5  Ruimtelijk casco

De analyse, het beleidskader en de visie op hoofdlijnen monden uit in het Ruimtelijk Casco. Het Ruimtelijk Casco geeft met beleidsregels voor de lange termijn richting aan duurzame, perspectiefrijke ruimtelijke ontwikkelingen.

Het Ruimtelijk Casco bestaat uit een kaartbeeld en toelichting. Deze twee zijn nadrukkelijk aan elkaar gekoppeld. De toelichting kan beschouwd worden als een uitgeschreven legenda, waarbij per legenda-eenheid staat beschreven waar het element betrekking op heeft en welke ruimtelijke strategie er bij hoort.

De directe koppeling tussen kaart en toelichting is wenselijk om het Structuurvisiebeleid op een eenvoudige manier digitaal raadpleegbaar te maken. De Wro stelt dit als eis bij de opstelling van gemeentelijke Structuurvisies.

 

Afweegbaar gebied voor dorpsuitbreiding

Plekken aangrenzend aan de bestaande bebouwing waar geen specifieke waarden uit de onderste lagen voorkomen, behoren in principe tot het afweegbare gebied voor dorpsuitbreiding. Dit zijn de plekken waar geen duurzame kwaliteiten voorkomen die zich verzetten tegen uitbreiding voor wonen, werken, winkelen en recreëren.

 

De gemeente Bladel ziet de bebouwingskernen Bladel, Hapert, Netersel, Casteren en Hoogeloon als de concentratiegebieden voor wonen, werken, winkelen en recreëren. Voor nieuwe bebouwing zal in eerste instantie naar mogelijkheden worden gezocht in het bestaand dorpsgebied, waarbij aanpassingen aan de bestaande voorraad en hergebruik van bestaande bebouwing de voorkeur verdienen. Kwantitatief gezien gaat de aandacht bij verdere dorpsontwikkeling met name uit naar de kernen Hapert en Bladel. Deze kernen hebben gezien hun goede bereikbaarheid en concentratie van voorzieningen, de meeste potentie voor deze uitbreiding. In de kernen Netersel, Casteren en Hoogeloon domineert de kleinschaligheid. Dit betekent dan ook dat hier slechts bescheiden dorpsontwikkelingen zullen plaatsvinden.

Welke invulling de afweegbare gebieden dienen te krijgen, is afhankelijk van de ligging, maar vooral ook de programmatische vraag die op een bepaald moment voorligt. Het Ruimtelijk Casco laat deze keuze open om zo te kunnen anticiperen op de veranderende vraag.

 

Bebouwingsconcentratie in buitengebied

Het begrip bebouwingsconcentratie is een verzamelbegrip, waaronder linten, bebouwingsclusters en kernrandzones in het buitengebied worden begrepen.

 

In de aangewezen bebouwingsconcentraties is hergebruik van voormalige agrarische bedrijfslocaties voor niet-agrarische functies alsmede (beperkte) toevoeging van nieuw bouwvolume afweegbaar. Belangrijke randvoorwaarde voor de verruimde mogelijkheden is een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit in brede zin. Een voorbeeld hiervan is sloop van bebouwing als compensatie voor verruimde mogelijkheden al dan niet in combinatie met rood-voor-groen, het behoud van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing of een versterking van natuur- en landschapswaarden in de omgeving. Verdichting van de bebouwingsconcentratie is dus in bepaalde gevallen toegestaan, indien dit tot een ruimtelijke verbetering leidt.

 

Ook door verdunning kunnen bebouwingsconcentraties in kwalitatieve zin worden versterkt, doordat de open relaties met het landschap worden hersteld. De bestaande waardevolle doorzichten naar het buitengebied dienen gehandhaafd te blijven. Nieuwbouw dient qua maat en schaal passend te zijn in de omgeving.

 

Bedrijventerrein

De strategie voor het bestaande bedrijventerrein is gericht op beheer en waar mogelijk intensivering. In het kader van het streven naar zuinig ruimtegebruik moeten kansen op efficiënt ruimtegebruik benut worden. Daarnaast is het van belang de bestaande structuur van het bedrijventerrein in tact te houden en waar mogelijk te versterken. Aandacht is daarbij nodig voor de representativiteit van de bebouwing, met name aan de hoofdroutes. Ook de openbare ruimte dient aandacht te krijgen, aangezien deze kan zorgen voor samenhang binnen het bedrijventerrein.

