In deze regels wordt verstaan onder:
1.1
bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1696.BP1000arnvoet2009-va01
met bijbehorende regels;
1.2
plan:
het bestemmingsplan "Arnoud Voetlaan" van de gemeente Wijdemeren;
1.3
plankaart:
de analoge verbeelding van het GML-bestand NL.IMRO.1696.BP1000arnvoet2009-va01;
1.4
aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar
ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het
bebouwen van deze gronden;
1.5
aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.6
aan- of uitbouw:
een aan een hoofdgebouw gebouwd bouwwerk dat ruimtelijk ondergeschikt is aan
het hoofdgebouw maar in functioneel opzicht deel uitmaakt van dat hoofdgebouw;
1.7
aaneengebouwde woningen:
blokken van meer dan twee-aaneengebouwde woningen;
1.8
aan-huis-verbonden beroep of bedrijf:
een dienstverlenend beroep dan wel een kleinschalig bedrijf, dat in een
woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie
behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de
woonfunctie in overeenstemming is;
1.9
afhankelijke woonruimte:
een bijgebouw dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en
waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg
gehuisvest is;
1.10 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouw zijnde;
1.11 bebouwingspercentage:
een percentage, dat de grootte aangeeft van het deel van een bouwperceel
dat ten hoogste mag worden bebouwd;
1.12 beroeps-
c.q. bedrijfsvloeroppervlakte:
de totale vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een
aan-huis-verbonden beroep c.q. een (dienstverlenend) bedrijf of een
dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en
dergelijke;
1.13 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
1.14 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.15 bijgebouw:
een gebouw, behorende bij en dienstbaar aan een op hetzelfde bouwperceel
gelegen hoofdgebouw, dat in functioneel en architectonisch opzicht
ondergeschikt is aan en ten dienste staat van het hoofdgebouw;
1.16 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en
het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten,
vernieuwen of veranderen van een standplaats;
1.17 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
1.18 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij
elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.19 bouwperceelgrens:
de grens van een bouwperceel;
1.20 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid waar ingevolge de
regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde zijn toegelaten;
1.21 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die
hetzij direct, hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of
indirect steun vindt in of op de grond;
1.22 dak:
iedere bovenbeëindiging van een gebouw;
1.23 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten
verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die de goederen
kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een
beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.24 dienstverlening:
het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, waaronder
zijn begrepen kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio’s en naar de aard
daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering
van milieuvergunningplichtige bedrijven en instellingen en een seksinrichting;
1.25 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of
gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.26 gestapelde
woningen:
zelfstandige woningen die boven (of nagenoeg boven) andere woningen of functies
zijn gesitueerd, daaronder begrepen de onderliggende woningen;
1.27 hoofdgebouw:
een gebouw dat op een bouwperceel, door zijn functie, constructie en/of
afmetingen, als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken;
1.28 horeca-activiteiten:
het bedrijfsmatig verstrekken van dranken en/of etenswaren voor gebruik ter
plaatse verstrekt en/of het bedrijfsmatig verstrekken van logies, één en ander
al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, maar met uitzondering van
een erotisch getinte vermaaksfunctie;
1.29 mantelzorg:
het bieden van zorg aan eenieder die aantoonbaar hulpbehoevend is op het
fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten
organisatorisch verband;
1.30 opslag:
het bedrijfsmatig opslaan, verpakken en verhandelen van goederen;
1.31 peil:
a. voor een
bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de
hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
b. voor een
bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst:
de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de
bouw;
c. indien in
of op het water wordt gebouwd: het Normaal Amsterdams Peil (of een ander
plaatselijk aan te houden waterpeil);
1.32 seksuele
dienstverlening:
een bedrijfsmatige activiteit gericht op het verrichten van seksuele handelingen
en/of het verrichten van erotisch/pornografische vertoningen;
1.33 twee-aaneengebouwde
woningen:
blokken van twee-aaneengebouwde woningen;
1.34 voorgevel:
een naar de weg toegekeerde gevel van een hoofdgebouw
1.35 voorgevelrooilijn:
de snijlijn van de voorgevel van het hoofdgebouw of hoofdgebouw en het
grondvlak waarop het hoofdgebouw zich bevindt alsmede het verlengde daarvan;
1.36 vrijstaande
woningen:
niet-aaneengebouwde woningen;
1.37 woning:
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één
afzonderlijk huishouden, niet zijnde een woonwagen.
2.1
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
a. de
dakhelling: langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
b. lengte,
breedte en diepte van bouwwerken: tussen de verst van elkaar gelegen punten
van die werken, horizontaal gemeten;
c. de
goothoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan de bovenkant van de
goot, c.q. druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen
constructiedeel;
d. de
inhoud van een bouwwerk: tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de
buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de
buitenzijde van daken en dakkapellen;
e. de bouwhoogte
van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een bouwwerk,
met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen,
antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
f. de
oppervlakte van een bouwwerk: tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het
hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau
van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
g. onderlinge
afstanden: afstanden tussen bouwwerken onderling en ook afstanden van
bouwwerken tot erfscheidingen worden daar gemeten, waar deze afstanden het
kleinst zijn;
2.2
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden
ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen,
ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers,
balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de
overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt.
