Artikel 6                   Recreatie - A

6.1          Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Recreatie -  A’ aangewezen gronden zijn bestemd voor recreatie, als onderdeel van één recreatiebedrijf samen met de bestemming ‘Recreatie - A’ zoals opgenomen in het bestemmingsplan Buitengebied Bladel (zoals vastgesteld op 22 februari 2010) 2010), ten behoeve van:

a      ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van recreatie - groepsaccommodatie’, verblijfsrecreatie in de vorm van groepsaccommodaties met bijbehorende voorzieningen en opslagruimte(n);

b      ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’, wonen in een bedrijfswoning;

c       ter plaatse van de aanduiding ‘pitch & putt’, dagrecreatie in de vorm van een pitch & putt baan, met behoud en herstel van landschapswaarden

d      ter plaatse van de aanduiding ‘beekdalsysteem en inundatiegebied’, tevens een beekdalsysteem en inundatiegebied;

met de daarbij behorende:

e      tuinen, erven en terreinen;

f        parkeervoorzieningen;

g       groenvoorzieningen;

h      water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

 

6.2          Bouwregels

 

6.2.1      Algemeen

a      Gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden opgericht.

b      Ter plaatse van de aanduiding ‘beekdalsysteem en inundatiegebied’ zijn geen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan.

c       Parkeervoorzieningen mogen uitsluitend worden opgericht binnen het bestemmingsvlak uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding ‘pitch & putt’. 

 

6.2.2      Bedrijfsgebouwen

a      De maximale goothoogte van (bedrijfs)gebouwen bedraagt 5,5 meter.

b      De maximale bouwhoogte van (bedrijfs)gebouwen bedraagt 10 meter.

c       De maximale oppervlakte aan (bedrijfs)gebouwen mag niet meer bedragen dan 1.250 m˛ voor groepsaccommodaties en 300 m˛ voor opslagruimte(n).

d      De afstand tot de perceelsgrens dient minimaal 5 meter te bedragen.

e      De minimale afstand tot de as van de weg bedraagt 18 meter.

 

6.2.3      Bedrijfswoningen en bijbehorende bijgebouwen binnen het bouwvlak

a      Een bedrijfswoning is toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’.

b      De inhoud van de bedrijfswoning mag niet meer dan 750 mł exclusief onderkeldering bedragen.

c       De maximale goothoogte van bedrijfswoningen bedraagt 5,5 meter en de maximale hoogte 10 meter.

d      Onderkeldering is alleen toegestaan direct onder de contouren van de woning.

e      De afstand tot de perceelsgrens dient minimaal 5 meter te bedragen.

f        De gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen bij de bedrijfswoning mag maximaal 100 m˛ bedragen.

g       De maximale goothoogte van bijgebouwen bedraagt 3 meter en de maximale hoogte 5,5 meter.

h      Een bijgebouw dient op een minimale afstand van 5 meter achter de voorgevel te worden opgericht.

i        De minimale afstand tot de as van de weg bedraagt 18 meter.

 

6.2.4      Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

a      De hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag, met uitzondering van terreinafscheidingen, ballenvanghekken en lichtmasten, niet meer dan 4 meter bedragen;

b      De hoogte van terreinafscheidingen mag niet meer dan 2,5 meter bedragen.

c       De hoogte van ballenvanghekken mag niet meer dan 7,5 meter bedragen.

d      De hoogte van lichtmasten mag niet meer bedragen dan 8 meter bedragen.

e      De afstand van bouwwerken geen gebouwen zijnde, tot de perceelsgrens bedraagt ten minste 5 meter, met uitzondering van terreinafscheidingen.

 

6.3          Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:

a      ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;

b      ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving, waaronder geconcentreerd bouwen;

c       ter waarborging van de verkeersveiligheid;

d      ter waarborging van de sociale veiligheid;

e      ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.

 

6.4          Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

a      geluidszoneringsplichtige inrichtingen;

b      wonen, behoudens in een bedrijfswoning als bedoeld in 6.1 sub c;

c       seksinrichtingen;

d      opslag van goederen en materialen buiten het bouwvlak;

e      wonen in bijgebouwen;

f        het bewonen van de bedrijfswoning als burgerwoning;

g       parkeren op gronden binnen de aanduiding ‘pitch & putt’.

 


6.5          Afwijken van de gebruiksregels

 

6.5.1      Bewoning als afhankelijke woonruimte

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 6.4 onder e en bewoning als afhankelijke woonruimte toe te staan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

a      de inhoud van een woning niet meer bedraagt dan de totale inhoud van de bestaande woning;

b      er mag geen tweede woning ontstaan en om dit te voorkomen mogen ten behoeve van de inwoning maximaal 3 van de 4 volgende voorzieningen worden gerealiseerd: keuken, badkamer, toilet, achteringang;

c       per woning kan maar één maal gebruik worden gemaakt van deze regeling;

d      een eigen voordeur, hetzij aan de voorgevel, hetzij aan de zijgevel is niet toegestaan;

e      alle bijgebouwen/verbouwingen dienen te voldoen aan de ten tijde van de aanvraag geldende eisen van het bouwbesluit en de bouwverordening;

f        ten behoeve van de inwoning mag geen aparte aansluiting op de nutsvoorzieningen worden aangelegd. hiervoor moet gebruik worden gemaakt van de reeds bestaande aansluiting;

g       na beëindiging van de situatie dient de omgevingsvergunning te worden ingetrokken;

h      het gedeelte dat ten behoeve van inwoning wordt aangewend, dient aansluitend aan de woning een onderlinge verbinding te hebben met de woning, niet zijnde een verbinding buitenom.

 

6.6          Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

6.6.1      Werken en werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

a      Ter plaatse van de aanduiding ‘beekdalsysteem of inundatiegebied’:

1      afgraven, vergraven, ophogen;

2      aanleg dammen, aanleg stuwen, graven sloten, dempen sloten, dempen poelen;

3      opplanten, omzetten van grasland en/of bouwland naar boomteelt boven 1,5 meter;

4      aanleg leidingen.

 


6.6.2      Uitzonderingen

Het in lid 6.6.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

a      het normale onderhoud betreffen dan wel van ondergeschikte betekenis zijn en/of voortvloeien uit het normale gebruik overeenkomstig de bestemming;

b      reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit bestemmingsplan.

 

6.6.3      Toelaatbaarheid

De in lid 6.6.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, nadat schriftelijk advies is ingewonnen bij het waterschap en indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het beekdalsysteem en inundatiegebied.