Artikel 3 Bedrijventerrein - 1
Artikel 4 Bedrijventerrein - 2
Artikel 10 Leiding - Hoogspanningsverbinding
Artikel 12 Waarde - Archeologie
Artikel 13 Anti-dubbeltelregel
Artikel 14 Algemene aanduidingsregels
Artikel 15 Algemene ontheffingsregels
Bijlage: Staat
van bedrijfsactiviteiten
In deze regels wordt verstaan onder:
plan:
het
bestemmingsplan ‘Regionaal Bedrijvenpark Laarakker’ van de gemeente Cuijk.
bestemmingsplan:
de
geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO met de
bijbehorende regels en bijlagen.
aanduiding:
een
geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar
ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of
het bebouwen van deze gronden.
archeologisch
advies:
advies door een organisatie die werkt conform de
Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA).
archeologisch
onderzoek:
inventariserend veldonderzoek uitgevoerd conform de
Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA).
archeologische
begeleiding:
begeleiding uitgevoerd conform de Kwaliteitsnorm
Nederlandse Archeologie (KNA).
archeologische
opgraving:
opgraving uitgevoerd conform de Kwaliteitsnorm
Nederlandse Archeologie (KNA) waarbij de aanwezige archeologische waarden
worden veiliggesteld.
archeologische
waarde:
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de
in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden.
bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen
zijnde.
bebouwingspercentage:
een aangegeven percentage, dat de grootte van een
deel van een bouwperceel aangeeft, dat ten hoogste mag worden bebouwd.
beeldbepalend:
van belang voor het stads- of dorpsbeeld.
bedrijfsgebouw:
een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een of
meer bedrijfsactiviteiten.
bedrijfsvloeroppervlakte:
de gezamenlijke oppervlakte van vaste vloeren in
gebouwen die worden of kunnen worden gebruikt voor bedrijfsactiviteiten, waaronder
niet begrepen verharde oppervlakten zoals toegangswegen, reinigingsplaatsen,
weegbruggen en andere erfverhardingen.
bedrijfswoning:
een woning in of bij een gebouw of op een terrein,
kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting
daar, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein, noodzakelijk is.
bedrijvenlijst:
een in de bijlage opgenomen staat, waarin de
categorie-indeling van inrichtingen is weergegeven.
bestaand:
bij bouwwerken: ten tijde van de terinzagelegging van
het ontwerp van dit bestemmingsplan aanwezig;
bij gebruik: ten tijde van het van kracht worden van
dit bestemmingsplan aanwezig.
bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak.
bouwen:
het
plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het
vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten,
vernieuwen of veranderen van een standplaats.
bouwgrens:
de grens van een bouwvlak.
bouwmarkt:
een al dan niet geheel overdekt detailhandelsbedrijf
met een overdekt vloeroppervlak van minimaal 1.000 m2, waarop een
volledig of nagenoeg volledig assortiment aan bouw- en doe-het-zelf-producten
uit voorraad wordt aangeboden.
bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de
regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
bouwwerk:
elke
constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die
hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct hetzij
indirect steun vindt in of op de grond.
deskundige:
een door het college van burgemeester en wethouders
aan te wijzen deskundige.
detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de
uitstalling ten verkoop, verkopen en/of afleveren van goederen aan personen,
die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de
uitoefening van een beroep of bedrijf.
detailhandelsbedrijf in volumineuze goederen:
een bedrijf gericht op het bedrijfsmatig te koop
aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, verkopen en/of afleveren van
goederen aan personen, die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending
anders dan in de uitoefening van een beroep of bedrijf, nader te onderscheiden
in de volgende categorieën:
a brand- en
explosiegevaarlijke goederen;
b auto’s, keukens, sanitair, boten, motoren,
caravans en landbouwwerktuigen;
c tuinbenodigdheden;
d bouwmaterialen;
e meubels.
gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke,
overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
geluidgevoelige
functies:
functies zoals bedoeld in het Besluit geluidhinder.
geurgevoelig
object (binnen de bestemming Bedrijventerrein):
gebouw, bestemd voor en blijkens aard, indeling en inrichting
geschikt om te worden gebruikt voor menselijk wonen of menselijk verblijf en
die daarvoor permanent of een daarmee vergelijkbare wijze van gebruik, wordt
gebruikt.
horeca:
een bedrijf of instelling waar als hoofdfunctie bedrijfsmatig
dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin
bedrijfsmatig logies wordt verstrekt (zie ook: lichte en middelzware horeca).
kantoor:
een gebouw of een gedeelte van een gebouw, dat door
zijn indeling en inrichting kennelijk is bestemd voor het verlenen van diensten
en/of het uitvoeren c.q. verrichten van handelingen, die een administratief
karakter hebben dan wel handelingen die een administratieve voorbereiding of
uitwerking behoeven, al dan niet in rechtstreekse aanraking met het publiek.
lichte en
middelzware horeca:
lichte horeca: Bedrijven die in beginsel
alleen overdag en 's avonds behoeven te zijn geopend (vooral verstrekking van
etenswaren en maaltijden) en daardoor slechts beperkte hinder voor omwonenden
veroorzaken. Binnen deze categorie worden de volgende subcategorieën onderscheiden:
a Aan
de detailhandelsfunctie verwante horeca
- automatiek;
- broodjeszaak;
- cafetaria;
- croissanterie;
- koffiebar;
- lunchroom;
- ijssalon;
- snackbar;
- tearoom;
- traiteur.
b Overige
lichte horeca
- bistro;
- restaurant
(zonder bezorg- en/of afhaalservice);
- hotel.
c Tot deze categorie
behoren niet de bedrijven met een relatief grote verkeersaantrekkende
werking:
- bedrijven genoemd onder
1a en 1b met een bedrijfsoppervlak van meer dan 250 m²;
- restaurant met bezorg-
en/of afhaalservice (onder andere pizza, chinees, McDrives).
