Bestemmingsplan
‘Lijnt 2, Bergeijk 2021‘
Gemeente Bergeijk
Imro-code: NL.IMRO.1724.BPBlnt1115-VAST
Planstatus: Vastgesteld
Vaststellingsdatum: 20-04-2023
Regels
deel uitmakende van het bestemmingsplan
Inhoudsopgave
Hoofdsuk 1 Inleidende regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze van meten
Hoofdsuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf
Artikel 4 Groen
Artikel 5 Natuur
Artikel 6 Tuin
Artikel 7 Wonen
Hoofdsuk 3 Algemene regels
Artikel 8 Anti-dubbeltelregel
Artikel 9 Algemene bouwregels
Artikel 10 Algemene gebruiksregels
Artikel 11 Algemene afwijkingsregels
Artikel 12 Overige regels
Hoofdsuk 4 Overgangs- en slotregels
Artikel 13 Overgangsrecht
Artikel 14 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleidende regels
Artikel 1: Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 plan:
het bestemmingsplan ‘Lijnt 2, Bergeijk 2021‘ NL.IMRO.1724.BPBlnt1115-VAST
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels.
1.3 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.4 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.5 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
1.6 bedrijf:
een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen.
1.7 bedrijfsmatige activiteit:
het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, in tegenstelling tot de hierna omschreven beroepsmatige activiteiten, gericht op consumentverzorging geheel of overwegend door middel van handwerk en waarvan de omvang van de activiteiten zodanig is, dat de activiteiten in een woning en de daarbij behorende bijgebouwen met behoud van de woonfunctie kunnen worden uitgeoefend (zoals een schoonheidssalon, een kapsalon of een nagelstudio), met uitzondering van seksinrichtingen.
1.8 bedrijfsvloeroppervlak:
de totale vloeroppervlakte van kantoren, winkels of bedrijven met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten.
1.9 bedrijfswoning:
een woning, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming, als noodzakelijk wordt beschouwd.
1.10 beroepsmatige activiteit:
een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, therapeutisch, maatschappelijk, kunstzinnig en ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende gebouwen, met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend (zoals een accountantskantoor, advocatenkatoor, administratiekantoor).
1.11 bestaand(e situatie):
t.a.v. bebouwing:
bebouwing, zoals aanwezig en toegestaan (legaal gerealiseerd) op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan, dan wel mag worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde omgevingsvergunning;
t.a.v. gebruik:
het gebruik van grond en opstallen, zoals aanwezig en toegestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan.
1.12 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak.
1.13 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.14 bijbehorend bouwwerk:
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw of bijbehorend bouwwerk verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw of ander bouwwerk, met een dak.
1.15 bodemingrepen:
werken en werkzaamheden waarvan mag worden aangenomen dat zij het bodemarchief kunnen aantasten.
1.16 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.
1.17 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.18 bouwperceelsgrens:
de grens van een bouwperceel.
1.19 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
1.20 bouwwerk:
een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
1.21 carport/overkapping:
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, bestaande uit een vrijstaande dakconstructie met maximaal één wand.
1.22 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
1.23 dove gevel:
een bouwkundige constructie waarin geen te openen delen aanwezig zijn en met een in NEN 5077 bedoelde karakteristieke geluidwering die ten minste gelijk is aan het verschil tussen de geluidsbelasting van die constructie en 33 dB onderscheidenlijk 35 dB(A),
1.24 escortbedrijf:
de natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon, die bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aanbiedt, die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend zoals escortservices en bemiddelingsbureaus.
1.25 extensief recreatief medegebruik:
een vorm van recreatief medegebruik die nauwelijks of geen invloed heeft op de in de bestemmingsomschrijving van de bestemmingen gegeven doeleinden zoals wandelen, fietsen en dergelijke.
1.26 functie:
doeleinden ten behoeve waarvan gebruik van gebouwen en/of gronden of aangewezen delen daarvan is toegestaan.
1.27 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.28 groothandel:
een bedrijf dat in het groot handelt en dat aan de detailhandel levert
1.29 hoofdfunctie:
een functie waarvoor het hoofdgebouw als zodanig mag worden gebruikt.
