Regels

 

 

 

Inhoudsopgave

 

1.         Inleidende bepalingen  1

Artikel 1               Begrippen  1

Artikel 2               Wijze van meten  4

2.         Bestemmingsregels  5

2.1.     Bestemmingen  5

Artikel 3               Water 5

Artikel 4               Wonen  7

3.         Algemene regels  9

Artikel 5               Anti-dubbeltelbepaling  9

Artikel 6               Algemene gebruiksregels  10

Artikel 7               Algemene ontheffingsregels  11

Artikel 8               Algemene procedureregels  12

4.         Overgangs- en slotregels  13

Artikel 9               Overgangsregels  13

Artikel 10             Slotregel 14

 

 

 

1.         Inleidende bepalingen

Artikel 1         Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1    bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1696.BP1100westend2009-va01 met bijbehorende regels;

1.2    plan:
het bestemmingsplan "West End" van de gemeente Wijdemeren;

1.3    plankaart:
de analoge verbeelding van het GML-bestand NL.IMRO.1696.BP1100westend2009-va01;

1.4    aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.5    aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.6    aan- of uitbouw:
een aan een hoofdgebouw gebouwd bouwwerk dat ruimtelijk ondergeschikt is aan het hoofdgebouw maar in functioneel opzicht deel uitmaakt van dat hoofdgebouw;

1.7    aan-huis-gebonden beroep:
een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridische, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend

1.8    bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouw zijnde;

1.9    bedrijfsmatige exploitatie:
een bedrijf, stichting of andere rechtspersoon met een economische activiteit, waaronder ook beheersactiviteiten dienen te worden verstaan, al dan niet gericht op het maken van winst.

1.10 begane grond:
de bouwlaag van een gebouw die qua hoogte aansluit op het peil;

1.11 beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte:
de totale vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een aan-huis-verbonden beroep c.q. een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;

1.12 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;

1.13 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.14 bijgebouw:
een gebouw, behorende bij en dienstbaar aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw, dat in functioneel en architectonisch opzicht ondergeschikt is aan en ten dienste staat van het hoofdgebouw;

1.15 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.16 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;

1.17 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.18 bouwperceelgrens:
de grens van een bouwperceel;

1.19 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde zijn toegelaten;

1.20 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct, hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.21 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die de goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.22 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.23 gestapelde woningen:
zelfstandige woningen die boven (of nagenoeg boven) andere woningen of functies zijn gesitueerd, daaronder begrepen de onderliggende woningen;

1.24 horeca-activiteiten:
het bedrijfsmatig verstrekken van dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse verstrekt en/of het bedrijfsmatig verstrekken van logies, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, maar met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;

1.25 horecavoorzieningen:
gebouwde en ongebouwde voorzieningen voor horeca-activiteiten;

1.26 opslag:
het bedrijfsmatig opslaan, verpakken en verhandelen van goederen;

1.27 peil:

a.   voor een bouwwerk op een perceel: de hoogte van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
b.   indien in of op het water wordt gebouwd: het waterpeil;

1.28 werkgebied Plassenschap Loosdrecht e.o.:
het werkgebied van Plassenschap Loosdrecht e.o. omvat alle wateren van de Loosdrechtse Plassen, de legakkergebieden, moeras- en rietlanden en aangrenzende weidegebieden;

1.29 seksuele dienstverlening:
een bedrijfsmatige activiteit gericht op het verrichten van seksuele handelingen en/of het verrichten van erotisch/pornografische vertoningen;

1.30 voorgevel:
de gevel van een woning die naar aard en oriëntatie als belangrijkste beeldbepalende gevel kan worden aangemerkt;

1.31 voorgevelrooilijn:
de snijlijn van de voorgevel van het hoofdgebouw en het grondvlak waarop het hoofdgebouw zich bevindt alsmede het verlengde daarvan;

1.32 water:
het oppervlaktewater (zoals plassen en de daarbij behorende oevers);