Artikel
3
Groen
Bestemmingsomschrijving
Bouwregels
3.2
Ten behoeve van de in lid 3.1 genoemde doeleinden mogen de daarbij
behorende bouwwerken, geen gebouw zijnde en werken, geen bouwwerk zijnde worden
gerealiseerd, met inachtneming van in lid 3.3 genoemde bepalingen.
a. de hoogte
van lantaarnpalen mag niet meer dan 5 meter bedragen;
b. hoogte van
overige bouwwerken, geen gebouw zijnde mag niet meer dan 3 meter bedragen.
Artikel
4
Tuin
Bestemmingsomschrijving
Bouwregels
4.2
Ten behoeve van de in lid 4.1 genoemde doeleinden mogen de daarbij
behorende bouwwerken, geen gebouw zijnde en werken, geen bouwwerk zijnde worden
gerealiseerd, met inachtneming van de in lid 4.3 genoemde bepalingen;
a. voor de aan
de hoofdgebouwen aangrenzende gronden gelegen geldt dat uitsluitend de volgende
bouwwerken mogen worden gerealiseerd:
1. tot de
hoofdgebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen,
hellingbanen, funderingen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, tot
een diepte van maximaal 2,5 meter, gemeten vanuit de voorgevel;
2. tot de
hoofdgebouwen behorende serres en erkers tot een diepte van maximaal 2 meter, gemeten vanuit de voorgevel en een bouwhoogte van ten hoogste de eerste bouwlaag van het
desbetreffende hoofdgebouw vermeerderd met 0,25 meter;
3. tot de
hoofdgebouwen behorende andere ondergeschikte onderdelen, tot een diepte van
maximaal 1,5 m gemeten vanuit de voorgevel.
1. 1 meter voor erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevel en/of grenzend aan openbaar gebied;
2. 2 meter voor erf- en terreinafscheidingen elders;
3. 2 meter voor tuinmeubilair;
4. 3 meter voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Artikel
5
Verkeer - Verblijfsgebied
Bestemmingsomschrijving
Bouwregels
5.2
Ten behoeve van de in lid 5.1 genoemde doeleinden mogen de daarbij
behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouw zijnde en werken, geen bouwwerk
zijnde worden gerealiseerd, met inachtneming van:
a. de in lid 5.3 tot en met lid 5.4 genoemde bepalingen;
b. de
aangegeven aanduidingen.
a. de hoogte
van gebouwen mag niet meer bedragen dan 3 meter;
b. de
oppervlakte van een gebouw mag maximaal 20 m² bedragen;
a. de hoogte
van lantaarnpalen mag niet meer dan 5 meter bedragen;
b. hoogte van
overige bouwwerken, geen gebouw zijnde mag niet meer dan 2,5 meter bedragen.
Artikel
6
Wonen
Bestemmingsomschrijving
Bouwregels
6.2
Ten behoeve van de in 6.1 genoemde doeleinden mogen de daarbij behorende
gebouwen, bouwwerken, geen gebouw zijnde en werken, geen bouwwerk zijnde worden
gerealiseerd, met inachtneming van:
a. de in 6.3 tot en met 6.5 genoemde bepalingen;
b. de
aangegeven aanduidingen.
a. een
hoofdgebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
b. de bouw van
ondergrondse bouwlagen is niet toegestaan;
c. ter
plaatse van de aanduiding 'gestapeld' mogen uitsluitend gestapelde woningen
worden gebouwd;
d. ter
plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen' mogen uitsluitend twee-aaneengebouwde
woningen worden gebouwd;
e. ter plaatse
van de aanduiding 'vrijstaand' mogen uitsluitend vrijstaande woningen worden
gebouwd.
6.4
Voor het bouwen van aan-, uit- en bijgebouwen gelden de volgende
bepalingen:
a. aan-, uit-
en bijgebouwen mogen uitsluitend achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van
het hoofdgebouw dan wel in of achter het verlengde daarvan worden gebouwd;
b.
