Inhoud Regels

 

Hoofdstuk 1    Inleidende regels  3

Artikel 1             Begrippen  3

Artikel 2             Wijze van meten  7

Hoofdstuk 2    Bestemmingsregels  8

Artikel 3             Verkeer-Verblijfsgebied  8

Artikel 4             Wonen  9

Artikel 5             Waarde-Archeologie  12

Hoofdstuk 3    Algemene regels  14

Artikel 6             Anti-dubbeltelregel 14

Artikel 7             Algemene bouwregels  14

Artikel 8             Algemene afwijkingsregels  14

Artikel 9            Algemene wijzigingsregels  15

Hoofdstuk 4    Overgangs- en slotregels  16

Artikel 11          Overgangsrecht 16

Artikel 12          Slotregel 16


 

Hoofdstuk 1   Inleidende regels

 

 

Artikel 1    Begrippen

 

In deze regels wordt verstaan onder:

 

 

plan:

het bestemmingsplan ‘Achterstraat, Willemstad’ van de gemeente Moerdijk.

 

 

bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand

NL.IMRO.1709.146Achterstraat-0401 met de bijbehorende regels.

 

 

aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

 

 

aaneengebouwd:

bebouwing waarbij de hoofdgebouwen aan beide zijden in de perceelgrens zijn gebouwd, met dien verstande dat de eindwoning slechts aan één zijde in de zijdelingse perceelgrens hoeft te worden gebouwd.

 

 

aan- en uitbouw:

een aan een hoofdgebouw gebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw.

 

 

aan-huis-verbonden beroep:

een dienstverlenend beroep, dat in een woning door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

 

 

afhankelijke woonruimte:

een bijgebouw dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is.

 

 

archeologisch onderzoek:

onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die over een opgravingsvergunning beschikt.

 

 

archeologische waarde:

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden.

 

 

bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

 

 

bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

 

 

bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

 

bouwgrens:

de grens van een bouwvlak.

 

 

bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat is begrensd door op (nagenoeg) gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen en dat zodanige afmetingen en vormen heeft dat dit gedeelte zonder ingrijpende voorzieningen voor woonfuncties geschikt of geschikt te maken is.

 

 

bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

 

 

bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

 

 

bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

 

 

bijgebouw:

een vrijstaand gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.

 

 


 

dakkapel:

een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst.

 

 

dienstverlening:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen, zoals reis- en uitzendbureaus, kapsalons, pedicures, wasserettes, makelaarskantoren, en bankfilialen.

 

 

erf:

de gronden die behoren bij het hoofdgebouw, 1 meter gelegen achter de denkbeeldige lijn in het verlengde van de lijn van het bouwvlak waar de voorgevel van het hoofdgebouw aan ligt, voor zover deze gronden gelegen zijn buiten het bouwvlak van het hoofdgebouw.

 

 

gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

 

 

gestapeld:

bebouwing bestaande uit zich in één hoofdgebouw boven en naast elkaar bevindende zelfstandige woningen.

 

 

hoofdgebouw:

een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn aard, functie, constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.

 

 

kap:

een gesloten bovenbeëindiging van een gebouw, voor ten minste 2/3 deel bestaande uit een dakconstructie van schuin, bol of hol naar elkaar toelopende dakvlakken, dan wel een dakconstructie van een naar één zijde schuin, bol of hol toelopend dakvlak.

 

 

kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten:

het in een woning door de bewoner op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten, daarvoor geen melding- of vergunningplicht op grond van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer geldt en waarbij de woning in overwegende mate zijn woonfunctie behoudt met een ruimtelijke uitstraling die daarbij past.

 

 

mantelzorg:

het bieden van zorg aan eenieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband.


nutsvoorzieningen:

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van openbaar vervoer, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.

 

 

overkapping:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak.

 

 

peil:

a.     voor gebouwen binnen 5 m afstand van een weg: de hoogte van de kruin van die weg;

b.    in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.

 

voorgevel:

de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie of ''uitstraling'' als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.

 

 

woning:

een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden.


 

Artikel 2    Wijze van meten

 

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

 

 

afstanden:

afstanden tussen bouwwerken onderling alsmede afstanden van bouwwerken tot perceelgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.

 

 

bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

 

 

breedte, lengte en diepte van een bouwwerk:

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmuren.

 

 

goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

 

 

inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

 

 

oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.