 

Beekdal

In de gemeente Bladel bestaat een onderscheid tussen de natte beekdalen en kwelgebieden en de drogere (hoger gelegen) infiltratiegebieden. Deze structuur is het meest duidelijk bij de grotere beekstelsels, waar duidelijke ingesleten beekdalen herkenbaar aanwezig zijn.

 

De beekdalen vertegenwoordigen belangrijke waarden wanneer het gaat om natuur, landschap en water, maar hebben ook betekenis voor landbouw en recreatie. Deze functies zijn echter nevengeschikt aan de eerder genoemde waarden uit de onderste lagen. In het licht van de koers om meer aandacht te schenken aan waarden uit de onderste lagen wordt in de beekdalen behoud en versterking van een robuust water- en bodemsysteem nagestreefd. Daarnaast zijn de beekdalen aangewezen als natuurontwikkelingsgebied.

Ingrepen die bedoeld zijn om het profiel van de oevers een meer natuurlijk verloop te geven of om de beek zijn oorspronkelijke meanderende karakter terug te geven (beekherstel) zijn toegestaan.

 

Ruimtelijke ingrepen die natuurontwikkeling in de toekomst kunnen frustreren moeten achterwege blijven. De beekdalen laten wat dat betreft alleen extensieve vormen van landbouw en recreatie toe. Watertekort en -overlast worden zoveel mogelijk gereduceerd en waterconservering is een aandachtspunt. Door beheersovereenkomsten voor perceelsrandenbeheer af te sluiten met agrariërs wordt de natuurwaarde van de beken en hun oevers en de waterkwaliteit op een duurzame manier gewaarborgd.

 

Beschermingszone grondwater 25-jaarszone

Ten oosten van de kern Vessem in de gemeente Eersel ligt een waterwingebied met daar rondom een beschermingszone (25-jaarszone) zeer kwetsbare grondwaterwinning dat voor een klein deel binnen de gemeente Bladel valt.

 

In deze beschermingszone is het streven nieuwe functies of uitbreiding van bestaande functies, die een hoger vervuilingrisico opleveren dan de huidige bestemming, te weren. Bij nieuwbouw, vervangende nieuwbouw en uitbreiding van bestaande bebouwing, zowel op stedelijke inbreidings- en uitbreidingslocaties als in het buitengebied, de risico’s voor de kwaliteit van het grondwater zo klein mogelijk dienen te blijven en dat er indien nodig aanvullende, beschermende maatregelen worden getroffen, die redelijkerwijs nodig zijn om grondwatervervuiling te voorkomen.

 

Daarnaast is binnen de beschermingszone nieuwvestiging van agrarische bedrijven uitgesloten en zijn nieuwe locaties voor dag- of verblijfsrecreatie alleen toegestaan, als is gebleken dat de risico’s voor de kwaliteit van het grondwater verwaarloosbaar zijn.

 

Boslandschap

Op de droge hoger gelegen dekzandruggen en dekzandvlakten komen uitgestrekte boscomplexen voor met belangrijke waarden voor de natuur. De natuurwaarden van het boslandschap worden vooral ingegeven door de aanwezigheid van afwisselende vegetatiestructuren, zoals naald- en loofhout, heide, vennen, moerassen etc. en het voorkomen van diverse diersoorten, zoals bosvogels, amfibieën en zoogdieren. Naast natuur- en ecologische waarden vertegenwoordigt een groot gedeelte van het gesloten boslandschap eveneens een belangrijke functie als infiltratiegebied.

 

De strategie is gericht op bescherming van bestaande gebieden en het vergroten van de ecologische kwaliteit van de bossen. De ambitie is gericht op het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de natuur- en landschapswaarden en hydrologische waarden.

 

Het bestaande bosgebied kan op bepaalde plekken worden uitgebreid. Door strategische bosbouw kunnen zwakke plekken worden versterkt. Specifieke aandacht vragen de overgangen van bosgebied naar open agrarisch gebied. Deze dienen meer contrast te krijgen. Dit kan bereikt worden door verdere verdichting van de bosrandzones.

 

Intensieve vormen van gebruik en bebouwing, zoals woningbouw, bedrijventerreinontwikkeling, intensieve landbouwvormen, intensieve recreatie, en dergelijke, zijn in de bosgebieden in principe uitgesloten. Voor de bosgebieden geldt dat recreatief medegebruik zoals wandelen, fietsen en picknicken en natuurgerichte recreatie prima past.

