Regels

 




Inhoudsopgave

 

1.       Inleidende bepalingen  1

Artikel 1            Begrippen  1

Artikel 2            Wijze van meten  4

2.       Bestemmingsregels  5

2.1.    Bestemmingen  5

Artikel 3            Groen  5

Artikel 4            Tuin  6

Artikel 5            Verkeer - Verblijfsgebied  7

Artikel 6            Wonen  8

3.       Algemene regels  11

Artikel 7            Anti-dubbeltelbepaling  11

Artikel 8            Algemene gebruiksregels  12

Artikel 9            Algemene ontheffingsregels  13

Artikel 10          Algemene wijzigingsregels  14

Artikel 11          Algemene procedureregels  15

4.       Overgangs- en slotregels  16

Artikel 12          Overgangsregels  16

Artikel 13          Slotregel 17

 



1.         Inleidende bepalingen

Artikel 1         Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1       bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1696.BP1000arnvoet2009-va01 met bijbehorende regels;

1.2       plan:
het bestemmingsplan "Arnoud Voetlaan" van de gemeente Wijdemeren;

1.3       plankaart:
de analoge verbeelding van het GML-bestand NL.IMRO.1696.BP1000arnvoet2009-va01;

1.4       aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.5       aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.6       aan- of uitbouw:
een aan een hoofdgebouw gebouwd bouwwerk dat ruimtelijk ondergeschikt is aan het hoofdgebouw maar in functioneel opzicht deel uitmaakt van dat hoofdgebouw;

1.7       aaneengebouwde woningen:
blokken van meer dan twee-aaneengebouwde woningen;

1.8       aan-huis-verbonden beroep of bedrijf:
een dienstverlenend beroep dan wel een kleinschalig bedrijf, dat in een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.9       afhankelijke woonruimte:
een bijgebouw dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is;

1.10     bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouw zijnde;

1.11     bebouwingspercentage:
een percentage, dat de grootte aangeeft van het deel van een bouwperceel dat ten hoogste mag worden bebouwd;

1.12     beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte:
de totale vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een aan-huis-verbonden beroep c.q. een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;

1.13     bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;

1.14     bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.15     bijgebouw:
een gebouw, behorende bij en dienstbaar aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw, dat in functioneel en architectonisch opzicht ondergeschikt is aan en ten dienste staat van het hoofdgebouw;

1.16     bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.17     bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;

1.18     bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.19     bouwperceelgrens:
de grens van een bouwperceel;

1.20     bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde zijn toegelaten;

1.21     bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct, hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.22     dak:
iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

1.23     detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die de goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.24     dienstverlening:
het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, waaronder zijn begrepen kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio’s en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van milieuvergunningplichtige bedrijven en instellingen en een seksinrichting;

1.25     gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.26     gestapelde woningen:
zelfstandige woningen die boven (of nagenoeg boven) andere woningen of functies zijn gesitueerd, daaronder begrepen de onderliggende woningen;

1.27     hoofdgebouw:
een gebouw dat op een bouwperceel, door zijn functie, constructie en/of afmetingen, als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken;

1.28     horeca-activiteiten:
het bedrijfsmatig verstrekken van dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse verstrekt en/of het bedrijfsmatig verstrekken van logies, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, maar met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;

1.29     mantelzorg:
het bieden van zorg aan eenieder die aantoonbaar hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband;

1.30     opslag:
het bedrijfsmatig opslaan, verpakken en verhandelen van goederen;

1.31     peil:

a.   voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
b.   voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
c.   indien in of op het water wordt gebouwd: het Normaal Amsterdams Peil (of een ander plaatselijk aan te houden waterpeil);

1.32     seksuele dienstverlening:
een bedrijfsmatige activiteit gericht op het verrichten van seksuele handelingen en/of het verrichten van erotisch/pornografische vertoningen;

1.33     twee-aaneengebouwde woningen:
blokken van twee-aaneengebouwde woningen;

1.34     voorgevel:
een naar de weg toegekeerde gevel van een hoofdgebouw

1.35     voorgevelrooilijn:
de snijlijn van de voorgevel van het hoofdgebouw of hoofdgebouw en het grondvlak waarop het hoofdgebouw zich bevindt alsmede het verlengde daarvan;

1.36     vrijstaande woningen:
niet-aaneengebouwde woningen;

1.37     woning:
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden, niet zijnde een woonwagen.

