Gemeente:
Midden-Drenthe
Plannaam:
Dambroeken
Status:
Vastgesteld
Status Datum:
02-11-2009

DOCUMENT

 

Regels

 

 

HOOFDSTUK 1 Inleidende regels

 

 

Artikel 1 Begrippen

 

In deze regels wordt verstaan onder:

 

a. plan:

het bestemmingsplan bedrijventerrein Dambroeken te Beilen van de gemeente Midden-Drenthe;

 

b. bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1731.Dambroeken-HDP1 met de bijbehorende regels;

 

c. aan- of uitbouw:

een aan het (hoofd)gebouw aanwezig gebouw dat ruimtelijk ondergeschikt is aan dat (hoofd)gebouw, maar in functioneel opzicht deel uitmaakt van dat hoofdgebouw;

 

d. aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

 

e. aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

 

f. bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

 

g. beperkt kwetsbaar object:

een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden;

 

h. bestaand gebruik:

het gebruik dat bestaat ten tijde van het van kracht worden van het betreffende gebruiksverbod, met uitzondering van gebruik dat in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan;

 

i. bestaand bouwwerk:

een bouwwerk dat ten tijde van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan bestaat, wordt gebouwd, dan wel nadien krachtens een melding of bouwvergunning, waarvoor de aanvraag voor dat tijdstip is ingediend, kan worden gebouwd;

 

j. bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk; alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

 

k. bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

 

l. bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

 

m. bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel;

 

n. bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;

 

o. bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

 

p. gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

 

q. geluidzoneringsplichtige inrichting:

een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld;

 

r. kwetsbaar object:

een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde voor het risico c.q. een risicoafstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, die in acht moet worden genomen;

 

s. risicovolle inrichting:

een inrichting, bij welke ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;

 

t. peil:

1. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de bouwhoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;

2. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de bouwhoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw.

 

 

Artikel 2 Wijze van meten

 

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

 

a. de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

 

b. de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

 

c. de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

 

d. de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk:

 

e. afstand tot de zijdelingse grens van een bouwperceel:

de afstand tot binnen het bouwvlak gelegen zijdelingse grenzen van een bouwperceel.

 

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van de plaatsing van gebouwen worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 1 m bedraagt.

 

 

HOOFDSTUK 2 Bestemmingsregels

 

Artikel 3 Bedrijf

 

3.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor 'bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. garagebedrijf;

b. kantoren al dan niet met werkplaats ten behoeve van productie, herstel en onderhoud en de daarbij behorende opslag;

c. grootschalige detailhandelsbedrijven, zoals:

- bouwmarkten;

- keukenshowroom;

- sanitairshowroom;

- toonzalen voor meubelen en toebehoren;

- wooninrichting bedrijven;

- tuincentrum en toebehoren;

- of hiermee gelijk te stellen bedrijven;

met een verkoopvloeroppervlakte van ten hoogste 2.500 m²;

d. verkeer en verblijf;

e. groenvoorzieningen;

f. water, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'water';

g. openbare nutsvoorzieningen;

met dien verstande dat onder de bestemming niet worden begrepen:

1. geluidzoneringsplichtige inrichtingen;

2. risicovolle inrichtingen.

 

 

3.2 Bouwregels

 

a. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

1. de gebouwen worden gebouwd binnen het bouwvlak;

2. de afstand tot de as van de weg bedraagt ten minste 8,5 m en tot de zijdelingse grens van een bouwperceel ten minste 5 m;

3. er zijn geen dienstwoningen toegestaan;

4. er mag per bouwperceel ten hoogste één gebouw met aan- en/of uitbouwen worden gebouwd;

5. er mag niet meer dan het ter plaatse aangegeven percentage van het bouwperceel worden bebouwd;

6. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 12 m;

7. binnen een afstand van 10 m tot de bouwgrens aan de kant van de Domoweg mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van kantoren en showrooms.

 

b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

1. de bouwhoogte bedraagt binnen het bouwvlak niet meer dan 9 m en buiten het bouwvlak niet meer dan 3 m, met uitzondering van bouwwerken ten dienste van de begeleiding, beveiliging en regeling van het verkeer;

2. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt voor de voorgevelrooilijn ten hoogste 1 m en daarachter ten hoogste 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte op zijerven die grenzen aan een openbare weg (niet zijnde een brandgang tussen twee gebouwen) of openbaar groengebied op een afstand van 1 m of minder uit de perceelgrens ten hoogste 1 m bedraagt.

 

 

3.3 Nadere eisen

 

Burgemeester en Wethouders kunnen met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:

- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;

- het bebouwingsbeeld;

- de verkeersveiligheid;

nadere eisen stellen aan:

a. de afstand van gebouwen tot de as van de weg, indien niet wordt gebouwd in de naar de weg gekeerde bouwgrens;

b. de afstand tussen gebouwen, indien deze minder dan 20 m bedraagt;

c. de plaatsing van de gebouwen, in die zin dat deze in de aan de aanduiding 'water' grenzende bouwgrens dienen te worden gebouwd;

d. de bouwhoogte van gebouwen langs de Domoweg;

waarbij het gestelde in de toelichting als toetsing wordt gehanteerd.

 

 

3.4 Ontheffing van de bouwregels

 

Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;

- het bebouwingsbeeld;

- de verkeersveiligheid,

ontheffing verlenen van het bepaalde In:

a. lid 3.2, sub a, onder 2:

wat betreft de afstand tot de zijdelingse grens van het bouwperceel mits de som van deze afstanden ten minste 10 m bedraagt;

b. lid 3.2, sub a, onder 7:

mits sprake blijft van een representatief karakter van de bebouwing in de vorm van een kantoorachtige bebouwing.