 

Centrumgebied

De strategie voor de centrumgebieden is gericht op handhaving en waar mogelijk versterking van de functiemenging. Uitgangspunt is dat de commerciële doeleinden in principe op de begane grond gesitueerd worden. Niet-woonfuncties kunnen getransformeerd worden naar wonen, indien de te transformeren functie overbodig is geworden en er geen sprake is van belemmeringen voor bestaande functies. Binnen het centrumgebied is een hogere bebouwingsdichtheid mogelijk dan elders binnen de kern. De bebouwing dient qua maat en schaal echter wel passend te zijn in de omgeving.

 

Het centrumgebied dient zich wat betreft ‘stedelijkheid’ te onderscheiden van de omliggende gebieden. Het centrum moet herkenbaar zijn als plek waar functies samenkomen en een grote mate van dynamiek ontstaat. Dit stelt met name eisen aan de architectuur en de inrichting van de openbare ruimte.

 

Centrumperiferie

De gebieden die zijn weergegeven als ‘centrumperiferie’ dienen het karakter te krijgen van een overgangsgebied van het woongebied naar het centrumgebied. Er dient sprake te zijn van een zekere verwevenheid met de centrumfuncties en de structuur van het centrum. Functies die passen binnen deze centrumperiferie zijn woningen voor doelgroepen (bijvoorbeeld ouderen en starters, waarvoor een korte afstand tot het centrum gewenst is) en functies die de centrumfunctie ondersteunen (bijvoorbeeld ambachtelijke bedrijvigheid, mits inpasbaar in de woonomgeving).

 

Voor gebieden waarop het concentratiebeleid voor detailhandel van toepassing is, is tevens detailhandel mogelijk.

 

Niet-woonfuncties kunnen getransformeerd worden naar wonen, indien de te transformeren functie overbodig is geworden en er geen sprake is van belemmeringen voor bestaande functies. Binnen de centrumperiferie is een hogere bebouwingsdichtheid mogelijk dan in de monofunctionele woongebieden. De bebouwing dient qua maat en schaal echter wel passend te zijn in de omgeving.

 

Binnen de centrumperiferie dienen de ruimtelijke verbindingen tussen het centrum en het woongebied versterkt te worden. Kansen hiervoor zijn zowel bij bestaande bebouwing als in het openbaar gebied aanwezig.

 

Ecologische verbindingszone

De ecologische verbindingszones hebben voornamelijk een ecologische functie en zijn over het algemeen van een kleiner schaalniveau dan de robuuste verbindingen. Ze verbinden natuurgebieden met elkaar en geven daarmee planten- en diersoorten de gelegenheid zich van het ene naar het andere natuurgebied te verplaatsen. Een ecologische verbindingszone behoeft een gemiddelde breedte van 25 meter en een reeks van kleine landschapselementen die dienen als zogenaamde stapstenen.

Door de ontwateringsdiepte van sloten in beekdalen te verminderen en door hermeandering kan het water worden vastgehouden en ontstaat de mogelijkheid om op bepaalde plekken natuurontwikkeling plaats te laten vinden ten behoeve van natte ecologische verbindingszones. In boslandschappen en half gesloten agrarische landschappen ligt het daarentegen voor de hand deze stapstenen vorm te geven door middel van bosaanplant. Bij de vormgeving van de ecologische verbindingszones in het open agrarisch landschap is het van belang rekening te houden met het open karakter van het gebied door een besloten beplanting tegen te gaan.

 

Binnen een verbindingszone dienen bestaande infrastructurele belemmeringen zoveel mogelijk te verdwijnen.

 

Half gesloten agrarisch landschap

Een kenmerkend landschap voor de gemeente Bladel is het half gesloten landschap dat zich typeert door de afwisseling van lange en korte zichtlijnen, coulisselandschappen met laanbeplantingen, houtwallen en singelbeplantingen etc. Het half gesloten landschap heeft betekenis voor zowel (extensieve) dorpsfuncties en landbouw, maar ook voor natuur. Dit agrarisch landschap is een belangrijk leefgebied voor kwetsbare diersoorten.