 

 


Artikel 2         Wijze van meten

2.1       Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

a.   de dakhelling: langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
b.   lengte, breedte en diepte van bouwwerken: tussen de verst van elkaar gelegen punten van die werken, horizontaal gemeten;
c.   de goothoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
d.   de inhoud van een bouwwerk: tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
e.   de bouwhoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
f.    de oppervlakte van een bouwwerk: tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
g.   onderlinge afstanden: afstanden tussen bouwwerken onderling en ook afstanden van bouwwerken tot erfscheidingen worden daar gemeten, waar deze afstanden het kleinst zijn;

 

2.2       Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt.

 

 

2.         Bestemmingsregels

2.1.      Bestemmingen

 

Artikel 3         Groen

Bestemmingsomschrijving

3.1       De voor "Groen" aangewezen gronden zijn uitsluitend bestemd voor groen-, water- en speelvoorzieningen, alsmede nutsvoorzieningen en wandel- en fietspaden.

 

Bouwregels

3.2       Ten behoeve van de in lid 3.1 genoemde doeleinden mogen de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouw zijnde en werken, geen bouwwerk zijnde worden gerealiseerd, met inachtneming van in lid 3.3 genoemde bepalingen.

 

3.3       Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde gelden de volgende bepalingen:

a.   de hoogte van lantaarnpalen mag niet meer dan 5 meter bedragen;
b.   hoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde mag niet meer dan 3 meter bedragen.

 

 


Artikel 4         Tuin

Bestemmingsomschrijving

4.1       De voor "Tuin" aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen.

 

Bouwregels

4.2       Ten behoeve van de in lid 4.1 genoemde doeleinden mogen de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouw zijnde en werken, geen bouwwerk zijnde worden gerealiseerd, met inachtneming van de in lid 4.3 genoemde bepalingen;

 

4.3       Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

a.   voor de aan de hoofdgebouwen aangrenzende gronden gelegen geldt dat uitsluitend de volgende bouwwerken mogen worden gerealiseerd:
1.   tot de hoofdgebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, tot een diepte van maximaal 2,5 meter, gemeten vanuit de voorgevel;
2.   tot de hoofdgebouwen behorende serres en erkers tot een diepte van maximaal 2 meter, gemeten vanuit de voorgevel en een bouwhoogte van ten hoogste de eerste bouwlaag van het desbetreffende hoofdgebouw vermeerderd met 0,25 meter;
3.   tot de hoofdgebouwen behorende andere ondergeschikte onderdelen, tot een diepte van maximaal 1,5 m gemeten vanuit de voorgevel.
b.   voor bouwwerken, geen gebouw zijnde geldt dat de bouwhoogte van niet meer mag bedragen dan:
1.   1 meter voor erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevel en/of grenzend aan openbaar gebied;
2.   2 meter voor erf- en terreinafscheidingen elders;
3.   2 meter voor tuinmeubilair;
4.   3 meter voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde

 

 


Artikel 5         Verkeer - Verblijfsgebied

Bestemmingsomschrijving

5.1       De voor "Verkeer - Verblijfsgebied" aangewezen gronden zijn bestemd voor verkeer en vervoer, groen, water, alsmede voor voorzieningen ten behoeve van afvalinzameling en nutsvoorzieningen.

 

Bouwregels

5.2       Ten behoeve van de in lid 5.1 genoemde doeleinden mogen de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouw zijnde en werken, geen bouwwerk zijnde worden gerealiseerd, met inachtneming van:

a.   de in lid 5.3 tot en met lid 5.4 genoemde bepalingen;
b.   de aangegeven aanduidingen.

 

5.3       Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

a.   de hoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 3 meter;
b.   de oppervlakte van een gebouw mag maximaal 20 m² bedragen;

 

5.4       Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde gelden de volgende bepalingen:

a.   de hoogte van lantaarnpalen mag niet meer dan 5 meter bedragen;
b.   hoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde mag niet meer dan 2,5 meter bedragen.

