwerk zullen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:
    1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor (ondanks de uitvoering van een bouw- of aanlegplan) archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden, zoals alternatieven voor heiwerk, het aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht; of
    2. de verplichting tot het doen van opgravingen op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen; of
    3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een archeologisch deskundige op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen; en/of
    4. de verplichting om na beëindiging van de werken en werkzaamheden schriftelijk verslag uit te brengen waaruit blijkt op welke wijze met de archeologische waarden is omgegaan;
  3. het overleggen van een rapport is niet nodig indien de archeologische waarde van de gronden in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld; het onder b bepaalde is van overeenkomstige toepassing.
5.2.2 Advies archeoloog     

Alvorens het bevoegd gezag beslist over een vergunning als bedoeld in 5.2.1 onder a, winnen zij advies in bij de archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van de omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.

5.2.3 Uitzondering bouwregels     

Het bepaalde in 5.2.1 onder a geldt niet indien:

  1. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn; of
  2. het bouwplan betrekking heeft op vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte met maximaal 5.000 m2 wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut, met uitzondering van nieuwe kelders; of
  3. gebouwen maximaal 2,5 m uit de bestaande fundering worden vergroot, met behoud van bestaande funderingen.

5.3 Nadere eisen     

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bouwwerken, de inrichting en het gebruik van gronden, indien uit archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn er op gericht de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) te behouden.

5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden     

5.4.1 Vergunningplicht     

Onverminderd het in de Erfgoedwet bepaalde is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende andere werken of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  1. het ophogen van de bodem met meer dan 1 m;
  2. grondwerkzaamheden dieper dan 0,4 m onder het maaiveld over een oppervlakte van meer dan 5.000 m2, waartoe worden gerekend woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het graven of vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage en/of oppervlakteverhardingen;
  3. bodem verlagen of afgraven (ook ten behoeve van het verwijderen van bestaande funderingen) van gronden waarvoor geen ontgrondingenvergunning is vereist;
  4. het verlagen van het waterpeil;
  5. het tot stand brengen en/of in exploitatie brengen van boor- en pompputten;
  6. het uitvoeren van heiwerken en/of indrijven van scherpe voorwerpen in de bodem;
  7. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  8. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
5.4.2 Uitzonderingen vergunningplicht     

Het in 5.4.1 opgenomen verbod geldt niet:

  1. voor werken en werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud, met inbegrip van onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;
  2. voor werken en werkzaamheden in het kader van het normale agrarische gebruik;
  3. voor werken en werkzaamheden binnen een afstand van maximaal 2,5 m uit een bestaande fundering van een bestaand bouwwerk;
  4. voor werken en werkzaamheden in de bodem waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het plan een omgevingsvergunning in dit kader is verleend;
  5. ingeval op grond van de Erfgoedwet een vergunning is vereist dan wel overige bepalingen van de Erfgoedwet van toepassing zijn;
  6. indien is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn, hetgeen moet blijken uit een rapport van archeologisch onderzoek, danwel andere beschikbare informatie.
5.4.3 Beoordelingscriteria     

Ten aanzien van de in 5.4.1 genoemde vergunning gelden de volgende beoordelingscriteria:

  1. de vergunning kan slechts worden verleend voor zover de archeologische waarden niet onevenredig worden aangetast, hetgeen moet blijken uit een rapport dat de aanvrager bij de aanvraag voor een omgevingsvergunning dient te overleggen; in het rapport moeten de archeologische waarden van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft in voldoende mate zijn vastgesteld; indien het rapport daartoe aanleiding geeft, dient op advies van de erkend archeoloog zonodig een opgraving plaats te vinden;
  2. het overleggen van een rapport is niet nodig indien de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld.
5.4.4 Voorwaarden aan vergunning     
  1. Het bevoegd gezag kan de omgevingsvergunning onder beperkingen verlenen en kan voorschriften aan de omgevingsvergunning verbinden, waaronder:
    1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor (ondanks de uitvoering van een bouw- of aanlegplan) archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden, zoals het aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht; of
    2. de verplichting tot het doen van opgravingen op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen; of
    3. de verplichting de activiteit die tot een bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een archeologisch deskundige op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen; en/of
    4. de verplichting om na beëindiging van de werken en werkzaamheden schriftelijk verslag uit te brengen waaruit blijkt op welke wijze met de archeologische waarden is omgegaan.
  2. Voordat het bevoegd gezag beslist over het verlenen van een omgevingsvergunning als bedoeld in 5.4.1 wint deze advies in bij een archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van een omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.

5.5 Wijzigingsbevoegdheid     

Burgemeester en wethouders kunnen deze bestemming wijzigen door:

  1. de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachting 3' geheel of gedeeltelijk te laten vervallen, indien is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, dan wel er niet langer archeologische begeleiding of zorg nodig is;
  2. de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachting 3' te wijzigen in de bestemming 'Waarde - Archeologie', zoals opgenomen in Bijlage 12 Standaardregels ten behoeve van dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie', indien uit nader archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse behoudenswaardige archeologische waarden aanwezig zijn.

Hoofdstuk 3 Algemene regels     

Artikel 6 Anti-dubbeltelregel     

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 7 Algemene bouwregels     

7.1 Afwijkende maatvoeringen     

Indien er op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan bouwwerken met afwijkende maatvoeringen aanwezig zijn of in uitvoering zijn, mits niet-wederrechtelijk totstandgekomen, danwel gebouwd kunnen worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijken van het plan, dan zijn ter plaatse deze afwijkende maatvoeringen toegelaten.

7.2 Zonebepaling bouwen langs A-watergang, wegen en windmolen, industrieterrein, alsmede milieubeschermingsgebieden     

7.2.1 Algemene bepaling     

Onverminderd het in deze regels met betrekking tot het bouwen bepaalde, mogen geen bouwwerken worden opgericht in de navolgende zones:

a A-watergang     

5 meter aan weerszijden van A-watergangen.

b Wegen     

Ten aanzien van de in 'Verkeer' onderscheiden en als zodanig aangeduide categorieën van wegen gelden de volgende zones:

  1. 40 meter aan weerszijden van de as van een ontsluitings- of gebiedstoegangsweg, aangeduid met 'specifieke vorm van verkeer - 1';
  2. 25 meter aan weerzijden van de as van een erftoegangsweg, aangeduid met 'specifieke vorm van verkeer - 2';
  3. 15 meter aan weerszijden van de as van een onverharde weg, aangeduid met 'specifieke vorm van verkeer - 3'.
7.2.2 Uitzonderingsbepaling     

De onder 7.2.1 onder b weergegeven zones zijn niet van toepassing op bestaande gebouwen die daarvan afwijken, mits bij herbouw of uitbreiding van het betreffende gebouw de bestaande afstand tot de as van de weg gelijk blijft, waarbij voor de onderscheiden wegen een uiterst minimum geldt van:

  1. 30 m aan weerszijden van de as van een ontsluitingsweg, aangeduid met 'specifieke vorm van verkeer - 1';
  2. 15 m aan weerszijden van de as van een gebiedsontsluitingsweg, aangeduid met 'specifieke vorm van verkeer - 2';
  3. 10 m aan weerszijden van de as van een onverharde weg, aangeduid met 'specifieke vorm van verkeer - 3';
  4. 11 m aan weerszijden van de as van spoorlijn.
7.2.3 Omgevingsvergunning     

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 7.2.1:

  1. onder a, ten behoeve van de uitbreiding of nieuwbouw van de binnen deze zone gelegen bouwwerken indien het waterstaatsbelang niet wordt geschaad en na het inwinnen van advies bij de beheerder van de watergang;
  2. onder b en na het inwinnen van advies bij de bevoegde beheerders;
  3. onder teneinde de vestiging van geluidgevoelige gebouwen en terreinen mogelijk te maken, mits het bevoegd gezag een hogere waarde in de zin van de Wet geluidhinder vaststelt.