 

De strategie voor dit gebiedstype is het benutten van de mogelijkheden tot versterking van het gevarieerde beeld. De bestaande multifunctionaliteit dient behouden te worden. Dat betekent enerzijds het behoud en het ontwikkelen van het kenmerkende landschap met beeldbepalende elementen zoals laanbeplantingen, kleine bospercelen en solitair liggende buurtschappen. Anderzijds biedt dit gebiedstype ook kansen voor ontwikkelingen ten behoeve van landbouw, wonen, werken, winkelen en recreëren. Deze ontwikkelingen dienen niet alleen te passen binnen de bestaande natuurlijke en landschappelijke kwaliteiten, ze hebben ook de opgave nieuwe landschappelijke kwaliteiten eraan toe te voegen. Waar het gaat om de bouw van dorpsfuncties is leidend of het gebied is aangewezen als afweegbaar gebied voor dorpsuitbreiding.

 

Het streven is gericht op het behoud van de hoofdfunctie, het agrarisch gebruik, en van de aanwezige agrarische bedrijven. Plekken met specifieke waarden uit de onderste lagen kunnen worden benut voor natuur- en landschapsontwikkeling en waar mogelijk in combinatie met kleinschalige recreatieve voorzieningen.

 

Historisch bebouwingslint

De historische bebouwingslinten worden gekenmerkt door de variatie in functie en bebouwingsmassa en het landelijk en dorps karakter. Dit karakteristieke beeld dient behouden te worden en waar mogelijk in kwalitatieve zin te worden versterkt. In principe is alleen vervangende nieuwbouw toegestaan. De nieuwbouw moet het bestaande karakter respecteren. Verdichting van het lint is in bepaalde gevallen toegestaan, indien dit tot een ruimtelijke verbetering leidt. Ook door verdunning kunnen linten in kwalitatieve zin worden versterkt, doordat de open relaties met het landschap worden hersteld. De bestaande doorzichten naar het buitengebied dienen gehandhaafd te blijven.

Niet-woonfuncties binnen de linten kunnen getransformeerd worden naar wonen, indien de te transformeren functie overbodig is geworden en er geen sprake is van belemmeringen voor bestaande functies. Nieuwbouw in de linten dient qua maat en schaal passend te zijn in de omgeving. In principe is alleen laagbouw mogelijk. Hogere bebouwing is uitsluitend toegestaan bij vervanging van hoge bebouwing, die kenmerkend is voor het dorpsbeeld.

De openbare ruimte kan ook een bijdrage leveren aan de samenhang in het beeld. Een zorgvuldige inrichting van de openbare ruimte is dan ook van belang.

 

Infrastructuur

De strategie betreffende de infrastructuur is erop gericht de bestaande infrastructuur te handhaven en alleen indien strikt noodzakelijk nieuwe infrastructuur toe te voegen. Het in stand houden van de hoofdverbindingen is van essentieel belang voor de bereikbaarheid van de kernen.

 

Intensief recreatief gebied

Het intensief recreatief gebied is de zone waar ruimte wordt geboden voor de nieuwvestiging van kleinschalige of verdere ontwikkeling van bestaande intensieve toeristisch-recreatieve bedrijven en voorzieningen.

De gemeente Bladel wil ten aanzien van toeristisch-recreatieve ontwikkelingen de potenties benutten die de natuur en het landschap binnen de gemeente bieden. Daarbij ligt de nadruk op het behoud en de kwalitatieve verbetering van bestaande voorzieningen. Dat wil zeggen dat publieke voorzieningen op het gebied van recreatie, maar ook de landschappelijke en stedenbouwkundige aspecten die van belang zijn voor de recreatie tenminste worden behouden. Nieuwe kleinschalige toeristisch-recreatieve bedrijven en voorzieningen zijn alleen toegestaan in een intensief recreatief gebied. Er wordt geen ruimte gegeven aan nieuwe grootschalige toeristisch-recreatieve bedrijven en voorzieningen.

 

Open agrarisch landschap

Een belangrijk landschappelijk kenmerk in de gemeente Bladel is de (relatieve) openheid die we op verschillende plekken tegenkomen. Drie gebieden in de gemeente maken onderdeel uit van (regionale) zones die een grote mate van landschappelijke openheid kennen. Deze droge, hoger gelegen zandgronden zijn vanwege hun geschiktheid voor landbouw ontgonnen.

