5.2 Netwerken
5.2.1 Snelwegen
De
aanleg van de A50 tussen Nijmegen en Eindhoven via Oss, Uden en Veghel is een
belangrijke bijdrage geweest voor de bereikbaarheid van de gemeente. Ook
verschaling van de provinciale weg de N59 naar de A59 heeft voor een verbeterde
bereikbaarheid voor de gemeente gezorgd.
5.2.2 Provinciale wegen
De
provincie heeft de wens om de verkeerscapaciteit van de N279 te vergroten. Vooralsnog
is de precieze vorm voor het verwezenlijken van de capaciteitsvergroting
onduidelijk. De meest voor de hand liggende optie is het verbreden van de N279
door extra rijstroken aan te leggen.
5.2.3 Wegen
De
strategie voor de lokale verbindingswegen is erop gericht deze te handhaven en
alleen nieuwe infrastructuur toe te voegen, indien dat strikt noodzakelijk is.
Het in
stand houden van de hoofdverbindingen is van essentieel belang voor de
bereikbaarheid van de kernen. Aanpassingen aan de infrastructuur die
noodzakelijk zijn voor een goede verkeersafwikkeling, of die de
verkeersveiligheid ten goede komen zijn toegestaan. De landschappelijke
inpassing moet dit wel toelaten. Ook zouden nieuwe innovatieve technieken de
ruimte moeten krijgen.
5.2.4 Nieuwe wegen
De
realisering van een nieuwe aansluiting van Heeswijk-Dinther op de N279 is
momenteel in voorbereiding. De nieuwe weg komt te liggen tussen de zuidoostkant
van de kern bij de voormalige N606 en ten oosten van de aansluiting Laverdonk
op de N279. Voor de nieuwe ontsluiting van bedrijventerrein Heesch West wordt
momenteel een aantal varianten onderzocht. Ontsluiting over de huidige
infrastructuur is onwenselijk.
5.2.5 Kanaal
De Zuid
Willemsvaart krijgt een verbreding en wordt ter hoogte van ’s-Hertogenbosch
deels verlegd. De Zuid Willemsvaart is van belang voor het nationale
vaartwegennet als mede voor de recreatieve scheepsvaart, en is na deze
aanpassingen beter bevaarbaar.
5.2.6 Ecologische verbindingszone
Ecologische
verbindingszones vormen de groen/blauwe schakels die de Brabantse
natuurgebieden met elkaar verbinden. Planten en dieren kunnen zich daardoor van
het ene naar het andere natuurgebied verplaatsen. Ze functio-neren als
trekroutes en ook als tijdelijk leef- en voortplantingsgebied. Een ecologische
verbindingszone behoeft een gemiddelde breedte van
Door
het groene hart van de gemeente Bernheze lopen een aantal groene ecologische
verbindingszones, die deels al aanwezig zijn en deels nog (verder) worden
ontwikkeld. De verbindingszones vormen verbindingen tussen verschillende
ecologisch waardevolle gebieden binnen en buiten de gemeente. De groene
ecologische verbindingszones vormen verbindingen tussen de verschillende
bosgebieden en versterken hiermee het bosareaal.
In de
gemeente bevinden zich al enkele blauwe ecologische verbindingszones. Strategie
voor de bestaande ecologische verbindingszones is deze aaneen te sluiten. Deze
volgen de tracés van de Aa, de Leijgraaf en de waterlopen.
5.2.7 Recreatieve verbinding
De
gemeente Bernheze speelt een zekere (deels bovenlokale) rol op het gebied van
recreatie en toerisme. Dit wordt bepaald door de bos- en natuurgebieden, de
landschappelijke kwaliteit van het buitengebied, de aanwezige
cultuurhistorische elementen (landgoederen, dorpskernen) en de aanwezige
specifieke recreatieve en toeristische voorzieningen.
Het is
wenselijk de ecologische verbindingszones tussen de bosgebieden te combineren
met recreatieve routes, waardoor er tevens een meerwaarde voor het gebruik
ontstaat. De recreatieve verbinding loopt van het recreatiegebied in de
Heeswijkse Bossen door naar de Maashorst, de verbinding koppelt aan op het
regionale recreatieve netwerk. De recreatieve verbinding versterkt de
recreatieve gebieden met recreatieve entrees, natuurbruggen en economische
impuls voor de lokale ondernemers. De besloten landschapen liggen op een niet
te grote afstand van elkaar, maar zijn niet direct met elkaar verbonden. De
gebieden kunnen elkaar versterken door in de gemeente de mogelijkheid te bieden
voor uitbreiding van het bosareaal. Deze uitbreiding zal veelal in samenhang
gaan met de opgestelde ecologische verbindingszones. Met de aaneensluiting van
het besloten landschap is het gebied ook zeer geschikt voor extensief
recreatief medegebruik, zoals kamperen bij de boer, wandelen, fietsen, picknicken
en natuurgerichte recreatie.