 

 


Artikel 6         Wonen

Bestemmingsomschrijving

6.1       De voor "Wonen" aangewezen gronden zijn bestemd voor wonen al dan niet in combinatie met een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf, tuinen en erven.

 

Bouwregels

6.2       Ten behoeve van de in 6.1 genoemde doeleinden mogen de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouw zijnde en werken, geen bouwwerk zijnde worden gerealiseerd, met inachtneming van:

a.   de in 6.3 tot en met 6.5 genoemde bepalingen;
b.   de aangegeven aanduidingen.

 

6.3       Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:

a.   een hoofdgebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
b.   de bouw van ondergrondse bouwlagen is niet toegestaan;
c.   ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' mogen uitsluitend gestapelde woningen worden gebouwd;
d.   ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen' mogen uitsluitend twee-aaneengebouwde woningen worden gebouwd;
e.   ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand' mogen uitsluitend vrijstaande woningen worden gebouwd.

 

6.4       Voor het bouwen van aan-, uit- en bijgebouwen gelden de volgende bepalingen:

a.   aan-, uit- en bijgebouwen mogen uitsluitend achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw dan wel in of achter het verlengde daarvan worden gebouwd;
b.   de gezamenlijke oppervlakte van de aan-, uit- en bijgebouwen bij een hoofdgebouw mag niet meer dan 50 m² bedragen, met dien verstande dat niet meer dan 50% van het bestemmingsvlak, verminderd met de oppervlakte van het hoofdgebouw, mag worden bebouwd, met dien verstande dat een aaneengesloten oppervlakte van ten minste 25 m² van het zij- en achtererf onbebouwd en onoverdekt dient te blijven;
c.   in afwijking van het bepaalde sub b mag ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' de gezamenlijke oppervlakte van de aan-, uit- en bijgebouwen bij een hoofdgebouw niet meer dan 65 m² bedragen;
d.   de goothoogte van een aan-, uit- en bijgebouw mag niet meer dan 3 meter bedragen;
e.   de hoogte van een aan-, uit- en bijgebouw mag niet meer dan 4,5 meter bedragen;

 

6.5       Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde geldt, dat de hoogte niet meer mag bedragen dan:

a.   1 meter voor erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevel en/of grenzend aan openbaar gebied;
b.   2 meter voor erf- en terreinafscheidingen elders;
c.   5 meter voor antenne-installaties op bouwwerken, niet zijnde schotelantennes;
d.   15 meter voor vrijstaande antenne-installaties ten behoeve van telecommunicatie, niet zijnde schotelantennes en zonder techniekkast;
e.   3 meter voor schotelantennes;
f.    2 meter voor tuinmeubilair;
g.   3 meter voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

Specifieke gebruiksregels

6.6       Bij woningen met de aanduiding 'vrijstaand' en/of de aanduiding 'twee-aaneen' dient per perceel minimaal één parkeerplaats met een afmeting van tenminste 3 x 5 meter te worden gerealiseerd en in stand gehouden zoals dit onder meer blijkt uit het handhaven van de verharding en het toegankelijk houden van de parkeerplaatsen.

 

6.7       De in 6.1 bedoelde beroepen of bedrijven aan huis mogen uitsluitend worden uitgeoefend met inachtneming van de volgende regels:

a.   maximaal 30% van het vloeroppervlak van – bij elkaar geteld – de woning inclusief aan- en uitbouwen mag worden gebruikt voor het beroep aan huis;
b.   degene die de activiteiten uitvoert, dient tevens de bewoner van de woning te zijn;
c.   er mag geen afbreuk aan de woonfunctie worden gedaan en de beroeps- of bedrijfsactiviteiten dienen ondergeschikt te zijn in die zin dat de woonfunctie de primaire functie dient te blijven.
d.   de activiteiten mogen geen hinder opleveren voor de woonsituatie. Dit betekent dat in geval van bedrijfsactiviteiten uitsluitend bedrijfsactiviteiten zijn toegestaan in categorie 1 van de van deze voorschriften deel uitmakende Staat van Bedrijfsactiviteiten;
e.   de activiteiten mogen zowel naar de aard als ten aanzien van de visuele aspecten ervan geen afbreuk doen aan het karakter van de woning en de woonomgeving;
f.    de activiteiten mogen geen nadelige invloed hebben op de normale verkeersafwikkeling en geen onevenredige parkeerdruk veroorzaken;
g.   er mag geen detailhandel en/of horeca plaatsvinden.

