Artikel 33 Algemene wijzigingsregels

Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken, het plan wijzigen in die zin dat:

a.       ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone – wijzigingsgebied 1' nieuwe woningen mogen worden gebouwd, met dien verstande dat:

1.      het aantal woningen niet meer bedraagt dan 19;

2.      de nieuwe woningen achter de voormalige boerderijpanden dienen te worden gebouwd;

3.      per hoofdgebouw voldoende parkeerplaatsen op eigen erf worden gerealiseerd;

4.      een verzoek om wijziging van het plan gepaard gaat met een voorstel tot landschappelijke inpassing van de bebouwing;

5.      de wijziging niet mag leiden tot een beperking van het functioneren van omliggende bedrijvigheid;

6.      er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen;

7.      de geluidsbelasting op de woningen niet meer mag bedragen dan de daarvoor geldende voorkeurswaarde of een hoger verkregen grenswaarde zoals bedoeld in de Wet geluidhinder;

8.      rekening wordt gehouden met de mogelijke aanwezigheid van te beschermen planten- en diersoorten op grond van de Flora- en faunawet;

9.      alvorens tot wijziging wordt overgegaan een hydrologisch onderzoek wordt uitgevoerd, met dien verstande dat de wijzigingsbevoegdheid uitsluitend wordt toegepast indien uit het onderzoek is gebleken dat de waterhuishoudkundige waarde door toepassing van de wijzigingsbevoegdheid niet onevenredig wordt geschaad.