1.30 hoofdgebouw:
een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.
1.31 kantoor:
het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen.
1.32 kleinschalig logeren:
kleinschalige recreatieve activiteiten in de vorm van logies en ontbijt tot een in de regels aangegeven maximum aantal eenheden, zoals logeren bij de boer, plattelandskamers, bed&breakfast en dergelijke.
1.33 natuurwaarden:
waarden in verband met de aanwezigheid van bijzondere planten, dieren en leefgemeenschappen in onderlinge samenhang en in samenhang met hun leefomgeving (biotoop) en welke verband houden met zaken als verscheidenheid/zeldzaamheid, natuurlijkheid/ongestoordheid en kenmerkendheid voor het gebied.
1.34 ondergronds bouwwerk:
een (gedeelte van een) bouwwerk, waarvan de bovenkant van de vloer is gelegen op ten minste 1,75 m beneden peil.
1.35 opslag:
de opslag van goederen, met uitzondering van brand- en explosiegevaarlijke goederen
1.36 preventieve zorgbehoefte:
het voorsorteren op de behoefte aan mantelzorg voor mensen vanaf 60 jaar.
1.37 prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.
1.38 recreatieve voorzieningen:
voorzieningen ten behoeve van het recreatieterrein als geheel, die ten dienste staan van de recreanten of noodzakelijk zijn vanwege de bedrijfsvoering.
1.39 seksinrichting:
de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub, of een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.
1.40 straatprostitutie:
het door handelingen, houding, woord, gebaar of op andere wijze ingaan op het aanbod van prostitutie, uitnodigen dan wel aanlokken.
1.41 voorgevellijn:
de lijn waarin de voorgevel van een bouwwerk is gelegen alsmede het verlengde daarvan.
1.42 voorgevelrooilijn:
- de denkbeeldige lijn die strak loopt langs de grens van het bouwvlak, die gericht is naar de weg en waarop de bebouwing is georiënteerd, tot aan de perceelsgrenzen.
- de denkbeeldige lijn die strak loopt langs de naar de zijdelingse perceelgrens gerichte grens van het bouwvlak, die ook naar het openbaar toegankelijk gebied is gekeerd, tot aan de achterste perceelsgrens.
1.43 vrijstaand(e bebouwing):
bebouwing waarbij de hoofdgebouwen aan beide zijden niet zijn gebouwd in de perceelsgrens.
1.44 water:
het oppervlakte aan water zoals sloten, greppels, (infiltratie)vijvers, kanalen, beken en andere waterlopen, ook als deze incidenteel of structureel droogvallen.
1.45 waterhuishoudkundige voorzieningen:
voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging en waterkwaliteit, waaronder duikers, stuwen, gemalen, inlaten en voorzieningen ten behoeve van berging en infiltratie van hemelwater.
1.46 waterpeil:
de hoogte (het niveau) van de waterspiegel gemeten naar NAP op het moment van aanvraag van de omgevingsvergunning of bestemmingswijziging. Dit kan betrekking hebben op zowel oppervlaktewater als grondwater.
1.47 werk:
een constructie geen gebouw of bouwwerk zijnde.
1.48 woning/wooneenheid:
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.
Artikel 2: Wijze van meten
2.1 Algemeen
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1.1 de afstand tot de bouwperceelsgrens:
tussen de grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is.
2.1.2 het bebouwingspercentage:
het oppervlak dat met bouwwerken mag worden bebouwd, uitgedrukt in procenten van de oppervlakte van het bouwperceel, voor zover dat is gelegen binnen de bestemming, of binnen een in de regels nader aan te duiden gedeelte van die bestemming.
2.1.3 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk, met uitzondering van onderschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.1.4 de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.1.5 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.1.6 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.1.7 de ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk:
vanaf het bouwkundig peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend.
2.1.8 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.1.9 peil:
voor gebouwen waarvan de toegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van de kruin van de weg ter
plaatse van de hoofdtoegang;
- indien in het water wordt gebouwd: het gemiddelde waterpeil;
- in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende afgewerkte maaiveld.