5.3 Occupatie
5.3.1 Dorpen
De
gemeente Bernheze bevat vijf dorpskernen: Heesch, Heeswijk-Dinther, Nistelrode,
Vorstenbosch en Loosbroek. Deze dorpen vervullen een belangrijke rol voor het
accommoderen van de toekomstige ruimtevraag. Herstructurerings- en
intensiveringsprocessen zijn in beginsel overal binnen het bestaand woongebied
mogelijk. Uiteraard moet hierbij worden aangesloten op de kwaliteiten en
mogelijkheden van dat woongebied. De duidelijke structuur en de variatie van de
verschillende dorpen dient behouden en waar mogelijk versterkt te worden. Waardevolle
open plekken (bijvoorbeeld groengebieden in de bebouwde kom) dienen vrij te
blijven van bebouwing. Indien sprake is van verweving van de bebouwing met het
omliggende landschap (bijvoorbeeld aan de randen van de dorpen) dient dit
karakter te worden behouden en zo mogelijk te worden versterkt. Belangrijk bij
de ruimtelijke ontwikkelingen in de dorpen is dat er andere regels met
betrekking tot woningbouw kunnen gelden voor woninggebieden als voor bebouwde
linten.
Per
kern zal er in eerste instantie kritisch naar inbreidingsmogelijkheden gekeken
worden, met name om in de behoefte aan seniorenwoningen te voorzien (conform de
Woonvisie 2010-2015). Waar er sprake is van inbreiding zal deze aansluiten op
het karakter van de kern, en waar mogelijk dus niet al te intensief en ‘dicht’
(ook in de kernen moeten de groene kwaliteiten benut worden en moet daarin
variëteit geboden worden). Aan de randen zal er beperkt van de aanwezige
ontwikkelingsmogelijkheden gebruik gemaakt gaan worden.
Naast
de taak om te voorzien in voldoende woningen heeft de gemeente de taak het
voorzieningenniveau op peil te houden. Het doel is een evenwichtige verdeling
van voorzieningen over de dorpskernen. Hierbij gaat het voornamelijk om buurt-
c.q. wijkvoorzieningen, zoals scholen en speelvoorzieningen. De echte
centrumvoorzieningen, zoals grootschalige maatschappelijke voorzieningen of
detailhandel, horen niet thuis in het woongebied, maar in het centrum.
5.3.2 Bebouwingsclusters
De
oorspronkelijke dorpslinten, die aan de oude routes zijn ontstaan, zijn
waardevol als historische structuur. Deze zijn uitgegroeid tot een kern of zijn
beperkt gebleven tot een bebouwingscluster. Strategie voor de
bebouwingsclusters is het hergebruik van voormalige agrarische bedrijfslocaties
voor niet-agrarische functies alsmede (beperkte) toevoeging van nieuw
bouwvolume. Belangrijke randvoorwaarde voor de verruimde mogelijkheden is een
verbetering van de ruimtelijke kwaliteit in brede zin. Een voorbeeld hiervan is
sloop van bebouwing als compensatie voor verruimde mogelijkheden al dan niet in
combinatie met Rood voor groen, het behoud van cultuurhistorisch waardevolle
bebouwing of een versterking van natuur- en landschapswaarden in de omgeving. Verdichting
van de bebouwingscluster is dus in bepaalde gevallen toegestaan, indien dit tot
een ruimtelijke verbetering leidt.
Ook
door verdunning kunnen bebouwingsclusters in kwalitatieve zin worden versterkt,
doordat de open relaties met het landschap worden hersteld. De bestaande
waardevolle doorzichten naar het buitengebied dienen gehandhaafd te blijven. Nieuwbouw
dient qua maat en schaal passend te zijn in de omgeving.