Artikel 8 Algemene gebruiksregels     

8.1 Strijdig gebruik     

Onder het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het plan wordt in ieder geval begrepen:

  1. het gebruik van gronden en bouwwerken voor het opslaan, storten of bergen van materialen anders dan ten behoeve van de bestemming;
  2. het opslaan van materialen en goederen in de open lucht buiten het agrarisch bouwperceel;
  3. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
  4. het gebruik van gronden voor tuinbouw met open grondteelt, fruiteelt en/of boomkwekerijen, waarbij bestrijdingsmiddelen worden ingezet in:
    1. grondwaterbeschermingsgebieden;
    2. een zone van 50 m rondom de woonbestemmingen;
    3. een zone van 50 m rondom de kernen die op de plankaart zijn aangeduid als gronden vallend buiten het plan;
  5. de wijziging in het gebruik van de gronden ten behoeve van boomkwekerijen in de gebieden met de aanduiding 'overige zone - waardevol open gebieden waaronder essen';
  6. het in gebruik geven, nemen en hebben van een recreatiewoning, groepsaccommodatie, recreatieappartement, chalet of mobiele kampeervoertuigen ten behoeve van permanente bewoning;
  7. het gebruik van gronden of bouwwerken waarbij niet wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid volgens de normering zoals deze hiervoor is opgenomen in de op het moment van ingebruikname van van gronden of bouwwerken geldende 'Beleidsregels parkeernormen Bronckhorst'.

8.2 Voorwaardelijke verplichting parkeernormen     

Bij het wisselen of toevoegen van functies van gebouwen en gronden binnen de in de betreffende bestemming toegelaten functies, mag dit gewijzigde gebruik pas plaatsvinden indien ten aanzien van het aantal parkeerplaatsen is voldaan aan de normering zoals hiervoor is opgenomen in de op het moment van ingebruikname van gronden of bouwwerken geldende 'Beleidsregels parkeernormen Bronckhorst'.

Artikel 9 Algemene aanduidingsregels     

9.1 Luchtvaartverkeerszone - laagvlieggebied     

Ter plaatse van de aanduiding 'luchtvaartverkeerzone - laagvlieggebied' geldt een laagvliegroute voor straaljagers en is geen bebouwing hoger dan 40 m boven maaiveld toegestaan.

Artikel 10 Algemene afwijkingsregels     

10.1 Omgevingsvergunning camperovernachtingsplaats     

10.1.1 Afwijkingsbevoegdheid     

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van de regels van het plan ten behoeve van het gebruik van gronden als camperovernachtingsplaats, mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:

  1. er worden minimaal 2 en maximaal 8 camperplekken ingericht van voldoende afmetingen;
  2. het terrein is eenvoudig ingericht, zonder de extra faciliteiten van een camping;
  3. stroom, water, vuilwaterafvoer en chemisch toiletafvoer zijn minimaal aanwezig;
  4. de maximale verblijfsduur bedraagt 72 uur aaneengesloten;
  5. de voorziening is het gehele jaar open;
  6. de locatie is goed bereikbaar;
  7. het terrein is alleen toegankelijk voor camper(bezitters);
  8. de locatie dient landschappelijk goed te worden ingepast;
  9. het verlenen van de vergunning mag niet leiden tot een ruimtelijke situatie die onoverzichtelijk en niet sociaal controleerbaar is;
  10. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast;
  11. er vindt geen onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken plaats;
  12. er vindt geen onevenredige aantasting van de stedenbouwkundige kwaliteit van de omgeving plaats;
  13. de verkeersontsluitingssituatie ter plaatse wordt niet onevenredig aangetast;
  14. ten aanzien van parkeren is het gestelde in 8.2 van toepassing;
  15. de vergunning wordt niet verleend voor gronden met de bestemming 'Bos' of Natuur' of gronden met een bestemmingsregeling van gelijke strekking.
10.1.2 Voorwaarden aan vergunning     

Het bevoegd gezag kan bij het verlenen van de vergunning als bedoeld in 10.1.1 voorwaarden stellen ten aanzien van de situering en het maximaal aantal campers en personen, teneinde een ruimtelijk verantwoorde plaatsing ten opzichte van de omgeving te waarborgen.

Artikel 11 Algemene wijzigingsregels     

11.1 Wijzigingsbevoegdheid vormverandering bestemmingsvlak     

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigen teneinde het aangeduide bestemmingsvlak bedoeld in de artikel Bedrijf, van vorm te veranderen, mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:

  1. de vormverandering van het bestemmingsvlak mag uitsluitend plaatsvinden binnen een zone van 25 meter rondom het bestemmingsvlak;
  2. de vormverandering mag niet leiden tot vergroting van het bestemmingsvlak;
  3. er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing; het bevoegd gezag kan hiertoe de initiatiefnemer verplichten een goed te keuren inrichtingsplan te overleggen;
  4. er wordt volledig rekening gehouden met de bestaande rechten van in de directe omgeving gelegen functies en deze worden niet onevenredig in hun (ontwikkelings)mogelijkheden geschaad;
  5. er mogen geen negatieve effecten voor het Gelders Natuurnetwerk (GNN) en Groene Ontwikkelingszone (GO) plaatsvinden;
  6. behoud en beheer van de landschappelijke en ecologische waarden;
  7. er mogen vanuit oogpunt van natuurwetgeving geen belemmeringen bestaan;
  8. er mogen vanuit stedenbouwkundig oogpunt geen belemmeringen bestaan;
  9. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de ter plaatse aanwezige landschappelijke, ecologische en cultuurhistorische waarden.

11.2 Wijzigingsbevoegdheid sexinrichting     

Burgemeester en wethouders kunnen ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied sexinrichting' de bestemming wijzigen ten behoeve van de vestiging van één sexsinrichting, mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:

  1. het woon- en leefklimaat van de aangrenzende gronden en bouwwerken worden niet onevenredig aangetast;
  2. er wordt gebruik gemaakt van fysiek bestaande, legale vrijgekomen bebouwing van agrarische en niet-agrarische bedrijven;
  3. de afstand van de sexinrichting tot milieugevoelige functies bedraagt minimaal 30 m;
  4. de in de omgeving aanwezige functies en waarden worden niet onevenredig geschaad;
  5. de karakteristieke en monumentale gebouwen, zoals opgenomen in Bijlage 5 Monumenten Inventarisatie Project (MIP) alsmede ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - gemeentelijk monument' en de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - rijksmonument', worden in stand gehouden;
  6. er moet worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid volgens de normering zoals deze hiervoor is opgenomen in de op het moment van toepassen van deze wijzigingsbevoegdheid geldende 'Beleidsregels parkeernormen Bronckhorst';
  7. het parkeren ten behoeve van de nieuwe functie vindt uitsluitend plaats op het erf;
  8. het parkeerterrein wordt op zorgvuldige wijze landschappelijk ingepast met gebiedseigen bomen en beplanting;
  9. de inrichting omvat ten hoogste 5 werkruimten en het bedrijfsvloeroppervlak bedraagt maximaal 175 m2;
  10. de aangebrachte reclame-objecten worden qua kleurstelling, afmetingen en verlichting geïntegreerd in de architectuur van het pand, zoals nader aangegeven in de gemeentelijke welstandsnota, waardoor geen afbreuk wordt gedaan aan de ruimtelijke kwaliteit van de overwegend landelijke omgeving.

