Artikel 4 Anti-dubbeltelbepaling
Artikel 5 Algemene
afwijkingsregels
Hoofdstuk
4 Overgangs- en slotregels
BIJLAGEN
-
Beeldkwaliteitsplan
Plan ontwikkeling Nieuwe Es 6A & 8 te Wijster
In deze
regels wordt verstaan onder:
a.
het plan:
het bestemmingsplan Nieuwe Es 6a en 8 Wijster met identificatienummer
NL.IMRO.1731.NieuweEs6a8WYS-VST1 van de gemeente Midden-Drenthe;
b.
bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij
behorende bijlagen;
c.
aan- of uitbouw:
een gebouw dat in bouwkundig opzicht qua massa en vorm ondergeschikt is aan het
hoofdgebouw, maar functioneel één geheel vormt met het hoofdgebouw;
d.
aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar
ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of
het bebouwen van deze gronden;
e.
aanduidinggrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
f.
aan huis verbonden
bedrijfsactiviteiten:
het verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke - geheel of
overwegend door middel van handwerk uit te oefenen - bedrijvigheid, waarvan de aard,
omvang en uitstraling zodanig zijn, dat de activiteiten in de woning en/of de
daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie ter plaatse,
kunnen worden uitgeoefend;
g.
aan huis verbonden beroep:
het beroep van: accountant, administratieconsulent, advocaat, apotheker,
architect, assurantiebemiddelaar, belastingconsulent, bouwkundig architect,
dierenarts, fysiotherapeut, gastouder, gerechtsdeurwaarder, huisarts,
interieurarchitect, logopedist, makelaar in onroerend goed, medisch specialist,
notaris, oefentherapeut, organisatieadviseur, raadgevend ingenieur,
registeraccountant, specialist, tandarts, tandartsspecialist, tuin- en
landschapsarchitect, verloskundige, dan wel een naar de aard daarmee gelijk te
stellen beroep, dat in combinatie met de woonfunctie, als hoofdfunctie kan
worden uitgeoefend in een hoofdgebouw en/of bijgebouw(en) dat is (die zijn)
bestemd voor het wonen;
h.
achtererf:
gedeelte van het erf dat aan de achterzijde van het gebouw is gelegen;
i.
archeologische waarden:
waarden die bestaan uit de aanwezigheid van een bodemarchief met sporen van
vroegere menselijke bewoning en/of grondgebruik daarin, en als zodanig van
wetenschappelijk belang zijn en het cultuurhistorisch erfgoed
vertegenwoordigen;
j.
bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
k.
bed and breakfast(eenheid):
het tegen vergoeding verstrekken van logies waarbij de Bed &
breakfasteenheden enkel zijn ingericht als nachtverblijf en er in totaal
maximaal 6 personen mogen verblijven;
l.
bestaand gebruik:
het gebruik dat bestaat ten tijde van het van kracht worden van het betreffende
gebruiksverbod, met uitzondering van gebruik dat in strijd was met het voorheen
geldende bestemmingsplan
m. bestaand bouwwerk:
een bouwwerk, dat ten tijde van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan
bestaat, wordt gebouwd, dan wel nadien krachtens een bouwvergunning, waarvoor
de aanvraag voor dat tijdstip is ingediend, kan worden gebouwd;
n.
bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
o.
bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
p.
bijgebouw:
een gebouw dat in bouwkundig opzicht qua massa en vorm ondergeschikt is aan een
op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw en ten dienste staat van het
hoofdgebouw, vrijstaand dan wel aangebouwd;
q.
bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en
het vergroten van een bouwwerk;
r.
bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
s.
bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij
elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
t.
bouwperceelgrens:
de grens van een bouwperceel;
u.
bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de
regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;
v.
bouwwerk:
een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de
aarde is verbonden;
w.
café:
een horecabedrijf, niet zijnde een discotheek of bar/dancing dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken voor consumptie ter
plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van kleine etenswaren, al dan niet ter plaatse bereid;
x.
