Gemeente Dinkelland

Bestemmingsplan Klooster St. Nicolaas

Ontwerp, 01 december 2009

Artikel 3 - Maatschappelijk

3.1 Bestemmingsomschrijving

De op de plankaart voor "Maatschappelijk" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. gebouwen ten behoeve van:
    1. een klooster, indien de gronden op de kaart zijn voorzien van de aanduiding "religie";
    2. gezondheidszorg, indien de gronden op de kaart zijn voorzien van de aanduiding "gezondheidszorg";
    3. maatschappelijke voorzieningen, indien de gronden op de kaart zijn voorzien van de aanduiding "maatschappelijk";
    4. een zorgboerderij, indien de gronden op de kaart zijn voorzien van de aanduiding"zorgboerderij".
  2. twee woningen behorende bij het klooster, voor zover nader aangeduid met "wonen",

met de daarbijbehorende:

  1. wegen en paden;
  2. parkeervoorzieningen;
  3. groenvoorzieningen en bos;
  4. waterlopen en waterpartijen;
  5. retentie- en infiltratievoorzieningen;
  6. tuinen, erven en terreinen;
  7. nutsvoorzieningen;
  8. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

3.2 Bouwregels

3.2.1 Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  1. een gebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  2. de totale oppervlakte van de bebouwing binnen een bouwvlak mag niet meer dan het op de plankaart aangegeven bebouwingspercentage bedragen;
  3. de bouwhoogte van een gebouw mag niet meer dan de op de plankaart aangegeven hoogte bedragen;
  4. de dakhelling van een gebouw is niet kleiner dan 15° en niet groter dan 60°, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen, bijgebouwen en de bestaande gebouwen;
  5. De goothoogte bedraagt maximaal 9,00 m, met uitzondering van de bestaande gebouwen;
  6. in uitzondering op het bepaalde in lid a mogen, ter plaatse van de aanduiding 'zorgboerderij' buiten het bouwvlak gebouwen ter ondersteuning van de functie zorgboerderij worden opgericht met een totale oppervlakte van maximaal 200m² en een maximale bouwhoogte van 5,00 m.

3.2.2 Voor het bouwen van woningen op het als "wonen" aangewezen vlak geldt de volgende regel:

3.2.3 Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen ter plaatse van de aanduiding "wonen" gelden de volgende regels:

  1. de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen zullen tenminste 3,00 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw dan wel het verlengde daarvan worden gebouwd;
  2. vrijstaande bijgebouwen en overkappingen zullen ten hoogste op een afstand van 25,00 m vanuit het dichtstbijzijnde punt van het hoofdgebouw worden gebouwd;
  3. de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een hoofdgebouw zal ten hoogste 100 m² bedragen, tenzij de bestaande oppervlakte meer bedraagt, in welk geval de gezamenlijke oppervlakte ten hoogste de bestaande oppervlakte zal bedragen;
  4. de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen, de aangebouwde bijgebouwen en de aangebouwde overkappingen bij een hoofdgebouw zal ten hoogste 75% van de oppervlakte van het hoofdgebouw bedragen;
  5. de goothoogte van een aan-, uit- of bijgebouw of overkapping zal ten hoogste 3,50 m bedragen;
  6. de bouwhoogte van een aan-, uit- of bijgebouw of overkapping zal ten minste 1,00 m lager zijn dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw;
  7. de dakhelling van een aan-, uit- of bijgebouw of overkapping zal ten minste 30° en ten hoogste 60° bedragen.

3.2.4 Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2,00 m bedragen, met uitzondering van reeds bestaande erf- en terreinafscheidingen.
  2. de hoogte van lichtmasten mag niet meer dan 6,00 m bedragen;
  3. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 2,00 m bedragen.

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan:

ten behoeve van:

  1. een verantwoorde en evenwichtige stedenbouwkundige inpassing en ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit;
  2. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  3. de verkeersveiligheid;
  4. de sociale veiligheid;
  5. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.