Artikel 12 Overige regels     

12.1 Voorrangsregels     

12.1.1 Onderlinge relatie (dubbel)bestemmingen     

In het geval van strijdigheid van belangen tussen een bestemming en een dubbelbestemming gaat het belang van de dubbelbestemming voor.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels     

Artikel 13 Overgangsrecht     

13.1 Overgangsrecht bouwwerken     

13.1.1 Algemeen     

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
13.1.2 Omgevingsvergunning vergroten inhoud bouwwerk     

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning eenmalig afwijken van 13.1.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in 13.1.1 met maximaal 10%.

13.1.3 Uitzondering     

Het bepaalde in 13.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

13.2 Overgangsrecht gebruik     

13.2.1 Algemeen     

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

13.2.2 Strijdig gebruik     

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in 13.2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

13.2.3 Onderbroken gebruik     

Indien het gebruik, bedoeld in 13.2.1, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

13.2.4 Uitzondering     

Het bepaalde in 13.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat bestemmingsplan.

Artikel 14 Slotregel     

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het wijzigingsplan Landelijk gebied; Stellingweg 2 Hengelo.

Bijlagen bij de regels     

Bijlage 2 Toegelaten functies     

Bestemmingen

Agrarisch Agrarisch met waarden - Landschap Agrarisch met waarden - Natuur en landschap Gebieds -

gebonden
Functies
1. Verblijfsrecreatie Uitsluitend toegestaan met een omgevingsvergunning in afwijking van de gebruiksregels en met een wijziging door burgemeester en wethouders.
* minicampings Ja
* recreatieappartementen Ja
* bed & breakfast Ja
* groepsaccomodatie Ja
* recreatiewoningen Ja
2. Dagrecreatie
* catering 1 N/H N/H N Ja
* café 1 N/H N/H N
* restaurant 1 N/H N/H N/H Ja
* eethuis 1 N/H N/H N/H Ja
* ijssalon 1 N/H N/H N/H Ja
* terras/theetuin 1 N/H N/H N/H Ja
* theeschenkerij 1 N/H N/H N/H Ja
* bezoekerscentrum N/H N/H N/H Ja
* paardenpension/stalling N/H N/H N/H Ja
* sauna N/H N/H N/H Nee
* verhuur van:
- paarden N N Ja
- fietsen N N N Ja
- kano's N N N Ja
- trapauto's N N N Ja
3. Zorg
* sociale nevenfunctie op agrarisch bedrijf (resocialisatie, therapie, gehandicapten) N/H N/H N/H
* individuele (para)medische of therapeutische praktijk N/H N/H N/H Ja
* privékliniek N/H N/H N/H
* kuuroord N/H N/H N/H Ja
* dagverblijf N/H N/H N/H Ja
* groepspraktijk N/H N/H N/H Ja
4. Opslag
* caravans / boten N/H N/H N Ja
* inboedel N/H N/H N Ja
* overige opslag N/H N/H N Ja
5. Overige functies
Landbouw verwante functies
Agrarische hulpbedrijven
* loonbedrijven N/H N/H - Ja
* drainagebedrijven N/H N/H - Ja
* veehandelsbedrijven N/H N/H - Ja
toeleverende bedrijven
* spermabank N/H N/H N Nee
* foeragehandel N/H N/H N Nee
* zaai en pootgoed N/H N/H N Ja
* opslag agrarische producten N/H N/H N Ja
* hoefsmederij N/H N/H N Ja
semi-agrarische bedrijven
* hoveniersbedrijven N/H N/H N/H Ja
* boomverzorgingsbedrijven N/H N/H N/H Ja
* natuur- en landschapsbeheer N/H N/H N/H Ja
* bosbouwbedrijven N/H N/H N/H Ja
* tuincentrum N/H N/H - Nee
* vis- escargot- wormkwekerij N/H N/H N/H Ja
manege N/H N/H N/H Ja
huifkarcentrum N/H N/H N/H Ja
Aan huis verbonden beroepen
dierenarts N/H N/H N/H Ja
atelier N/H N/H N/H Ja
overige aan huis verbonden-beroepen N/H N/H N/H Ja
Medisch (verwante) dienstverlening
dierenkliniek N/H N/H N/H Nee
Overige dienstverlening
cursuscentrum N/H N/H N/H Nee
crêche / peuterspeelzaal N/H N/H N/H Nee
museum / tentoonstellingsruimte N/H N/H N/H Ja
dierenasiel / pension N/H N/H N/H Nee
kappersbedrijf N/H N/H N/H Nee
computerservicebedrijf N/H N/H N/H Nee
adviesbureau N/H N/H N/H Ja
geluids- en/of TV-studio N/H N/H N/H Nee
post- en koeriersdiensten N/H N/H N/H Nee
telecommunicatie N/H N/H - Nee
antiekhandel N/H N/H N/H Nee
kunsthandel N/H N/H N/H Nee
Ambachtelijke landbouwproduktverwerkende bedrijven
- slagerij N N N Ja
- vleesverwerking N N N Ja
- zuivelverwerking N N N Ja
- plantaardige

produktverwerking
N N N Ja
- imkerij N/H N/H N/H Ja
- palingrokerij N/H N/H N/H Ja
- wijnmakerij N/H N/H - Ja
- ijsmakerij N/H N/H N/H Ja
- bierbrouwerij N/H N/H N/H Nee
- riet- en vlechtwerk N/H N/H N/H Nee
Overige ambachtelijke bedrijven
bouwbedrijven N/H N/H N Nee
- schildersbedrijven N/H N/H N Nee
- glas in lood zetterijen N/H N/H N Nee
- installatiebedrijven N/H N/H N Nee
- electrotechnisch

installatiebedrijf
N/H N/H N Nee
- dakdekkersbedrijf N/H N/H N Nee
- rietdekkersbedrijf N/H N/H N Ja
houtbewerkingsbedrijven N/H N/H N Nee
- houtzagerij en -schaverij N/H N/H N Ja
- speeltoestellenfabricage N/H N/H N Nee
lasinrichtingen / bankwerkerijen N/H N/H N Nee
vervaardigen medische instrumenten / precisie-instrumenten en orthopedische artikelen N/H N/H N Nee
meubelmakerij / restauratie N/H N/H N Nee
meubelstofferderijen N/H N/H N Nee
vervaardigen en reparatie sieraden N/H N/H N Nee
vervaardigen en reparatie muziekinstrumenten N/H N/H N Nee
spel- en speelgoedfabricage N/H N/H N Nee
textiel
- spinnen en weven van textiel N/H N/H N/H Nee
- vervaardigen van

textielwaren
N/H N/H N/H Nee
- kledingvervaardiging N/H N/H N/H Nee
reparatiebedrijven gebruiksgoederen N/H N/H N/H Nee
pottenbakkerij N/H N/H N/H Nee
natuursteenbewerking beeldhouwerij N/H N/H N/H Nee
zeefdrukkerij N/H N/H N/H Nee
grafische bedrijven N/H N/H N/H Nee
verkoop eigen agrarische producten N N/H N/H Ja

