ARTIKEL |
10 |
ALGEMENE WIJZIGINGSREGELS
|
|
10.1 |
Algemeen
|
|
|
Het wijzigen van het plan volgens de bepalingen in dit artikel geschiedt met in achtneming van het bepaalde in artikel 3.6 van de wet ruimtelijke ordening, waarbij tevens in acht wordt genomen dat hierdoor: a. het gestelde in de eventuele overigens voor de gronden opgenomen bestemmingen eveneens in acht wordt genomen; b. de functies en waarden die in het plan aan de desbetreffende en aan de omliggende gronden zijn toegekend, of de mogelijkheden tot het herstel of de ontwikkeling van deze waarden, niet blijvend onevenredig worden geschaad.
|
|
10.2 |
Verschuiven bestemmingsgrenzen en/of bouwgrenzen
|
|
|
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen ten aanzien van het gehele plangebied, voor een verschuiving van bestemmingsgrenzen en/of bouwgrenzen, indien en voor zover: a. de verschuiving noodzakelijk is voor een goede realisatie van het plan, voor een aanpassing aan de nader ingemeten situatie, of als gevolg van afwijkingen of onnauwkeurigheden ten opzichte van de werkelijke situatie; b. de structurele opzet van het plan niet wordt aangetast; c. de totale verdeling van de aangegeven bestemmingen met niet meer dan 10 % wordt gewijzigd; d. de verschuiving niet meer bedraagt dan 20 m.
|
|
10.3 |
Vergroting en/of vormverandering agrarische bouwpercelen
|
|
|
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen ten aanzien van de gronden met de bestemmingen "Agrarisch", voor de vergroting en/of vormverandering van een bouwvlak, met dien verstande dat: a. het niet betreft de verplaatsing van het gehele bedrijf naar een ander perceel; b. uit een nader onderzoek is gebleken dat de vergroting en/of vormverandering noodzakelijk is voor de bedrijfsvoering; c. de wijziging geschiedt door het verwijderen van het bestaande bouwvlak en door het aangeven van een nieuw bouwvlak; d. het oppervlak van het nieuwe bouwvlak is afgestemd op de reële uitbreidingsbehoefte en niet meer bedraagt dan 1,5 ha; e. de afstand tussen het nieuwe bouwvlak en de dichtst bijgelegen woning meer bedraagt dan 50 m, dan wel indien sprake is van een veehouderij waarop de Wet Geurhinder en veehouderij van toepassing is, de afstand tussen het nieuwe bouwvlak en de dichtst bijgelegen woning meer bedraagt dan de afstand die volgens de uitkomsten van een onderzoek daarnaar noodzakelijk is; f. van tevoren, op basis van een inrichtingsplan, in voldoende mate wordt verzekerd dat wordt voorzien in de ruimtelijke en/of landschappelijke inpassing ter plaatse; g. in het wijzigingsplan inzicht wordt gegeven in de uitkomsten van onderzoek naar bodemverontreiniging, archeologische waarden, flora en fauna en hemelwaterretentie en waarbij is gebleken dat de betreffende belangen in voldoende mate zijn verzekerd en waarbij ten aanzien van de hemelwaterretentie uit een schriftelijke verklaring van het waterschap is gebleken dat zij geen overwegende bezwaren hebben.
|
|
10.4 |
Niet-agrarische nevenactiviteit bij een agrarisch bedrijf
|
|
|
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen ten aanzien van de gronden met de bestemmingen "Agrarisch" voor zover dit een bouwvlak betreft, voor het toestaan van een nevenactiviteit bij een functionerend agrarisch bedrijf, indien en voor zover: a. in geval van een agrarisch verwante, buitengebied gebonden of recreatieve nevenactiviteit de oppervlakte niet meer bedraagt dan 350 m2; b. in geval van een overige niet-agrarische nevenactiviteit, een ambachtelijk bedrijf of detailhandel in streekeigen agrarische producten de oppervlakte niet meer bedraagt dan 100 m2; c. de nevenactiviteit plaatsvindt in de bestaande bedrijfsbebouwing; d. in geval van opslag dit plaatsvindt in maximaal 1 bestaand gebouw; e. de nevenactiviteit een neventak is van een bedrijf dat op de desbetreffende gronden gevestigd is; f. geen buitenopslag van goederen, materiaal of materieel is toegestaan; g. geen sprake is van een onevenredige toename van een publieks- en/of verkeersaantrekkende werking; h. in geval sprake is van een overige niet-agrarische nevenactiviteit uitsluitend bedrijvigheid is toegestaan die behoren tot een van de categorieën 1 en 2, waaronder die bedrijven worden verstaan die op de tot het plan behorende Staat van bedrijfsactiviteiten zijn vermeld; i. de wijziging geschiedt door de gronden te voorzien van een aanduiding met betrekking tot de toegestane nevenactiviteit en voor zover nodig nadere regels worden opgenomen. |