6.1 Gebruik van onbebouwde gronden

6.1.1 Onverminderd het bepaalde in artikel 3 en 4 is het in ieder geval verboden de gronden te gebruiken voor:

1. Het storten of lozen van puin, vuil of andere vaste of vloeibare stoffen;

2. als opslag-, stort-, lozing- of bergplaats van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen en materialen, behoudens voor zover zulks in overeenstemming is met c.q. noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;

3. Het opslaan van onklare voer- en vaartuigen of onderdelen hiervan;

4. Het gebruik van gronden, gebouwen, bouwwerken en onderkomens ten behoeve van een seksinrichting en/of escortbedrijf, raamprostitutie en straatprostitutie;

5. Het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens.

6.1.2 Het bepaalde in lid 6.1.1 is niet van toepassing op het (tijdelijk) gebruik ten behoeve van de realisering en/of handhaving van de bestemmingen of het normale gebruik van de gronden.

6.2 Gebruik van bouwwerken

Onverminderd het bepaalde in artikel 3 en 4 is het in ieder geval verboden de bouwwerken als bedoeld in artikel 3 en 4 te gebruiken voor bedrijfsmatige activiteiten c.q. inrichtingen als bedoeld in artikel 8.a van de Wet milieubeheer.

6.3 Ontheffing omtrent het gebruik

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 6.1.1 en 6.2 en artikel 3 lid 3, artikel 4, lid indien strikte toepassing van de regel leidt tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.