Middelzware horeca: Bedrijven die normaal
gesproken ook delen van de nacht geopend zijn en die daardoor hinder voor omwonenden
kunnen veroorzaken:
- bar;
- bierhuis;
- biljartcentrum;
- café;
- proeflokaal;
- shoarma/grillroom;
- zalenverhuur (zonder
regulier gebruik ten behoeve van feesten en muziek-/dansevenementen).
maatschappelijke
voorzieningen:
educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele, en
levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van sport en
sportieve recreatie en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening,
alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen.
mantelzorg:
het bieden van zorg aan een ieder die hulpbehoevend
is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en
buiten organisatorisch verband.
netto-bedrijfsvloeroppervlak:
de voor het publiek zichtbare en toegankelijke
(besloten) winkelruimte, inclusief de etalageruimte(n), bestemd en gebruikt
voor het en detail verkopen en leveren van roerende goederen, welke niet ter
plaatse worden geconsumeerd en/of verbruikt.
overkapping:
een bouwwerk zonder eigen wanden dat aan ten minste
een deel van één zijde een gesloten wand kent.
perifere
detailhandel:
detailhandel in volumineuze goederen en tuincentra in
een daarop afgestemde verkoopruimte. Onder volumineuze goederen worden
verstaan: bouw- en doe-het-zelf-producten, grove bouwmaterialen, kampeer- en
caravanartikelen, auto's, keukens, sanitaire artikelen, meubelen, woningstoffering
en –inrichting, motoren en automotive (fietsen, fiets- en autoaccessoires;
onder een bouwmarkt wordt verstaan: een al dan
niet geheel overdekte verkoopplaats met een (overdekt) netto
verkoopvloeroppervlakte van minimaal 1.000 m², waarop een volledig of nagenoeg
volledig assortiment aan bouw- en doe-het-zelf-producten wordt aangeboden aan
de uiteindelijke verbruiker of gebruiker (in de vorm van detailhandel).
permanente
bewoning:
bewoning van een ruimte als hoofdverblijf.
peil:
a voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang
onmiddellijk aan een weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de
hoofdtoegang;
b in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van
het aansluitende afgewerkte maaiveld.
regionaal
bedrijf:
een bedrijf dat hetzij uit oogpunt van
werkgelegenheid, hetzij in verband met afzet en verwerking van diensten en/of
producten, geheel of overwegend gericht is op de regio Land van Cuijk.
stedenbouwkundige waarde:
de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde in
verband met de omvang, de vorm en de situering van de bouwmassa’s en de ter
plaatse door de infrastructuur, natuurlijke waarde en andere door de mens
aangebrachte (kunstmatige) elementen gevormde ruimte(n).
verblijfsmiddelen:
voor verblijf geschikte – al dan niet aan hun
oorspronkelijk gebruik onttrokken – voer- en vaartuigen, arken, caravans
en andere soortgelijke constructies, alsmede tenten, een en ander voor zover
geen bouwwerken en/of kampeermiddelen zijnde.
voorgevellijn:
de
lijn waarin de voorgevel van het hoofdgebouw is gelegen, alsmede het verlengde
daarvan.
voorkeursgrenswaarde:
de maximale waarde voor de geluidbelasting, zoals
deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder.
woning/wooneenheid:
een (gedeelte van een) gebouw, dat dient voor de
huisvesting één afzonderlijke huishouding, niet zijnde een bijzondere woonvorm
en niet zijnde kamerverhuur voor meer dan 10 personen per woning/wooneenheid.
2.1 Meetvoorschriften
Bij
de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
afstand tot
de bouwperceelgrens:
tussen de grenzen van een bouwperceel en enig punt
van het betreffende gebouw, waar die afstand het kortst is.
bouwhoogte
van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van het bouwwerk:
antennes, schoorstenen en andere ondergeschikte dakopbouwen worden daarbij niet
meegerekend.
oppervlakte
van een bouwwerk:
tussen (de buitenste verticale projecties van) de buitenzijde
van de gevels (en/of het hart van scheidsmuren).
verkoopvloeroppervlakte:
de (binnenwerkse) vloeroppervlakte van de
verkoopruimten, dus exclusief de vloeroppervlakte van kantoren, magazijnen en
andere niet voor het publiek toegankelijke bedrijfsruimten.
2.2 Ondergeschikte
bouwdelen
De in dit plan gegeven bepalingen omtrent plaatsing,
afstanden en maten van bouwwerken, zijn niet van toepassing op goot- en
kroonlijsten, pilasters, plinten, stoeptreden, kozijnen, dorpels, luifels,
schoorstenen, lichtkoepels en soortgelijke ondergeschikte bouwdelen.
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Bedrijventerrein - 1’ aangewezen gronden
zijn bestemd voor:
a bestaande
bedrijven in het plangebied;
b de inrichting van een bedrijventerrein ten behoeve
van lokale bedrijven;
c
bedrijven van categorie
2 tot en met 3.1, die zijn genoemd in de Bedrijvenlijst (bijlage) met
uitzondering van:
1
geluidzoneringsplichtige
inrichtingen;
2
risicovolle
inrichtingen;
d
ontsluitingswegen;
e
uitsluitend groen, ter
plaatse van de aanduiding ‘groen’;
f
ondergeschikte
kantoorvoorzieningen;
g
ondergeschikte
detailhandel;
h
reclamemasten;
i
groenvoorzieningen;
j
water en
waterhuishoudkundige voorzieningen;
k
bedrijfsgebouwen;
l
andere voorzieningen,
waaronder energievoorzieningen en installaties voor telecommunicatie.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen
Een bouwperceel mag niet groter zijn dan 5000 m2.
3.2.2 Bedrijfsgebouwen
Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de
volgende regels:
a De bouwgrens ligt op een afstand van 6 m van
de perceelsgrens.
b Gebouwen moeten achter de onder a genoemde
bouwgrens worden gebouwd.
c Het bebouwingspercentage bedraagt minimaal
40% en maximaal 80%.
d De maximale bouwhoogte bedraagt 10 m. Voor
bestaande bedrijfsgebouwen die hoger zijn dan 8 m geldt de bestaande maat als
maximum.
e De minimale afstand van gebouwen tot de
zijdelingse en de achterste perceelsgrens bedraagt 5 m.
f De maximale bouwhoogte van het kantoorgedeelte
van een bedrijfsgebouw bedraagt 8 m.
a
De hoogte van
terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de
hoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel
niet meer mag bedragen dan 1 m.
b Op het bedrijventerrein mag één gezamenlijke
reclamemast worden opgericht tot een hoogte van 25 m. Op de afzonderlijke
bedrijfspercelen mogen geen vrijstaande reclamemasten worden opgericht die
hoger zijn dan 3 m;
c De hoogte van verlichtingsarmaturen en
bebording mag niet meer bedragen dan 10 m.
3.3 Nadere eisen
a Burgemeester en wethouders zijn bevoegd
nadere eisen te stellen aan de situering, onderlinge afstanden, afmetingen en
hoofdvorm van gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde.
b Burgemeester en wethouders zijn bevoegd in
verband met het watersysteem en de daaraan te stellen eisen (zie 3.5.2) nadere
eisen te stellen aan de hoogte van de begane grondvloer ten opzichte van het
peil, waarbij geëist kan worden dat die hoogte minimaal 0 en maximaal 0,50 m boven
peil moet worden geconstrueerd - als nadere eis kan ook gesteld worden dat er
geen kelders, souterrains, kruipruimten en dergelijke mogen worden toegepast.
3.4 Specifieke gebruiksregels
3.4.1 Verkeer en parkeren
Elk bedrijf dient op eigen terrein te voorzien in de
behoefte aan parkeergelegenheid en aan gelegenheid voor laden en lossen; de
benodigde parkeergelegenheid wordt berekend aan de hand van de normen zoals die
zijn opgenomen in de parkeernota Cuijk 2007-2015 ‘Slim Parkeren’ van november
2006.