 

Hoofdstuk 2   Bestemmingsregels

 

 

Artikel 3    Verkeer-Verblijfsgebied

 

 

3.1              Bestemmingsomschrijving

 

De voor ‘Verkeer -Verblijfsgebied’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.   verblijfsgebied met een functie voor verblijf, verplaatsing en gebruik ten dienste van de aangrenzende bestemmingen;

b.   bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals nutsvoorzieningen, groen, water, reclameuitingen, speeltoestellen en parkeervoorzieningen.

 

 

3.2              Bouwregels

 

3.2.1            Gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen

Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen gelden de volgende regels:

a.   De oppervlakte bedraagt ten hoogste 15 m2.

b.   De bouwhoogte bedraagt ten hoogste 4 m.

 

 

3.2.2           Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

a.   Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd.

b.   De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan ten behoeve van de verkeersregeling, verkeersaanduiding, wegaanduiding of verlichting bedraagt ten hoogste 4 m.

 

 

 

 


 

Artikel 4    Wonen

 

 

4.1              Bestemmingsomschrijving

 

De voor ‘Wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.   het wonen;

b.   aan-huis-verbonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten, voor zover het vloeroppervlak ten behoeve van de laatstbedoelde activiteiten niet meer bedraagt dan 30% van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw, inclusief aan en uitbouwen, met een maximum van 50 m²;

c.   ter plaatse van de aanduidingen ‘specifieke vorm van wonen – bergingen 1’: bergplaatsen ten behoeve van de woningen;

d.   ter plaatse van de aanduiding ‘parkeerterrein’: parkeerterrein ten behoeve van de woningen;

e.   bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, tuinen, water, nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen en parkeervoorzieningen.

 

 

4.2              Bouwregels

 

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

 

4.2.1            Hoofdgebouwen

 

a.   Hoofdgebouwen worden gebouwd in een bouwvlak.

b.   De goot- en bouwhoogte van hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte (m)’ aangegeven hoogten.

c.   Het aantal woningen bedraagt ten hoogste het ter plaatse van de aanduiding ‘maximum aantal wooneenheden’ aangegeven aantal.

d.   Ter plaatse van de aanduiding ‘aaneengebouwd’ mogen uitsluitend aaneengebouwde woningen worden gebouwd.

e.   Ter plaatse van de aanduiding ‘gestapeld’ mogen uitsluitend gestapelde woningen worden gebouwd.

f.    Ter plaatse van de aanduiding ‘onderdoorgang’ is een onderdoorgang toegestaan, waarbij de vrije ruimte ten minste één bouwlaag bedraagt.

 

 

4.2.2            Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen

a.   Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen zijn uitsluitend toegestaan bij aaneengebouwde woningen, ter plaatse van het erf en binnen het bouwvlak.

b.   In afwijking van het bepaalde onder a, zijn overkappingen ook toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘parkeerterrein’.

c.   De goothoogte van aan- en uitbouwen bedraagt ten hoogste de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw vermeerderd met 0,35 m.

d.   De bouwhoogte van aan- en uitbouwen bedraagt ten hoogste 6 m.

e.   De goothoogte van bijgebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste 3 m.

f.    De bouwhoogte van bijgebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste 6 m.

g.   Het gezamenlijk oppervlak van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen voor zover gelegen op het erf bedraagt ten hoogste 50 % van de oppervlakte van het erf met een maximum van 90 m².

 

 

4.2.3            Bergplaatsen

a.   Ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van wonen – bergingen 1’ mogen uitsluitend bergplaatsen worden gebouwd, waarbij geldt dat:

1.      de oppervlakte per individuele bergplaats ten hoogste 15 m2 bedraagt; uitzondering hierop vormen gezamenlijke fietsbergingen en containerplaatsen.

2.      de bouwhoogte ten hoogste 3,25 m bedraagt.

3.      het aanduidingvlak voor maximaal 30 % mag worden bebouwd.

 

 

4.2.4            Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde

a.   De bouwhoogte van erfafscheidingen voor de voorgevel van het hoofdgebouw bedraagt ten hoogste 1 m.

b.   De bouwhoogte van erfafscheidingen elders bedraagt ten hoogste 2 m.

c.   De bouwhoogte van overige bouwwerken geen gebouwen zijnde bedraagt ten hoogste 4 m.

 

 

4.3              Specifieke gebruiksregels

 

4.3.1            Strijdig gebruik

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken geldt de volgende regel:

a.   gebruik van bijgebouwen als zelfstandige woning of als afhankelijke woonruimte is niet toegestaan.

 

 

4.3.2            Parkeren

a.   Ter plaatse van de aanduiding ‘parkeerterrein’ dienen minimaal 30 parkeerplaatsen te worden gerealiseerd.