detailhandel:
het bedrijfsmatig te
koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen
en/of leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen voor gebruik,
verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of
bedrijfsactiviteit;
y.
erker:
uitbouw aan een gevel van het hoofdgebouw;
z.
gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of
gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
aa. hoofdgebouw:
een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de
verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en,
indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die
bestemming het belangrijkst is;
bb. overkapping:
een bouwwerk voorzien van een plat dak, dan wel een kap en uitgevoerd met
maximaal één wand;
cc. overig bouwwerk:
een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand
zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;
dd. peil:
1.bij ligging aan een weg: de kruin van de weg;
2.
bij
ligging aan een anderszins verhard terrein: de bovenkant van dat terrein;
3.bij ligging anders dan een weg of verhard terrein: het
maaiveld;
4.
bij
aan- of uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij of aan een bestaande
woning: de bestaande peilmaat van de woning of het maaiveld;
ee. seksinrichting:
een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in
de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of
vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder een
seksinrichting worden in ieder geval verstaan een prostitutiebedrijf, alsmede
een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of
een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
ff. twee-aaneen bebouwing:
bebouwing in halfvrijstaande en/of geschakelde hoofdgebouwen, waarvan het
hoofdgebouw aan maximaal één zijde grenst aan een ander hoofdgebouw en daardoor
aan één zijde in de perceelsgrens is gebouwd.
gg. voorgevel:
de naar de weg gekeerde gevel van een woning of, indien een woning met meer dan
één zijde naar de weg is gekeerd, de als zodanig door burgemeester en
wethouders aan te wijzen gevel(s);
hh. voorgevelrooilijn:
1.
langs
een wegzijde met een regelmatige of nagenoeg regelmatige ligging van de
voorgevels van de bestaande bebouwing:
-
de
evenwijdig aan de as van de weg gelegen lijn, welke, zoveel mogelijk
aansluitend aan de ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing, een
zoveel mogelijk gelijkmatig beloop van de rooilijn overeenkomstig de richting
van de weg geeft;
2.
langs
een wegzijde waarlangs geen bebouwing als bedoeld onder 1 aanwezig is en waarlangs mag worden gebouwd:
-
bij
een wegbreedte van tenminste
-
bij
een wegbreedte geringer dan
-
bij
een wegbreedte tussen de
ii.
vrijstaande (hoofd)bebouwing:
bebouwing waarbij de hoofdgebouwen aan beide zijden niet in de perceelsgrens
zijn gebouwd.
jj.
vrijstaand bijgebouw
een niet met het
(hoofd)gebouw verbonden gebouw, dat zowel ruimtelijk als functioneel
ondergeschikt is aan het op hetzelfde bouwperceel gelegen (hoofd)gebouw en ten
dienste staat van dat (hoofd)gebouw;
kk. woning:
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één
afzonderlijk huishouden;
Bij
toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
a.
de afstand tot de grens van een
bouwperceel:
de kortste afstand vanaf enig punt van een bouwwerk tot de grens van een
bouwperceel.
b.
de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig
bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals
schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen
bouwonderdelen;
c.
de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
d.
de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord
of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
e.
de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels
(en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en
dakkapellen;
f.
de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren,
neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte
bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
Bij
toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen, worden ondergeschikte
bouwdelen als:
1.
plinten,
pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel-
en kroonlijsten;
2.
erkers
die voldoen aan de bouwregels;
3.
overstekende
daken en/of luifels kleiner dan
4.
balkons
die minder dan
5.
een
wolfseind met een maximale goothoogte van
buiten
beschouwing gelaten.
De voor 'Wonen' aangewezen gronden
zijn bestemd voor:
a.
wonen
met daaraan ondergeschikt:
b.
groenvoorzieningen;
c.
infrastructurele
voorzieningen;
d.
openbare
nutsvoorzieningen;
e.
waterhuishoudkundige
voorzieningen;
met de daarbij behorende:
f.
tuinen,
erven en terreinen;
a.