3.4.2 Water
a
Bedrijven dienen op
eigen terrein te voorzien in de opvang van hemelwater op de verhardingen,
waarbij gerekend moet worden met een minimaal vereiste capaciteit van 0,0275 m3
per m2 verhard oppervlak.
b
In het plangebied
dient/dienen een of meerdere wateroppervlakken in het openbaar gebied voor de
opvang van hemelwater aangelegd te worden met een totale oppervlakte van
minimaal 1.800 m2.
3.4.3 Kantoren
a
Kantoren zijn
toegestaan als ondergeschikte onderdelen van de totale bedrijfsvoering (tot 40% van de bedrijfsvloeroppervlakte mag in gebruik
zijn als kantoor met een maximum van 800 m2 per bedrijfsvestiging).
b
Zelfstandige
kantoorvestigingen zijn niet toegestaan.
a Detailhandel is uitsluitend toegestaan als
ondergeschikt onderdeel van de totale bedrijfsvoering van een bedrijf en
uitsluitend in ter plaatse vervaardigde of bewerkte producten, waarbij de
verkoopvloeroppervlakte maximaal 50 m2 groot is en geen vrijstaand
gebouw betreft.
b Voor het overige is geen perifere detailhandel toegestaan.
3.4.5 Geluidhinder
Binnen het plangebied zijn bedrijven toegestaan als
bedoeld in artikel 41 van
de Wet geluidhinder jo. artikel 2.4 van het
Inrichtingen en vergunningenbesluit wet milieubeheer, zoals die luiden op het
tijdstip van tervisielegging van dit plan.
3.4.6 Bedrijfswoningen
Bedrijfswoningen zijn in het plangebied niet toegestaan.
3.4.7 Strijdig gebruik
Onder strijdig gebruik als bedoeld in artikel 7.10
van de Wet ruimtelijke ordening wordt ten minste verstaan het gebruik:
1 als standplaats van onderkomens en als
standplaats van wagens, geschikt en bestemd voor de uitoefening van handel ter
plaatse;
2 als opslag-, stort-, lozings-, of bergplaats
van bruikbare en/of onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijk gebruik
onttrokken voorwerpen, stoffen of producten, voor zover dit geen voorwerpen,
stoffen of producten betreffen die betrokken zijn bij recycling;
3 als terrein voor al dan niet voor de verkoop
opslaan of opstellen van producten, materialen of machines, met uitzondering van
het (niet voor de verkoop of verhuur) parkeren van voertuigen;
4 voor de uitoefening van enige vorm van
detailhandel, met uitzondering van detailhandel in het klein in ter plaatse
vervaardigde of verwerkte producten, als ondergeschikt onderdeel van een bedrijf.
3.5.1 Ontheffing ten behoeve van bouwperceel
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te
verlenen van het bepaalde in 3.2.1 voor het vergroten van het bouwperceel tot
maximaal 5.500 m2 voor zover het stedenbouwkundig beeld niet
onevenredig wordt aangetast.
3.5.2 Ontheffing ten behoeve van andere
milieucategorieën
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te
verlenen voor de uitoefening van bedrijfsactiviteiten, die niet voorkomen op de
Bedrijvenlijst, maar die naar de aard zijn gelijk te stellen met bedrijven uit
de betreffende categorie, mits:
a dit bedrijf qua milieubelasting, naar zijn
aard en omvang en zijn effecten op het woon- en leefklimaat is te vergelijken
met bedrijven die voor het betreffende gebied zijn toegestaan;
b geen ontheffing mag worden verleend voor
bedrijven, die genoemd worden in artikel 2.4 van het Inrichtingen- en
vergunningenbesluit milieubeheer.
3.5.3 Ontheffing ten behoeve van buitenstalling
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te
verlenen van het bepaalde in 3.4.7 onder 3 ten behoeve van buitenstalling van
producten met dien verstande dat:
a
Door deze ontheffing de
visuele waarde van het terrein en van de directe omgeving van het bedrijf niet
wordt aangetast.
b
De hoogte van de
buitenopslag niet meer bedraagt dan 8 m.
c
Buitenopslag van al dan
niet voor de verkoop bestemde producten uitsluitend achter de voorgevellijn van
de bedrijfsbebouwing plaatsvindt, met dien verstande dat de opslag door
groenvoorzieningen aan het zicht wordt onttrokken.
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Bedrijventerrein - 2’ aangewezen gronden
zijn bestemd voor:
a bestaande
bedrijven in het plangebied;
b de inrichting van een bedrijventerrein ten behoeve
van grote en/of milieuhinderlijke regionale bedrijven die voorkomen in de categorieën
3.1 t/m 5.1
van de in de bijlage opgenomen bedrijvenlijst;
c
Regeling opnemen voor bedrijfswoning
bedrijven van categorie 3.1 tot
en met categorie 3.2, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijf tot en
met categorie 3.2’;
d bedrijven van categorie 3.1 tot en met 4.1,
uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijf tot en met categorie 4.1;
e bedrijven van categorie 3.2 tot en met 4.2,
uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijf tot en met categorie 4.2;
f
bedrijven van categorie
4.1 tot en met 5.1, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijf tot en
met categorie 5.1;
g
ontsluitingswegen;
h
uitsluitend groen, ter
plaatse van de aanduiding ‘groen’;
i
bedrijfswoningen,
uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’;
j
uitsluitend beeldbepalende
bomen, ter plaatse van de aanduiding ‘beeldbepalende boom’;
k
een facilitypoint;
l
ondergeschikte
kantoorvoorzieningen;
m
ondergeschikte
detailhandel;
n
reclamemasten;
o
groenvoorzieningen;
p
water en waterhuishoudkundige
voorzieningen;
q
een hoofdontsluiting,
uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘ontsluiting‘;
r
bedrijfsgebouwen;
s
andere voorzieningen,
waaronder energievoorzieningen en installaties voor telecommunicatie.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemeen
a
Een bouwperceel voor bedrijven
met een milieucategorie 3.1 of 3.2 mag
niet kleiner zijn dan 5.000 m2.
b
Een bouwperceel voor bedrijven
met een milieucategorie 4.1, 4.2 of 5.1 mag
niet kleiner zijn dan 2.000 m2.
4.2.2 Bedrijfsgebouwen
Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de
volgende regels:
a De bouwgrens ligt op een afstand van 12 m van
de ontsluitingsweg.
b Gebouwen moeten achter de onder a genoemde
bouwgrens worden gebouwd.
c Het bebouwingspercentage bedraagt minimaal 40%
en maximaal 80%.
d De maximale bouwhoogte bedraagt 12 m, met dien verstande dat ter plaatse van de
aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding - bebouwingsaccent’ de bouwhoogte niet
minder dan 15 m en niet meer dan 20 m mag bedragen. Voor bestaande bedrijfsgebouwen
die hoger zijn dan 12 m geldt de bestaande maat als maximum.
e De minimale afstand van gebouwen tot de
zijdelingse en de achterste perceelsgrens bedraagt 5 m.
f De maximale bouwhoogte van het
kantoorgedeelte van een bedrijfsgebouw bedraagt 12 m.