Grote delen waren grote akkercomplexen of heidevelden waar schapen graasden en kennen ook nu nog een agrarisch gebruik met melkveebedrijven en intensieve veehouderijen. Naast de waarde voor landbouw heeft het meest noordelijk gelegen open gebied ook betekenis voor natuur. De bebouwing is geconcentreerd langs enkele hoofdwegen, waardoor de gebieden een geordende indruk maken en er geen verstoring van de openheid optreedt.

De grootschalige openheid voegt een kwaliteit toe aan het landschap en dient om die reden geconserveerd te worden. De grootschalige open gebieden zijn bij uitstek geschikt voor verdere ontwikkeling van de agrarische functie. Het gaat dan met name om de ontwikkeling van grondgebonden landbouwvormen, zoals akkerbouw- en rundveebedrijven, op plekken zonder specifieke landschappelijke of ecologische waarden. Nieuwe intensieve veehouderijen zijn buiten de landbouwontwikkelingsgebieden niet toegestaan.

 

Verdichting van het landschap in de vorm van dorpsuitbreiding, recreatie, landbouw en bosbouw moet in het open landschap zoveel mogelijk worden voorkomen. Hooguit zijn ontwikkelingen mogelijk aan de randen van deze landschapsdelen en op plekken waar verdichting leidt tot verbetering van de landschappelijke of stedenbouwkundige structuur, bijvoorbeeld langs de bestaande hoofdinfrastructuur.

 

Landbouwontwikkelingsgebied

In landbouwontwikkelingsgebieden bestaan mogelijkheden voor de ontwikkeling van intensieve veehouderijbedrijven. Uitbreiding, herplaatsing en nieuwvestiging van de intensieve veehouderij is toegestaan. Een vereiste is dat hierbij de draagkracht van dat gebied niet overschreden wordt.

 

Binnen de landbouwontwikkelingsgebieden in de gemeente Bladel is vooral ruimte voorhanden voor de groei van bestaande bedrijven. Beperkte capaciteit is aanwezig voor nieuwvestiging. Voor herplaatsing doen zicht enkel kansen voor op bestaande agrarische bedrijfslocaties.

 

Landschappelijke buffer

Landschappelijke buffers zijn gebieden die door hun functionele en landschappelijk invulling een zorgvuldige overgang verzorgen tussen twee dynamische delen. Het kan dan bijvoorbeeld gaan om twee woongebieden die vanuit het oogpunt van behoud van eigen karakteristiek niet aan elkaar dienen te groeien. Of een woongebied en bedrijfslocatie die vanwege mogelijke hinder van elkaar gebufferd dienen te worden.

 

De vorm van landschappelijke buffers hangt af van de situatie. Zo kunnen beekdalen, bosgebieden, grondgebonden landbouwcomplexen, maar ook landgoederen en landschapsparken een buffer vormen.

 

De landschappelijke buffers tussen kernen onderling en tussen kernen en historische linten en buurtschappen dienen in stand te worden gehouden om te voorkomen dat deze aan elkaar groeien. Deze zones functioneren als buffers en het doel is dan ook de landschappelijke ruimten tussen de kernen te handhaven en te voorkomen dat de kernen aan elkaar groeien.

 

Landschappelijk raamwerk

Het landschappelijk raamwerk is een strategie die gekoppeld is aan het half gesloten agrarische landschap. Het landschappelijk raamwerk is gericht op het versterken van het kenmerkende ‘kamerlandschap’ alhier, waarbij zowel agrarische als natuurwaarden verder ontwikkeld kunnen worden.

De belangrijkste ambitie is de versterking van de visuele kwaliteiten van het landschap, met name van de ‘kamerstructuur’. Door bosaanplant op kavelniveau kan dit bereikt worden, maar dit kan ook door de aanleg van struwelen en houtwallen. Potenties bieden wat dat betreft de ecologische verbindingszones.

Landbouw, (extensieve) recreatie en andere activiteiten mogen in dit gebied uitgeoefend worden, maar wel met respect voor de natuur- en landschapswaarden. Het streven is tevens gericht op het behoud van het agrarisch gebruik en van de aanwezige agrarische bedrijven. Voor bestaande agrarische bedrijven wordt ontwikkelingsruimte geboden, mits geen sprake is van (verdere) aantasting van de daarin voorkomende natuurwaarden. Nieuwvestiging van agrarische bedrijven is niet toegestaan. Waar mogelijk is de ambitie het vergroten van de toegankelijkheid van landbouwgebied door het verwijderen van afrasteringen. De aanwezige verrommelde zones dienen opgeknapt of opgeschoond te worden.