1.33 waterhuishouding:
het totaal aan activiteiten die tot doel hebben om het grond- en oppervlaktewater in kwantitatief en kwalitatief oogpunt zo goed mogelijk te beheren;

1.34 watervoorzieningen:
gebouwde en ongebouwde voorzieningen voor de waterhuishouding;

1.35 woning:
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden, niet zijnde een woonwagen;

1.36 woonschip:

a.   elk vaar- of drijftuig, dat uitsluitend of in hoofdzaak wordt gebezigd, als of te oordelen naar zijn constructie en/of inrichting uitsluitend of in hoofdzaak is bestemd, tot dag- en/of nachtverblijf van een of meer personen;
b.   een vaar- of drijftuig als bedoeld onder a. in aanbouw;
c.   een casco dat tot vaar- of drijftuig als bedoeld onder a. kan worden opgebouwd;
d.   een vaar- of drijftuig als bedoeld onder bovenstaande punten dat is ingegraven, aangeaard, op de wal getrokken of door andere oorzaak niet onmiddellijk kan varen of drijven;
e.   de overblijfselen van een vaar- of drijftuig als bedoeld onder alle bovenstaande punten.

1.37 woonwagen:
een ongemotoriseerd voertuig dat voortdurend of nagenoeg voortdurend als woning wordt gebezigd of daartoe is bestemd, met dien verstande dat een woonwagen niet ophoudt dit te zijn, indien aan of bij de woonwagen voorzieningen worden getroffen ten gevolge waarvan deze niet langer kan worden voortbewogen.

 

 

Artikel 2         Wijze van meten

2.1    Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

a.   de dakhelling: langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
b.   lengte, breedte en diepte van bouwwerken: tussen de verst van elkaar gelegen punten van die werken, horizontaal gemeten;
c.   de goothoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
d.   de inhoud van een bouwwerk: tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
e.   de hoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
f.    de oppervlakte van een bouwwerk: tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
g.   onderlinge afstanden: afstanden tussen bouwwerken onderling en ook afstanden van bouwwerken tot erfscheidingen worden daar gemeten, waar deze afstanden het kleinst zijn;

 

2.2    Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt.

 

 

 

2.         Bestemmingsregels

2.1.      Bestemmingen

Artikel 3         Water

Bestemmingsomschrijving

3.1    De voor "Water" aangewezen gronden zijn uitsluitend bestemd voor:

a.   water;
b.   waterhuishouding;
c.   recreatief verkeer te water, met de daarbij behorende brandstofvoorziening.

 

Bouwregels

3.2    Ten behoeve van de in 3.1 genoemde doeleinden mogen de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouw zijnde en werken, geen bouwwerk zijnde worden gerealiseerd. met inachtneming van:

a.   de in 3.3 t/m 3.6 genoemde regels,

b.   de aangegeven aanduidingen.

 

3.3    Voor het bouwen gebouwen gelden de volgende regels:

a.   gebouwen mogen uitsluitend in de vorm van een brandstofvoorziening ten behoeve van het recreatief verkeer te water worden gebouwd;
b.   gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding "verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg";
c.   voor het bouwen van gebouwen gelden de maatvoeringseisen, zoals aangegeven in de onderstaande tabel:

 

Gebouwen

Eis

maximale hoogte

5 m

maximale oppervlakte

25 m2

 

3.4    Voor het bouwen bouwwerken geen gebouw zijnde gelden de maatvoeringseisen, zoals aangegeven in de onderstaande tabel:

 

Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Eis

maximale hoogte steigers

1 m

maximale hoogte vlaggenmasten

6 m

maximale hoogte overige bouwwerken, geen gebouw zijnde

1,5 m

 

3.5    In afwijking van het bepaalde in 3.4 geldt ter plaatse van de aanduiding "woonschepenligplaats" een maximale hoogte voor overige bouwwerken, geen gebouw zijnde van 3,5 meter.