4.2.3 Facilitypoint
Voor het bouwen van een facilitypoint gelden de
volgende regels:
a
Het bouwperceel mag
niet meer bedragen dan 5.000 m2.
b
De maximale oppervlakte
bedraagt 750 m2.
c
De maximale bouwhoogte
bedraagt 12 m.
Voor
het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:
a
Bedrijfswoningen mogen
uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’ worden gebouwd.
b
De maximale bouwhoogte
bedraagt 8 m.
a
De hoogte van
terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de
hoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel
niet meer mag bedragen dan 1 m.
b Op het bedrijventerrein mag één
gezamenlijke reclamemast worden opgericht tot een hoogte van 25 m. Op de
afzonderlijke bedrijfspercelen mogen geen vrijstaande reclamemasten worden
opgericht die hoger zijn dan 3 m.
c De hoogte van
verlichtingsarmaturen en bebording mag niet meer bedragen dan 10 m.
4.3 Nadere eisen
a Burgemeester en wethouders zijn bevoegd
nadere eisen te stellen aan de situering, onderlinge afstanden, afmetingen en
hoofdvorm van gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde.
b Burgemeester en wethouders zijn bevoegd in
verband met het watersysteem en de daaraan te stellen eisen (zie 4.5.2) nadere
eisen te stellen aan de hoogte van de begane grondvloer ten opzichte van het
peil, waarbij geëist kan worden dat die hoogte minimaal 0 en maximaal 0,50 m
boven peil moet worden geconstrueerd - als nadere eis kan ook gesteld worden
dat er geen kelders, souterrains, kruipruimten en dergelijke mogen worden toegepast.
4.4 Ontheffing van de bouwregels
4.4.1 Ontheffing bebouwingspercentage
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te
verlenen van de bebouwingspercentages als genoemd in 4.2.2 onder c, met dien
verstande dat:
a
Een verlaging van
maximaal 10% mogelijk is, dus tot een minimum bebouwingspercentage van 30%.
b
Een ophoging van
maximaal 10% mogelijk is, dus tot een maximum bebouwingspercentage van 90%.
c
In voldoende mate moet
vaststaan, dat het bedrijf op eigen terrein voldoende ruimte overhoudt voor
laden en lossen, het voorzien in de parkeerbehoefte van het bedrijf,
wateropvang op eigen terrein en open stroken in verband met de brandveiligheid.
4.4.2 Ontheffing ten behoeve van grotere bouwhoogte
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te
verlenen van het bepaalde in 4.2.2 onder d ten behoeve van een grotere
bouwhoogte, met dien verstande dat:
a de hoogte niet meer mag bedragen dan 20
meter, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding
- bebouwingsaccent’ niet meer mag bedragen dan 25 m;
b de afstand tot de dichtstbijzijnde woning
niet minder dan 50 m mag bedragen.
4.5 Specifieke gebruiksregels
4.5.1 Verkeer en parkeren
Elk bedrijf dient op eigen terrein te voorzien in de
behoefte aan parkeergelegenheid en aan gelegenheid voor laden en lossen; de
benodigde parkeergelegenheid wordt berekend aan de hand van de normen zoals die
zijn opgenomen in de parkeernota Cuijk 2007-2015 ‘Slim Parkeren’ van november
2006.
4.5.2 Water
a
Bedrijven dienen op
eigen terrein te voorzien in de opvang van hemelwater op de verhardingen,
waarbij gerekend moet worden met een minimaal vereiste capaciteit van 0,0275 m3
per m2 verhard oppervlak.
b
In het plangebied
dient/dienen een of meerdere wateroppervlakken in het openbaar gebied voor de
opvang van hemelwater aangelegd te worden met een totale oppervlakte van
minimaal 1.800 m2.
4.5.3 Kantoren
a
Kantoren zijn
toegestaan als ondergeschikte onderdelen van de totale bedrijfsvoering (tot 40% van de bedrijfsvloeroppervlakte mag in gebruik
zijn als kantoor met een maximum van 2.000 m2 per bedrijfsvestiging).
b
Zelfstandige kantoorvestigingen
zijn niet toegestaan.
a Detailhandel is uitsluitend toegestaan als
ondergeschikt onderdeel van de totale bedrijfsvoering van een bedrijf en
uitsluitend in ter plaatse vervaardigde of bewerkte producten, waarbij de
verkoopvloeroppervlakte maximaal 100 m2 groot is en geen vrijstaand
gebouw betreft.
b Voor het overige is geen perifere detailhandel toegestaan.
4.5.5 Geluidhinder
Binnen het plangebied zijn bedrijven toegestaan als
bedoeld in artikel 41 van de Wet geluidhinder juncto artikel 2.4 van het Inrichtingen
en vergunningenbesluit wet milieubeheer, zoals die luiden op het tijdstip van
tervisielegging van dit plan.
4.5.6 Bevi-inrichtingen
Bedrijven en inrichtingen
die vallen onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen mogen worden
gevestigd op het bedrijventerrein, met dien verstande dat de 10-6-contour
voor het plaatsgebonden risico of – indien van toepassing – de afstand zoals
bedoeld in artikel 5 lid 3 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen
juncto artikel 2 lid 1 van de Regeling externe veiligheid inrichtingen is
gelegen binnen het bouwperceel van de risicovolle inrichting.
4.5.7 Facilitypoint
Binnen de bestemming is één
facilitypoint toegelaten, waarbij de volgende regels gelden:
d
Uitsluitend lichte horeca is toegestaan, gerelateerd aan het bedrijventerrein
(zoals een motelfunctie voor overnachting van chauffeurs, een cafetaria,
broodjeszaak, lunchroom of restaurant).
e
Verder zijn vergaderruimten toegestaan tot een oppervlak van maximaal 250
m2 bedrijfsvloeroppervlakte.
f
Op eigen terrein dient te worden voorzien in de noodzakelijke parkeerruimte,
waarbij de ASVV 2004 als richtlijn dient.
4.5.8 Strijdig gebruik
Onder strijdig gebruik als bedoeld in artikel 7.10
van de Wet ruimtelijke ordening wordt ten minste verstaan het gebruik:
1 als standplaats van onderkomens en als
standplaats van wagens, geschikt en bestemd voor de uitoefening van handel ter
plaatse;
2 als opslag-, stort-, lozings-, of bergplaats
van bruikbare en/of onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijk gebruik
onttrokken voorwerpen, stoffen of producten, voor zover dit geen voorwerpen,
stoffen of producten betreffen die betrokken zijn bij recycling;
3 als terrein voor al dan niet voor de verkoop
opslaan of opstellen van producten, materialen of machines, met uitzondering
van het (niet voor de verkoop of verhuur) parkeren van voertuigen;
4 voor de uitoefening van bedrijven of
inrichtingen, van een hogere of lagere categorie dan onder 4.1 is omschreven;
5 voor de uitoefening van enige vorm van
detailhandel, met uitzondering van detailhandel in het klein in ter plaatse
vervaardigde of verwerkte producten, als ondergeschikt onderdeel van een bedrijf.