2.2 Ondergeschikte bouwdelen
Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, balkons, luifels en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 1 m bedraagt.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Bedrijf‘ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- groothandel in metaalwaren met uitzondering van geluidzoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en zelfstandige kantoren;
- bedrijfswoningen;
- opslag en uitstalling;
- tuinen, erven, inritten en verhardingen;
- voorzieningen voor verkeer en verblijf;
- groenvoorzieningen;
- water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke en/of natuurlijke waarden van de gronden;
3.2 Bouwregels
3.2.1 Bedrijfsgebouwen
Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende bepalingen:
Situering | uitsluitend binnen het bouwvlak |
|
|
Bebouwingspercentage | Maximaal 100 % |
|
|
Goothoogte | 6,6 meter |
|
|
Bouwhoogte | 6,6 meter |
3.2.2 Bedrijfswoningen
Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:/t1>
Aantal bedrijfswoningen | Maximaal één per bedrijfsperceel en uitsluitend binnen de aanduiding ‘bedrijfswoning toegestaan‘ |
|
|
Erkers, portalen en luifels | De voorgevellijn van bedrijfswoningen mag uitsluitend worden overschreden met erkers, portalen en luifels, onder de volgende voorwaarden:
- Diepte gemeten vanuit de voorgevel van het hoofdgebouw bedraagt max. 1,5 m.
- Breedte erkers en/of portalen bedraagt max. 50% van de naar de weg gekeerde gevel van het hoofdgebouw.
- Oppervlakte erkers en/of portalen bedraagt max. 6 m².
- Oppervlakte luifel bedraagt max. 3 m².
- Goothoogte erkers en/of portalen bedraagt max. de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw.
- Bouwhoogte erkers en/of portalen bedraagt max. de goothoogte vermeerderd met 1,5 m.
|
|
|
Inhoud | max. 750 m³ |
|
|
Goothoogte | 4,5 meter, |
|
|
Bouwhoogte | 4,5 meter, |
3.2.3 Bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken, inclusief carports en overkappingen, gelden de volgende bepalingen:
Situering | min. 1 m achter de voorgevellijn van de bedrijfswoning |
|
|
Goothoogte | 4,5 meter |
|
|
Bouwhoogte | 4,5 meter |
|
|
Bebouwingsoppervlakte | Maximum 150 m² |
3.2.4 Bouwwerken, geen gebouw zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:
Situering | zowel binnen als buiten het bouwvlak, met dien verstande dat voor de voorgevellijn uitsluitend erf- en terreinafscheidingen, vlaggenmasten, kunstobjecten, reclamezuilen, lantaarnpalen en ter plaatse van de aanduiding ‘geluidscherm‘ een akoestische afscherming mogen worden gebouwd |
|
|
Bouwhoogte erf- en terreinafscheidingen | max. 1 m voor de voorgevelrooilijn en max 2 m achter de voorgevelrooilijn |
|
|
Bouwhoogte reclamezuilen | max. 2,25 m |
|
|
Bouwhoogte overige bouwwerken, geen gebouw zijnde | max. 5 m |
3.3 Specifieke gebruiksregels
3.3.1 Opslag en uitstalling
Binnen de voor ‘Bedrijf‘ aangewezen gronden:
- mag de omvang van de activiteiten, anders dan opslag, in het bedrijfsgebouw een maximale bedrijfsvloeroppervlakte van 400 m² bedragen
3.3.2 Beroepsmatige en bedrijfsmatige activiteiten
Binnen de bestemming ‘Bedrijf‘ is de uitoefening van een aan huis verbonden activiteit, zoals opgenomen in Bijlage 2 Lijst van rechtstreeks toelaatbare aan huis verbonden activiteiten, in de bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:
- De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 40% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bedrijfswoning tot een maximum van:
- 45 m² indien het bouwperceel niet groter is dan 750 m²;
- 60 m² indien het bouwperceel groter is dan 750 m², maar niet groter is dan 1.250 m²;
- 75 m² indien het bouwperceel groter is dan 1.250 m², maar niet groter is dan 1.750 m²;
- 90 m² indien het bouwperceel groter is dan 1.750 m², maar niet groter is dan 2.250 m²;
- 105 m² indien het bouwperceel groter is dan 2.250 m².
- Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken.
- De activiteit wordt uitgeoefend door een bewoner.
- Het gebruik is naar aard met het woonkarakter van de omgeving in overeenstemming en het betreft geen publieksgerichte voorzieningen.
- Het onttrekken van (een deel van) het bij de desbetreffende hoofdgebouw behorende garage aan de bestemming is slechts toegestaan, indien op het bij het hoofdgebouw behorende erf ten minste één parkeerplaats aanwezig is of gelijktijdig wordt aangelegd.
- Detailhandel is niet toegestaan, uitgezonderd een beperkte verkoop in verband met de beroepsmatige of bedrijfsmatige activiteit.
- Opslag buiten de gebouwen ten behoeve van de activiteiten is niet toegelaten.
3.3.3 Voorwaardelijke verplichting landschappelijke inpassing
Het gebruiken en het (doen) laten gebruiken van de gronden en bebouwing met de bestemming “bedrijf” is alleen toegestaan wanneer de landschappelijke inpassing, zoals weergegeven in bijlage 3 is aangelegd en na aanleg duurzaam wordt beheerd en in stand wordt gehouden.
3.3.4 Voorwaardelijke verplichting dove gevel
De naar het openbaar toegankelijk gebied gerichte gevel van de bedrijfswoning dient in zijn geheel als een dove gevel te worden uitgevoerd en in stand te worden gehouden.
3.3.5 Voorwaardelijke verplichting afschermend bouwwerk
Het gebruiken en het (doen) laten gebruiken van de bedrijfswoning is alleen toegestaan wanneer ter plaatse van de aanduiding ‘geluidscherm‘ een akoestische afscherming met een hoogte van 2 meter en een massa van 10 kg/m² is gerealiseerd.
3.3.6 Voorwaardelijke verplichting waterberging
Het gebruik van nieuwe bedrijfsgebouwen en bijbehorende bouwwerken bij bedrijfsgebouwen overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.1 is uitsluitend toegestaan, voor zover wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
- Dakwater, afkomstig van nieuwe bedrijfsgebouwen en bijhorende bouwwerken bij bedrijfsgebouwen, alsmede hemelwater op verhardingen, dient op eigen terrein te worden geborgen, waarbij op eigen terrein een bergingsvoorziening met een minimale omvang van 0,06 m³ per m² dakvlak en 0,06 m³ per m² verhard oppervlak dient te worden gerealiseerd en in stand wordt gehouden;
- in afwijking van het bepaalde onder a, mag een alternatieve hemelwatervoorziening op eigen terrein worden gerealiseerd, mits deze aantoonbaar minimaal gelijkwaardig is en hieromtrent vooraf een positief advies door het Waterschap De Dommel is afgegeven.
3.3.7 Voorwaardelijke verplichting sloop
Het gebruik en het (doen) laten gebruiken van de gronden en bebouwing met de bestemming “bedrijf“ is alleen toegestaan wanneer de in bijlage 5 opgenomen bebouwing op de bestemmingen ‘bedrijf‘, “groen“ en “natuur“ is geamoveerd.
3.4 afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 3.1 ten behoeve van bedrijvigheid zoals genoemd in bijlage 1 “Staat van bedrijfsactiviteiten” onder de milieucategorieën 1 en 2 danwel ten behoeve van bedrijvigheid die naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen is met de in de bijlage opgenomen milieucategorieën 1 en 2.
