Inhoud

Hoofdstuk 1      Inleidende regels  1

Artikel 1      Begrippen  1

Artikel 2      Wijze van meten  5

Hoofdstuk 2      Bestemmingsregels  7

Artikel 3      Bedrijventerrein  7

Artikel 4      Verkeer - Verblijfsgebied  10

Hoofdstuk 3      Algemene regels  11

Artikel 5      Anti-dubbeltelregel 11

Artikel 6      Algemene bouwregels  11

Artikel 7      Algemene gebruiksregels  11

Artikel 8      Algemene afwijkingsregels  11

Artikel 9      Overige regels  12

Hoofdstuk 4      Overgangs- en slotregels  13

Artikel 10    Overgangsrecht 13

Artikel 11    Slotregel 14

 

 

Bijlage: Staat van bedrijfsactiviteiten


Hoofdstuk 1              Inleidende regels

Artikel 1                   Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

 

plan:

het bestemmingsplan 'Herziening Bedrijventerrein Waterlaat 5' van de gemeente Bergeijk.

 

bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1724.BPBwlt1029-VAST met de bijbehorende regels.

 

aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

 

aanduidingsgrens:

grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

 

bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

bedrijf:

een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis verbonden beroepen daaronder niet begrepen.

 
bedrijfsmatige activiteit:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, in tegenstelling tot de hieronder omschreven beroepsmatige activiteiten, gericht op consumentverzorging geheel of overwegend door middel van handwerk en waarvan de omvang in de activiteiten zodanig is, dat de activiteiten in een woning en de daarbij behorende bijgebouwen met behoud van de woonfunctie kunnen worden uitgeoefend (zoals een schoonheidssalon of een nagelstudio), met uitzondering van seksinrichtingen.

bedrijfsvloeroppervlak:

de totale vloeroppervlakte van kantoren, winkels of bedrijven met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten.

 

bestaand(e situatie):

a    t.a.v. bebouwing:

bebouwing, zoals aanwezig op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpplan, dan wel mag worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde omgevingsvergunning;

b    t.a.v. gebruik:

het gebruik van grond en opstallen, zoals aanwezig op het tijdstip dat het plan rechtskracht heeft verkregen.

 

bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

 

bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

 

bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

 

bouwgrens:

de grens van een bouwvlak.

 

bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

 

bouwperceelsgrens:

de grens van een bouwperceel.

 

bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

 

bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct, hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

 

detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

 

gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

 

geluidzoneringsplichtige inrichting:

een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld.

 

hoofdgebouw:

een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.

 

kunstobject:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met artistieke waarde.

 

ondergronds bouwwerk:

een (gedeelte van) een bouwwerk, waarvan de bovenkant van de vloer is gelegen op ten minste 1,75 meter beneden peil.

 

productiegebonden detailhandel:

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie.

 

prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

 

seksinrichting:

de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub, of een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.

 

voorgevellijn:

de lijn waarin de voorgevel van een bouwwerk is gelegen alsmede het verlengde daarvan.

 


voorgevelrooilijn:

a    de denkbeeldige lijn die strak loopt langs de grens van het bouwvlak, die gericht is naar de weg en waarop de bebouwing is georiënteerd, tot aan de perceelsgrenzen.

b    de denkbeeldige lijn die strak loopt langs de zijgevel van een gebouw, die naar de weg of het openbare groen is gekeerd, tot aan de perceelsgrenzen.

 

voorzieningen van algemeen nut:

voorzieningen ten behoeve van het op het openbare net aangesloten nutsvoorziening, het telecommunicatieverkeer, het openbaar vervoer en/of het wegverkeer.

 

water:

de oppervlakte aan water zoals sloten, greppels, (infiltratie)vijvers, kanalen, beken en andere waterlopen, ook als deze incidenteel of structureel droogvallen.

 

waterhuishoudkundige voorzieningen:

voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging en waterkwaliteit, waaronder duikers, stuwen, gemalen, inlaten en voorzieningen ten behoeve van berging en infiltratie van hemelwater.

 

wet/wettelijke regelingen:

indien en voor zover in deze regels wordt verwezen naar wettelijke regelingen c.q. verordeningen en dergelijke, dienen deze regelingen te worden gelezen zoals deze luiden op het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpplan, tenzij anders bepaald.

 

 

 

 

 

 

 


Artikel 2                   Wijze van meten

2.1            Algemeen

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

 

het bebouwingspercentage:

het oppervlak dat met bouwwerken mag worden bebouwd, uitgedrukt in procenten van de oppervlakte van het bouwperceel, voor zover dat is gelegen binnen de bestemming, of binnen een in de regels nader aan te duiden gedeelte van die bestemming.

 

de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen; kelderruimtes beneden peil worden niet meegerekend.

 

de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van onderschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

 

de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

 

afstand tot de bouwperceelsgrens

tussen de grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is.

 

ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk

vanaf het bouwkundig peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend.

 

peil:

a      voor gebouwen waarvan de toegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;

b      in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende afgewerkte maaiveld.