4.6.1 Ontheffing ten behoeve van andere
milieucategorieën
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te
verlenen voor de uitoefening van bedrijfsactiviteiten, die vallen onder één
hogere milieucategorie (maximaal 5.2) dan volgens het bepaalde in 4.1 is
toegestaan, voor zover de milieueffecten vergelijkbaar zijn met die van
bedrijven in een lagere milieucategorie of ten behoeve van bedrijven, die niet
voorkomen op de Bedrijvenlijst, maar die naar de aard zijn gelijk te stellen
met bedrijven uit de betreffende categorie, mits:
a dit bedrijf qua milieubelasting, naar zijn
aard en omvang en zijn effecten op het woon- en leefklimaat is te vergelijken
met bedrijven die voor het betreffende gebied zijn toegestaan;
b geen ontheffing mag worden verleend voor
bedrijven, die genoemd worden in artikel 2.4 van het Inrichtingen- en
vergunningenbesluit milieubeheer.
4.6.2 Ontheffing ten behoeve van buitenstalling
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te
verlenen van het bepaalde in 4.5.8 onder 3 ten behoeve van buitenstalling van
producten met dien verstande dat:
a
Door deze ontheffing de
visuele waarde van het terrein en van de directe omgeving van het bedrijf niet
wordt aangetast;
b
De hoogte van de
buitenopslag niet meer bedraagt dan 10 m;
c
Buitenopslag van al dan
niet voor de verkoop bestemde producten uitsluitend achter de voorgevellijn van
de bedrijfsbebouwing plaatsvindt, met dien verstande dat de opslag aan het
zicht wordt onttrokken.
4.7 Aanlegvergunningen
4.7.1 Verbodsbepaling
Het is verboden de waardevolle boombeplanting ter
plaatse van de aanduiding ‘monumentale boom’ zonder of in afwijking van een
schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de
navolgende werken of werkzaamheden uit te voeren:
1 het vellen, kappen of rooien van de aanwezige
boombeplanting;
2 het aanbrengen van gewassen of beplantingen,
die dieper wortelen dan 0,30 m.
4.7.2 Normaal onderhoud
Het onder 4.7.1 vervatte verbod geldt niet voor het
uitvoeren van werken of werkzaamheden, die het normale onderhoud en beheer
betreffen.
4.7.3 Toelaatbaarheid
Werken
of werkzaamheden als bedoeld onder 4.7.1 onder b. zijn slechts toe
laatbaar,
indien hierdoor, dan wel door daarvan hetzij direct, hetzij indirect te
verwachten
gevolgen de aanwezige landschappelijke waarde van de bomen
niet
of althans niet onevenredig wordt aangetast.
De voor ‘Groen’ aangewezen gronden zijn
bestemd voor:
a groenvoorzieningen;
b fiets- en
voetpaden;
c in- en
uitritten;
d evenemententerreinen;
e agrarische
doeleinden, in de vorm van bestaande agrarische bodemexploitatie;
f
ontsluitingspaden ten behoeve van de agrarische doeleinden;
g opslag ten
behoeve van de agrarische doeleinden;
h geluidwerende
voorzieningen;
i
kunstwerken;
j
nutsvoorzieningen;
k water en
waterhuishoudkundige voorzieningen.
5.2 Bouwregels
5.2 .1 Gebouwen
Op
of in deze gronden mogen gebouwen worden gebouwd, uitsluitend ten behoeve van
nutsvoorzieningen. Voor deze gebouwen gelden de volgende bepalingen:
a De
oppervlakte mag niet meer bedragen dan 20 m2.
b De
bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 4 m.
5.2 .2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor
het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:
a De bouwhoogte
voor lichtmasten niet meer mag bedragen dan 6 m;
b De bouwhoogte
voor geluidwerende voorzieningen niet meer mag bedragen dan 3 m.
c De bouwhoogte
van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 4 m.
5.3 Ontheffing
van de bouwregels
a Burgemeester
en Wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 5.2 sub 5.2.2
onder b voor geluidwerende voorzieningen hoger dan 3 m, tot een maximale
bouwhoogte van 4,5 m.
b De ontheffing als
bedoeld in lid 5.1 wordt uitsluitend verleend onder de voorwaarde dat:
1 dit op basis
van akoestische berekeningen noodzakelijk is;
2 de
ruimtelijke, landschappelijke kwaliteit en het stedenbouwkundig beeld niet
onevenredig worden aangetast.
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ’Maatschappelijk’ aangewezen gronden zijn bestemd
voor:
a
een ambulancepost;
b
kleinschalige
groenvoorzieningen;
c
verhardingen;
d
doeleinden van openbaar
nut;
e
kleinschalige
groenvoorzieningen;
f
water en
waterhuishoudkundige voorzieningen;
g
bijbehorende
voorzieningen.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Gebouwen
Voor het oprichten van gebouwen ten dienste van de
toegelaten doeleinden gelden de volgende bepalingen:
a
Gebouwen mogen
uitsluitend in het bouwvlak worden gebouwd.
b
De maximale goothoogte
is gelijk aan de maximale bouwhoogte en bedraagt 8 m.
c
De voorgevel dient
geplaatst te worden in dan wel tot maximaal 2,50 m achter de naar de bestemming
verkeer toegewende grens van het bouwvlak.
6.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde,
gelden de volgende bepalingen:
a
Zij moeten qua aard en
afmetingen passen bij de toegelaten doeleinden.
b
De hoogte van een mast
ter plaatse van de aanduiding ‘mast’ mag maximaal 30 m bedragen.
c
De hoogte van
erfafscheidingen mag maximaal 2 m bedragen.
d
De hoogte van overige
bouwwerken mag maximaal 4,00 m bedragen.
6.3 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester
en wethouders zijn bevoegd de bestemming ‘Maatschappelijk’ te wijzigen in de
bestemming ‘Bedrijventerrein - 2’ mits het gebruik van de gronden voor een
ambulancepost is beëindigd.
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Natuur’ aangewezen gronden zijn bestemd
voor:
a
het beschermen, beheren
en ontwikkelen van bestaande natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische
waarden;
b
natuur- en
groenvoorzieningen;
c
water en
waterhuishoudkundige voorzieningen;
d
bijbehorende
voorzieningen, zoals wandel- en fietspaden.
