De voor ‘milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied’ aangewezen gronden zijn mede bestemd voor de bescherming van de grondwaterkwaliteit ten behoeve van de openbare drinkvoorziening.
De gronden ter plaatse van de aanduiding ‘milieuzone – waterwingebied’ zijn behalve voor de daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor:
a de instandhouding en oprichting uitsluitend ten behoeve van een grondwaterwinningsbedrijf;
b onttrekking en verwerking van grondwater ten behoeve van de drinkwatervoorziening en daarmee samenhangende waterzuivering;
c instandhouding van het puttenveld ten behoeve van de waterwinning;
d de landschappelijke inpassing welke deel uitmaakt van de bestemming.
Op de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘milieuzone – waterwingebied’ gelden met betrekking tot de bouw van bouwwerken de volgende voorwaarden:
a Gebouwen zijn niet toegestaan.
b Bouwwerken, geen gebouwen zijnde mogen uitsluitend ten dienste van het waterwingebied worden gebouwd, met inachtneming van de voorwaarden:
1
De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen
dan
2
De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer
bedragen dan
Op de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘veiligheidszone - lpg’ is geen nieuwbouw van (beperkt) kwetsbare objecten, zoals bedoeld in het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen, toegestaan.
Ter plaatse van de aanduiding ‘veiligheidszone - leiding’ is
het verboden om binnen een zone van
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaald in lid 27.4.1, mits:
a de omgevingsvergunning niet strijdig is met de belangen van de binnen het naastgelegen bestemmingsvlak gelegen leiding, alsmede de veiligheid van personen en goederen is afgewogen en het groepsrisico is verantwoord;
b de beheerder van de leiding vooraf om advies is gevraagd omtrent het voornemen om een omgevingsvergunning te verlenen.
De gronden ter plaatse van de aanduiding ‘vrijwaringszone – molenbiotoop’ zijn naast de daaraan gegeven bestemmingen mede bestemd voor het beschermen van de functie van de in dit gebied voorkomende molen als werktuig en van zijn waarde als landschapsbepalend element.
In afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald ten aanzien van het bouwen krachtens de overige bestemmingen van deze gronden, gelden voor het bouwen op of in de in deze bestemming begrepen gronden de volgende regels:
a
Binnen de zone van
b
Binnen de zone gemeten van
H=X/75+0,2*Z
waarin:
H = de toelaatbare bouwhoogte in meters (gemeten vanaf het peil ter plaatse van de molen)
X = de afstand in meters vanaf het bouwwerk tot de wieken van de molen
Z = askophoogte (helft van de vlucht van de wieken + belthoogte)
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 27.5.2, met dien verstande dat:
a de vrije windvang of het zicht op de molen al zijn beperkt vanwege aanwezige bebouwing en de windvang en het zicht op de molen niet verder worden beperkt vanwege de niet verder worden beperkt vanwege de nieuw op te richten bebouwing. Alvorens omgevingsvergunning te verlenen vraagt het bevoegd gezag schriftelijk advies bij de molendeskundige;
b toepassing van de in lid 27.5.2 bedoelde afstands- en hoogtematen de belangen in verband met de nieuw op te richten bebouwing onevenredig zouden schaden.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ter plaatse van de
aanduiding ‘wro-zone – wijzigingsgebied’ de
bestemmingen ‘Agrarisch met waarden – Natuur- en landschapswaarden –
a De wijziging uitsluitend plaats kan vinden ten behoeve van de realisatie van vastgesteld natuur- en landschapsbeleid, zoals het beleid voor de ecologische hoofdstructuur (EHS), een ecologische verbindingszone (EVZ), het landschappelijk raamwerk en bos-, natuur-, en/of landschapscompensatie.
b De wijziging pas plaatsvindt nadat de aankoop/overdracht in voldoende mate verzekerd is of al heeft plaatsgevonden of de realisatie anderszins verzekerd is.