 


2.2            Ondergeschikte bouwdelen

Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, balkons, luifels en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 1 m bedraagt.

 

 

Hoofdstuk 2            Bestemmingsregels

Artikel 3                   Bedrijventerrein

3.1            Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Bedrijventerrein’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a      het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten die staan vermeld in de categorieën 2, 3.1 en 3.2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten in de bijlage;

b      ondergeschikte productiegebonden detailhandel;

c       productiegebonden detailhandel met bijbehorende showroom, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijventerrein - productiegebonden detailhandel met showroom’;

d      opslag en uitstalling;

e      tuinen, erven en verhardingen;

f        voorzieningen voor verkeer en verblijf;

g       groenvoorzieningen;

h      water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

 

3.2            Bouwregels

 

3.2.1         Algemeen

Voor het bouwen in het algemeen gelden de volgende bepalingen:

a    De oppervlakte van een bouwperceel mag niet minder bedragen dan 1.000 m2 en niet meer dan 5.000 m2.

b    In afwijking van het bepaalde onder a mag de oppervlakte van een bouwperceel ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – groot bedrijf’ niet minder bedragen dan 1.000 m2 en niet meer dan 9.200 m².

c    Het bebouwingspercentage per bouwperceel mag niet minder bedragen dan 50% en niet meer mag dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximale bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)’.

 

3.2.2         Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende bepalingen:

a      De bouwhoogte mag niet minder bedragen dan 3 m en niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximale bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)’.

b      De afstand van bedrijfsgebouwen tot de voorste perceelsgrens mag niet minder bedragen dan 10 m.

c       De afstand van bedrijfsgebouwen tot de zijdelingse en achterste perceelsgrens mag niet minder bedragen dan 5 m.

 

3.2.3         Gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen

Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen gelden de volgende bepalingen:

a    De oppervlakte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 15 m².

b    De bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 3 m.

 

3.2.4         Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

a      De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m.

b      De bouwhoogte van antennes en reclamemasten mag niet meer bedragen dan 15 m.

c       De bouwhoogte van palen, masten en portalen voor geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer mag niet meer bedragen dan 12 m.

d      De bouwhoogte van verlichtingsarmaturen en lichtmasten mag niet meer bedragen dan 6 m.

e      De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 5 m.

 

3.3            Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van: het bepaalde in:

a      lid 3.2.1 onder c voor een bebouwingspercentage van minder dan 50%, mits:

1      op het bouwperceel een bedrijfsgebouw bestaande uit meerdere bouwlagen wordt gerealiseerd;

2      kan worden aangetoond, dat een bebouwingspercentage van 50% bedrijfseconomisch dan wel gezien de bedrijfsvoering niet haalbaar is;

3      dit passend is uit stedenbouwkundig oogpunt;

b      lid 3.2.2 onder c voor het bouwen van bedrijfsgebouwen in één van de zijdelingse perceelsgrenzen, dan wel in de achterste perceelsgrens of op een afstand minder dan 5 m van de zijdelingse of achterste perceelsgrens, mits dit niet leidt tot stedenbouwkundige bezwaren of bezwaren uit oogpunt van veiligheid.

 

3.4            Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in ieder geval gerekend het gebruik van gronden, gebouwen en bouwwerken voor:

a      geluidzoneringsplichtige inrichtingen;

b      risicovolle inrichtingen;

c       zelfstandige kantoren;

d      wonen;

e      detailhandel, met uitzondering van productiegebonden detailhandel als bedoeld in 3.1 sub b en c;

f        een verkooppunt voor motorbrandstoffen (inclusief lpg);

g       een seksinrichting en/of escortbedrijf, raamprostitutie en straatprostitutie;

h      opslag van goederen en materialen voor de voorgevellijn van gebouwen.

 

3.5            Afwijken van de gebruiksregels

a      Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 3.1 ten behoeve van:

1      de uitoefening van bedrijfsactiviteiten, die zijn opgenomen in een hogere categorie dan de bedrijfsactiviteiten als bedoeld in lid 3.1, indien deze gelet op de milieubelasting naar aard en invloed op de omgeving gelijkwaardig zijn aan de bedrijfsactiviteiten als bedoeld in lid 3.1;

2      de uitoefening van bedrijfsactiviteiten, die gelet op de milieubelasting naar aard en invloed op de omgeving gelijkwaardig zijn aan de bedrijfsactiviteiten als bedoeld in lid 3.1 en niet in de Staat van bedrijfsactiviteiten wordt genoemd.

b      Bij de beoordeling van de aard en invloed van de milieubelasting van een bedrijf dienen de volgende milieubelastingcomponenten mede in de beoordeling te worden betrokken: geluid, geurproductie, stofuitworp en gevaar, waarbij tevens kan worden gekeken naar de verontreiniging van lucht en bodem, de diversiteit en het al dan niet continue karakter van het bedrijf en de visuele hinder en verkeersaantrekkende werking.