7.2 Bouwregels
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde,
gelden de volgende bepalingen:
a
zij moeten qua aard en
afmetingen bij de toegelaten doeleinden passen;
b
de hoogte mag maximaal
4,00 m bedragen, met uitzondering van erfafscheidingen die maximaal 1,2 m hoog
mogen zijn.
7.3 Aanlegvergunningen
Het is verboden op de in dit artikel bedoelde gronden
zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en
wethouders (aanlegvergunning) de navolgende werken en werkzaamheden uit te voeren:
a
het verwijderen van
houtwallen, het afgraven of egaliseren van gronden;
b
het aanleggen of
verharden van wegen en paden of het aanbrengen van andere
oppervlakteverhardingen of halfverhardingen;
c
het aanbrengen van
boven- of ondergrondse leidingen en daarmee verband houdende constructies;
d
het verwijderen van
bomen, struiken en andere beplantingselementen.
Het onder 7.3.1 vervatte verbod geldt niet voor de
werken of werkzaamheden:
a
waarvoor ten tijde van
het van kracht worden van het bestemmingsplan aanlegvergunning is verleend;
b
die ten tijde van het van
kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering waren;
c
die het normale
onderhoud en beheer betreffen.
7.3.3 Toelaatbaarheid
De onder 7.3.1 bedoelde werken of werkzaamheden zijn
toelaatbaar indien daardoor of door de direct daarvan te verwachten gevolgen de
aanwezige natuurlijke, landschappelijke en/of cultuurhistorische waarden niet
worden aangetast.
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Verkeer’ aangewezen gronden zijn bestemd
voor de aanleg en het beheer van wegen met bijbehorende groenvoorzieningen, water
en waterhuishoudkundige voorzieningen, bermen en bermsloten en additionele voorzieningen
zoals bewegwijzering en overige bouwwerken ten dienste van de bestemming.
8.2 Bebouwing
Op deze gronden mogen uitsluitend gebouwen en
bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd ten behoeve van deze
bestemming.
De hoogte van bouwwerken mag ten hoogste 3 m
bedragen, met uitzondering van verlichtingsarmaturen en bebording, waarvan de
hoogte maximaal 10 m mag bedragen; reclamezuilen zijn binnen de bestemming ‘Verkeer’
niet toegestaan. Verkooppunten voor motorbrandstoffen zijn eveneens niet toegestaan.
8.3 Specifieke
gebruiksregels
Onder strijdig gebruik als bedoeld in artikel 7.10
van de Wet ruimtelijke ordening wordt ten minste verstaan:
a
het gebruik als
opslag-, stort-, lozings-, of bergplaats van bruikbare en/of onbruikbare of
althans aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen of producten;
b
het gebruik als terrein
voor het al dan niet voor de verkoop opslaan of opstellen van ongebruikte en/of
gebruikte, dan wel geheel of gedeeltelijk uit gebruikte onderdelen
samengestelde machines, voer-, vaar-, of vliegtuigen, c.q. onderdelen daarvan,
welke bruikbaar en niet aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken zijn; dit geldt
niet voor het ten verkoop of verhuur opstellen van motorvoertuigen binnen het
bouwvlak.
c
het gebruik van gronden
en opstallen ten behoeve van bedrijfsmatige activiteiten, detailhandel
daaronder begrepen, dan wel het plaatsen van wagens, tenten of andere
onderkomens voor bedrijfsmatig gebruik of bewoning;
d
het oprichten van
reclamezuilen;
e
het gebruik van terrein
als verkooppunt voor motorbrandstoffen.
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Water’ aangewezen gronden zijn bestemd voor de
aanleg en/of instandhouding van waterhuishoudkundige voorzieningen, zoals
waterlopen, kaden, kademuren, duikers, sluizen en stuwen.
9.2 Bebouwing
De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag
niet meer bedragen dan 5 m.
9.3 Gebruik
Onder strijdig gebruik als bedoeld in artikel 7.10
van de Wet ruimtelijke ordening wordt ten minste verstaan:
1 het dempen van waterlopen en het afgraven van
kaden;
2 het gebruik als opslag-, stort-, lozings-, of
bergplaats van bruikbare en/of onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijk
gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen of producten;
3 het gebruik als terrein voor het al dan niet
voor de verkoop plaatsen, opslaan of opstellen van ongebruikte en/of gebruikte,
dan wel geheel of gedeeltelijk uit gebruikte onderdelen samengestelde machines,
voer-, vaar-, of vliegtuigen, c.q. onderdelen daarvan, welke bruikbaar en niet
aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken zijn.
10.1 Bestemmingsomschrijving
De
voor ‘Leiding – Hoogspanningsverbinding’ aangewezen gronden zijn, behalve voor
de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor:
a de
aanleg, instandhouding en/of bescherming van hoogspanningsverbindingen;
b groenvoorzieningen.
10.2 Bouwregels
In
afwijking van hetgeen elders in deze planregels is bepaald ten aanzien van het
bouwen krachtens de overige bestemmingen van deze gronden, mogen op of in deze
bestemming begrepen grond uitsluitend worden gebouwd:
a
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die
noodzakelijk zijn voor een doelmatig beheer van de leiding, zoals meet- en
regelkasten en hoogspanningsmasten, met dien verstande dat de oppervlakte
maximaal 5 m² en de hoogte maximaal 25 m mag bedragen;
b bouwwerken ten behoeve van de overige
bestemmingen van deze gronden, met dien verstande dat burgemeester en wethouders
de leidingbeheerder horen.
10.3 Ontheffing
van de bouwregels
Burgemeester
en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 10.2 voor het
bouwen ten behoeve van de overige bestemmingen van deze gronden, met dien
verstande dat:
a het
behoud van een veilige ligging en de continuïteit van de energie dient te zijn
gewaarborgd;
b burgemeester
en wethouders schriftelijk advies dienen te hebben ingewonnen bij de
betreffende leidingbeheerder.
10.4 Aanlegvergunningen
10.4.1 Verbodsbepaling
a Het is verboden op de gronden met de
bestemming ‘‘Leiding – Hoogspanningsverbinding’ zonder of in afwijking van een
schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de
navolgende werken of werkzaamheden uit te voeren:
1 het aanleggen of verharden van interne
ontsluitingswegen of -paden of parkeergelegenheden, alsmede het aanbrengen van
oppervlakteverhardingen;
2 het ontginnen, verlagen, afgraven, ophogen of
egaliseren van de bodem;
3 het graven van sloten en het aanleggen van
drainage;
4 het in de grond brengen van voorwerpen op een
grotere diepte dan 0,30 m;
5 het verrichten van graaf- en
grondwerkzaamheden, dieper dan 0,30 m;
6 het aanbrengen van gewassen of beplantingen, die
dieper wortelen dan 0,30 m.
10.4.2 Normaal onderhoud
Het onder 10.4.1 vervatte verbod geldt niet voor het
uitvoeren van werken of werkzaamheden, die het normale onderhoud en beheer
betreffen.