Voor
het bouwen van hoofdgebouwen ten behoeve van wonen, gelden de volgende regels:
1.
de
hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
2.
het
aantal woningen bedraagt per bouwvlak ten hoogste het aangeduide aantal ter
plaatse van de aanduiding “maximum aantal wooneenheden”;
3.
ter
plaatse van de aanduidingen “vrijstaand” en “twee-aaneen” mag een hoofdgebouw
maximaal worden gebouwd in de aangegeven bebouwingstypen;
4.
de
dakhelling bedraagt ten minste 30° en ten hoogste 60°;
5.
de
goot- en bouwhoogte van een hoofdgebouw bedraagt ten hoogste wat is
aangegeven ter plaatse van de aanduiding “maximum goothoogte (m), maximum
bouwhoogte (m)”;
6.
in
afwijking van het bepaalde onder lid 3.2 sub a, onder 6, en kan worden
toegestaan dat de genoemde maximale goothoogte wordt verhoogd tot
7.
de
oppervlakte per woning binnen het bouwvlak, ten behoeve van wonen mag maximaal
b.
Aan-
en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen dienen binnen het bouwvlak te worden
gebouwd en moeten onderdeel uitmaken van het hoofdgebouw.
c.
Voor
het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden
de volgende regels:
1.
op
een bouwperceel mag maximaal één vlaggenmast van ten hoogste
2.
de
bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt tot
3.
de
bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde,
bedraagt tot
Burgemeester en wethouders kunnen
ten behoeve van een goede woonsituatie, de milieusituatie, de
verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de
aangrenzende gronden nadere eisen stellen aan:
a.
de
plaats en de afmetingen van de bebouwing;
b.
de
bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen ten aanzien van het erf
grenzend aan de openbare weg of openbaar groen;
Het bevoegd gezag kan, mits de
noodzaak wordt aangetoond en mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het
straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid, de sociale
veiligheid, de milieusituatie en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende
gronden, bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in de in lid 3.2,
sub a, onder 6 gegeven goot- en bouwhoogten tot niet meer dan 10% van die
hoogtes.
Onder strijdig gebruik met deze
bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de
bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
a.
het
gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor zelfstandige bewoning;
b.
het
gebruik van een hoofdgebouw inclusief aan- en uitbouw en aangebouwd bijgebouw
voor meer dan één woning;
c.
het
gebruik van gronden en bouwwerken in combinatie met bedrijfsdoeleinden anders
dan een aan huis verbonden beroep;
d.
het
gebruik van de gronden en bouwwerken in combinatie met een aan huis verbonden
beroep, met dien verstande dat de uitoefening van een aan huis verbonden beroep
wel is toegestaan voor zover de woonfunctie in overwegende mate blijft
gehandhaafd en er geen ernstige hinder of afbreuk aan het woonmilieu wordt
gedaan en dat voldoet aan de volgende voorwaarden:
1.
de
woonfunctie moet in ruimtelijke en visuele zin primair blijven;
2.
aan
huis verbonden activiteiten ten behoeve van het beroep mogen uitsluitend
inpandig worden verricht;
3.
maximaal
30% van de oppervlakte van hoofd- en bijgebouwen mag worden gebruikt voor de
aan huis verbonden activiteiten ten behoeve van het beroep met een maximum van
4.
degene
die de gebruiker is van de woning moet ook degene zijn die het aan huis
verbonden beroep uitoefent;
5.
de
ruimtelijke uitstraling van de activiteiten moet qua aard, omvang en
intensiteit verenigbaar zijn met het karakter van de omringende woonomgeving;
6.
behoudens
een beperkte verkoop in het klein, in direct verband met het aan huis verbonden
beroep, mag geen detailhandel plaatsvinden;
7.
het
gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de verkeersafwikkeling en de
parkeersituatie ter plaatse; ten aanzien van het laatste geldt als uitgangspunt
dat er dient te worden geparkeerd op eigen terrein.
