gemeente: Bernheze   status: Vastgesteld
plannaam: De Kommen van Bernheze   datum: 01-06-2011
 

Artikel 3 Agrarisch

 

3.1 Bestemmingsomschrijving

 

3.1.1 Algemeen

De voor “Agrarisch” aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. agrarisch grondgebruik;

  2. de uitoefening van een agrarisch bedrijf, meer in het bijzonder:

  1. ter plaatse van de aanduiding ‘intensieve veehouderij’: een intensief veehouderijbedrijf;

  2. ter plaatse van de aanduiding ‘agrarisch bedrijf’: overige agrarische bedrijven;

  3. ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’: een bedrijfswoning;

  1. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van cultuur en ontspanning - galerie en beeldentuin’ een galerie/beeldentuin;

met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ontsluitings-, parkeer- en groenvoorzieningen, tuinen en erven.

 

3.1.2 Mede bestemd

De gronden zijn mede bestemd voor:

  1. water en voorzieningen voor de waterhuishouding;

  2. behoud van landschapselementen;

  3. extensieve dagrecreatie;

  4. wegen en paden.

 

3.1.3 Omschakeling

  1. omschakeling naar een grondgebonden agrarisch bedrijf is toegestaan;

  2. omschakeling naar een intensieve veehouderij is niet toegestaan.

3.2 Bouwregels

 

3.2.1 Bedrijfsgebouwen en bedrijfswoningen

Bedrijfsgebouwen en bedrijfswoningen voldoen aan de volgende kenmerken:

  1. gebouwd binnen het bouwvlak;

  2. goot- en bouwhoogte maximaal de ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte’ aangegeven goothoogte respectievelijk bouwhoogte;

  3. bebouwingspercentage maximaal het ter plaatse van de aanduiding ‘maximum bebouwingspercentage’ aangegeven bebouwingspercentage.

 

3.2.2 Bijgebouwen bij de bedrijfswoningen

Vrijstaande en niet-vrijstaande bijgebouwen bij bedrijfswoningen voldoen aan de volgende kenmerken:

  1. gebouwd binnen het bouwvlak;

  2. de gezamenlijke oppervlakte van vrijstaande en niet-vrijstaande bijgebouwen bedraagt maximaal 100 m2;

  3. onverminderd het bepaalde onder b bedraagt de oppervlakte van een bijgebouw maximaal 50 m2;

  4. per bedrijfswoning zijn maximaal drie vrijstaande bijgebouwen toegestaan;

  5. bijgebouwen worden gesitueerd minimaal 4 meter achter (het verlengde van) de voorgevel van de bedrijfswoning;

  6. de goothoogte van niet-vrijstaande bijgebouwen mag maximaal 3,25 m bedragen;

  7. de dakhelling van niet-vrijstaande bijgebouwen mag niet steiler zijn dan de kap van de bedrijfswoning;

  8. de goothoogte en bouwhoogte van vrijstaande bijgebouwen mag maximaal 3,25 m respectievelijk 5,5 m bedragen.

 

3.2.3 Carports bij bedrijfswoningen

Carports bij bedrijfswoningen voldoen aan de volgende kenmerken:

  1. per bedrijfswoning is maximaal 1 carport toegestaan;

  2. gesitueerd maximaal 1 m voor de (het verlengde van de) voorgevel van de bedrijfswoning;

  3. oppervlakte maximaal 20 m2;

  4. hoogte maximaal 3,25 m.

 

3.2.4 Ondergeschikte delen van bedrijfswoningen

De voorgevelrooilijn van bedrijfswoningen mag naar de wegzijde toe uitsluitend worden overschreden door ondergeschikte onderdelen van woningen (erkers) die voldoen aan de volgende kenmerken:

  1. horizontale diepte maximaal 1,5 m;

  2. breedte maximaal 60% van de breedte van de totale voorgevel (exclusief overkapping boven de voordeur);

  3. afstand tot de voorste perceelsgrens minimaal 1,5 m;

  4. goothoogte maximaal 0,25 m boven de bovenzijde van de verdiepingsvloer van de bedrijfswoning;

met dien verstande dat het doortrekken van een erker aan de voorgevel tot voorbij en aan één zijgevel is toegestaan mits:

  1. de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens minimaal 2 m bedraagt;

  2. de breedte aan de zijgevel niet meer dan 1,5 m uit de zijgevel van de bedrijfswoning bedraagt;

  3. de diepte aan de zijgevel maximaal gelijk is aan de diepte van de bedrijfswoning.

 

3.2.5 Overkappingen boven de voordeur bij bedrijfswoningen

Overkappingen boven de voordeur bij bedrijfswoningen zijn toegestaan en voldoen aan de volgende kenmerken:

  1. breedte maximaal 120% van de breedte van de entreepartij, tenzij de overkapping één constructie vormt met een erker;

  2. horizontale diepte maximaal 1,5 m;

  3. open constructie zonder tot de constructie behorende wanden.