10.4.3 Toelaatbaarheid
Werken of werkzaamheden als bedoeld onder 10.4.1
onder a. zijn slechts toelaatbaar, indien hierdoor, dan wel door daarvan hetzij
direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen geen onevenredig gevaar kan
ontstaan voor de leiding.
10.4.4 Advisering
Alvorens te beslissen omtrent een vergunning als
bedoeld onder 10.4.1 onder a winnen burgemeester en wethouders het advies in
van de betrokken leidingbeheerder.
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Leiding – Water’ aangewezen gronden zijn,
behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor:
a de aanleg, instandhouding en/of
bescherming van ondergrondse watertransportleidingen;
b groenvoorzieningen.
11.2 Bouwregels
In afwijking van hetgeen elders in deze planregels is
bepaald ten aanzien van het bouwen krachtens de overige bestemmingen van deze
gronden, mogen op of in deze bestemming begrepen grond uitsluitend worden gebouwd:
a Bouwwerken, geen gebouwen
zijnde, die noodzakelijk zijn voor een doelmatig beheer van de leiding, zoals
meet- en regelkasten en afsluiterputten, met dien verstande dat de oppervlakte
maximaal 5 m² en de hoogte maximaal 1,50 m mag bedragen.
11.3 Ontheffing van de bouwregels
Burgemeester
en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 11.2 voor het bouwen
ten behoeve van erfafscheidingen en andere ondergeschikte bouwwerken, met dien
verstande dat:
a burgemeester en wethouders
schriftelijk advies dienen te hebben ingewonnen bij de betreffende
leidingbeheerder en de leidingbeheerder heeft verklaard geen bezwaar te hebben
tegen het verlenen van de ontheffing.
11.4 Aanlegvergunningen
11.4.1 Verbodsbepaling
a Het is
verboden op de gronden met de bestemming ‘Leiding – Water’ zonder of in
afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders
(aanlegvergunning) de navolgende werken of werkzaamheden uit te voeren:
1 het
aanleggen of verharden van interne ontsluitingswegen of -paden of
parkeergelegenheden, alsmede het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
2 het
ontginnen, verlagen, afgraven, ophogen of egaliseren van de bodem;
3 het graven
van sloten en het aanleggen van drainage;
4 het in de
grond brengen van voorwerpen op een grotere diepte dan 0,30 m;
5 het
verrichten van graaf- en grondwerkzaamheden, dieper dan 0,30 m;
6 het
aanbrengen van gewassen of beplantingen, die dieper wortelen dan 0,30 m.
11.4.2 Normaal
onderhoud
Het onder 11.4.1
vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden, die
het normale onderhoud en beheer betreffen.
11.4.3 Toelaatbaarheid
Werken of
werkzaamheden als bedoeld onder 11.4.1 onder a. zijn slechts toelaatbaar,
indien hierdoor, dan wel door daarvan hetzij direct, hetzij indirect te
verwachten gevolgen geen onevenredig gevaar kan ontstaan voor de leiding.
11.4.4 Advisering
Alvorens te
beslissen omtrent een vergunning als bedoeld onder 11.4.1 onder a winnen
burgemeester en wethouders het advies in van de betrokken leidingbeheerder.
De
voor ‘Waarde - Archeologie’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere
daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor:
a
het behoud en de
bescherming van de te verwachten archeologische waarden van de gronden;
b
het behoud en de
bescherming van het archeologisch monument ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke
vorm van Waarde - Archeologie - archeologisch monument’.
a
Voor het bouwen
overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende
bestemmingen kunnen burgemeester en wethouders de vergunning verlenen, indien aan een van de navolgende verplichtingen
is voldaan, dan wel het nakomen van een van deze verplichtingen voldoende zeker
is gesteld:
1 De
verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor
archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
2 De
verplichting tot het doen van opgravingen, of
3 De
verplichting de uitvoering van de bouwwerken te laten begeleiden door een
deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan
door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
b De
bouwvergunning wordt niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft
overgelegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de
aanvraag zal worden verstoord, in voldoende mate is vastgesteld.
c Bebouwing mag uitsluitend gefundeerd worden
op geboorde, niet grondverdringende palen of andere funderingsmethoden die de
aanwezige archeologische waarden niet, of niet in betekenende mate aantasten.
Burgemeester en wethouders vragen voor elk bouwplan een archeologisch advies
aan.
d Kelders, souterrains en andere bouwdelen
waarvan de onderkant van de bouwconstructie in of onder de grondlaag met archeologische
waarden gesitueerd is, zijn niet toegestaan.
12.3 Ontheffing van de bouwregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te
verlenen van het bepaalde in 12.2 onder d ten behoeve van de bouw van kelders,
souterrains of andere bouwdelen waarvan de constructie in de grondlagen met
archeologische waarden kan uitsteken, onder de navolgende voorwaarden:
a De totale verstoring van het deel van het
bouwperceel, mag niet meer dan 5% bedragen. Tot verstoring wordt gerekend: de gezamenlijke
oppervlakte van de funderingspalen, de oppervlakte van leidingensleuven,
wateroppervlakten in of dieper dan de grondlaag met archeologische waarden,
kelders, souterrains en andere bouwdelen in of dieper dan de grondlaag met
archeologische waarden.
b Deze
ontheffing is slechts toelaatbaar na ontvangst van een advies van de Rijksdienst voor
Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten.
c Indien de
oppervlakte van het betreffende bouwdeel groter is dan 100 m2, dient
tevoren een archeologische opgraving plaats te vinden indien daartoe op basis van het over te leggen
archeologisch rapport aanleiding bestaat.
12.4 Aanlegvergunningen
12.4.1 Verbodsbepaling
a
Het is op of in de
gronden met de bestemming ‘Waarde- Archeologie’ verboden om zonder of in
afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders
(aanlegvergunning) de navolgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden
uit te voeren:
1 het aanleggen of verharden van interne
ontsluitingswegen of -paden of parkeergelegenheden, alsmede het aanbrengen van
oppervlakteverhardingen, zulks indien de oppervlakte 25 m² of meer bedraagt;
2 het ontginnen, verlagen, afgraven, ophogen of
egaliseren van de bodem, zulks indien de oppervlakte 25 m² of meer bedraagt;
3 het graven van sloten, waterpartijen en het
aanleggen van drainage, zulks indien de oppervlakte 25 m² of meer bedraagt en
de bodem verstoren op een grotere diepte dan 0,60 m;
4 het in de grond brengen van voorwerpen, zulks
indien de oppervlakte 25 m² of meer bedraagt en de bodem verstoren op een
grotere diepte dan 0,60 m;
5 het verrichten van graaf- en
grondwerkzaamheden, zulks indien de oppervlakte 25 m² of meer bedraagt en de
bodem verstoren op een grotere diepte dan 0,60 m;
6 het aanbrengen van gewassen of beplantingen,
zulks indien de oppervlakte 25 m² of meer bedraagt en die dieper wortelen dan
0,60 m;
b
Deze bepaling geldt
niet ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van Waarde – Archeologie - archeologisch
monument’.