1 = gemaximeerd op 50m2

N = nevenactiviteit

H = hoofdactiviteit

Bijlage 5 Monumenten Inventarisatie Project (MIP)     

  Hengelo

verplicht

Vorden

verplicht

Bijlage 6 Persoonsgebonden beschikkingen recreatiewoningen     

Recreatieadres Datum verlening
1e Berkendijk 3, 7255 PE HENGELO (Gld) 18-12-2007
1e Berkendijk 5, 7255 PE HENGELO (Gld) 18-12-2007
1e Berkendijk 7, 7255 PE HENGELO (Gld) 18-12-2007
Enzerinckweg 12a, 7251 KA VORDEN 22-4-1997
Halseweg 54 08, 7025 ET HALLE 18-12-2007
Halseweg 54 09, 7025 ET HALLE 18-12-2007
Halseweg 54 11, 7025 ET HALLE 18-12-2007
Halseweg 54 13, 7025 ET HALLE 18-12-2007
Halseweg 54 28, 7025 ET HALLE 18-12-2007
Halseweg 54 29, 7025 ET HALLE 18-12-2007
Halseweg 54 32, 7025 ET HALLE 18-12-2007
Halseweg 54 33, 7025 ET HALLE 18-12-2007
Halseweg 54 38, 7025 ET HALLE 18-12-2007
Halseweg 54 39, 7025 ET HALLE 18-12-2007
Halseweg 54 40, 7025 ET HALLE 18-12-2007
Halseweg 54 47, 7025 ET HALLE 18-12-2007
Halseweg 54 60, 7025 ET HALLE 18-12-2007
Halseweg 54 65, 7025 ET HALLE 18-12-2007
Halseweg 54 77, 7025 ET HALLE 18-12-2007
Hamelandweg 11, 7251 JZ VORDEN 23-4-2001
Hamelandweg 15, 7251 JZ VORDEN 23-4-2001
Kamphuizerweg 3, 7251 KC VORDEN 18-12-2007
Kamphuizerweg 9, 7251 KC VORDEN 18-12-2007
Rijnweg 12, 7255 NW HENGELO (Gld) 18-12-2007
Roessinkweg 22, 7255 PC HENGELO (Gld) 18-12-2007
Roessinkweg 28, 7255 PC HENGELO (Gld) 18-12-2007
Ruurloseweg 30 V 27, 7021 HB ZELHEM 5-2-2008
Ruurloseweg 30 V 74, 7021 HB ZELHEM 14-8-2008
het Schapenmeer 2, 7251 JK VORDEN 17-5-2010

Bijlage 9 Standaardregels ten behoeve van bestemming 'Bos'     

Artikel 1 Bos



1.1 Bestemmingsomschrijving

1.1.1 Algemene bestemmingsomschrijving

De voor 'Bos' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. bos met bijbehorende voorzieningen;
  2. houtproductie;
  3. de bescherming van de droge en natte natuurwaarden en landschapswaarden;
  4. extensief recreatief medegebruik;
  5. water en waterlopen;
  6. bescherming en instandhouding van drinkwatervoorzieningen;
  7. nutsvoorzieningen;
  8. voet- en fietspaden;
  9. schuilhut;
  10. atelier;
  11. longeerbak;
  12. stacaravan;
  13. particuliere begraafplaats;

één en ander met de bijbehorende voorzieningen en overeenkomstig de in 1.1.2 opgenomen nadere detaillering van de bestemmingsomschrijving.



1.1.2 Nadere detaillering van de bestemmingsomschrijving

In het onderstaande is een nadere detaillering opgenomen van het bepaalde in 1.1.1:

a Schuilhut

Een schuilhut is uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - schuilgelegenheid voor dieren' toegestaan waarbij de bestaande maatvoering als maximum geldt.



b Atelier

Een beeldentuin met werkatelier is uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'atelier' toegestaan waarbij de maximale bebouwing 200 m2 bedraagt.



c Longeerbak

Een longeerbak is uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van sport - longeerbak' toegestaan waarbij de bestaande maatvoering als maximum geldt.



d Stacaravan

Een stacaravan uitsluitend ter plaatse van de de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - stacaravan'.



e Particuliere begraafplaats

Een particuliere begraafplaats is uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'begraafplaats' toegestaan. PM [per plan gebruik en inhoud hiervan te bepalen]



1.2 Bouwregels

1.2.1 Algemeen

Uitsluitend zijn toegestaan bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die ten dienste staan van deze bestemming.



1.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Bouwwerken geen gebouwen zijnde dienen aan de volgende bepalingen te voldoen:

  1. de bouwhoogte van erf- of terreinafscheidingen bedraagt maximaal 1 m;
  2. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van informatievoorzieningen bedraagt maximaal 2 m;
  3. de bouwhoogte van brandtorens bedraagt maximaal 30 m;
  4. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 1 m.

1.3 Afwijken van de bouwregels

1.3.1 Omgevingsvergunning schuilgelegenheden

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 1.2.1 ten behoeve van het oprichten van schuilgelegenheden, mits wordt voldaan aan hetvolgende:

  1. schuilgelegenheden zijn uitsluitend toegestaan ten behoeve van natuurbeheer;
  2. de hoogte bedraagt maximaal 4 m;
  3. de oppervlakte bedraagt maximaal 30 m²;
  4. het aantal schuilgelegenheden bedraagt maximaal 1 per 25 aaneengesloten ha bos- en natuurgebied, bestemd met 'Bos' en/of 'Natuur';
  5. de noodzaak voor het oprichten van het bouwwerk moet worden aangetoond;
  6. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de aanwezige waarden en belangen als omschreven in 1.1.



1.3.2 Omgevingsvergunning hoogte bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van de in de regels genoemde bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mits wordt voldaan aan hetvolgende:

  1. de bouwhoogte bedraagt maximaal 4 m;
  2. de grotere hoogte is noodzakelijk voor een doelmatiger gebruik van de aan de grond gegeven bestemming;
  3. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de aanwezige waarden en belangen als omschreven in 1.1.



1.3.3 Omgevingsvergunning maatvoering

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van de in de regels genoemde maten, mits wordt voldaan aan hetvolgende:

  1. de afwijking bedraagt niet meer dan 10% van de genoemde maten;
  2. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld;
  3. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan het woonsituatie;
  4. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de verkeersveiligheid;
  5. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  6. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de aanwezige waarden.



1.4 Specifieke gebruiksregels

1.4.1 Strijdig gebruik

Onder het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval begrepen:

  1. het verwijderen van een pad of het ongeschikt maken als (recreatieve) route;
  2. groepskamperen.

