De voor ‘Verkeer’ aangewezen gronden zijn bestemd
voor:
a wegen, straten en paden met hoofdzakelijk een
verkeers- en verblijfsfunctie;
b voet- en rijwielpaden;
c parkeervoorzieningen;
d groenvoorzieningen,
waaronder bermen en beplanting;
e straatmeubilair;
f voorzieningen van
algemeen nut;
g kunstwerken;
h waterlopen en
waterpartijen;
i boven- en/of
ondergrondse waterhuishoudkundige voorzieningen;
j evenementen.
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
a Op of in deze gronden
mogen uitsluitend gebouwen ten behoeve van voorzieningen van algemeen nut
worden gebouwd.
b
De maximale
bouwhoogte bedraagt
c
De maximale
oppervlakte van voorzieningen van algemeen nut bedraagt
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen
zijnde, gelden de volgende regels:
a
De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag
maximaal
b Overkappingen zijn niet
toegestaan.
c In afwijking van het
bepaalde onder a mag de hoogte van lichtmasten en portalen voor geleiding,
beveiliging en regeling van het verkeer maximaal
4.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als
bedoeld in artikel
7.10 Wet ruimtelijke ordening, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:
a het opslaan van
onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen,
goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover
zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van
de grond;
b het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen
van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is
in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
c een verkooppunt voor motorbrandstoffen (inclusief
lpg).