12.4.2 Normaal onderhoud
Het onder 12.4.1 vervatte verbod geldt niet voor het
uitvoeren van werken of werkzaamheden, die het normale onderhoud en beheer
betreffen.
12.4.3 Toelaatbaarheid
a
Werken of werkzaamheden
als bedoeld onder 12.4.1 zijn slechts toelaatbaar, indien hierdoor, dan wel
door daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen de
cultuurhistorische, waaronder archeologische, waarde van de gronden niet, of althans
niet onevenredig, wordt aangetast.
b
De vergunning wordt
niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd, waarin de
archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden
verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is
vastgesteld.
12.4.4 Advisering
Alvorens te beslissen omtrent een vergunning als
bedoeld onder 12.4.1 winnen burgemeester en wethouders een archeologisch advies
in, voor zover het gronden betreft ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke
vorm van Waarde – Archeologie - archeologisch monument’.
Grond
die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan
uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling
van latere bouwplannen buiten beschouwing.
14.1 geluidzone - industrie
Binnen
de als 'geluidzone - industrie' aangegeven gronden mogen geen nieuwe woningen
of andere geluidgevoelige functies worden gebouwd, tenzij een hogere waarde is
vastgesteld.
14.2 milieuzone - geurzone
a
Ter plaatse van de
aanduiding ‘milieuzone - geurzone’ mogen, in afwijking van hetgeen elders in
deze planregels is bepaald, geen gebouwen worden gebouwd.
b
Burgemeester
en wethouders zijn bevoegd om de aanduiding als bedoeld in sub a te wijzigen
dan wel geheel op te heffen, mits de
desbetreffende bedrijfsactiviteit is gewijzigd of beëindigd, dan wel sprake is
van wijziging in regelgeving of vergunningverlening, met dien verstande dat de geurbelasting
van 14 Oue/m3 niet wordt overschreden.
14.3 vrijwaringszone - molenbiotoop
Ter plaatse van de aanduiding ‘vrijwaringszone -
molenbiotoop’ is de maximale bouwhoogte van gebouwen en andere bouwwerken
beperkt tot de uitkomst van de volgende formule:
Hx
= x/n+c*z
waarin:
H = hoogte obstakel;
x = afstand obstakel tot de voet van de molen;
n = constante voor de ruwheidscategorie: 140
voor open, 75 voor ruw en 50 voor gesloten gebied;
c = constante: maat voor het geaccepteerde
verlies aan windvang, waarde is over het algemeen 0,2;
z = askophoogte.
14.4 vrijwaringszone - weg - 1 en vrijwaringszone
- weg - 2
a
Ter plaatse van de
aanduiding ‘vrijwaringszone - weg - 1’ respectievelijk ‘vrijwaringszone - weg -
2’ mag, ongeacht het bepaalde in de afzonderlijke bestemmingen, geen bouwwerken
worden gebouwd, met uitzondering van de met Rijksweg A73 verband houdende
bouwwerken, zoals geluidswerende voorzieningen en ecologische voorzieningen.
b
Burgemeester en
wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde onder a voor het bouwen
van een bouwwerk ter plaatse van de aanduiding ‘vrijwaringszone - weg - 2’,
mits door de bouw van dit bouwwerk de verkeersbelangen niet onevenredig worden
geschaad. Daartoe dient vooraf de betrokken wegbeheerder te worden gehoord.
c
De in lid b bedoelde
ontheffing wordt geacht te zijn verleend ten aanzien van bouwwerken die bestaan
op het tijdstip van de ter visie legging van het ontwerp van het plan, dan wel
mogen worden opgericht krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde bouwvergunning.
a
Ter plaatse van den
aanduiding ‘veiligheidszone - leiding - hoogspanningverbinding’ mogen, in
afwijking van hetgeen elders in deze planregels is bepaald, op of in deze
gronden geen bouwwerken en andere gebouwen worden opgericht.
b
Burgemeester en
wethouders zijn bevoegd ontheffing van het bepaalde in sub a te geven ten
behoeve van erfafscheidingen en andere ondergeschikte bouwwerken, nadat de
leidingbeheerder heeft verklaard geen bezwaar te hebben tegen het verlenen van
de ontheffing.
15.1 Ontheffing
Indien niet op grond van een andere bepaling van deze
regels ontheffing kan worden verleend, zijn burgemeester en wethouders bevoegd
ontheffing te verlenen van de desbetreffende bepalingen van het plan voor:
1 het afwijken van de voorgeschreven maten ten
aanzien van bepalingen omtrent hoogten en bebouwde oppervlakten met ten hoogste
10%.
2 het in geringe mate, doch niet meer dan 2,50
m, afwijken van een bestemmingsgrens, van het profiel van een straat, dan wel
de ligging van bouwgrenzen, voor zover zulks noodzakelijk en/of wenselijk is om
het plan aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein aan
te passen.
15.2 Toetsing
De in 15.1 genoemde ontheffingen mogen slechts worden
verleend indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de
gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
Bij de besluitvorming in het kader van de toepassing
van ontheffingsbevoegdheden, het stellen van nadere eisen of wijzigingsbevoegdheden
overeenkomstig de bepalingen van dit plan, dienen de bepalingen van Afdeling 3.4
van de Algemene wet bestuursrecht in acht te worden genomen.
17.1 Wettelijke regelingen
Voor zover in deze regels verwezen wordt naar andere
wettelijke regelingen, worden deze regelingen bedoeld zoals deze luidden op het
tijdstip van tervisielegging van het plan.
a Een
bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan
aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een
bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en
omvang niet wordt vergroot,
1 gedeeltelijk
worden vernieuwd of veranderd;
2 na
het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of
veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar
na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
b Burgemeester
en wethouders kunnen eenmalig ontheffing verlenen van het bepaalde onder a voor
het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het bepaalde onder
a met maximaal 10%.
c Het
bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op
het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder
vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de
overgangsbepaling van dat plan.
a Het
gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding
van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
b Het
is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het
bepaalde onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat
plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en
omvang wordt verkleind.
c Indien
het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van
inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt
onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten
hervatten.
d Het
bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was
met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen
van dat plan.
18.3 Hardheidsclausule
Voor zover toepassing van het overgangsrecht gebruik leidt tot een onbillijkheid
van overwegende aard jegens een of meer natuurlijke personen kunnen
burgemeester en wethouders ten behoeve van die persoon of personen van dat
overgangsrecht ontheffing verlenen.
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het
bestemmingsplan ‘Regionaal Bedrijvenpark Laarakker’.
Rosmalen, juli 2009 Vastgesteld:
15 juli 2009
Croonen Adviseurs b.v.