Artikel 4 Groen
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Groen‘ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke en/of natuurlijke waarden van de gronden;
- groenvoorzieningen;
- bermen en beplantingen;
- voorzieningen voor langzaam verkeer;;
- nritten
- nutsvoorzieningen;
- water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
4.2 Bouwregels
4.2.1 Gebouwen
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
4.2.2 Bouwwerken, geen gebouw zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde, gelden de volgende bepalingen:
Bouwhoogte terreinafscheidingen | max. 1 m |
|
|
Verbod | overkappingen zijn niet toegestaan |
Artikel 5 Natuur
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Natuur‘ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de natuurlijke waarden van de gronden;
- extensief recreatief medegebruik;
- water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- voorzieningen voor langzaam verkeer;
5.2 Bouwregels
5.2.1 Gebouwen
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
5.2.2 Bouwwerken, geen gebouw zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde, gelden de volgende bepalingen:
Bouwhoogte terreinafscheidingen | max. 1 m |
|
|
Bouwhoogte overige bouwwerken, geen gebouw zijnde | max. 3 m |
|
|
Verbod | overkappingen zijn niet toegestaan |
5.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.3.1 Werken en werkzaamheden
Het is verboden op de gronden met de bestemming ‘Natuur‘ zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
- het verzetten of vergraven van grond waarbij het maaiveld over meer dan 100 m² per perceel wordt gewijzigd of het maaiveld zelf met meer dan 0,5 m wordt gewijzigd;
- het aanleggen of verdiepen (van oevers, profiel, doorstroom- of bergingscapaciteit) van waterlopen, sloten en greppels;
- het verlagen van de grondwaterstand door aanleg van drainage of door bemaling en/of bronnering;
- het verwijderen of rooien van bos-, natuur- en landschapselementen en ander opgaand houtgewas zonder agrarische productiefunctie;
- het aanleggen of aanplanten van bos-, natuur- en landschapselementen of ander opgaand houtgewas;
- het aanleggen of aanplanten van hoger dan 1,5 m opgaand of dieper dan 0,5 m onder maaiveld wortelend houtgewas met productiefunctie;
- het verwijderen van perceelsindelingen, zoals tot uiting komend in greppels, sloten, steilranden;
5.3.2 Uitzonderingen
Het in lid 5.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
- noodzakelijk zijn voor de realisatie, beheer en de instandhouding van het landschapsplan conform bijlage 3 bij de regels van dit plan
- het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
- reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
5.3.3 Toelaatbaarheid
De in 5.3.1. genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke en/of natuurlijke waarden van de gronden.
Artikel 6 Tuin
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Tuin‘ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- tuinen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;
- inritten;
- water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
6.2 Bouwregels
6.2.1 Bouwwerken
Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende bepalingen:
Toegestane bouwwerken | uitsluitend erkers, portalen en luifels ten behoeve van de aangrenzende hoofdgebouwen |
|
|
Diepte gemeten vanuit de voorgevel van het hoofdgebouw | max. 1,5 m |
|
|
Breedte erkers en/of portalen | max. 50% van de naar de weg gekeerde gevel van het hoofdgebouw |
|
|
Afstand tot het openbaar toegankelijke gebied | min. 3 m |
|
|
Oppervlakte erkers en/of portalen | max. 6 m² |
|
|
Oppervlakte luifel | max. 3 m² |
|
|
Goothoogte erkers en/of portalen | max. de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw |
|
|
Bouwhoogte erkers en/of portalen | max. de goothoogte vermeerderd met 1,5 m |
6.2.2 Bouwwerken, geen gebouw zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde, gelden de volgende bepalingen:
Carports/overkappingen | Carports/overkappingen zijn toegestaan, met dien verstande dat de carport/overkapping:
- open blijft aan alle zijden, behoudens de zijde aan het hoofdgebouw;
- max. 1 carport/overkapping per bouwperceel;
- niet meer dan 1 meter voor de voorgevelrooilijn wordt geplaatst;
- max. bouwhoogte 3,2 m
|
|
|
Bouwhoogte terreinafscheidingen | max. 1 m |