 

 


Artikel 4                   Verkeer - Verblijfsgebied

4.1            Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Verkeer - Verblijfsgebied’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a      voorzieningen voor verkeer en verblijf;

b      parkeervoorzieningen;

c       speelvoorzieningen;

d      nutsvoorzieningen.

e      groenvoorzieningen;

f        water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

 

4.2            Bouwregels

 

4.2.1         Gebouwen

Op of in deze gronden mogen alleen gebouwen ten behoeve van voorzieningen van algemeen nut worden gebouwd, met dien verstande dat:

a      de oppervlakte niet meer dan 15 m² mag bedragen;

b      de bouwhoogte niet meer dan 3 m mag bedragen.

 

4.2.2         Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

a      De bouwhoogte van terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m.

b      De bouwhoogte van kunstobjecten mag niet meer bedragen dan 12 m.

c       De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 5 m.

 

4.3            Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming ‘Verkeer - Verblijfsgebied’ te wijzigen in de bestemming ‘Bedrijventerrein’ onder de volgende voorwaarden:

a    De bereikbaarheid van het bedrijventerrein dient in voldoende mate gewaarborgd te blijven.

b    Er zijn uitsluitend bedrijven toegestaan die zijn genoemd in de bijlagen (Staat van bedrijfsactiviteiten) onder milieucategorieën 2, 3.1 en 3.2.

c    De bestemmingswijziging mag geen milieuhygiënische belemmeringen tot gevolg hebben.

d    In geval van wijziging moet het bepaalde in artikel 3 van deze regels in acht worden genomen.

e    De bouwhoogte van bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan de maximaal toegestane bouwhoogte van de bebouwing binnen de aangrenzende bestemming ‘Bedrijventerrein’.

 

Hoofdstuk 3            Algemene regels

Artikel 5                   Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buitenbeschouwing.

 

 

Artikel 6                   Algemene bouwregels

6.1            Ondergronds bouwen

a      Op plaatsen waar gebouwen mogen worden gebouwd mag eveneens ondergronds gebouwd worden, met dien verstande dat de maximale maten zoals genoemd in de bestemmingen in hoofdstuk 2 van toepassing blijven. Daar waar bovengronds geen gebouwen aanwezig zijn, dient de oppervlakte van het ondergrondse bouwwerk met bijbehorende toegang(en) te worden meegerekend in de maximaal toegestane oppervlakte aan gebouwen.

b      De verticale diepte mag bij ondergronds bouwen niet meer bedragen dan 4 m.

 

 

Artikel 7                   Algemene gebruiksregels

7.1            Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan:

a      het gebruik van gronden, gebouwen, bouwwerken en onderkomens ten behoeve van een seksinrichting en/of escortbedrijf, raamprostitutie en straatprostitutie.

 

 

Artikel 8                   Algemene afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van:

a      de in de regels aangegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages, voor zover daarvoor in deze regels geen bijzondere afwijkingsbevoegdheden zijn opgenomen;

b      de regels en toestaan dat bouwgrenzen in geringe mate worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;


c       de regels en toestaan dat openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstobjecten, toiletgebouwtjes, en naar aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes worden gebouwd, mits:

1      de oppervlakte per gebouwtje niet meer zal bedragen dan 20 m²;

2      de bouwhoogte niet meer zal bedragen dan 3,5 m;

d      de regels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot:

1      ten behoeve van kunstobjecten, geen gebouwen zijnde, tot maximaal 15 m;

2      ten behoeve van waarschuwings- en/of communicatiemasten tot maximaal 40 m;

3      ten behoeve van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot maximaal 10 m;

e      de regels ten aanzien van de maximale bouwhoogte van gebouwen en toestaan dat de bouwhoogte van gebouwen wordt verhoogd ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers, lichtkappen en technische ruimten, mits:

1      de maximale oppervlakte van de vergroting niet meer dan 10% van het betreffende bouwvlak zal bedragen;

2      de bouwhoogte niet meer dan 1,25 maal de maximale bouwhoogte van het betreffende gebouw zal bedragen;

 

 

Artikel 9                   Overige regels

9.1            Uitsluiting aanvullende werking Bouwverordening

De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:

a    de richtlijnen voor het verlenen van vrijstelling van de stedenbouwkundige bepalingen;

b    de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;

c    de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;

d    het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;

e    de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden, en

f     de ruimte tussen bouwwerken.

 

9.2            Verwijzing naar andere wettelijke regelingen

Waar in dit plan wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, wordt geduid op de regelingen zoals die luidden op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het bestemmingsplan.

 

Hoofdstuk 4            Overgangs- en
slotregels

Artikel 10              Overgangsrecht

10.1       Overgangsrecht bouwwerken

a      Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

1      gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

2      na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

b      Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10 %.

c       Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

 

10.2       Overgangsrecht gebruik

a    Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

b    Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde in sub a te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

c    Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

d    Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik, dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.


Artikel 11              Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

 

Regels van het bestemmingsplan 'Herziening Bedrijventerrein Waterlaat 5'.

 

 

 

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van

 

………………………

 

 

 

De voorzitter,                                                      De griffier,

……….                                                                   ………

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Rosmalen, juli 2011                                                                                  Vastgesteld: 6 juli 2011