Volgens
het Bio-beleid kan er een woning of meerdere woningen in bebouwingsclusters
worden gebouwd, mits er tegelijkertijd sprake is van ‘ruimtelijke
kwaliteitswinst’. De bebouwingsclusters zijn op ruimtelijke gronden (aantal
woningen en woningdichtheden) opgetekend en maken hierdoor deel uit van de
ruimtelijke structuur. In het raadsvoorstel ‘Ruimte voor Ruimte (verbreed),
Buitengebied in Ontwikkeling en verplaatsen intensieve veehouderijen’ is een
nadere belangen- en beleidsafweging gemaakt over de mogelijkheid tot het
toevoegen van woningen. Dit houdt in dat locaties binnen de bebouwingsclusters
niet automatisch geschikt zijn voor het toevoegen van een woning.
5.3.3 Centrumgebied
Heesch,
Nistelrode en Heeswijk-Dinther onderscheiden zich wat betreft omvang en
voorzieningenniveau van de kleinere kernen Vorstenbosch en Loosbroek. Heesch is
de grootste kern en is vooral op Oss georiënteerd. Nistelrode richt zich op
zowel Heesch/Oss, maar ook Uden. Ook Heeswijk-Dinther kent een tweeledige
oriëntatie, namelijk op Veghel en ’s-Hertogenbosch. Loosbroek en Vorstenbosch
zijn voor wat betreft voorzieningen voornamelijk aangewezen op andere kernen en
beschikken niet over een eigen centrumgebied. Vorstenbosch richt zich vooral op
het nabij gelegen Uden en Veghel. Loosbroek ligt wat verder van de stedelijke
regio’s en heeft een belangrijke relatie met Heeswijk-Dinther.
De
strategie voor het centrum is gericht op handhaving en waar mogelijk
versterking van de functiemenging. Het centrum moet herkenbaar zijn en blijven
als plek waar functies samenkomen en een grote mate van dynamiek ontstaat. Voor
wat betreft de maatschappelijke voorzieningen is het wenselijk zoveel mogelijk
te clusteren, zodat de voorzieningen elkaar kunnen versterken.
Gestreefd
wordt naar een zo compact mogelijk centrum met veel voorziening-en op korte
afstand van elkaar. Uitgangspunt is dat de commerciële voorzieningen in
principe op de begane grond gesitueerd worden.
Niet-woonfuncties
kunnen getransformeerd worden naar wonen, indien de te transformeren functie
overbodig is geworden en er geen sprake is van belemmeringen voor bestaande
functies. Voldoende parkeervoorzieningen op korte afstand is van belang. Er
dient ook aandacht besteed te worden aan de verblijfskwaliteit in het centrum.
Binnen
het centrumgebied is een hogere bebouwingsdichtheid mogelijk dan elders binnen
de kern. De bebouwing dient qua maat en schaal echter wel passend te zijn in de
omgeving.
Voor
wat betreft de ontwikkeling van de centra per kern worden de 5 kernen ieder op
een eigen wijze ‘ingekleurd’ (zowel in functies, als in beeldkwaliteit),
waarmee de eenheid in verscheidenheid binnen Bernheze verder wordt benadrukt:
- Het centrum van Heesch zal
opgeschaald worden, maar wel dorps genoeg blijven, omdat dat haar juist
onderscheidt van de stedelijke centra in de omgeving.
- Het centrum van Nistelrode zal
ontwikkeld worden als ‘natuurlijk en toeristisch-recreatief centrum’, als
springplank naar de Maashorst.
- Het centrum van Heeswijk-Dinther zal
ontwikkeld worden als ‘cultureel, cultuurhistorisch en toeristisch-recreatief
centrum’, als springplank naar de aanwezige cultuurhistorische kwaliteiten in
(de omgeving van) Heeswijk-Dinther en het Groene Woud.
- In Vorstenbosch en Loosbroek zal het
profiel van ‘dorpse, agrarische kern’ verder doorontwikkeld worden.
5.3.4 Bedrijventerrein
De
strategie voor de bestaande bedrijventerreinen is gericht op beheer en waar
mogelijk intensivering. In het kader van het streven naar zuinig ruimtegebruik
moeten kansen op efficiënt ruimtegebruik benut worden. Daarnaast is het van
belang de bestaande structuur van het bedrijventerrein intact te houden en waar
mogelijk te versterken. Aandacht is daarbij nodig voor de representativiteit
van de bebouwing, met name aan de hoofdroutes. Ook de openbare ruimte dient
aandacht te krijgen, aangezien deze kan zorgen voor samenhang binnen het
bedrijventerrein.