|
|
Bouwhoogte vlaggenmasten en palen | max. 6 m |
|
|
Bouwhoogte overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde | max. 2 m |
Artikel 7: Wonen
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Wonen‘ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- wonen in een woning;
- beroepsmatige en bedrijfsmatige activiteiten uitsluitend als ondergeschikte functie bij wonen;
- tuinen, erven, inritten en verhardingen;
- water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
7.2 Bouwregels
7.2.1 Hoofdgebouwen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:/t1>
Aantal wooneenheden | 1 |
|
|
Situering | uitsluitend binnen het bouwvlak |
|
|
Afstand hoofdgebouw tot zijdelingse perceelsgrens | - vrijstaande: min. 3 m |
|
|
Bebouwingspercentage | max. 100% |
|
|
Goothoogte | zoals aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximum goothoogte (m)‘, |
|
|
Bouwhoogte | zoals aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximum bouwhoogte (m), tenzij de bestaande bouwhoogte meer bedraagt geldt deze als maximum bouwhoogte |
|
|
Dakhelling | max. 60°, met dien verstande dat:
- - bij een mansardedak de dakhelling max. 80° bedraagt;
- - indien de bestaande dakhelling meer bedraagt deze als maximum dakhelling geldt
|
7.2.2 Bijbehorende bouwwerken
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken, inclusief carports en overkappingen, gelden de volgende bepalingen:
Situering | zowel binnen als buiten het bouwvlak |
|
|
Bebouwingspercentage | max. 80% van het bouwperceel binnen de bestemming ‘Wonen‘ tot een maximum van 200 m², uitgezonderd het bouwvlak |
|
|
Goothoogte | max. 3,2 m |
|
|
Bouwhoogte | max. 5,5 m, met dien verstande dat indien het hoofdgebouw is uitgevoerd met een plat dak voor het met het hoofdgebouw verbonden bijbehorend bouwwerk een maximum bouwhoogte van
3,2 m geldt |
|
|
Dakhelling | max. 60° of plat dak, met dien verstande dat voor een bijbehorend bouwwerk gebouwd op de perceelsgrens geldt dat het schuine dak vanuit de perceelsgrens dient op te lopen |
7.2.3 Bouwwerken, geen gebouw zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde, gelden de volgende bepalingen:
Situering | zowel binnen als buiten het bouwvlak |
|
|
Bouwhoogte erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevelrooilijn | max. 2 m |
|
|
Bouwhoogte erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevelrooilijn | max. 1 m |
|
|
Specifiek voor zwembaden |
- max. 1 zwembad per bouwperceel en uitsluitend voor hobbymatig gebruik
- situering: min. 2,5 m achter de voorgevelrooilijn en min. 1 m van de zijdelingse en achterste perceelsgrens
- oppervlakte: max. 50 m²
|
|
|
Bouwhoogte overige bouwwerken, geen gebouw zijnde | max. 5 m |
|
|
Verbod | tennisbanen en paardenbakken zijn niet toegestaan |
7.3 Nadere eisen
- Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de kapvorm, dakhelling en/of nokrichting van bijbehorende bouwwerken op de perceelsgrens ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
- ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
7.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning
verlenen voor het afwijken van de bouwregels ten
behoeve van: | mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden: |
|
|
(bijbehorende) bouwwerken met een grotere bouwhoogte |
- De omgevingsvergunning mag niet tot gevolg hebben dat in stedenbouwkundig en/of landschappelijk opzicht een onaanvaardbare situatie ontstaat.
- De gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken worden niet onevenredig aangetast.
|
een tennisbaan |
- Situering: min. 2,5 m achter de voorgevellijn en min. 1 m van de zijdelingse en achterste perceelsgrens.
- De tennisbaan mag niet overdekt zijn.
- Bouwhoogte omheining bij tennisbaan: max. 5 m, mits het gedeelte boven 2 m over de gehele oppervlakte transparant is.
- De tennisbaan wordt uitsluitend voor hobbymatig gebruik benut.
- Max. 1 tennisbaan per bouwperceel.
- De omgevingsvergunning heeft niet tot gevolg dat in stedenbouwkundig en landschappelijk opzicht een onaanvaardbare situatie ontstaat.
- Het bouwwerk veroorzaakt geen onevenredige milieuhinder.
|
een paardenbak |
- Het bouwwerk veroorzaakt geen onevenredige milieuhinder.
- Situering: min. 2,5 m achter de voorgevellijn en min. 5 m van de zijdelingse en achterste perceelsgrens.