 

Recreatieve accommodatie

Wat betreft recreatieve accommodaties geldt dat bestaande recreatieve accommodaties ruimte krijgen voor uitbreiding indien dit bedrijfseconomisch noodzakelijk is en leidt tot kwalitatieve verbetering van het aanbod. Nieuwe kleinschalige toeristisch-recreatieve bedrijven en voorzieningen zijn alleen toegestaan in een intensief recreatief gebied. Er wordt geen ruimte gegeven aan nieuwe grootschalige toeristisch-recreatieve bedrijven en voorzieningen.

Indien recreatieve accommodaties liggen binnen of aangrenzend aan bestaande dorpskernen is transformatie naar andere dorpsfuncties afweegbaar.

 

Regionale natuur- en landschapseenheid (RNLE)

De kern van een regionale natuur- en landschapseenheid wordt gevormd door bestaande bos- en natuurgebieden, de zogeheten ‘begeleid natuurlijke eenheden’. Rondom deze eenheden zijn kleine natuur- en landbouwgebieden als buffer opgenomen. Hierbij is met name gelet op de hydrologische en landschappelijke samenhang.

 

De hoofddoelstelling van een regionale natuur- en landschapseenheid is de bescherming en ontwikkeling van hydrologische, natuur- en landschapswaarden en cultuurhistorische waarden. Deze gebieden moeten groen en landelijk blijven en daarom ligt het primaat bij natuur- en landschappelijke kwaliteiten. Uitbreiding van het bebouwde ruimtebeslag is hier uitgesloten. Binnen een RNLE dient daarnaast extensivering van de landbouw plaats te vinden. Verdere intensivering en nieuwvestiging van agrarische bedrijven is hier niet toegestaan. In deze gebieden kunnen extensieve vormen van landbouw en natuur- of landschapsontwikkeling wel worden gecombineerd.

 

Robuuste ecologische verbindingszone

Een robuuste ecologische verbindingszone (REV) is een robuust lijnvormig natuurelement dat twee of meerdere natuurkernen verbindt. In dit geval betreft het een brede verbindingszone tussen de drie RNLE’n: Kempische grensbossen, Kempische landgoederen en Het Groene Woud. Deze verbindingen hebben als primaire functie natuur. Daarnaast dragen ze bij aan het versterken van landschappelijke, cultuurhistorische en toeristisch-recreatieve medefuncties.

 

Robuuste verbindingen hebben tot doel om natuurgebieden onderling te verbinden. Uitgangspunt hierbij is dat er een nieuwe samenhang ontworpen wordt voor functies als landbouw, recreatie, wonen, werken en natuur. Ze zijn vooral bedoeld om de effecten van klimaatsverandering op de biodiversiteit op te kunnen vangen. Het ambitieniveau voor robuuste verbindingen - zowel wat ruimtebeslag als natuurdoelen betreft - ligt daarom hoger. Waar een ecologische verbindingszone een gemiddelde breedte van 25 meter heeft, kan een robuuste verbinding wel 200 tot 500 meter breed zijn.

 

De doelstelling van de REV betreft naast natuurontwikkeling ook landschapsontwikkleling en de extensivering van de daar bestaande landbouw.

 

Sportterrein

De strategie voor het bestaande sportterreinen is gericht op beheer en waar mogelijk intensivering. Indien sportterreinen liggen binnen of aangrenzend aan bestaande dorpskernen is transformatie naar dorps- en recreatiefuncties afweegbaar.

 

Waterloop

Waterlopen die door het plangebied lopen hebben deels een functie voor de agrarische sector en vervullen daarnaast een belangrijke rol op het gebied van waterhuishouding, natuur en landschap. De ambitie is gericht op het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de natuur- en landschapswaarden van de waterlopen. Hierbij wordt waar mogelijk gezocht naar mogelijkheden om de waterbergende capaciteit te vergroten.

Voor het beheer van de waterlopen is van belang dat watertekort en overlast zoveel mogelijk gereduceerd wordt ten behoeve van o.a. de landbouw. Door beheersovereenkomsten voor perceelsrandenbeheer af te sluiten met agrariërs wordt de natuurwaarden van de beken en hun oevers en de waterkwaliteit op een duurzame manier gewaarborgd.

