De op de
plankaart voor ‘Woondoeleinden
a
wonen;
b aan-huis-verbonden beroepen;
c
parkeerdoeleinden;
d
waterhuishoudkundige
doeleinden;
e
tuinen,
erven en verharding;
f behoud van
archeologische waarden, ter plaatse van de aanduiding ‘archeologische waarden’.
Voor het bouwen
van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:
a Nieuwbouw van woningen is niet toegestaan, met uitzondering van vervangende nieuwbouw of nieuwbouw op de percelen zoals genoemd in bijlage 2 (Lijst nieuwbouwmogelijkheden).
b De op de plankaart aangegeven bebouwingstypologie dient te worden aangehouden. Deze bebouwingstypologie bestaat uit hoofdgebouwen in de vorm van:
1 open bebouwing;
2
halfopen
bebouwing;
3
gesloten
bebouwing;
c Hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het op de plankaart aangegeven bouwvlak worden gebouwd.
d De
voorgevel moet worden gesitueerd in de voorgevelrooilijn dan wel op een afstand
van maximaal
e De breedte van hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan:
1
2
f De goothoogte mag niet meer bedragen dan op de plankaart is aangegeven.
g De (nok)hoogte mag niet meer bedragen dan op de plankaart is aangegeven.
h De afstand tot de zijdelingse perceelsgrenzen voor hoofdgebouwen in de vorm van:
1 open
bebouwing mag aan beide zijden niet minder dan
2 halfopen
bebouwing mag aan één zijde niet minder dan
3 gesloten
bebouwing mag alleen bij de eindwoningen niet minder dan
Indien de afstand in de
bestaande situatie minder dan
3.2.2 Aan- en uitbouwen en
bijgebouwen
Voor het bouwen
van aan- en uitbouwen en bijgebouwen gelden de volgende bepalingen:
a
Aan- en
uitbouwen en bijgebouwen mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden
gebouwd.
b Aan-
en uitbouwen en bijgebouwen dienen op een afstand van ten minste
c Op
hoekpercelen mag de afstand van aan- en uitbouwen en bijgebouwen tot de zijdelingse
perceelsgrens, die grenst aan het openbaar gebied, niet minder dan
d De
afstand tussen het bijgebouw en het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan
e
Het
bebouwingspercentage van het gedeelte van de gronden gelegen achter de
oorspronkelijke achtergevelrooilijn van het hoofdgebouw mag maximaal 50%
bedragen, waarbij het bepaalde in lid f in acht dient te worden genomen.
f
De
totale gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen op het bouwperceel mag niet
meer bedragen dan
g
Voor
zover de oppervlakte van de strook grond achter de achtergevelrooilijn van het
hoofdgebouw meer bedraagt dan
h
Bij
vrijstaande hoofdgebouwen dient één der zijstroken vrij van aan- en uitbouwen
en bijgebouwen te blijven tot de lijn evenwijdig aan en op een afstand van
i
De
goothoogte mag niet meer bedragen dan
j
De
(nok)hoogte mag niet meer bedragen
dan 4,5 m.
3.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen
zijnde
Voor het bouwen
van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:
a
Bouwwerken,
geen gebouwen zijnde mogen worden gebouwd binnen en buiten het bouwvlak.
b
De
(nok)hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan
c De (nok)hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 2,5 m.
3.2.4 Archeologische waarden
a
Voor
het bouwen overeenkomstig de regels ter plaatse van de aanduiding ‘archeologische
waarden’ dient de aanvrager van
een reguliere bouwvergunning, voor bouwwerken een rapport te overleggen waarin
de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden
verstoord, naar oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate zijn
vastgesteld.
b
Indien
uit het in lid 3.2.4 onder a genoemde rapport blijkt dat de archeologische
waarden van de gronden door het verlenen van de bouwvergunning zullen of kunnen
worden verstoord, kunnen burgmeester en wethouders één of meerdere van de
volgende voorwaarden verbinden aan de bouwvergunning:
1
De
verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor
archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden.
2
De
verplichting tot het doen van opgravingen.
3
De
verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten
begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg
die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen
kwalificaties.
c
Burgemeester
en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid a
indien de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare
informatie afdoende is vastgesteld.
3.3.1 Binnen de bestemming
‘Woondoeleinden
a De omvang van de activiteit mag niet meer
bedragen dan 30% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bebouwing tot een
maximum van
b Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken.
c Detailhandel mag alleen plaatsvinden
ondergeschikt aan en in direct verband met het aan-huis-verbonden beroep.
d De activiteit dient milieuhygiënisch
inpasbaar te zijn in de woonomgeving.
e De activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.
Burgemeester en
wethouders kunnen vrijstelling verlenen:
a van
het bepaalde in 3.2.2 onder c voor het bouwen van een aan- of uitbouw of
bijgebouw op een afstand van minder dan
- het stedenbouwkundig beeld niet wordt aangetast;
- de situering vanuit verkeersveiligheid aanvaardbaar is;
b van
het bepaalde in 3.2.2 onder d voor het bouwen van een bijgebouw op een afstand
van meer dan
c voor het toestaan van lichte bedrijvigheid in of bij een woning, met dien verstande dat:
1 de
omvang van de activiteit niet meer mag bedragen dan 30% van de
gezamenlijke vloeroppervlakte van de bebouwing tot een maximum van
2 de woonfunctie de hoofdfunctie dient te blijven;
3 het gebruik geen nadelige invloed mag hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken;
4 detailhandel alleen mag plaatsvinden ondergeschikt aan en in direct verband met de lichte bedrijvigheid;
5 uitsluitend lichte bedrijvigheid in categorie 1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten zoals bij deze voorschriften is gevoegd of daarmee naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen bedrijvigheid is toegestaan;
6 de activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.
d voor de verbouw van een op de plankaart als woonboerderij aangeduide bebouwing tot meerdere woningen of wooneenheden, met dien verstande dat:
1
de
breedte van een woning/wooneenheid niet minder dan
2
onderdelen
van woningen/wooneenheden en/of bijgebouwen mogen worden gebouwd, mits aan de
volgende eisen wordt voldaan:
-
Achter
de oorspronkelijke achtergevelrooilijn van het hoofdgebouw moet een
aaneengesloten open ruimte aanwezig zijn van ten minste
- Het bebouwingspercentage achter de achtergevelrooilijn mag niet meer dan 40 bedragen.
3 het karakter van het boerderijtype behouden dient te blijven;