1.5 Afwijken van de gebruiksregels

1.5.1 Omgevingsvergunning voor groepskamperen

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het toegestane gebruik van gronden ten behoeve van groepskamperen, mits wordt voldaan aan hetvolgende:

  1. het groepskamperen is uitsluitend toegestaan gedurende een korte aaneengesloten periode;
  2. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de verkeersafwikkelingssituatie ter plaatse;
  3. de belangen van in de omgeving aanwezige functies en waarden en die zoals opgenomen in 1.1.1 mogen niet onevenredig worden geschaad;
  4. het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de inrichting van, de plaatsing op en het aantal personen op het terrein.



1.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

1.6.1 Werken en werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende andere werken of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren die mogelijk gevolgen hebben voor bodemstructuur, het bodemniveau, het landschap en de waterhuishouding:

  1. ophoging, egalisering van gronden en afgraven van de bodem;
  2. aanleggen en dempen van watergangen, sloten en andere waterpartijen;
  3. overige werken en werkzaamheden die de waterhuishouding beïnvloeden, zoals bemalen, onderbemalen, het slaan van putten;
  4. aanleggen en (half)verharden van wegen;
  5. het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen dan genoemd onder d, groter dan 200 m².
  6. ondergrondse transport-, energie- en telecommunicatieleidingen en daarmee samenhangende constructies, installaties en apparatuur aan te brengen;
  7. het beplanten van gronden met houtgewas, voorzover het houtgewas betreft dat hoger opgaat dan 1 m, ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - waardevolle open gebieden waaronder essen'.



1.6.2 Uitzonderingen vergunningsplicht

Het in 13.6.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van de volgende werken en werkzaamheden:

  1. werken en werkzaamheden in het kader van het normale beheer, gebruik en onderhoud;
  2. werken en/of werkzaamheden welke zijn aangevangen dan wel in uitvoering zijn ten tijde van het van kracht worden van het plan;
  3. de aanleg van verharde kavelpaden ter ontsluiting van agrarische gronden.



1.6.3 Voorwaarden

De in 1.6.1 genoemde omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien en voorzover door de werken en werkzaamheden geen onevenredige aantasting ontstaat of kan ontstaan:

  1. voor de bodemstructuur, het bodemniveau, het landschap en de waterhuishouding;
  2. indien er sprake is van ligging in of grenzend aan het Gelders Natuurnetwerk (GNN) (bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschap en natuur') of het waardevol landschap (bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschap') mogen er geen significante negatieve effecten optreden voor GNN of waardevol landschap;
  3. van de aanwezige waarden zoals opgenomen in 1.1.



1.7 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigen teneinde de bestemming 'Natuur' op te nemen, mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:

  1. het plan versterkt de bestaande landschapsstructuur en het Gelders Natuurnetwerk (GNN) en past in het landschapsbeleid van de gemeente en de Omgevingsvisie van de provincie Gelderland;
  2. de bestemmingswijziging komt tot stand op basis van vrijwilligheid;
  3. de belangen van in de omgeving aanwezige functies en waarden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  4. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de aanwezige waarden zoals opgenomen in 1.1.

Bijlage 10 Standaardregels ten behoeve van bestemming 'Natuur'     

Artikel 1 Natuur

1.1 Bestemmingsomschrijving

1.1.1 Algemene bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. bos met bijbehorende voorzieningen.
  2. de instandhouding en ontwikkeling van de droge en natte natuurwaarden en de landschapswaarden;
  3. houtproductie;
  4. extensief agrarische activiteiten;
  5. extensief recreatief medegebruik;
  6. boomgaard;
  7. nutsvoorzieningen;
  8. bescherming en instandhouding van drinkwatervoorzieningen;

één en ander met de bijbehorende voorzieningen en overeenkomstig de in 1.1.2 opgenomen nadere detaillering van de bestemmingsomschrijving.

1.1.2 Nadere detaillering van de bestemmingsomschrijving

In het onderstaande is een nadere detaillering opgenomen van het bepaalde in 1.1.1:

a Natuurwaarden

De natuurwaarden bestaan uit de instandhouding en ontwikkeling van het Gelders Natuurnetwerk (GNN) en de Groene Ontwikkelingszone (GO).

b Boomgaard

Ter plaatse van de aanduiding aanduiding 'specifieke vorm van natuur - boomgaard' is een

boomgaard toegestaan.

c Agrarische natuur

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - natuur' vindt ontwikkeling van natuurwaarden d.m.v. natuurlijk graslandbeheer en natuurlijk akkerbeheer plaats.

d Recreatieve route

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van sport - recreatieve route' dient de recreatieve route in stand te worden gehouden.

1.2 Bouwregels

1.2.1 Algemeen

Uitsluitend zijn toegestaan één gebouw en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die ten dienste staan van deze bestemming.

1.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van het gebouw gelden de volgende regels:

  1. het gebouw mag uitsluitend worden gebouwd binnen een bestemmingsvlak;
  2. het gebouw mag uitsluitend een observatiehut betreffen;
  3. de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan de bestaande goot- en bouwhoogte.

1.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Bouwwerken geen gebouwen zijnde dienen aan de volgende bepalingen te voldoen:

  1. De bouwhoogte van erf- of terreinafscheidingen bedraagt maximaal 1 m.
  2. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van informatievoorzieningen bedraagt maximaal 2 m bedragen.
  3. De bouwhoogte van brandtorens bedraagt maximaal 30 m.
  4. De bouwhoogte van overige bouwwerken geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 1 m.

1.3 Afwijken van de bouwregels

1.3.1 Omgevingsvergunning schuilgelegenheden

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 1.2.1 ten behoeve van het oprichten van schuilgelegenheden, mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:

  1. schuilgelegenheden zijn uitsluitend toegestaan ten behoeve van natuurbeheer;
  2. de hoogte bedraagt maximaal 4 m;
  3. de oppervlakte bedraagt maximaal 30 m²;
  4. het aantal schuilgelegenheden bedraagt maximaal 1 per 25 aaneengesloten ha bos- en natuurgebied, bestemd met 'Bos' en/of 'Natuur';
  5. de noodzaak voor het oprichten van het bouwwerk moet worden aangetoond;
  6. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de aanwezige waarden en belangen als omschreven in 1.1

1.3.2 Omgevingsvergunning hoogte bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van de in de regels genoemde hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:

  1. de hoogte bedraagt niet meer dan 4 m;
  2. de grotere hoogte is noodzakelijk voor een doelmatiger gebruik van de aan de grond gegeven bestemming;
  3. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de aanwezige waarden en belangen als omschreven in 1.1.

1.3.3 Omgevingsvergunning maatvoering

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van de in de regels genoemde maten, mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:

  1. de afwijking van de genoemde maat/ maten is noodzakelijk ten behoeve van een optimale verkaveling c.q. optimaal gebruik;
  2. de afwijking bedraagt niet meer dan 10% van de genoemde maten;
  3. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld;
  4. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan het woonsituatie;
  5. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de verkeersveiligheid;
  6. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  7. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de aanwezige waarden en belangen als omschreven in 1.1.

1.4 Specifieke gebruiksregels

1.4.1 Strijdig gebruik

Onder het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval begrepen:

  1. het verwijderen van een pad of het ongeschikt maken als recreatieve route;
  2. groepskamperen;
  3. natuurkampeerterrein.

