De voor
'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar
voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud van de mogelijk te
verwachten archeologische waarden.
In het
belang van de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden en onder
de voorwaarde dat de oppervlakte waarop de aanvraag betrekking heeft groter is
dan
a dient de aanvrager van een
omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport over te leggen waarin de
archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord
naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is
vastgesteld;
b kunnen aan een omgevingsvergunning
voor het bouwen de volgende regels worden verbonden:
1 de verplichting tot het treffen van
technische maatregelen, waardoor de archeologische resten in de bodem kunnen
worden behouden;
2 de verplichting tot het doen van
opgravingen;
3 de verplichting de oprichting van
het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de
archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders
bij de vergunning te stellen kwalificaties, tenzij in het rapport als bedoeld
onder a naar het oordeel van burgemeester en wethouders is aangetoond dat het
bouwwerk waarop de aanvraag betrekking heeft niet zal leiden tot een onevenredige
aantasting van archeologische waarden.
Er kan bij
een omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in:
a lid 26.2, onder a:
b voor de overlegging van het aldaar
genoemd archeologische rapport, indien naar het oordeel van burgemeester en
wethouders de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare
informatie voldoende is vastgesteld. De woorden 'het rapport als bedoeld onder
a' dienen in dat geval te worden gelezen als 'andere beschikbare informatie'.
a
Het
is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het
bevoegd gezag (omgevingsvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde,
en werkzaamheden met een oppervlakte van meer dan
1 het ontgronden, afgraven, egaliseren,
mengen, diepploegen, ontginnen en/of anderszins ingrijpend wijzigen van de
bodemstructuur dieper dan
2 het graven en/of baggeren van
sloten, vaarten en andere watergangen dieper dan
3 het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en
drainage en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur
dieper dan
4 het rooien van bomen en/of
houtgewas, waarbij stobben worden verwijderd op meer dan
met dien verstande dat de omgevingsvergunning
ook verplicht is voor gebieden met een kleinere oppervlaktemaat dan
b
Het
bepaalde onder a is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of
werkzaamheden die:
1 die plaatsvinden in of op gronden
waarvan op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat er zich ter
plekke geen archeologische waarden bevinden;
2 die reeds in uitvoering zijn ten
tijde van het van kracht worden van het plan;
3 die het normale onderhoud betreffen;
4 die mogen worden uitgevoerd
krachtens een reeds verleende vergunning;
5 die op archeologisch onderzoek zijn
gericht.
a
De
onder a genoemde vergunning kan uitsluitend worden verleend indien de plaats
waar de werken en/of werkzaamheden zullen worden uitgevoerd voldoende
archeologisch is onderzocht en er een deskundigenadvies is ingewonnen,
vaststaat dat geen onevenredige afbreuk aan de archeologische en
cultuurhistorische waarden wordt gedaan, dan wel dat afdoende maatregelen zijn
getroffen tot behoud of ontwikkeling van die waarden en eventuele bodemvondsten
naar elders zijn overgebracht.
Burgemeester
en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat:
a de bestemming ‘Waarde - Archeologie’
wordt verwijderd, indien:
1 uit nader onderzoek is gebleken dat
ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;
2 het niet meer noodzakelijk wordt
geacht dat het bestemmingsplan voorziet in bescherming van deze waarden.