De
voor ‘Waarde – Archeologie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar
voorkomende bestemming, mede bestemd voor instandhouding en bescherming van de
in de grond verwachte archeologische waarden.
a
Voor
het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende
bestemmingen dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen van
bouwwerken met een oppervlakte groter dan
b
Indien
uit het onder a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de
gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden
verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden
verbinden aan de omgevingsvergunning:
1 De verplichting tot het treffen van technische maatregelen,
waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden.
2 De verplichting tot het doen van opgravingen.
3 De verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de
bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van
archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de
omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
a
Indien
uit het rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het
verlenen van de omgevingsvergunning zullen worden verstoord zonder dat het
mogelijk is om deze door de onder b genoemde voorwaarden veilig te stellen, dan
wordt de omgevingsvergunning geweigerd.
b
Een
rapport is niet noodzakelijk indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de
archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende
is vastgesteld. Deze informatie wordt dan als een rapport beschouwd.
c
Alvorens
het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning als bedoeld onder a wint
zij schriftelijk advies in bij de deskundige op het terrein van de
archeologische monumentenzorg omtrent de vraag of door het verlenen van een
omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de
archeologische waarden, en of en zo ja welke voorwaarden dienen te worden
gesteld.
Het
is verboden op de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie 3' zonder of
in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken
zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren, over een
oppervlakte van
a
het
uitvoeren van graafwerkzaamheden en/of grondbewerkingen, het roeren en omwoelen
van gronden, waaronder begrepen het aanleggen van drainage, dieper dan
b
het
aanbrengen van diepwortelende beplantingen en het rooien van diepwortelende
beplantingen, waarbij de stobben worden verwijderd;
c
het
ophogen en egaliseren van gronden;
d
het
verlagen van het waterpeil;
e
het
uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op andere wijze indrijven van objecten in
de bodem;
f
het
graven, verbreden en verdiepen van sloten, vijvers en andere wateren;
g
het
omzetten van gras- of akkerland in een teelt waarbij grond wordt afgevoerd,
waartoe gerekend wordt boomteelt en graszodenteelt;
h
het
aanbrengen van ondergrondse transportleidingen en de daarmee verband houdende
constructies;
i
het
slopen van gebouwen en het verwijderen van funderingen waarbij grondroering
plaatsvindt dieper dan
Het
in lid 17.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden
welke:
a
het
normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis
zijn;
b
reeds
in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds
mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
c
in
het kader van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd en het doen van
opgravingen, mits verricht door een ter zake deskundige;
d
binnen
een afstand van niet meer dan
a
De
in lid 17.3.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien
op basis van (archeologisch) onderzoek is aangetoond, dat er geen of nauwelijks
waarden aanwezig zijn dan wel dat de archeologische waarden door de werken en
werkzaamheden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad. Teneinde dit
te bereiken kunnen aan een omgevingsvergunning in ieder geval de volgende voorwaarden
worden verbonden:
1 de verplichting tot het treffen van technische maatregelen
waardoor (ondanks de uitvoering van een bouw- of aanlegplan) monumenten in de
bodem worden behouden zoals alternatieven voor heiwerk, het al niet bouwen van
kelders, het aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen
die op dit doel zijn gericht;
2 de verplichting tot het doen van opgravingen;
3 de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te
laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische
monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de
omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
b
Indien
uit het rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het
verlenen van de omgevingsvergunning zullen worden verstoord zonder dat het
mogelijk is om deze door de onder a genoemde voorwaarden veilig te stellen, dan
wordt de omgevingsvergunning geweigerd.
c
Een
rapport is niet noodzakelijk indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de
archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende
is vastgesteld. Deze informatie wordt dan als een rapport beschouwd.
d
Alvorens
het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning als bedoeld lid 17.3.1
wint deze schriftelijk advies in bij de deskundige op het terrein van de
archeologische monumentenzorg omtrent de vraag of door het verlenen van een
omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de
archeologische waarden, en of en zo ja welke voorwaarden dienen te worden
gesteld.
a
Burgemeester
en wethouders kunnen het plan zodanig wijzigen dat een bestemmingsvlak:
1 naar ligging wordt verschoven;
2 naar omvang wordt vergroot of verkleind;
3 wordt verwijderd;
4 van bestemming wijzigt door de oppervlaktes en de dieptes, vanaf
wanneer de bepalingen van toepassing zijn, aan te passen;
voor zover de geconstateerde aanwezigheid of
afwezigheid van archeologische waarden, in voorkomend geval na beëindiging van
opgravingen, daartoe aanleiding geeft.
b Alvorens de wijzigingen als bedoeld onder a worden uitgevoerd, wordt archeologisch advies ingewonnen bij de deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.