 

6.8       Bijgebouwen mogen niet voor bewoning worden gebruikt.

 

6.9       Tot een verboden gebruik als bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de in lid 6.6 bedoelde parkeerplaats voor andere doeleinden, zoals dit onder meer blijkt uit het verwijderen van de verharding, dan wel het ontoegankelijk maken van de parkeerplaats.

 

Ontheffing van de gebruiksregels

6.10     Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, op grond van het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, sub c van de Wet ruimtelijke ordening, ontheffing te verlenen lid 6.8 voor het toestaan van het gebruik van een) bijgebouw als afhankelijke woonruimte, met inachtneming van het volgende:

a.   een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg;
b.   de ontheffing vervalt zodra de onder a bedoelde noodzaak is komen te vervallen;
c.   er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
d.   een vloeroppervlak van ten hoogste 75 m² van de op grond van de bouwvoorschriften toegestane bijgebouwen mag worden gebruikt als afhankelijke woonruimte.

 

 

3.         Algemene regels

Artikel 7         Anti-dubbeltelbepaling

7.1       Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

 

 


Artikel 8         Algemene gebruiksregels

8.1       Als verboden gebruik als bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor seksuele dienstverlening.

 

 


Artikel 9         Algemene ontheffingsregels

Meetverschillen

9.1       Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, op grond van het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, sub c van de Wet ruimtelijke ordening, ontheffing te verlenen van de bepalingen van het plan, voor zover dit, tengevolge van geringe afwijkingen of onnauwkeurigheden, noodzakelijk is voor een goede uitvoering van het plan, met dien verstande dat de genoemde afwijkingen ten hoogste 5,00 meter mogen bedragen.

 

10%-regeling

9.2       Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, op grond van het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, sub c van de Wet ruimtelijke ordening, ontheffing te verlenen van de bepalingen van het plan ten behoeve van een vermeerdering van de voorgeschreven maten met betrekking tot de goothoogte en bouwhoogte van bouwwerken, mits de vermeerdering niet meer dan 10% bedraagt.

 

Nutsvoorzieningen

9.3       Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, op grond van het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, sub c van de Wet ruimtelijke ordening, ontheffing te verlenen van de bepalingen van het plan ten behoeve van de bouw van nutsgebouwtjes met een maximale hoogte, oppervlakte en inhoud van respectievelijk 5 meter, 25 m² en 75 m³.

 

 


Artikel 10      Algemene wijzigingsregels

10.1     Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, op basis van het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, sub a van de Wet ruimtelijke ordening, het plan te wijzigen zodat bestemmingsgrenzen in het belang van een goede ruimtelijke ontwikkeling kunnen worden aangepast, met dien verstande dat de bij de wijziging betrokken bestemmingen met niet meer dan 10% worden verkleind of vergroot.

 

 

 


Artikel 11      Algemene procedureregels

Procedure ontheffingen

11.1     Op de voorbereiding van een besluit tot ontheffing op grond van deze regels is de procedure van Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing (uniforme openbare voorbereidingsprocedure).

 

Procedure wijzigingsbevoegdheid

11.2     Op de voorbereiding van een besluit tot wijziging op grond van deze regels is de procedure van Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing (uniforme openbare voorbereidingsprocedure).

 

 

4.         Overgangs- en slotregels

Artikel 12      Overgangsregels

Bouwwerken

12.1     Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

a.   gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
b.   na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

 

12.2     Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig ontheffing verlenen van lid 12.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 12.1 met maximaal 10%.

 

12.3     Lid 12.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

 

Gebruik

12.4     Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

 

12.5     Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 12.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

 

12.6     Indien het gebruik, bedoeld in lid 12.4, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

 

12.7     Lid 12.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

 

 


Artikel 13      Slotregel

Dit plan kan worden aangehaald als "Bestemmingsplan Arnoud Voetlaan".

 

 

 

 

 

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad der gemeente Wijdemeren, gehouden op ............

 

 

 

 

     ...., voorzitter

 

 

 

 

     ...., griffier