5.3.5 LOG
In het
landbouwontwikkelingsgebied (LOG) bestaan mogelijkheden voor de ontwikkeling
van intensieve veehouderijbedrijven. Uitbreiding en herplaatsing van de intensieve veehouderij is toegestaan.
Een vereiste is dat hierbij de draagkracht van dat gebied niet overschreden
wordt.
Binnen
de LOG’s vervullen de intensieve veehouderijbedrijven de belangrijkste functie.
Intensieve veehouderijbedrijven zijn hier grootschaliger of hebben de kans om
grootschaliger te worden dan buiten de LOG’s.
Zowel
qua oppervlakte als qua hoogte zullen intensieve veehouderijbedrijven hier
omvangrijker zijn dan er buiten. Het aspect landschap dient niet uit het oog te
worden verloren. Een goede landschappelijke inpassing van bedrijven is van
groot belang.
Zo
blijven ook deze gebieden hun landschappelijke kwaliteiten behouden of worden
deze zelfs versterkt. Het blijft of wordt dan ook nog aantrekkelijk om door
deze gebieden te fietsen of wandelen.
Binnen
het LOG bevinden zich ecologische verbindingszones. Deze ecolo-gische verbindingszones en het LOG hoeven
elkaar niet in de weg te staan. Samen met een robuuste landschappelijke
inpassing kan invulling worden gegeven aan deze ecologische verbindingszone.
Binnen het LOG
komen geen nieuwe, andere functies voor. Nieuwe woningen en niet-agrarische
bedrijven (waaronder ook recreatiebedrijven) leveren immers beperkingen op voor
de ontwikkeling van de intensieve veehouderij.
5.3.6 Intensieve recreatie
De strategie voor
de bestaande sportterreinen is gericht op beheer en waar mogelijk
optimalisering en intensivering. Sportterreinen binnen woongebieden kunnen
worden getransformeerd naar woongebied, mist het voorzieningenaanbod in de
gemeente op peil blijft en het plan stedenbouwkundig goed is ingepast in zijn
omgeving.
5.3.7 Recreatiegebieden
Landgoed ‘De
Wildhorst’ in de Heeswijkse Bossen levert het grootste aandeel in de
gemeentelijke verblijfsrecreatieve capaciteit. Hier bevinden zich een
bungalowpark en een camping met diverse voorzieningen.
Voor dagrecreatie
is, naast ‘De Wildhorst’, met name het bosgebied ‘De Maashorst’ van belang. De
Maashorst, het grootste aaneengesloten natuurgebied in Noord-Brabant, strekt
zich uit over het grondgebied van de gemeenten Bernheze, Landerd, Oss en Uden
en bestaat uit een afwisselend landschap, waarin bosgebieden, heidevelden en
cultuurland elkaar afwisselen. Het Bezoekerscentrum Slabroek heeft een functie
voor natuur- en milieueducatie. In Heesch bevindt zich het Bomenpark
(arboretum).
Verder zijn er in
de gemeente diverse (mini)campings en boerderijen aanwezig en zijn er enkele
blokhutten voor groepen. Het aantal hotelaccommodaties is beperkt.
De verschillende
cultuurhistorische elementen, waaronder Kasteel Heeswijk en de historische
dorpskernen, spelen ook een rol in de toeristisch-recreatieve structuur, net
als de aanwezige horecagelegenheden. Ten noorden van Nistelrode is een
golfterrein aanwezig. Daarnaast liggen in het buitengebied van Nistelrode een
zweefvliegveld en een vliegveld voor minivliegtuigen.
Naast verblijfs-
en dagrecreatieve voorzieningen spelen recreatieve routes een belangrijke rol.
Routes voor auto’s, maar met name voor fietsers, wandelaars en ruiters spelen
een belangrijke rol op toeristisch vlak. Met name in de bosgebieden, maar ook
in het meer open landschap rond de kernen en in het groene middengebied, zijn
routes aanwezig.
Ondanks de
aanwezigheid van waterlopen is weinig sprake van watergebonden recreatie.
Mogelijkheden voor kanovaren zijn er op de Aa en de Groote Wetering, maar
verder zijn de mogelijkheden redelijk beperkt.