1.5 Afwijken van de gebruiksregels

1.5.1 Omgevingsvergunning voor groepskamperen

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het toegestane gebruik van gronden ten behoeve van groepskamperen, mits wordt voldaan aan hetvolgende:

  1. het groepskamperen is uitsluitend toegestaan gedurende een korte aaneengesloten periode;
  2. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de verkeersafwikkelingssituatie ter plaatse;
  3. de belangen van in de omgeving aanwezige functies en waarden en die zoals opgenomen in 1.1.1 mogen niet onevenredig worden geschaad;
  4. het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de inrichting van, de plaatsing op en het aantal personen op het terrein.

1.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

1.6.1 Vergunningplicht

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende andere werken of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren die mogelijk gevolgen hebben voor bodemstructuur, het bodemniveau, het landschap en de waterhuishouding:

  1. ophoging, egalisering van gronden en afgraven van de bodem;
  2. aanleggen en dempen van watergangen, sloten en andere waterpartijen;
  3. overige werken en werkzaamheden die de waterhuishouding beïnvloeden, zoals bemalen, onderbemalen, het slaan van putten;
  4. aanleggen en (half)verharden van wegen;
  5. het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen dan genoemd onder e groter dan 200 m²;
  6. het scheuren van grasland;
  7. vellen en rooien van bomen, hakhout en andere houtopstanden en handelingen die de dood of beschadigingen van bomen tengevolge kunnen hebben;
  8. het beplanten van gronden met houtgewas, voorzover het houtgewas betreft dat hoger opgaat dan 1 m ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - 1', te weten het aardkundig waardevol gebied;
  9. ondergrondse transport-, energie- en telecommunicatieleidingen en daarmee samenhangende constructies, installaties en apparatuur aan te brengen;
  10. het beplanten van gronden met houtgewas, voorzover het houtgewas betreft dat hoger opgaat dan 1 m, ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - waardevolle open gebieden waaronder essen'.

1.6.2 Uitzonderingen vergunningplicht

Het in 1.6.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van de volgende werken en werkzaamheden:

  1. werken en werkzaamheden in het kader van het normale beheer, (agrarisch) gebruik en onderhoud;
  2. werken en/of werkzaamheden welke zijn aangevangen dan wel in uitvoering zijn ten tijde van de inwerkingtreding van het plan;
  3. de aanleg van verharde kavelpaden ter ontsluiting van agrarische gronden;
  4. werken en werkzaamheden waarvoor een omgevingsvergunning voor het vellen van een houtopstand benodigd is.

1.6.3 Voorwaarden

De in 1.6.1 genoemde omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien en voorzover door de werken en werkzaamheden geen onevenredige aantasting ontstaat of kan ontstaan:

  1. voor de bodemstructuur, het bodemniveau, het landschap en de waterhuishouding;
  2. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de aanwezige waarden zoals opgenomen in 1.1.2.

1.7 Wijzigingsbevoegdheid

1.7.1 Wijziging Bos

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigen teneinde de bestemming 'Bos' op te nemen, mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:

  1. het plan versterkt de bestaande landschapsstructuur en het Gelders Natuurnetwerk (GNN) en de Groene Ontwikkelingszone (GO) en past in het landschapsbeleid van de gemeente en de Omgevingsvisie van de provincie Gelderland;
  2. de bestemmingswijziging komt tot stand op basis van vrijwilligheid;
  3. de belangen van in de omgeving aanwezige functies en waarden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  4. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de aanwezige waarden zoals opgenomen in 1.1.

Bijlage 11 Standaardregels ten behoeve van bestemming 'Recreatie - Verblijfsrecreatie'     

Artikel 1 Recreatie - Verblijfsrecreatie

1.1 Bestemmingsomschrijving

1.1.1 Algemene bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' aangewezen gronden zijn, uitsluitend in het kader van een bedrijfsmatige exploitatie, bestemd voor:

  1. recreatieve doeleinden met bijbehorende voorzieningen, zoals weergegeven in de tabel Terreinen voor verblijfsrecreatie in 1.1.2 onder a, zoals:
    1. mobiele kampeervoertuigen en tenten;
    2. trekkershutten;
    3. stacaravans en chalets;
    4. recreatiewoningen;
    5. groepsaccommodaties;
    6. recreatieappartementencomplex;
  2. gemeenschappelijke voorzieningen waaronder mede begrepen zijn onderschikte en aan de bestemming gelieerde horecadoeleinden, detailhandelsactiviteiten, kantoordoeleinden en zwembaden;
  3. bij het verblijfsrecreatieterrein behorende erven, voor onder meer parkeervoorzieningen, sport- en spelvoorzieningen alsmede groenvoorzieningen;
  4. het uitoefenen van aan huis verbonden activiteiten;

één en ander met de bijbehorende voorzieningen en overeenkomstig de in 1.1.2 opgenomen nadere detaillering van de bestemmingsomschrijving.

1.1.2 Nadere detaillering van de bestemmingsomschrijving

In het onderstaande is een nadere detaillering opgenomen van het bepaalde in 1.1.1:

a Terreinen voor verblijfsrecreatie

Ter plaatse van de in onderstaande tabel opgenomen aanduiding zijn de onder 'Aard van de activiteit' opgenomen verblijfsrecreatieve voorzieningen toegestaan. Daarnaast dient voldaan te worden aan de overige bepalingen in de tabel, behorend bij de betreffende aanduiding:

Aanduiding Naam en/of Adres Aard van de activiteit Aantal recreatiewoningen (rw), stacaravans/

chalets (st), groepsaccom

modaties (ga), trekkershutten (th), toeristische standplaatsen (tsp)
Gemeenschappelijke voorzieningen in m2

b Parkeren

Voor parkeren gelden de volgende bepalingen:

  1. het parkeren behorende bij de bestemming vindt op het perceel plaats;
  2. ter plaatse van de nadere aanduiding 'parkeerterrein' zijn uitsluitend parkeerplaatsen toegelaten.

c Afschermende groenvoorziening

Rondom de verblijfsrecreatieterreinen dient een strook van minimaal 5 m met afschermende groenvoorzieningen aanwezig te zijn.

d Kampeerterrein en kampeerplaatsen

1. De oppervlakte van een kampeerplaats ten behoeve van mobiele kampeervoertuigen en tenten

bedraagt tenminste 100 m2;

2. de oppervlakte van een natuurkampeerterrein bedraagt maximaal 1 ha; indien de bestaande

oppervlakte groter is dan 1 ha geldt de bestaande oppervlakte als maximum.

e Aan huis verbonden activiteit

Het gebruik van een bedrijfswoning of bijbehorend bouwwerk voor de uitoefening van een aan huis verbonden activiteit wordt geacht overeenkomstig de bestemming te zijn mits voldaan wordt aan het volgende:

  1. de activiteit dient qua aard, omvang en uitstraling te passen in de omgeving;
  2. de eigenaar van de aan huis verbonden activiteit is tevens de bewoner van de bedrijfswoning;
  3. de recreatieve functie blijft de hoofdfunctie en de uitoefening van de aan huis verbonden activiteit is hieraan ondergeschikt;
  4. het pand blijft het uiterlijk van een woning behouden;
  5. de verkeersontsluitings- en parkeersituatie ter plaatse wordt niet onevenredig aangetast;
  6. ten aanzien van parkeren is het gestelde in 8.2 van toepassing;
  7. bij een aan huis verbonden beroep en een aan huis verbonden bedrijf mag maximaal 40%;
  8. van de bruto vloeroppervlakte (bvo) worden gebruikt tot een maximum van 50 m²;
  9. bij een aan huis verbonden bedrijf zijn alleen activiteiten toegestaan die vallen in de categorie A van de bij de regels behorende Bijlage X Staat van Bedrijfsactiviteiten - functiemenging;
  10. bij bed & breakfast is er sprake van maximaal 2 gastenkamers;
  11. detailhandel is enkel toegelaten in de vorm van internetverkoop en een beperkte verkoop als ondergeschikte activiteit in verband met de aan huis verbonden activiteit.