- De paardenbak mag niet overdekt zijn, tenzij de regeling voor bijbehorend bouwwerken als bedoeld in lid 7.2.2. in acht wordt genomen.
- De paardenbak mag uitsluitend voor hobbymatig gebruik worden benut.
- Max. 1 paardenbak per bouwperceel.
|
7.5 Specifieke gebruiksregels
7.5.1 Beroepsmatige en bedrijfsmatige activiteiten
Binnen de bestemming ‘Wonen‘ is de uitoefening van een aan huis verbonden activiteit, zoals opgenomen in Bijlage 2 Lijst van rechtstreeks toelaatbare aan huis verbonden activiteiten, in hoofdgebouw en bijbehorende bouwwerken toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:
- De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 40% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de woning tot een maximum van:
- 45 m² indien het bouwperceel niet groter is dan 750 m²;
- 60 m² indien het bouwperceel groter is dan 750 m², maar niet groter is dan 1.250 m²;
- Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken.
- De activiteit wordt uitgeoefend door een bewoner.
- Het gebruik is naar aard met het woonkarakter van de omgeving in overeenstemming en het betreft geen publieksgerichte voorzieningen.
- Het onttrekken van (een deel van) het bij de desbetreffende hoofdgebouw behorende garage aan de bestemming is slechts toegestaan, indien het bij het hoofdgebouw behorende erf zodanig is ingericht dat wordt voldaan aan de eis van de aanwezigheid van voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein
- Detailhandel is niet toegestaan, uitgezonderd een beperkte verkoop in verband met de beroepsmatige of bedrijfsmatige activiteit.
- Opslag buiten de gebouwen ten behoeve van de activiteiten is niet toegelaten.
9 Hoofdstuk 3 Algemene regels
Artikel 8 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 9 Algemene bouwregels
9.1 Ondergronds bouwen
- Op plaatsen waar gebouwen mogen worden gebouwd mag eveneens ondergronds gebouwd worden, met dien verstande dat de maximale maten zoals genoemd in de bestemmingen in hoofdstuk 2 van toepassing blijven. Daar waar bovengronds geen gebouwen aanwezig zijn, dient de oppervlakte van het ondergrondse bouwwerk met bijbehorende toegang(en) te worden meegerekend in de maximaal toegestane (bedrijfsvloer)oppervlakte aan gebouwen.
b. De verticale diepte mag bij ondergronds bouwen niet meer bedragen dan 4 m.
- De verticale diepte mag bij ondergronds bouwen niet meer bedragen dan 4 m.
9.2 Afwijken ondergronds bouwen
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 9.1 sub b en toestaan dat bij de niet-woonbestemmingen ondergronds wordt gebouwd tot een verticale diepte van 6 m, mits:
- er geen bezwaren zijn uit oogpunt van de waterhuishouding;
- de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad.
Artikel 10 Algemene gebruiksregels
10.1 Strijdig gebruik
Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan:.
- het gebruik van gronden, gebouwen, bouwwerken en onderkomens ten behoeve van een seksinrichting en/of escortbedrijf, raamprostitutie en straatprostitutie;
- het gebruik en laten gebruiken van vrijstaande bijbehorende bouwwerken bij een woning als zelfstandige woning.
- het gebruik van gronden, gebouwen, bouwwerken en onderkomens ten behoeve van twee of meer zelfstandige bedrijven;
- het gebruik van gronden, gebouwen, bouwwerken en onderkomens ten behoeve van een al dan niet zelfstandige kantoorvoorziening met een baliefunctie;
- het gebruik van gronden, gebouwen, bouwwerken en onderkomens ten behoeve van detailhandel;
- het gebruik van gronden t.b.v. buitenopslag/uitstalling.
10.2 Ondergeschikte functie
Tenzij anders in deze regels is bepaald mag een ondergeschikte functie een omvang hebben van niet meer dan 30% van de vloeroppervlakte van de bebouwing.