 

3.6    Uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "woonschepenligplaats" mogen woonschepen worden aangemeerd, waarvan de afmetingen voldoen aan de maatvoeringseisen zoals aangegeven in tabel:

 

Woonschepen

Eis

maximale lengte

20 m

maximale breedte

6 m

maximale goothoogte

4 m

maximale hoogte

4,5 m

maximale inhoud boven de waterlijn

350 m3

 

Specifieke gebruiksregels

3.7    Uitsluitend ter plaatse van de aanduiding “verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg” is het toegestaan een verkooppunt voor brandstoffen in gebruik te nemen ten behoeve van het recreatief verkeer te water.

 

3.8    Uitsluitend ter plaatse van de aanduiding “jachthaven” is het toegestaan maximaal 79 ligplaatsen bedrijfsmatig te exploiteren voor het recreatief verkeer te water.

 

3.9    Uitsluitend ter plaatse van de aanduiding “woonschepenligplaats” is het toegestaan maximaal 8 ligplaatsen voor woonschepen bedrijfsmatig te exploiteren.

 

Ontheffing gebruiksregels

3.10 Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, op grond van het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, sub c van de Wet ruimtelijke ordening, ontheffing te verlenen van het bepaalde in 3.9 voor het toestaan van maximaal 10 woonschepen met bijbehorende aantal ligplaatsen, met dien verstande dat wordt aangetoond dat het aantal ligplaatsen in het werkgebied van het Plassenschap e.o. niet toeneemt.

 

 

Artikel 4         Wonen

Bestemmingsomschrijving

4.1    De voor "Wonen" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.   wonen, al dan niet in combinatie met een aan-huis-gebonden beroep;
b.   erven;
c.   horeca-activiteiten;
d.   parkeren en ontsluiting
e.   nutsvoorziening
f.    waterkering.

 

Bouwregels

4.2    Ten behoeve van de in 4.1 genoemde doeleinden mogen de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouw zijnde en werken, geen bouwwerk zijnde worden gerealiseerd, met inachtneming van:

a.   de in 4.3 tot en met 4.6 genoemde bepalingen;
b.   de aangegeven bouwaanduidingen.

 

4.3    Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

a.   een gebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
b.   er mogen gestapelde woningen, alsmede een ondergrondse parkeergarage, worden gebouwd;
c.   het aantal te realiseren woningen mag niet meer bedragen dan door middel van de aanduiding "maximum aantal wooneenheden" is aangegeven.
d.   ter plaatse van de aanduiding “hogere waarde Wgh (dB)” mogen slechts woningen worden gebouwd indien de aangegeven waarde niet wordt overschreden;
e.   ter plaatse van de aanduiding "horeca"' mag een horecavoorziening worden gerealiseerd op de begane grond.

 

4.4    In afwijking van het bepaalde in 4.3 onder a is het bouwen van een nutsgebouw buiten het bouwvlak toegestaan, mits tevens gesitueerd buiten de aanduiding "waterkering". Hiervoor gelden de maatvoeringseisen, zoals aangegeven in de onderstaande tabel:

 

Nutsgebouw

Eis

maximale hoogte

3 m

maximale oppervlakte

5 m2

 

4.5    Het bouwen van bijgebouwen is niet toegestaan.

 

4.6    Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouw zijnde geldt dat deze gesitueerd dienen te zijn buiten de aanduiding "waterkering" en bovendien gelden de maatvoeringseisen, zoals aangegeven in de onderstaande tabel:

 


Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Eis

maximale hoogte erfscheidingen voor de voorgevelrooilijn

1 m

maximale hoogte erfscheidingen achter de voorgevelrooilijn

2.m

maximale hoogte overige bouwwerken, geen gebouw zijnde buiten het bouwvlak

3 m

maximale hoogte overige bouwwerken, geen gebouw zijnde binnen het bouwvlak

10 m

maximale hoogte vlaggenmasten

9 m

 

 

Ontheffing bouwregels

4.7    Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het verbod tot bouwen binnen het gebied met de aanduiding "waterkering" als bedoeld in 4.4 en 4.6 . Ontheffing wordt verleend, indien het waterkeringbelang door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad.