de gezamenlijke oppervlakte van de aan-, uit- en bijgebouwen bij een
hoofdgebouw mag niet meer dan 50 m² bedragen, met dien verstande dat niet
meer dan 50% van het bestemmingsvlak, verminderd met de oppervlakte van het
hoofdgebouw, mag worden bebouwd, met dien verstande dat een aaneengesloten
oppervlakte van ten minste 25 m² van het zij- en achtererf onbebouwd en
onoverdekt dient te blijven;
c. in
afwijking van het bepaalde sub b mag ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' de
gezamenlijke oppervlakte van de aan-, uit- en bijgebouwen bij een hoofdgebouw
niet meer dan 65 m² bedragen;
d. de
goothoogte van een aan-, uit- en bijgebouw mag niet meer dan 3 meter bedragen;
e. de hoogte
van een aan-, uit- en bijgebouw mag niet meer dan 4,5 meter bedragen;
a. 1 meter voor erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevel en/of grenzend aan openbaar gebied;
b. 2 meter voor erf- en terreinafscheidingen elders;
c. 5 meter voor antenne-installaties op bouwwerken, niet zijnde schotelantennes;
d. 15 meter voor vrijstaande antenne-installaties ten behoeve van telecommunicatie, niet zijnde schotelantennes
en zonder techniekkast;
e. 3 meter voor schotelantennes;
f. 2 meter voor tuinmeubilair;
g. 3 meter voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Specifieke gebruiksregels
6.7
De in 6.1 bedoelde beroepen of bedrijven aan huis mogen uitsluitend
worden uitgeoefend met inachtneming van de volgende regels:
a. maximaal 30%
van het vloeroppervlak van – bij elkaar geteld – de woning inclusief aan- en
uitbouwen mag worden gebruikt voor het beroep aan huis;
b. degene die
de activiteiten uitvoert, dient tevens de bewoner van de woning te zijn;
c. er mag
geen afbreuk aan de woonfunctie worden gedaan en de beroeps- of bedrijfsactiviteiten
dienen ondergeschikt te zijn in die zin dat de woonfunctie de primaire functie
dient te blijven.
d. de
activiteiten mogen geen hinder opleveren voor de woonsituatie. Dit betekent dat
in geval van bedrijfsactiviteiten uitsluitend bedrijfsactiviteiten zijn
toegestaan in categorie 1 van de van deze voorschriften deel uitmakende Staat
van Bedrijfsactiviteiten;
e. de
activiteiten mogen zowel naar de aard als ten aanzien van de visuele aspecten ervan
geen afbreuk doen aan het karakter van de woning en de woonomgeving;
f. de
activiteiten mogen geen nadelige invloed hebben op de normale verkeersafwikkeling
en geen onevenredige parkeerdruk veroorzaken;
g. er mag
geen detailhandel en/of horeca plaatsvinden.
Ontheffing van de gebruiksregels
b. de
ontheffing vervalt zodra de onder a bedoelde noodzaak is komen te vervallen;
c. er geen
onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen waaronder
die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
d. een
vloeroppervlak van ten hoogste 75 m² van de op grond van de bouwvoorschriften
toegestane bijgebouwen mag worden gebruikt als afhankelijke woonruimte.
7.1
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan
waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de
beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Meetverschillen
9.1
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, op grond van het bepaalde in
artikel 3.6, lid 1, sub c van de Wet ruimtelijke ordening, ontheffing te
verlenen van de bepalingen van het plan, voor zover dit, tengevolge van geringe
afwijkingen of onnauwkeurigheden, noodzakelijk is voor een goede uitvoering van
het plan, met dien verstande dat de genoemde afwijkingen ten hoogste 5,00 meter mogen bedragen.
10%-regeling
9.2
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, op grond van het bepaalde in
artikel 3.6, lid 1, sub c van de Wet ruimtelijke ordening, ontheffing te
verlenen van de bepalingen van het plan ten behoeve van een vermeerdering van
de voorgeschreven maten met betrekking tot de goothoogte en bouwhoogte van bouwwerken,
mits de vermeerdering niet meer dan 10% bedraagt.
Nutsvoorzieningen
9.3
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, op grond van het bepaalde in
artikel 3.6, lid 1, sub c van de Wet ruimtelijke ordening, ontheffing te
verlenen van de bepalingen van het plan ten behoeve van de bouw van
nutsgebouwtjes met een maximale hoogte, oppervlakte en inhoud van respectievelijk
5 meter, 25 m² en 75 m³.
10.1 Burgemeester
en wethouders zijn bevoegd, op basis van het bepaalde in artikel 3.6, lid 1,
sub a van de Wet ruimtelijke ordening, het plan te wijzigen zodat
bestemmingsgrenzen in het belang van een goede ruimtelijke ontwikkeling kunnen
worden aangepast, met dien verstande dat de bij de wijziging betrokken bestemmingen
met niet meer dan 10% worden verkleind of vergroot.
Procedure ontheffingen
11.1 Op
de voorbereiding van een besluit tot ontheffing op grond van deze regels is de
procedure van Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing
(uniforme openbare voorbereidingsprocedure).
Procedure wijzigingsbevoegdheid
11.2
Op de voorbereiding van een besluit tot wijziging op grond van deze
regels is de procedure van Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van
toepassing (uniforme openbare voorbereidingsprocedure).
Bouwwerken
a. gedeeltelijk
worden vernieuwd of veranderd;
b. na het
teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd,
mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag
waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
12.2 Burgemeester
en wethouders kunnen eenmalig ontheffing verlenen van lid 12.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 12.1 met maximaal 10%.
12.3 Lid
12.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip
van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd in strijd met het daarvoor
geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
Gebruik
12.6 Indien
het gebruik, bedoeld in lid 12.4, na de inwerkingtreding van het plan voor een
periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik
daarna te hervatten of te laten hervatten.
12.7 Lid
12.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het
voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen
van dat plan.
Dit plan kan worden aangehaald als "Bestemmingsplan Arnoud
Voetlaan".
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad der
gemeente Wijdemeren, gehouden op ............
...., voorzitter
...., griffier