1.2 Bouwregels

1.2.1 Algemeen

  1. Uitsluitend zijn toegestaan gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die ten dienste staan van deze bestemming.
  2. Indien binnen een bestemmingsvlak de aanduiding 'bouwvlak' is opgenomen, zijn gebouwen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' toegestaan.
  3. Voor het bouwen van ondergrondse gebouwen gelden de volgende bepalingen:
    1. ondergrondse gebouwen (kelders) zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van bovengrondse gebouwen, dan wel maximaal 1 m daarbuiten;
    2. ondergrondse gebouwen zijn uitsluitend toegestaan in één bouwlaag ondergronds.

1.2.2 Recreatiebedrijven

Het maximum aantal toegelaten stacaravans, groepsaccommodaties, chalets, trekkershutten, toeristische standplaatsen en recreatiewoningen is vermeld in de tabel Terreinen voor verblijfsrecreatie in 1.1.2 onder a met dien verstande dat het aantal chalets en stacaravans onderling uitwisselbaar is.

1.2.3 Bedrijfswoningen - het hoofdgebouw

Voor bedrijfswoningen gelden, tenzij – en voorzover - anders op de verbeelding aangegeven, de volgende bepalingen:

  1. per bestemmingsvlak is maximaal één woning toegestaan, tenzij ter plaatse de aanduiding 'aantal woningen' is opgenomen, waarbij uitsluitend het aangegeven aantal woningen is toegestaan;
  2. de goothoogte bedraagt maximaal 4,5 m, tenzij ter plaatse een andere goothoogte is aangegeven;
  3. de bouwhoogte bedraagt maximaal 10 m, tenzij ter plaatse een andere bouwhoogte is aangegeven;
  4. de inhoud van het hoofdgebouw (tezamen met aan- en uitbouwen), waarbinnen de bedrijfswoning(en) is/zijn gesitueerd, bedraagt maximaal 750 m³; indien en voorzover het hoofdgebouw ten tijde van de tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan een grotere inhoud heeft dan 750 m³, geldt de grotere inhoud als maximum;
  5. de afstand van het hoofdgebouw tot de zijdelingse bouwperceelgrens bedraagt minimaal 3 m.

1.2.4 Bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoning

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken, uitsluitend zijnde aangebouwde en vrijstaande bijgebouwen bij bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:

  1. de goothoogte bedraagt maximaal 3 m;
  2. de bouwhoogte bedraagt maximaal 6 m;
  3. de bebouwde oppervlakte berdaagt maximaal 150 m2;
  4. de afstand van de vrijstaande bijgebouwen tot de bedrijfswoning bedraagt maximaal 20 m.

1.2.5 Herbouw van bedrijfswoningen

Onverminderd het bepaalde in artikel 1.2.1 onder b, is herbouw van bestaande bedrijfswoningen voor zover het de situering van de bedrijfswoning betreft, uitsluitend toegestaan indien en voor zover:

  1. de bedrijfswoning niet dichter bij de weg wordt gesitueerd;
  2. de belangen van in de omgeving aanwezige functies en waarden niet onevenredig worden geschaad.

1.2.6 Gebouwen met gemeenschappelijke voorzieningen

Voor gebouwen met gemeenschappelijke voorzieningen gelden de volgende bepalingen:

  1. de goothoogte bedraagt maximaal 4 m;
  2. de bouwhoogte bedraagt maximaal 6 m;
  3. de bebouwde oppervlakte mag niet meer bedragen dan vermeld in de tabel in 1.1.2 onder a.

1.2.7 Recreatiewoning

Voor een recreatiewoning gelden de volgende bepalingen:

  1. de goothoogte bedraagt maximaal 4,5 m;
  2. de bouwhoogte bedraagt maximaal 7 m;
  3. de inhoud van de recreatiewoning tezamen met de inhoud van bijbehorende bouwwerken bedraagt maximaal 300 m³;
  4. de bebouwde oppervlakte van de recreatiewoning tezamen met de bebouwde oppervlakte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 75 m2;
  5. de bebouwde oppervlakte van bijbehorende bouwwerken bij een recreatiewoning bedraagt maximaal 15 m2;
  6. de goothoogte van een bijbehorend bouwwerk bij een recreatiewoning bedraagt maximaal 3 m;
  7. de bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk bij een recreatiewoning bedraagt maximaal 6 m.

1.2.8 Stacaravan en chalet

Voor een stacaravan en chalet en de daarbij behorende bijgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. de bouwhoogte van de stacaravan of chalet bedraagt maximaal 3,5 m;
  2. de bebouwde oppervlakte van de stacaravan of chalet tezamen met de bebouwde oppervlakte van bijbehorende bouwwerken en overkappingen bedraagt maximaal 55 m2;
  3. de goot- respectievelijk bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk bedraagt maximaal 3, respectievelijk 6 meter;
  4. de bebouwde oppervlakte van bijbehorende bouwwerken bij een stacaravan of chalet bedraagt maximaal 15 m2.

1.2.9 Trekkershut

Voor een trekkershut gelden de volgende bepalingen:

  1. de goothoogte bedraagt maximaal 3 m;
  2. de bouwhoogte bedraagt maximaal 4,5 m;
  3. de bebouwde oppervlakte van de trekkershut bedraagt maximaal 28 m2;
  4. een bijbehorend bouwwerk is niet toegestaan.

1.2.10 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Bouwwerken geen gebouwen zijnde dienen aan de volgende bepalingen te voldoen:

  1. de bouwhoogte van vlaggenmasten en verlichtingsmasten bedraagt maximaal 8 m;
  2. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 2,5 m;
  3. in afwijking van het voorgaande geldt dat binnen de 'specifieke vorm van recreatie - 16' uitsluitend erfafscheidingen, afrasteringen en hekken en andere bouweerken met een hoogte van maximaal 3 m zijn toegestaan.

1.3 Afwijken van de bouwregels

1.3.1 Omgevingsvergunning verandering aantallen recreatievoorzieningen

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 1.2.2 en/of het bepaalde in 1.1.2 onder d teneinde een groter aantal stacaravans, chalets en trekkershutten toe te laten, mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:

  1. er moet worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid volgens de normering zoals deze hiervoor is opgenomen in de op het moment van toepassen van deze wijzigingsbevoegdheid geldende 'Beleidsregels parkeernormen Bronckhorst';
  2. de belangen van in de omgeving aanwezige functies en waarden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  3. er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing; de initiatiefnemer dient hiertoe een door het bevoegd gezag goed te keuren inrichtingsplan te overleggen;
  4. de nieuwe activiteit heeft geen onevenredige aantasting voor natuur, landschap en milieu tot gevolg en de activiteit leidt niet tot extra hinder voor omwonenden;
  5. de verkeersaantrekkende werking neemt slechts in beperkte mate toe (in relatie tot de wegcategorie en de bijbehorende capaciteit) en het verkeer kan in de toekomst zonder probleem via de bestaande wegen en paden worden afgewikkeld;
  6. de afmetingen van een standplaats bedragen minimaal 100 m²;
  7. er wordt volledig rekening gehouden met de bestaande rechten van in de directe omgeving gelegen bedrijven en woningen en de bedrijven worden niet onevenredig in hun ontwikkelingsmogelijkheden geschaad.

