Artikel 5  Bedrijventerrein

 

5.1 Bestemmingsomschrijving

 

5.1.1

De voor ‘Bedrijventerrein’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

 

a.

het uitoefenen van bedrijven/bedrijvigheid die voorkomen/voorkomt in de milieucategorieën 1 tot en met 4.2, zoals vermeld in de bij deze regels behorende Bijlage Lijst van bedrijfsactiviteiten, alsmede voor bedrijven die beoordeeld naar de concrete bedrijfsactiviteit en invloed op de omgeving van het bedrijventerrein gelijk te stellen zijn met genoemde bedrijven, met dien verstande dat uitsluitend zijn toegestaan op de gronden met de aanduidingen:

- ‘milieucategorie 1-2’: bedrijven/bedrijvigheid die voorkomen/voorkomt in de milieucategorieën 1 tot en met 2 zoals vermeld in de genoemde Lijst,

- ‘milieucategorie 1-3.1’: bedrijven/bedrijvigheid die voorkomen/voorkomt in de milieucategorieën 1 tot en met 3.1 zoals vermeld in de genoemde Lijst,

- ‘milieucategorie 1-3.2’: bedrijven/bedrijvigheid die voorkomen/voorkomt in de milieucategorieën 1 tot en met 3.2 zoals vermeld in de genoemde Lijst,

- ‘milieucategorie 1-4.1’: bedrijven/bedrijvigheid die voorkomen/voorkomt in de milieucategorieën 1 tot en met 4.1 zoals vermeld in de genoemde Lijst voor zover deze niet oranje zijn gemarkeerd;,

- ‘milieucategorie 1-4.2’: bedrijven/bedrijvigheid die voorkomen/voorkomt in de milieucategorieën 1 tot en met 4.2 zoals vermeld in de genoemde Lijst voor zover deze niet oranje zijn gemarkeerd;

 

 

b.

productiegebonden detailhandel;

 

 

c.

niet zelfstandige kantoren, als onderdeel van de bedrijven, mits het kantooraandeel niet meer bedraagt dan 40% van de bedrijfsvestiging;

 

 

d.

wegen, (collectieve) parkeervoorzieningen en fiets- en voetpaden;

 

 

e.

groenvoorzieningen;

 

 

f.

nutsvoorzieningen en bluswatervoorziening;

 

 

g.

een windturbine ter plaatse van de aanduiding ‘windturbine’;

 

 

h.

waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder retentie en waterberging;

 

 

i.

watergangen met natuurlijke oevers of oeverbeschoeiingen en waterpartijen;

 

 

j.

noodontsluiting ter plaatse van de aangegeven aanduiding ‘specifieke vorm van verkeer - calamiteitenontsluiting’;

 

 

k.

werklandschap ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijventerrein-werklandschap’;

 

 

l.

de hoofdontsluiting van het bedrijventerrein overeenkomstig het principe van de aanduiding ‘specifieke vorm van verkeer - hoofdontsluiting’.

 

 

een en ander met de daarbij behorende:

 

m

gebouwen en andere bouwwerken zoals straatmeubilair.

5.1.2

Met dien verstande dat niet zijn toegestaan:

- risicovolle inrichtingen;

- niet productiegebonden detailhandelsbedrijven;

- bedrijfswoningen.

 

5.2 Dubbelbestemmingen

 

5.2.1

Waar de in dit artikel bedoelde gronden samenvallen met de dubbelbestemming ‘Leiding – Gas’ zijn deze gronden primair bestemd voor aardgastransportleiding en is het bepaalde in artikel 10 van toepassing.

5.2.2

Waar de in dit artikel bedoelde gronden samenvallen met de dubbelbestemming ‘Leiding – Hoogspanningsverbinding’ zijn deze gronden primair bestemd voor een hoogspanningsverbinding en is het bepaalde in artikel 11 van toepassing.

5.2.3

Waar de in dit artikel bedoelde gronden samenvallen met de dubbelbestemming ‘Waarde - Archeologie’ zijn deze gronden primair bestemd voor de bescherming van archeologische waarden en is het bepaalde in artikel 12 van toepassing.