 

 

3.5 Specifieke gebruiksregels

 

Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken in strijd met de bestemmingsomschrijving. Als verboden gebruik wordt in ieder geval aangemerkt: a. reclameactiviteiten die zich richten op de A28;

b. grootschalige detailhandelsbedrijven zoals genoemd in lid 3.1 sub c met een groter verkoopvloeroppervlak dan 2.500 m².

 

 

3.6 Wijzigingsbevoegdheid

 

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat zich binnen de bestemming Bedrijf ook andere dan in lid 3.1 genoemde bedrijven mogen vestigen, met dien verstande dat:

a. voor de gebouwen het bepaalde in artikel 3.2 van toepassing is;

b. uitsluitend de vestiging van lokale of aan Beilen gebonden kleinschalige bedrijvigheid is toegestaan.

 

 

Artikel 4 Groen

 

4.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor 'groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. gazon, plantsoen en beplanting;

b. water en oeverstroken;

c. ontsluiting ten behoeve van aangrenzende gronden;

d. parkeren.

 

 

4.2 Bouwregels

 

a. Voor deze gronden geldt dat geen gebouwen mogen worden gebouwd.

 

b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:

- de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 3 m.

 

 

4.3 Nadere eisen

 

Burgemeester en wethouders kunnen, met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:

- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;

- de verkeersveiligheid;

nadere eisen stellen aan de plaats van bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

 

Artikel 5 Groen - Opgaande beplanting

 

5.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor 'groen – opgaande beplanting' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. afschermende beplanting;

b. ontsluiting voor fiets- en voetgangers ten behoeve van aangrenzende gronden.

 

 

5.2 Bouwregels

 

a. Voor deze gronden geldt dat geen gebouwen mogen worden gebouwd.

 

b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:

- de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 3 m.

 

 

5.3 Nadere eisen

 

Burgemeester en wethouders kunnen, met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:

- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;

- de verkeersveiligheid;

nadere eisen stellen aan de plaats van bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

Artikel 6 Horeca

 

6.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor 'horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. hotel, restaurant, café, bar-dancing;

b. grootschalig ontspanningsactiviteiten, zoals een discotheek, biljartcentrum, bowlingbaan en/of automatenhal.

 

 

6.2 Bouwregels

 

a. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

1. de gebouwen worden gebouwd binnen het bouwvlak;

2. er zijn geen dienstwoningen toegestaan;

3. er mag per bouwperceel ten hoogste één gebouw met aan- en/of uitbouwen worden gebouwd;

4. de gezamenlijke oppervlakte bedraagt niet meer dan 2.500 m²;

5. de goothoogte bedraagt niet meer dan 8 m;

6. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 12 m.

 

b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:

- de bouwhoogte bedraagt binnen het bouwvlak niet meer dan 9 m en buiten het bouwvlak niet meer dan 3 m, met uitzondering van bouwwerken ten dienste van de begeleiding, beveiliging en regeling van het verkeer.

 

 

6.3 Nadere eisen

 

Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:

- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;

- het bebouwingsbeeld;

- de verkeersveiligheid,

nadere eisen stellen aan de plaatsing van de gebouwen in die zin dat deze binnen een afstand van 3 m uit de bouwgrens dienen te worden gebouwd.

 

 

6.4 Wijzigingsbevoegdheid

 

a. Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat:

1. de gronden ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied' mogen worden gewijzigd voor parkeren ten behoeve van de aangrenzende discotheek, met dien verstande dat voor het parkeren ten behoeve van de discotheek het aantal parkeerplaatsen niet meer dan 50 mag bedragen;

2. de bestemming Horeca kan worden gewijzigd in de bestemming Bedrijventerrein met inachtneming van de regels als bedoeld in artikel 3.

 

 

Artikel 7 Verkeer - Verblijf

 

7.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor 'verkeer - verblijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. wegen met een functie voor intern verkeer en ontsluitingsverkeer;

b. parkeren;

c. carpoolplaats.

 

 

7.2 Bouwregels

 

a. Voor deze gronden geldt dat geen gebouwen mogen worden gebouwd.

 

b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:

- de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 8 m.

 

 

HOOFDSTUK 3 Algemene regels

 

 

Artikel 8 Anti-dubbeltelbepaling

 

Grond, die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

 

Artikel 9 Algemene ontheffingsregels

 

9.1 Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van:

a. de in het bestemmingsplan gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;

b. het bepaalde in het bestemmingsplan voor het bouwen van antennes en/of een landmark tot een bouwhoogte van ten hoogste 30 m;

c. het bepaalde in het bestemmingsplan en toestaan dat openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits:

- de inhoud per gebouwtje niet meer dan 100 m³ bedraagt;

- de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste 15 m bedraagt.

 

 

9.2 De onder 9.1 bedoelde ontheffingen mogen niet leiden tot een onevenredige aantasting van:

- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;

- het bebouwingsbeeld;

- de verkeersveiligheid.

 

 

 

HOOFDSTUK 4 Overgangs- en slotregels

 

Artikel 10 Overgangsrecht

 

A Overgangsrecht bouwwerken

 

1 Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:

a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

b. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan.

 

2 Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig ontheffing verlenen van het eerste lid voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.

 

3 Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

 

 

B Overgangsrecht gebruik

 

1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

 

2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

 

3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan één jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

 

4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

 

Artikel 11 Slotregel

 

Deze regels worden aangehaald als: 'Regels van het bestemmingsplan Bedrijventerrein Dambroeken te Beilen’.

 

Vastgesteld ter openbare vergadering van de raad d.d.

 

 

 

, voorzitter

 

 

 

 

 

, griffier