De bestaande
recreatievoorzieningen krijgen de mogelijkheid zich te versterken, mits dit in
combinatie gaat met bos- of natuurontwikkeling. Ook nieuwvestiging van recreatieve
voorzieningen is mogelijk, mits sprake is van extensieve recreatie. Intensieve
recreatie is niet gewenst. Recreatieve entrees tot de recreatiegebieden,
natuurbruggen en een nodige economische impuls vanuit de gemeente zorgen voor
een versterking recreatieve aanbod en verbinding hiertussen.
5.3.8 Ontwikkelinglocaties
Zoekgebied
bedrijventerrein
De gemeenten
Bernheze heeft in samenwerking met de omliggende gemeenten, ervoor gekozen een
gezamenlijk bedrijventerrein te ontwikkelen voor grotere bedrijven en bedrijven
uit zwaardere milieucategorieën, bedrijven die steeds moeilijker inpasbaar zijn
in de huidige ruimtelijke structuur en bestaande bedrijven die op hun huidige
vestigingslocatie overlast opleveren voor de omgeving. De realisering van een regionaal
bedrijvenpark is daarnaast aangegrepen om, aansluitend aan het regionale
bedrijventerrein, ruimte te creëren voor de vestiging van lokale bedrijvigheid.
Het gebied ten
westen van de kern Heesch is aangewezen als zoekgebied voor een regionaal bedrijventerrein.
Het bedrijventerrein zal circa
Zoekgebied wonen
Het gebied dat is
aangeduid als ‘zoekgebied wonen’ kan worden getransformeerd van onbebouwd
gebied naar bebouwd gebied in de vorm van wonen en daarbij behorende
voorzieningen. Het betreft een locatie grenzend aan de bestaande bebouwing waar
geen of beperkt duurzame waarden uit de onderste lagen voorkomen.
Uitbreidingslocaties die reeds planologisch zijn verankerd (bestemmingsplan)
zijn niet aangeduid als ‘zoekgebied wonen, maar als ‘bestaande kernen’.
Voorwaarden
waaraan ruimtelijke plannen in dit gebied moeten voldoen zijn hierna
geformuleerd:
- De voorgestelde plannen moeten
aansluiten bij de bestaande ruimtelijke en stedenbouwkundige structuur van de
kern.
- Bij de inrichting van ruimtelijke
plannen moet rekening worden gehouden met de kwaliteiten en structuren in het
gebied en de omgeving.
Bij het ontwikkelen van ruimtelijke
plannen is het uitgangspunt zorgvuldig met de ruimte om te gaan.
- De natuurlijke ondergrond en de
historisch gegroeide structuur van Bernheze moeten meegenomen worden bij de
planvorming.
Afronding dorpsrand
Op strategische
plekken zal er gekozen worden voor het afronden/verdichten van de dorpsrand.
Een zorgvuldige (groene) inpassing tussen de afronding wonen of bedrijven is
daarbij vereist en mag in geen geval het zicht op de cultuurhistorisch
waardevolle objecten verminderen.
Voorkomen dient
te worden dat er vanuit het buitengebied zicht is op onzorgvuldig vormgegeven
achterkanten en hierdoor een rommelig beeld ontstaat.
Indien sprake is
van verweving van de bebouwing met het omliggende landschap (bijvoorbeeld aan
de randen van de dorpen) dient dit karakter te worden behouden en zo mogelijk
te worden versterkt. Ook dient er ruimte gereserveerd te zijn voor toekomstige
bedrijvigheid. Dit moet aansluiting krijgen bij de bestaande bedrijven aan de
dorpsrand van het dorp. Regionaal georiën-teerde bedrijven kunnen een plek
krijgen op het regionaal bedrijventerrein.
Volgens het
Bio-beleid kan een woning of meerdere woningen in bebouwingsconcentraties
worden gebouwd, mits er tegelijkertijd sprake is van ‘ruimtelijke
kwaliteitswinst’. In de aanduiding ‘afronding dorpsrand’ zijn op ruimtelijke
gronden (grenzend aan de dorpen) opgetekend. Indien woningbouw plaatsvindt
onder het planologisch regime van het buitengebied kan dit alleen onder de
noemer van het Bio-beleid. In het raadsvoorstel ‘Ruimte voor Ruimte (verbreed),
Buitengebied in Ontwikkeling en verplaatsen intensieve veehouderijen’ is een
nadere belangen- en beleidsafweging gemaakt over de mogelijkheid tot het
toevoegen van woningen. De bebouwingsconcentraties zijn in dit raadsvoorstel
begrenst.