De voor
‘Leiding - Hoogspanning’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar
voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
a ondergrondse hoogspanningsleidingen;
met de
daarbij behorende:
b bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
In
afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald, mogen op of in deze
gronden geen bouwwerken worden gebouwd.
Het bevoegd
gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde
in de bouwregels en toegestaan dat de in de basisbestemming genoemde gebouwen
en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits:
a vooraf advies wordt ingewonnen van
de betreffende leidingbeheerder;
b is aangetoond dat er geen
onevenredige afbreuk wordt gedaan aan een doelmatig en veilig functioneren van
de ondergrondse hoogspanningsleidingen.
Onder
strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van
de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
a het permanent opslaan van goederen;
b het gebruik van de gronden en
bouwwerken als risicogevoelig object.
Het bevoegd
gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde
in lid 22.4 sub b en toegestaan dat gronden en bouwwerken worden gebruikt als
risicogevoelig object, mits:
a vooraf advies wordt ingewonnen van
de betreffende leidingbeheerder;
b is aangetoond dat er geen
onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de veiligheid van personen en goederen;
c het groepsrisico voldoende kan
worden gemotiveerd.
a Het is verboden zonder
omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van
werkzaamheden, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit
te voeren, zulks ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op deze
gronden van toepassing zijnde bestemmingen:
1 het egaliseren en ophogen van
gronden en/of het anderszins ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur;
2 het uitvoeren van graafwerkzaamheden
dieper dan
3 het in de grond brengen van
voorwerpen dieper dan
4 het aanleggen of verharden van
andere oppervlakteverhardingen;
5 het planten van bomen en het
aanbrengen van andere beplantingen die dieper wortelen of kunnen wortelen dan
b Het onder a vervatte verbod is niet
van toepassing op werken en werkzaamheden, die:
1 het normale onderhoud betreffen;
2 reeds in uitvoering zijn op het
tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
3 mogen worden uitgevoerd krachtens
een reeds verleende omgevingsvergunning.
c De onder a genoemde vergunning kan
slechts worden verleend indien vooraf advies wordt ingewonnen van de
betreffende leidingbeheerder en er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan
een doelmatig en veilig functioneren van de ondergrondse
hoogspanningsleidingen.