 

5.3 Bouwregels

5.3.1

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

 

a.

op de voor bebouwing bestemde gronden dienen - onverminderd hetgeen daartoe in de desbetreffende regels is bepaald - de aangegeven bebouwingsnormen in acht genomen te worden. Voor zover geen bebouwingsnormen zijn gegeven geldt de bouwverordening;

 

b.

het minimale bebouwingspercentage bedraagt 40% per bouwperceel;

 

c.

de richting van de voorgevel is evenwijdig aan de ontsluitingsweg;

 

d.

per bouwperceel zijn maximaal 2 inritten met elk een breedte van maximaal 9 meter toegestaan met dien verstande dat de inritten minimaal 50 meter uit elkaar liggen;

 

e.

de maximale hoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan volgens de aanduiding ‘maximale bouwhoogte’ is aangegeven; in het bouwvlak met de maximale bouwhoogte van 25 meter en grenzend aan de bestemming groen langs de A15, gelegen ten noorden van de aanduiding ‘specifieke vorm van verkeer - hoofdontsluiting’ dient over een totale lengte van minimaal 80 m, een vegetatiedak in het zicht vanaf de snelweg (A15) te worden gerealiseerd met een maximale goothoogte van 3,5 m;

 

f.

in afwijking van het bepaalde onder e mag de (bouw)hoogte van nutsgebouwen, abri’s, fietsenstallingen niet meer bedragen dan 3 m;

 

g.

bij het bouwen van kwetsbare objecten binnen de invloedssfeer van de volgende objecten:

§       een windturbine, aangeduid met ‘veiligheidszone-windturbine’;

§       een gasleiding, aangeduid met ‘veiligheidszone-gasleiding’;

§       een hoogspanningsverbinding, aangeduid met ‘veiligheidszone –hoogspanningsverbinding’;

dient een groepsrisico te worden gehanteerd, dat niet meer bedraagt dan 100 slachtoffers bij een kans van 10-6 per jaar;

 

h.

elk bouwperceel dient te voldoen aan de parkeernorm zoals die in de ASVV/CROW ‘parkeerkencijfers-basis voor parkeernormering’ is opgenomen ;

 

i.

ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijventerrein-werklandschap’ mag slechts een zeer hoogwaardig bedrijfsgebouw gebouwd te worden, met dien verstande dat:

-                          het maximale bebouwingspercentage, in afwijking van het gestelde onder lid 5.3.1 sub b, per bouwvlak 50% bedraagt;

-                          dit past in de richtlijnen van het beeldkwaliteitplan.

5.3.2

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

 

a.

de hoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt maximaal 2 meter, met dien verstande dat de hoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel maximaal 1 meter mag bedragen;

 

b.

de hoogte van damwanden bedraagt maximaal 1,50 meter;

 

c.

de hoogte van lichtmasten bedraagt maximaal 12 meter;

 

d.

de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 10 meter.

 

5.4 Nadere eisen

 

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en afmetingen van bouwwerken en bouwpercelen alsmede de inrichting van de gronden voor wat betreft de aanleg en omvang van watergangen en –partijen, parkeer- en groenvoorzieningen en de aanleg en profilering van wegen indien dit noodzakelijk is:

 

a.

ter waarborging van de ruimtelijke en functionele structuur ter plaatse;

 

b.

ter voorkoming van onevenredige aantasting van de waterstaatsbelangen, waarbij vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de waterkering en/of waterloop;

 

c.

voor een verantwoorde stedenbouwkundige en landschappelijke inpassing;

 

d.

ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken: onder onevenredig wordt in ieder geval verstaan dat de aangrenzende gronden en bouwwerken niet meer gebruikt kunnen worden waarvoor ze bedoeld zijn;

 

e.

ter waarborging van de verkeersveiligheid, de brandveiligheid, een adequate brand- en rampenbestrijding en zelfredzaamheid, hieronder wordt begrepen dat bij elk bedrijf (afgestemd op de personeelsomvang), één of meerdere ruimten aanwezig zijn die van buitenlucht zijn af te sluiten;

 

f.

in verband met de gewenste parkeer-, laad- en losruimte van voldoende omvang op eigen terrein;

 

g.

in verband met handhaving van de voorgeschreven parkeernorm.

 

5.5 Ontheffing van de bouwregels

5.5.1

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen:

a.

van het bepaalde in lid 5.1.1 onder a. ten behoeve van het vestigen van een bedrijf/bedrijvigheid, behorende tot de daarvoor nader aangegeven gevallen, zoals gemarkeerd in oranje onder categorie 4.1 in de genoemde Lijst, ter plaatse van de aanduiding ‘milieucategorie 1-4.1;

b.

van het bepaalde in lid 5.1.1 onder a. ten behoeve van het vestigen van een bedrijf/bedrijvigheid, behorende tot de daarvoor nader aangegeven gevallen, zoals gemarkeerd in oranje onder categorie 4.2 in de genoemde Lijst, ter plaatse van de aanduiding ‘milieucategorie 1-4.2’;

c.

van het bepaalde in lid 5.1.1 onder a. ten behoeve van het vestigen van een bedrijf/bedrijvigheid, behorende tot een naast hogere categorie dan toegestaan, met uitzondering van een bedrijf/bedrijvigheid behorende tot categorie 5 en 6;

d.