10.3 Afwijken preventieve zorgbehoefte
- Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 10.1 sub b en toestaan dat een bijbehorend bouwwerk bij een woning of bedrijfswoning wordt gebruikt als afhankelijke woonruimte, mits:
- een dergelijke tijdelijke bewoning gewenst is vanuit een preventieve zorgbehoefte;
- er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de in geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
- de afhankelijke woonruimte binnen de vigerende regeling inzake bijbehorende bouwwerken wordt ingepast met een maximale oppervlakte van 75 m².
- Het bevoegd gezag trekt de omgevingsvergunning, verleend op grond van sub a in, indien de bij het verlenen van de omgevingsvergunning bestaande noodzaak vanuit een wens vanuit een preventieve zorgbehoefte niet meer aanwezig is.
Artikel 11 Algemene afwijkingsregels
11.1 Algemeen
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van de regels ten behoeve van: | mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden: |
|
|
het in geringe mate overschrijden van bebouwingsgrenzen | Een meetverschil geeft daartoe aanleiding. |
|
|
het vergroten van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde |
- Bouwhoogte kunstobjecten, geen gebouwen zijnde: max. 15 m.
- Bouwhoogte waarschuwings- en/of communicatiemasten: max. 40 m.
- Bouwhoogte overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: max. 10 m.
|
een grotere dakhelling |
- De grotere dakhelling is stedenbouwkundig aanvaardbaar.
- De gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken worden niet onevenredig aangetast.
|
kleinschalig logeren (bed & breakfast) bij (bedrijfs)woningen |
- Kleinschalig logeren dient gekoppeld te zijn aan een woonof bedrijfsfunctie.
- Totale oppervlakte aan logeereenheden: max. 50 m² per kamer tot een maximum van 50% van de woonruimte.
- De woonfunctie blijft als hoofdfunctie behouden.
- Bedoeld gebruik mag geen hinder opleveren voor het woonmilieu en geen onevenredige afbreuk doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt.
- Bedoeld gebruik mag geen hinder opleveren voor omliggende bedrijven.
- Het betreft geen zodanige verkeersaantrekkende activiteit, dat die kan leiden tot nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van verkeer.
|
Artikel 12 Overige regels
12.1 Parkeren en laden/lossen
Het bevoegd gezag toetst bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen en/of het verlenen van een omgevingsvergunning voor het afwijken van de gebruiksregels of wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid en ruimte voor laden en lossen. Hiervoor gelden de volgende regels:
Parkeergelegenheid |
- In het geval van de oprichting of uitbreiding van een gebouw dient ten behoeve van het parkeren van auto‘s te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid.
- In het geval van functiewijziging van een gebouw en/of van gronden dient ten
behoeve va het parkeren van auto‘s te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid.
- Aan het voorgaande (in voldoende mate ruimte aanbrengen) wordt voldaan indien wordt voldaan aan de normen die zijn neergelegd in de Nota parkeernormen 2022 (Bijlage 4).
- Indien deze beleidsregels worden gewijzigd, wordt rekening gehouden met de gewijzigde beleidsregels.
- De parkeervoorzieningen als bedoeld onder a en b dienen in stand te worden gehouden.
|
Ruimte voor laden en lossen van goederen |
- Indien het gebruik van een gebouw en/of gronden daar aanleiding toe geeft, dient te worden voorzien in voldoende ruimte voor laden en lossen.
- De ruimte voor laad- en losvoorzieningen als bedoeld onder a dient in stand te worden gehouden.
|
Afwijkingsmogelijkheid |
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in dit artikel indien:
- het voldoen hieraan door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit, of
- voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingruimte, dan wel laad- of losruimte wordt voorzien.
|
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
Artikel 13 Overgangsrecht
13.1 Overgangsrecht bouwwerken
- Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10%.
- Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
13.2 Overgangsrecht gebruik
- Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 14 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan ‘Lijnt 2, Bergeijk 2021‘‘.
Behoort bij het besluit van de raad van de gemeente Bergeijk van 20 april 2023
Mij bekend,
de raadsgriffier.
Versie ten behoeve van publicatie op www.ruimtelijkeplannen.nl
Gemaakt op 9 mei 2023 door CADeRonline.nl