Het bevoegd gezag kan, mits de
noodzaak wordt aangetoond en mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan
het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid, de
sociale veiligheid, de milieusituatie en de gebruiksmogelijkheden van
aangrenzende gronden, bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
a. artikel 3.5, lid c en toestaan dat
gronden en bouwwerken worden gebruikt ten behoeve van aan huis verbonden
bedrijfsactiviteiten, met dien verstande dat de uitoefening van een aan huis
verbonden bedrijf uitsluitend is toegestaan voor zover de woonfunctie in
overwegende mate blijft gehandhaafd en er geen ernstige hinder of afbreuk aan
het woonmilieu wordt gedaan en dat voldoet aan de volgende voorwaarden:
1. de woonfunctie moet in ruimtelijke
en visuele zin primair blijven;
2. de aan huis verbonden activiteiten
ten behoeve van het bedrijf mogen uitsluitend inpandig worden verricht;
3. maximaal 30% van de oppervlakte van
hoofd- en bijgebouwen mag worden gebruikt voor de aan huis verbonden
activiteiten ten behoeve van het bedrijf met een maximum van
4. degene die de gebruiker is van de
woning moet ook degene zijn die het aan huis verbonden bedrijf uitoefent;
5. de ruimtelijke uitstraling van de
activiteiten moet qua aard, omvang en intensiteit verenigbaar zijn met het
karakter van de omringende woonomgeving;
6. het gebruik levert geen ernstige hinder
op voor het woonmilieu, dan wel doet geen afbreuk aan het woonkarakter van de
wijk of de buurt;
7. van deze afwijkingsbevoegdheid wordt
geen gebruik gemaakt ten behoeve van bedrijven die vergunningsplichtig of
meldingsplichtig zijn krachtens de milieuwetgeving;
8. bedrijfsactiviteiten zijn bovendien
uitsluitend toegestaan voor zover deze voorkomen in, dan wel naar de aard en de
invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen zijn met de bedrijven
categorie 1 en 2 van de in de bijlage opgenomen Staat van bedrijven;
9. behoudens een beperkte verkoop in
het klein, in direct verband met het aan huis verbonden bedrijf, mag geen
detailhandel plaatsvinden;
10. het gebruik zal geen nadelige
invloed hebben op de verkeersafwikkeling en de parkeersituatie ter plaatse; ten
aanzien van het laatste geldt als uitgangspunt dat er dient te worden
geparkeerd op eigen terrein.
b. lid 3.1 en toestaan dat gronden en
bouwwerken worden gebruikt ten behoeve van bed and breakfast, mits wordt
voldaan aan de volgende voorwaarden:
1. de bed and breakfast moet
plaatsvinden binnen de bestaande bebouwing en mag zowel in hoofdgebouw als
bijgebouw worden gerealiseerd. Er wordt uitgegaan van een al bestaande entree;
2. in een bijgebouw mogen voor de bed
and breakfastfunctie uitsluitend slaapplaatsen met sanitaire voorzieningen
worden gerealiseerd. Hieraan gekoppeld, moet in het hoofdgebouw een
ontbijtruimte en mag een eventuele woonkamer worden gerealiseerd;
3. het bijgebouw moet in de directe
nabijheid van het hoofdgebouw staan en een duidelijke relatie hebben met het
hoofdgebouw;
4. de uiterlijke kenmerken van het
hoofdgebouw moeten behouden blijven. Er mogen geen uiterlijke kenmerken aan de
woning worden toegevoegd;
5. er mogen maximaal drie bed and
breakfasteenheden worden gerealiseerd, voor in totaal maximaal 6 personen;
6. er mag geen keukenblok in de bed and
breakfasteenheden worden gemaakt;
7. het parkeren voor de bed and
breakfast moet op eigen erf plaatsvinden;
8. er mag geen extra inrit worden
aangelegd in verband met de vestiging van bed and breakfast;
9. de vestiging van bed and breakfast
is alleen toegestaan aan een verkeersontsluiting van voldoende omvang;
10. er is geen sprake van onevenredige
schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven
in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
11. er mag geen onevenredige afbreuk
worden gedaan aan de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de
aangrenzende gronden;
a Het is verboden zonder of in
afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken
zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
1. het aanleggen van verharding voor
de naar de weg gekeerde gevels van gebouwen, met uitzondering van een oprit
voor motorvoertuigen met een breedte van ten hoogste
b
Het onder a vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden
welke:
1
reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een
verleend omgevingsvergunning;
2
het normale onderhoud en/of gebruik betreffen;
3
reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het
van kracht worden van het plan.
c De onder a genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de in de bestemmingsomschrijving genoemde waarden.