 

3.2.6 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde maximaal:

  1. erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning: 1 m;

  2. erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning: 2 m, met dien verstande dat in hoeksituaties (de zijgevel van de bedrijfswoning grenst aan een straat, openbaar groen of water) de hoogte van erf- en terreinafscheidingen vanaf (het verlengde van) de voorgevel tot 4 m. daarachter maximaal 1 m. bedraagt;

  3. schuilgelegenheden hebben een maximale oppervlakte van 15 m2 en een maximale bouwhoogte van 2,5 m;

  4. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde binnen het bouwvlak: 12 m;

  5. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde buiten het bouwvlak: 2 m.

3.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  1. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen, waaronder tevens caravans of woonunits ten behoeve van de bewoning door seizoensarbeiders of permanente bewoning;

  2. het gebruik van de gebouwen voor de tijdelijke huisvesting van seizoensarbeiders;

  3. het gebruik van bedrijfsgebouwen en bijgebouwen ten behoeve van bewoning;

  4. het gebruik van gronden en gebouwen voor nevenactiviteiten;

  5. het gebruik van de gronden voor de beoefening van lawaaisporten.

3.4 Afwijking van de gebruiksregels

 

3.4.1 Kampeerterrein

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.1 jo. artikel 3.3 onder a en toestaan dat de gronden bij een agrarisch bedrijf worden gebruikt als kampeerterrein, mits:

  1. het maximaal 25 kampeerplaatsen betreft;

  2. kampeermiddelen maximaal 50 m van de grens van het agrarische bouwvlak geplaatst mogen worden;

  3. ten behoeve van het kampeerterrein geen extra bebouwing en/of verharding mag worden opgericht en aangelegd;

  4. zorgvuldige inpassing in het landschap plaatsvindt;

  5. voor het kamperen geen stacaravans worden gebruikt;

  6. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de bouw- en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

 

3.4.2 Mantelzorg

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.1 jo. artikel 3.3 onder c en toestaan dat bijgebouwen bij de bedrijfswoning worden gebruikt voor bewoning, in het geval het gaat om:

  1. bewoning in het kader van mantelzorg waarbij de noodzaak door middel van een mantelzorgindicatie is aangetoond, of;

  2. bewoning door een alleenstaande ouder met een leeftijd van minimaal 55 jaar die gaat inwonen bij één van zijn/haar kinderen, of;

  3. bewoning door een ouder-echtpaar dat gaat inwonen bij één van hun kinderen waarvan ten minste één ouder met een leeftijd van minimaal 55 jaar;

onder de voorwaarden dat:

  1. de vloeroppervlakte die voor bewoning wordt gebruikt maximaal 80 m2 bedraagt binnen de mogelijkheden van de in artikel 3.2 opgenomen bouwregels;

  2. er geen tweede woning ontstaat;

  3. het gebruik wordt beëindigd zodra niet meer wordt voldaan aan lid a, b of c van dit artikel.

 

3.4.3 Niet-agrarische nevenactiviteiten

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.1 jo. artikel 3.3 onder d en toestaan dat gebouwen bij een agrarisch bedrijf worden gebruikt voor niet-agrarische nevenactiviteiten in de vorm van inpandige statische opslag van caravans, oldtimers e.d., mits:

  1. de opslag niet plaatsvindt in kassen;

  2. de vloeroppervlakte van de bestaande bebouwing die wordt gebruikt voor de nevenactiviteiten maximaal 1.000 m2 bedraagt;

  3. geen detailhandel plaatsvindt ten behoeve van de niet-agrarische nevenactiviteiten;

  4. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de bouw- en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

3.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd middels een wijzigingsplan de bestemming “Agrarisch” met aanduidingen ‘agrarisch bedrijf’ en ‘intensieve veehouderij’ te wijzigen in de bestemmingen “Tuin” en “Wonen”, met dien verstande dat:

  1. ter plaatse alle agrarische bedrijfsactiviteiten zijn beëindigd;

  2. geen sprake is van aantasting van bestaande cultuurhistorische waarden;

  3. de bedrijfswoning wordt omgezet naar een woning;

  4. het aantal woningen niet mag toenemen;

  5. de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad;

  6. er geen onevenredig nadelige gevolgen ontstaan voor het woonmilieu;

  7. geen afbreuk mag worden gedaan aan het stedenbouwkundig beeld en de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse;

  8. indien alle aanwezige bedrijfsbebouwing wordt gesloopt, mag in afwijking van lid d maximaal één woning worden toegevoegd;

  9. een planschadeverhaalsovereenkomst is gesloten;

  10. de uitvoerbaarheid van het wijzigingsplan wordt aangetoond.