 

Werk-/woonbos

Het werk-/woonbos voorziet in een groene en bosrijke entree van het Kempisch bedrijvenpark en zorgt voor een brede bufferzone naar de bebouwing van Hapert. Het bos en de natuur zorgen voor een gelijkmatige overgang tussen het eigenlijke bedrijventerrein en de omgeving. Ook vervult het gebied een cruciale plek in de ecologische en recreatieve structuur alsmede in het duurzaam watersysteem.

Het werk-/woonbos is opgebouwd uit twee lagen: een ‘natuurlijke laag’, die aansluit bij de natuurlijke terreinomstandigheden ter plaatse (bos, natuur, plassen, poelen) en een ‘cultuurlijke laag’ die zich op twee locaties geconcentreerd manifesteert; de woonkavels gekoppeld aan de bestaande kern Hapert en het werkcluster gekoppeld aan de provinciale weg, inclusief de bijbehorende infrastructuur.

 

Woongebied

De strategie voor het bestaande woongebied is gericht op beheer en waar mogelijk intensivering. De duidelijke structuur van de verschillende buurten en wijken dient behouden te worden en waar mogelijk versterkt. Met name bij bepaalde jongere buurten en wijken wordt gestreefd naar een verbetering van de stedenbouwkundige structuur. De variatie in de bebouwing dient gehandhaafd en/of verbeterd te worden. Indien sprake is van een verwevenheid van de bebouwing met het omliggende landschap, dient dit karakter te worden behouden en zo mogelijk te worden versterkt.

Nieuwbouw in de woongebieden dient qua maat en schaal passend te zijn in de omgeving. In principe is alleen laagbouw mogelijk. Hogere bebouwing is uitsluitend toegestaan bij vervanging van hoge bebouwing, die kenmerkend is voor het dorpsbeeld.

De openbare ruimte kan ook een bijdrage leveren aan de samenhang in het beeld. Een zorgvuldige inrichting van de openbare ruimte is dan ook van belang.

 

Zeer waardevol akkercomplex (bolle akker)

Cultuurhistorisch waardevolle overblijfselen die veelvuldig voorkomen in het landschap van de Kempen zijn de oude open akkercomplexen en bolle akkers. Deze akkercomplexen zijn gelegen rondom de oude nederzettingen en vertegenwoordigen een historisch-landschappelijk waarde (bijvoorbeeld als wezenlijk onderdeel van het historische landschap op de zandgronden en als historisch-landschappelijke context voor waardevolle buurtschappen en boerderijen), maar ook een archeologische waarde.

Onder de oude akkers bevinden zich relatief veel relicten van nederzettingen en begraafplaatsen. Vanwege deze waarde dienen de oude open akkercomplexen en bolle akkers gevrijwaard te worden van bebouwing. Ook natuurontwikkeling in de vorm van bossen is hier niet gewenst. Hoe ver deze bescherming gaat, hangt af van de specifieke waarde van de betreffende akker. Archeologisch onderzoek zal deze waarde moeten duiden.

 

(Zoek)gebied voor regionale waterberging

In perioden van overvloedige neerslag is er op veel plaatsen in het gebied sprake van wateroverlast. Vooral in de beekdalen geven de grote hoeveelheden water problemen. Daarom wordt bovenstrooms gezocht naar mogelijkheden om de pieken te dempen. Dat kan door enerzijds het water langer vast te houden in de haarvaten en anderzijds door uitbreiding van het areaal waterbergingsgebied. (Zoek)gebieden voor regionale waterberging zijn zulke gebieden waar, in tijden van overvloedige neerslag, water tijdelijk vastgehouden kan worden.

 

In deze gebieden dient water waar mogelijk de ruimte te krijgen, zodat de beken kunnen meanderen en overstromen. Door het langer vasthouden van water, door de beek op plekken extra ruimte te geven, kan tevens het gevaar voor verdroging verkleind worden en neemt de natuur- en landschapwaarde ter plekke toe.

 

De ontwikkeling van dorpsfuncties is alleen mogelijk als daardoor de geschiktheid van het gebied voor waterberging niet verloren gaat en de investering vanuit het oogpunt van veiligheid en schaderisico’s verantwoord is.