De voor
'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar
voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud van de mogelijk te
verwachten archeologische waarden.
In het
belang van de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden en onder
de voorwaarde dat de oppervlakte waarop de aanvraag betrekking heeft groter is
dan 1000 m˛ en de activiteit op een grotere diepte
dan
a.
dient
de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen als bedoeld in de Wet
Algemene Bepalingen Omgevingsvergunning een rapport over te leggen waarin de
archeologische aarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden
verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is
vastgesteld;
b.
kunnen
aan een omgevingsvergunning voor het bouwen als bedoeld in de Wet Algemene
Bepalingen Omgevingsvergunning de volgende regels worden verbonden:
1.
de
verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de
archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
2.
de
verplichting tot het doen van opgravingen;
3.
de
verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een
deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan
door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties,
tenzij in het rapport als bedoeld onder a naar het oordeel van burgemeester en
wethouders is aangetoond dat het bouwwerk waarop de aanvraag betrekking heeft
niet zal leiden tot een onevenredige aantasting van archeologische waarden.
Het
bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid
16.2, onder a voor de overlegging van het aldaar genoemd archeologische rapport
indien naar hun oordeel de archeologische waarde van het terrein in andere
beschikbare informatie voldoende is vastgesteld. De woorden ‘het rapport als
bedoeld onder a’ dienen in dat geval te worden gelezen als ‘andere beschikbare
informatie’.
a.
Het
is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het
bevoegd gezag (omgevingsvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde
en werkzaamheden met een oppervlakte van meer dan 1000 m˛
uit te voeren, zulks ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op deze
gronden van toepassing zijnde bestemmingen:
1.
het
ontgronden, afgraven, egaliseren, mengen, diepploegen, ontginnen en/of
anderszins ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur dieper dan
2.
het
graven en/of baggeren van sloten, vaarten en andere watergangen dieper dan 30
cm;
3.
het
aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of
telecommunicatieleidingen en drainage en daarmee verband houdende constructies,
installaties of apparatuur dieper dan
4.
het
rooien van bomen en/of houtgewas, waarbij stobben worden verwijderd op meer dan
b.
De
onder a. bedoelde vergunning is niet vereist voor werken, geen bouwwerken
zijnde, en werkzaamheden:
1.
die
plaatsvinden in of op gronden waarvan op basis van archeologisch onderzoek is
aangetoond dat er zich ter plekke geen archeologische waarden bevinden;
2.
die
reeds in uitvoering zijn ten tijde van het van kracht worden van het plan;
3.
die
het normale onderhoud betreffen;
4.
die
mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;
5.
die
op archeologisch onderzoek zijn gericht.
c.
De
onder a. genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien de plaats waar
de werken en/of werkzaamheden zullen worden uitgevoerd voldoende archeologisch
is onderzocht en er een deskundigenadvies is ingewonnen, vaststaat dat geen
onevenredige afbreuk aan de archeologische en cultuurhistorische waarden wordt
gedaan, dan wel dat afdoende maatregelen zijn getroffen tot behoud of
ontwikkeling van die waarden en eventuele bodemvondsten naar elders zijn
overgebracht.
Burgemeester
en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming ‘Waarde -
Archeologie 2’ wordt verwijderd, mits na voldoende onderzoek van de vindplaats en
het inwinnen van deskundigenadvies blijkt dat voor de archeologisch waardevolle
gebieden de waardebepalende elementen niet zijn te handhaven in relatie tot de
functie van de gronden en de gebouwen, en de aanwezige bodemvondsten naar
elders zijn overgebracht.