 

 

4.4              Afwijken van de gebruiksregels

 

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van de het bepaalde in lid 4.3.1 onder a voor het toestaan van het gebruik van een vrijstaand bijgebouw als afhankelijke woonruimte, met inachtneming van het volgende:

a.   Een dergelijke bewoning is noodzakelijk vanuit een oogpunt van mantelzorg.

b.   De omgevingsvergunning vervalt zodra de onder a bedoelde noodzaak is komen te vervallen.

c.   Er vindt geen onevenredige aantasting plaats van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven.

d.   De oppervlakte die wordt gebruikt als afhankelijke woonruimte bedraagt niet meer dan de maximaal toegestane oppervlakte aan bijgebouwen op grand van het bepaalde in lid 4.2.2 onder f tot een maximale oppervlakte van 80m2.

 

 

 

 


 

Artikel 5    Waarde-Archeologie

 

 

5.1              Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waarde-Archeologie aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.

 

 

5.2              Bouwregels

 

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

a.   Op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 5.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m.

b.   Ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag, met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels, uitsluitend worden gebouwd, indien:

1.      de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;

2.      de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige.

c.   Het bepaalde in dit lid onder b.1 en b.2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op een of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:

1.      vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;

2.      een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 100 m²;

3.      een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 100 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.

 

 

5.3       Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

5.3.1            Verbod

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming ‘Waarde – Archeologie’ zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

a.   het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte of hoogte dan 100 cm, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage, met uitzondering van heiwerkzaamheden;

b.   het verlagen of verhogen van het waterpeil;

c.   het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;

d.   het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.

 

5.3.2            Uitzondering op het verbod

Het verbod van 5.3.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden: noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij lid 5.2 in acht is genomen;

a.   een oppervlakte beslaan van ten hoogste 100 m²;

b.   reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;

c.   ten dienste van archeologisch onderzoek of bodemonderzoek worden uitgevoerd.

 

5.3.3            Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken en werkzaamheden, zoals in lid 5.3.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien de aanvrager van de omgevingsvergunning aan de hand van nader archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn. Voorts zijn de werken en werkzaamheden toelaatbaar, indien:

a.   de aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;

b.   de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige.

 

 

 

 


 

Hoofdstuk 3   Algemene regels

 

 

Artikel 6    Anti-dubbeltelregel

 

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

 

 

Artikel 7    Algemene bouwregels

 

 

7.1              Uitsluiting aanvullende werking bouwverordening

 

De regels van stedenbouwkundige aard en de bereikbaarheidseisen van paragraaf 2.5 van de bouwverordening zijn uitsluitend van toepassing, voor zover het betreft:

a.   bereikbaarheid van bouwwerken voor wegverkeer, brandblusvoorzieningen;

b.   brandweeringang;

c.   bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;

d.   de ruimte tussen bouwwerken;

e.   parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden bij of in gebouwen.

 

 

 

Artikel 8    Algemene afwijkingsregels

 

 

8.1              Afwijkingen van maten en overschrijdingen van bouwgrenzen

 

a.   Het bevoegd gezag kan, tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds een omgevingsvergunning kan worden verleend, een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van de regels voor overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter ten hoogste 1 m bedragen en het bouwvlak mag met ten hoogste 5% worden vergroot.

b.   Een omgevingsvergunning wordt niet verleend, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.


 

Artikel 9    Algemene wijzigingsregels

 

 

9.1              Overschrijding bestemmingsgrenzen

 

Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter ten hoogste 1 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met ten hoogste 5% worden vergroot.

 

 

9.2              Archeologische waarden

 

Burgemeester en wethouders kunnen een of meer bestemmingsvlakken de bestemming ‘Waarde – Archeologie’ geheel of gedeeltelijk te verwijderen, indien:

a.   uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;

b.   het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet.

 

 

Artikel 10   Werking wettelijke regelingen

 

De wettelijke regelingen, waarnaar in de regels van dit plan wordt verwezen, gelden zoals deze luidden op het moment van vaststelling van het plan.

 

 

 

 


 

Hoofdstuk 4   Overgangs- en slotregels

 

 

Artikel 11  Overgangsrecht

 

 

11.1            Overgangsrecht bouwwerken

 

a.   Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

1.      gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

2.      na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

b.   Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10 %.

c.   Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

 

 

11.2     Overgangsrecht gebruik

 

a.   Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

b.   Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

c.   Indien het gebruik, bedoeld onder a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

d.   Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

 

 

Artikel 12  Slotregel

 

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan 'Achterstraat, Willemstad'.