Van het bepaalde in lid 5.1.1 onder c. kan, overeenkomstig de Nota Regionaal Plan 2005-2020 van de Stadsregio Arnhem-Nijmegen, worden afgeweken ten behoeve van een hoger percentage met ontheffing van burgemeester en wethouders na advies van het Dagelijks Bestuur van het regionaal orgaan;

e.

van het bepaalde in lid 5.1.2 voor het gebruik van gronden ten behoeve van de vestiging c.q. uitoefening van een risicovolle inrichting met dien verstande dat de inrichting moet voldoen aan het Besluit externe veiligheid inrichtingen en geen onevenredige afbreuk mag doen aan, of beperkingen mag opleggen voor omliggende bedrijven, en het invloedsgebied groepsrisico van de inrichting geen kwetsbare objecten raakt;

f.

 

 

van het bepaalde in lid 5.1.2 voor de uitoefening van:

1. detailhandel in brand- en explosiegevaarlijke goederen;

2. detailhandel in volumineuze goederen zoals auto’s, boten en caravans.

mits:

-

geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het kernwinkelapparaat en wijkwinkelvoorzieningen;

-

de activiteit qua milieubelasting vergelijkbaar is met de volgens de Lijst van bedrijfsactiviteiten toegelaten bedrijven;

-

dit past in de richtlijnen van het beeldkwaliteitplan;

-

er geen onevenredig sterke verkeerstoename is te verwachten.

g.

van het bepaalde in lid 5.3.1 onder b. tot verlaging van het bebouwingspercentage met ten hoogste 10%;

h.

van het bepaalde in lid 5.3.1 onder e. tot verhoging van de toegestane bouwhoogte tot een maximale bouwhoogte van 30 m over 40% van de totale lengte van het bouwvlak, en tot een maximum lengte van 60 meter per gebouw met dien verstande dat deze ontheffing slechts is toegestaan in het bouwvlak met de maximale bouwhoogte van 25 meter en grenzend aan de bestemming groen, gelegen ten noorden van de aanduiding ‘specifieke vorm van verkeer - hoofdontsluiting’;

i.

van het bepaalde in lid 5.3.1 onder e. tot verhoging van de toegestane bouwhoogte tot een maximale bouwhoogte van 25 m over maximaal 20% van het bouwvlak met dien verstande dat deze ontheffing slechts is toegestaan in de bouwvlakken met de maximale bouwhoogte van 20 meter en grenzend aan de bestemming groen langs de rijksweg A15 en gelegen in het gebied ten noorden van de bestemming ‘verkeer’ langs de Rietgraaf;

j.

van het bepaalde in lid 5.3.1 onder g. tot vergroting van de maximaal toegestane oppervlakte van bedrijfsgebonden kantoren, alsmede ten behoeve van kleine zelfstandige kantoren, overeenkomstig de daarvoor bepaalde provinciale c.q. regionale richtlijnen, onder voorwaarde dat geen onevenredige afbreuk wordt gedaan en/of beperkingen worden opgelegd voor omliggende bedrijven in het kader van het Besluit externe veiligheid inrichtingen;

5.5.2

Ontheffing zoals bedoeld onder 5.5.1 wordt slechts verleend indien:

a.

de afwijking noodzakelijk of redelijk gewenst is uit oogpunt van doelmatige bedrijfsvoering en een efficiënt gebruik van het bouwperceel of de bouwpercelen;

b.

de functionele en ruimtelijke structuur niet onevenredig worden aangetast;

c.

de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;

d.

de verkeersveiligheid, de brandveiligheid en een adequate brand- en rampenbestrijding is gewaarborgd;

e.

het verlenen van ontheffing uit milieuhygiënisch oogpunt bezien, aanvaardbaar is.

 

5.6  Specifieke gebruiksregels

 

Tot een strijdig gebruik met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 7.10 Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend het gebruik:

 

a.

van gebouwen voor woondoeleinden;

 

b.

van gebouwen voor sexinrichtingen;

 

c.

van gronden en opstallen voor de uitoefening van een andere tak van handel (inclusief detailhandel), bedrijf of dienstverlening dan volgens het bepaalde in lid 5.1 is toegestaan;

 

d.

van onbebouwde gronden en de groenvoorzieningen voor:

 

-

het opslaan van gebruiksklare of onklare voer- of vaartuigen of onderdelen hiervan;

 

-

het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens;

 

e.

van de onbebouwde gronden en de groenvoorzieningen voor het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van puin, vuil of andere vaste of vloeibare afvalstoffen.

 

5.7 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, met inachtneming van het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, de in de bijlage bij dit plan opgenomen Lijst van bedrijfsactiviteiten te wijzigen, indien vernieuwde inzichten en/of technologische ontwikkelingen daartoe aanleiding geven.