1.3.2 Omgevingsvergunning hoogte bouwerken, geen gebouwen zijnde

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van de in de regels genoemde hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:

  1. de hoogte bedraagt maximaal 4 m;
  2. de grotere hoogte is noodzakelijk voor een doelmatiger gebruik van de aan de grond gegeven bestemming.

1.3.3 Omgevingsvergunning maatvoering

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van de in de regels genoemde maten, mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:

  1. de afwijking bedraagt niet meer dan 10% van de genoemde maten;
  2. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld;
  3. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan het woonsituatie;
  4. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de verkeersveiligheid;
  5. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

1.4 Specifieke gebruiksregels

1.4.1 Strijdig gebruik

Onder het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval begrepen:

  1. het gebruik van gebouwen voor zelfstandige bewoning met uitzondering van de toegestane bedrijfswoningen;
  2. het gebruik van gronden en bouwwerken voor het opslaan , storten of bergen van materialen anders dan ten behoeve van de bestemming;
  3. verblijfsrecreatieve parken die niet bedrijfsmatig worden geëxploiteerd;
  4. het gebruik van een activiteitenhal anders dan ten dienste van/door campinggasten.

1.5 Wijzigingsbevoegdheid

1.5.1 Wijziging naar Agrarisch met waarden i.v.m. vormverandering bestemmingsvlak

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigen teneinde de bestemming 'Agrarisch', 'Agrarisch met waarden - Landschap' en 'Agrarisch met waarden - Landschap en natuur' op te nemen, teneinde het bestemmingsvlak 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' van vorm te veranderen, mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:

  1. de noodzaak van de vormverandering dient te worden aan getoond;
  2. er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
  3. er wordt volledig rekening gehouden met de bestaande rechten van in de directe omgeving gelegen bedrijven en woningen en de bedrijven worden niet onevenredig in hun ontwikkelingsmogelijkheden geschaad.

Bijlage 12 Standaardregels ten behoeve van dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie'     

Artikel 1 Waarde - Archeologie

1.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud, de bescherming en/of het herstel van archeologische waarden in de bodem.

1.2 Bouwregels

1.2.1 Algemeen

Ten aanzien van het oprichten van bebouwing gelden de volgende regels:

  1. bij een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het oprichten van een bouwwerk groter dan 50 m2 dient de aanvrager een rapport te overleggen, waarin de archeologische waarde van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft in voldoende mate is vastgesteld;
  2. indien uit in sub a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het oprichten van het vergunde bouwwerk zullen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:
    1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor (ondanks de uitvoering van een bouw- of aanlegplan) archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden, zoals alternatieven voor heiwerk, het aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht; of
    2. de verplichting tot het doen van opgravingen op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen; of
    3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een archeologisch deskundige op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen; en/of
    4. de verplichting om na beëindiging van de werken en werkzaamheden schriftelijk verslag uit te brengen waaruit blijkt op welke wijze met de archeologische waarden is omgegaan;
  3. het overleggen van een rapport is niet nodig indien de archeologische waarde van de gronden in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Het in sub b bepaalde is van overeenkomstige toepassing.

1.2.2 Advies archeoloog

Alvorens het bevoegd gezag beslist over een vergunning als bedoeld in 1.2.1 sub a, winnen zij advies in bij de archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van de omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.

1.2.3 Uitzondering bouwregels

Het bepaalde onder 1.2.1 sub a geldt niet indien:

  1. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn; of
  2. het bouwplan betrekking heeft op vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte met maximaal 50 m2 wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut, met uitzondering van nieuwe kelders; of
  3. gebouwen maximaal 2,5 m uit de bestaande fundering worden vergroot, met behoud van bestaande funderingen.

1.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bouwwerken, de inrichting en het gebruik van gronden, indien uit archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn er op gericht de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) te behouden.

1.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

1.4.1 Vergunningplicht

Onverminderd het in de Erfgoedwet bepaalde is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende andere werken of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  1. het ophogen van de bodem met meer dan 1 m;
  2. grondwerkzaamheden dieper dan 0,4 m onder het maaiveld over een oppervlakte van meer dan 50 m2, waartoe worden gerekend woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het graven of vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage en/of oppervlakteverhardingen;
  3. bodem verlagen of afgraven (ook ten behoeve van het verwijderen van bestaande funderingen) van gronden waarvoor geen ontgrondingenvergunning is vereist;
  4. het verlagen van het waterpeil;
  5. het tot stand brengen en/of in exploitatie brengen van boor- en pompputten;
  6. het uitvoeren van heiwerken en/of indrijven van scherpe voorwerpen in de bodem;
  7. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  8. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.

1.4.2 Uitzonderingen vergunningplicht

Het onder 1.4.1 opgenomen verbod geldt niet:

  1. voor werken en werkzaamheden die niet dieper reiken dan 0,4 m onder het bestaande maaiveld;
  2. voor werken en werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud, met inbegrip van onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;
  3. voor werken en werkzaamheden in het kader van het normale agrarische gebruik;
  4. voor werken en werkzaamheden binnen een afstand van maximaal 2,5 m uit een bestaande fundering van een bestaand bouwwerk;
  5. voor werken en werkzaamheden in de bodem waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het plan een omgevingsvergunning in dit kader is verleend;
  6. ingeval op grond van de Erfgoedwet een vergunning is vereist dan wel overige bepalingen van de Erfgoedwet van toepassing zijn.

1.4.3 Voorwaarden

Ten aanzien van de onder 1.4.1 genoemde vergunning gelden de volgende voorwaarden:

  1. de vergunning kan slechts worden verleend voor zover de archeologische waarden niet onevenredig worden aangetast, hetgeen moet blijken uit een rapport dat de aanvrager bij de aanvraag voor een omgevingsvergunning dient te overleggen. In het rapport moeten de archeologische waarden van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft in voldoende mate zijn vastgesteld. Indien het rapport daartoe aanleiding geeft, dient op advies van de erkend archeoloog zonodig een opgraving plaats te vinden;
  2. het overleggen van een rapport is niet nodig indien de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld.

1.4.4 Voorschriften aan omgevingsvergunning

  1. Het bevoegd gezag kan de omgevingsvergunning onder beperkingen verlenen en kan voorschriften aan de omgevingsvergunning verbinden, waaronder:
    1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor (ondanks de uitvoering van een bouw- of aanlegplan) archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden, zoals het aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht; of
    2. de verplichting tot het doen van opgravingen op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen; of
    3. de verplichting de activiteit die tot een bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een archeologisch deskundige op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen; en/of
    4. de verplichting om na beëindiging van de werken en werkzaamheden schriftelijk verslag uit te brengen waaruit blijkt op welke wijze met de archeologische waarden is omgegaan.
  2. Voordat het bevoegd gezag beslist over het verlenen van een omgevingsvergunning als bedoeld in 1.4.1 winnen zij advies in bij een archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van een omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.