De voor ‘Recreatie – Vakantieverblijf’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a verblijfsrecreatie voor hoofdzakelijk steeds wisselende groepen personen, met dien verstande dat:
1
uitsluitend ter
plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van recreatie - groepsaccommodatie’ een groepsaccommodatie
met de daarbij behorende gemeenschappelijke voorzieningen, zoals een
kantine/cafetaria en een receptiegebouw is toegestaan;
2
uitsluitend
ter plaatse van de aanduiding ‘paardenhouderij’ een aan de verblijfsrecreatieve
functie ondergeschikte paardenhouderij is toegestaan;
3
ter plaatse
van de aanduiding ‘horeca’ tevens aan de verblijfsrecreatieve functie
ondersteunende horeca is toegestaan;
4
uitsluitend
ter plaatse van de aanduiding ‘zwembad’ een zwembad is toegestaan;
5
ter plaatse
van de aanduiding ‘bedrijfswoning’ een bedrijfswoning is toegestaan;
b parkeervoorzieningen;
c tuinen, erven en verhardingen;
d voorzieningen voor verkeer en verblijf;
e groenvoorzieningen;
f landbouwgrond;
g water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
alsmede voor:
h de aanleg en instandhouding van groenvoorzieningen en de daarmee verband houdende natuurlijke en landschappelijke waarden.
Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van de groepshuisvesting en paardenhouderij en bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:
a Gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd.
b Het bebouwingspercentage van het bouwvlak mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximum bebouwingspercentage (%)’.
c De goothoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte (m)’.
d De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte (m)’.
e Bedrijfswoningen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’.
f Per aanduiding ‘bedrijfswoning’ is maximaal één bedrijfswoning toegestaan.
g
De inhoud van een bedrijfswoning mag niet minder
bedragen dan
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:
a Bijbehorende bouwwerken mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd, met in achtneming van het bepaalde onder b t/m f.
b Het bepaalde onder d t/m f is niet van toepassing op die delen van het perceel, waar conform lid 22.2.1 bedrijfsgebouwen en bedrijfswoningen mogen worden gebouwd. Voor bijbehorende bouwwerken die worden gebouwd op deze gronden, gelden de regels van lid 22.2.1.
c
De afstand van bijbehorende bouwwerken tot de
voorgevellijn van de bedrijfswoning mag niet minder dan
d
1 Het minimale onbebouwde oppervlak achter de
achtergevelrooilijn mag niet minder bedragen dan
2 Het gezamenlijk oppervlak van bijbehorende
bouwwerken buiten het bouwvlak mag niet meer bedragen dan
e
De goothoogte van een bijbehorend bouwwerk mag
niet meer bedragen dan
f
1 De bouwhoogte bedraagt maximaal
2 Een bijbehorend bouwwerk dat is gebouwd op de perceelsgrens dient een dak te hebben met een helling van maximaal 60° dan wel te zijn voorzien van een plat dak. Het schuine dak dient vanuit de perceelsgrens op te lopen.
3 In het geval de bedrijfswoning is uitgevoerd
met een plat dak, mag het met de bedrijfswoning verbonden bijbehorend bouwwerk
alleen met een plat dak worden gebouwd tot de hoogte van de eerste bouwlaag van
de bedrijfswoning met een maximum van
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
a Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd.
b Voor overkappingen gelden de regels voor gebouwen zoals opgenomen in lid 22.2.1, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding ‘paardenhouderij’ de paardenbak niet mag worden voorzien van een overkapping, tenzij deze landschappelijk wordt ingepast conform het in de bijlagen opgenomen kaart ‘Inrichtingstekening en beplantingsplan t.b.v. landschappelijk inpassingsplan Luyksgestel Postelhoef’.
c
De bouwhoogte van pergola’s mag niet meer
bedragen dan
d
De bouwhoogte van lichtmasten mag niet meer
bedragen dan
e
De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen
gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan
f Nieuwbouw van tennisbanen en paardenbakken is niet toegestaan.
g Voor het bouwen van zwembaden gelden de volgende bepalingen:
1
Een zwembad dient te worden gebouwd op een
afstand van ten minste
2 Een zwembad mag niet overdekt zijn, tenzij de regeling voor bijbehorende bouwwerken als bedoeld in 22.2.2 in acht wordt genomen.
3
Bij het zwembad mag boven het oppervlak aan
bijbehorende bouwwerken zoals bepaald in 22.2.2 sub d een bijbehorend bouwwerk
worden gebouwd met een maximum oppervlak van
4 Het zwembad mag uitsluitend voor hobbymatig gebruik worden benut.
5 Per perceel mag maximaal 1 zwembad worden gebouwd.
6
De oppervlakte van een zwembad mag niet meer
bedragen dan
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in:
a lid 22.2.3 onder f voor het bouwen van bijzondere bouwwerken, te weten een paardenbak of een tennisbaan. De omgevingsvergunning mag uitsluitend worden verleend, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
1 De omgevingsvergunning mag niet tot gevolg hebben dat in stedenbouwkundig en landschappelijk opzicht een onaanvaardbare situatie ontstaat.
2 Het bouwwerk mag geen onevenredige milieuhinder veroorzaken;
3 Voor de onderscheiden bouwwerken gelden de volgende bepalingen:
Voor tennisbanen:
-
De tennisbaan dient te worden gesitueerd op een
afstand van ten minste
- De tennisbaan mag niet overdekt zijn.
-
Bij de tennisbaan mag een omheining worden
gebouwd met een hoogte van maximaal
- De tennisbaan mag uitsluitend voor hobbymatig gebruik worden benut.
- Per perceel mag maximaal 1 tennisbaan worden gebouwd.
Voor paardenbakken:
-
De paardenbak dient te worden gesitueerd op een
afstand van ten minste
- De paardenbak mag niet overdekt zijn, tenzij de regeling voor bijbehorende bouwwerken als bedoeld in lid 22.2.2 in acht wordt genomen.
- De paardenbak mag uitsluitend voor hobbymatig gebruik worden benut.
- Per perceel mag maximaal 1 paardenbak worden gebouwd.
Het is in het algemeen en in het bijzonder ter plaatse van de aanduiding ‘groen’ verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
a het kappen en/of rooien van bomen en/of houtgewas.
Het in lid 22.5.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
a het normale onderhoud betreffen dan wel van ondergeschikte betekenis zijn en/of voortvloeien uit het normale gebruik overeenkomstig de bestemming;
b reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit bestemmingsplan.
De in lid 22.5.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke en/of natuurlijke waarden van de gronden.