De voor ‘Verkeer’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a wegen, straten en paden met hoofdzakelijk een verkeersfunctie; en/of
b voet- en rijwielpaden;
c parkeervoorzieningen;
d groenvoorzieningen, waaronder bermen en beplanting;
e straatmeubilair;
f nutsvoorzieningen;
g kunstwerken;
h kunstobjecten;
i waterlopen en waterpartijen.
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
a Op of in deze gronden mogen uitsluitend gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen worden gebouwd.
b De bouwhoogte van gebouwen bedraagt maximaal 3 m¹.
c De maximale oppervlakte van gebouwen bedraagt 25 m².
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
a De hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 5 m¹ bedragen, met uitzondering van kunstwerken.
b
In afwijking van het bepaalde onder a mag de hoogte van lichtmasten
maximaal
12 m¹ bedragen.
Onder het gebruik van gronden en bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval begrepen het gebruiken van gronden en bouwwerken voor:
a het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
b het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.