 

4.8    Alvorens te beslissen omtrent het verlenen van de in 4.7 bedoelde ontheffing, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de betrokken waterbeheerder.

 

Specifieke gebruiksregels

4.9    De in 4.1 onder a bedoelde aan-huis-gebonden beroepen mogen uitsluitend worden uitgeoefend met inachtneming van de volgende regels:

a.   maximaal 30% van het vloeroppervlak van – bij elkaar geteld – de woning mag worden gebruikt voor het aan-huis-gebonden beroep;
b.   degene die de activiteiten uitvoert, dient tevens de bewoner van de woning te zijn;
c.   er mag geen afbreuk aan de woonfunctie worden gedaan en de beroepsactiviteiten dienen ondergeschikt te zijn in die zin dat de woonfunctie de primaire functie dient te blijven;
d.   de activiteiten mogen geen hinder opleveren voor de woonsituatie;
e.   de activiteiten mogen zowel naar de aard als ten aanzien van de visuele aspecten ervan geen afbreuk doen aan het karakter van de woning en de woonomgeving;
f.    de activiteiten mogen geen nadelige invloed hebben op de normale verkeersafwikkeling en geen onevenredige parkeerdruk veroorzaken;
g.   er mag geen detailhandel en/of horeca plaatsvinden.

 

4.10 De in 4.1 onder c bedoelde horeca-activiteiten mogen uitsluitend worden uitgeoefend op de begane grond ter plaatse van de aanduiding "horeca" en voor zover deze activiteiten behoren tot categorie 1, 2a en 2b van de in de Bijlage bij deze regels opgenomen Staat van Horeca-activiteiten

 

 

 

3.         Algemene regels

Artikel 5         Anti-dubbeltelbepaling

5.1    Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

 

 

Artikel 6         Algemene gebruiksregels

6.1    Als verboden gebruik als bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor seksuele dienstverlening.

 

 

Artikel 7         Algemene ontheffingsregels

Meetverschillen

7.1    Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, op grond van het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, sub c van de Wet ruimtelijke ordening, ontheffing te verlenen van de bepalingen van het plan, voor zover dit, tengevolge van geringe afwijkingen of onnauwkeurigheden, noodzakelijk is voor een goede uitvoering van het plan, met dien verstande dat de genoemde afwijkingen ten hoogste 5,00 meter mogen bedragen.

 

10%-regeling

7.2    Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, op grond van het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, sub c van de Wet ruimtelijke ordening, ontheffing te verlenen van de bepalingen van het plan ten behoeve van een vermeerdering van de voorgeschreven maten met betrekking tot de bouwhoogte van bouwwerken, mits de vermeerdering niet meer dan 10% bedraagt.

 

Nutsvoorzieningen

7.3    Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, op grond van het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, sub c van de Wet ruimtelijke ordening, ontheffing te verlenen van de bepalingen van het plan ten behoeve van de bouw van nutsgebouwtjes met een maximale hoogte, oppervlakte en inhoud van respectievelijk 5 meter, 25 m² en 75 m³.

 

 

Artikel 8         Algemene procedureregels

Procedure ontheffingen

8.1    Op de voorbereiding van een besluit tot ontheffing op grond van deze regels is de procedure van Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing (uniforme openbare voorbereidingsprocedure).

 

Procedure wijzigingsbevoegdheid

8.2    Op de voorbereiding van een besluit tot wijziging op grond van deze regels is de procedure van Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing (uniforme openbare voorbereidingsprocedure).

 

 

 

4.         Overgangs- en slotregels

Artikel 9         Overgangsregels

Bouwwerken

9.1    Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

a.   gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
b.   na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

 

9.2    Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van lid 9.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 9.1 met maximaal 10 %.

 

9.3    Het bepaalde in 9.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

 

Gebruik

9.4    Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

 

9.5    Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 9.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

 

9.6    Indien het gebruik, bedoeld in lid 9.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

 

9.7    Het bepaalde in 9.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

 

 

Artikel 10      Slotregel

Deze regels kunnen worden aangehaald als "bestemmingsplan West End".