Grond die
eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan
uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling
van latere bouwplannen buiten beschouwing.
a.
het
bepaalde in het plan en toestaan dat antenne- of alarmmasten tot een hoogte van
b.
het
bepaalde in het plan en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of
aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, voorzover de
verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geven;
c.
het
bepaalde in het plan en toestaan dat bestemmings- of bouwgrenzen worden
overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
d.
het
bepaalde in het plan en toestaan dat openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten
behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van de
bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes en naar de aard daarmee gelijk te
stellen gebouwtjes mogen worden gebouwd, mits:
· de inhoud per gebouwtje niet meer
dan
e.
het
bepaalde in het plan en toestaan dat de gronden mogen worden gebruikt voor de
aanleg van een paardrijbak, met dien verstande dat de volgende voorwaarden
gelden:
1.
de
paardrijbak mag uitsluitend binnen het bestemmingsvlak ten behoeve van het
eigen hobbymatige gebruik worden aangelegd;
2.
de
paardrijdbak dient zoveel mogelijk uit het zicht van de openbare weg worden
gesitueerd;
3.
de
paardrijdbak mag achter de woning worden gesitueerd;
4.
er
mag geen hinder (geur, geluid, licht en stof) worden veroorzaakt voor
nabijgelegen woningen van derden (minimale afstand van
5.
er
mogen geen onevenredige verstoring van het bodemarchief worden veroorzaakt;
6.
er
mogen geen bouwwerken ten behoeve van verlichting bij een paardrijdbak worden
aangebracht.
1.
de
gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en/of bouwwerken;
2.
de
verkeersveiligheid;
Voor
zover de regels in het bestemmingsplan met betrekking tot:
a.
de
voorgeschreven goothoogte en bouwhoogte;
b.
de
plaatsing op het bouwperceel:
ruimte
bieden voor verschillende mogelijkheden voor het realiseren van gebouwen, is
deze ruimte tevens bedoeld voor het kunnen stellen van voorwaarden op basis van
de in artikel 12a van de Woningwet aangegeven welstandscriteria.
Eisen
met betrekking tot kapvormen, dakhellingen en de nokrichting worden voor zover
nodig gesteld in het kader van artikel 12a van de Woningwet.
Alle
omgevingsvergunningaanvragen die betrekking hebben op het perceel Nieuwe Es 6a
en 8 te Wijster worden getoetst aan het in de bijlage opgenomen
beeldkwaliteitsplan.
Het
bestemmingsplan verzet zich tegen het gebruik van de gronden en bouwwerken als
seksinrichting.
Burgemeester
en wethouders kunnen ten behoeve van een goede woonsituatie, de milieusituatie,
de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de
aangrenzende gronden nadere eisen stellen aan de plaats van bebouwing gelegen
in de nabijheid van een boom ter plaatse van de aanduiding “monumentale boom”.
1.
Een
bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan
aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een
omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze
afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
a.
gedeeltelijk
worden vernieuwd of veranderd;
b.
na
het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of
veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee
jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan.
2.
Het
bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een
omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk
als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
3.
Het
eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het
tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning
en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de
overgangsbepaling van dat plan.
1.
Het
gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van
inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden
voortgezet.
2.
Het
is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het
eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan
strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang
wordt verkleind.
3.
Indien
het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na de inwerkingtreding van het plan
voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit
gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
4.
Het
eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het
voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen
van dat plan.
Deze
regels worden aangehaald als: 'Regels van het bestemmingsplan Nieuwe Es 6a en 8
Wijster'.