[image]

 

 

 

 

bestemmingsplan

 

‘Kraaijenbergse Plassen’

 

 

 

 [image]

 

 

 

 

 

 

 

Datum : 14 mei 2014

IDN : NL.IMRO.1684.17BPkraaijplassen-OH01

 

 

 
Inhoudsopgave

 

Hoofdstuk 1 Inleiding 5

1.1 Algemeen 5

1.2 Aanleiding en doel 5

1.3 Deelgebied en plangebied 6

1.4 Vigerend planologisch recht 6

1.5 Leeswijzer 6

 

Hoofdstuk 2 Huidige situatie 8

2.1 Algemeen 8

2.2 Bouwgeschiedenis en ruimtelijke structuur 8

2.3 Functies 9

 

Hoofdstuk 3 Gewenste situatie 11

3.1 Algemeen 11

3.2 Conserverend plan 11

3.3 Ontwikkelingen in het plangebied 11

3.4 Ontwikkelingen nabij het plangebied 11

 

Hoofdstuk 4 Ruimtelijk beleidskader 13

4.1 Algemeen 13

4.2 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte 13

4.3 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening 15

4.4 Structuurvisie ruimtelijke ordening Noord-Brabant 15

4.5 Verordening ruimte Noord-Brabant 18

4.6 Notitie Plassengebied Cuijk 22

4.7 Verordening Kraaijenbergse Plassen en Heeswijkse Plas 24

4.8 Landschapsontwikkelingsplan Cuijk 2011-2021 24

4.9 Nota 'Dás pas leven in Cuijk' (2003) 25

4.10 Monumentale Bomennota Cuijk 2009-2019 25

4.11 Beleidsnotitie 'Bebouwingsconcentraties voor kwaliteitsverbetering in het buitengebied' ) 26

4.12 Dorpsontwikkelingsplan Linden 26

4.13 Prostitutiebeleid Cuijk 2001 27

4.14 Speelautomatenhal 28

 

Hoofdstuk 5 Uitvoeringsaspecten 29

5.1 Algemeen 29

5.2 Milieuaspecten 29

5.3 Water 31

5.4 Externe veiligheid 33

5.5 Erfgoed 34

5.6 Flora en fauna 36

5.7 Ruimtebeslag defensie 37

 

Hoofdstuk 6 Juridische verantwoording 38

6.1 Algemeen 38

6.2 Toelichting op de verbeelding 38

6.3 Toelichting op de regels 38

 

Hoofdstuk 7 Handhaafbaarheid 44

 

Hoofdstuk 8 Economische uitvoerbaarheid 45

8.1 Algemeen 45

8.2 Exploitatieplan 45

8.3 Planschade 45

 

Hoofdstuk 9 Procedure 46

9.1 Inspraak en vooroverleg 46

9.2 Zienswijzen 46

9.3 Beroep 46

Bijlagen 47

Hoofdstuk 1 Inleiding

 

 

1.1 Algemeen

 

Voorliggend rapport betreft het bestemmingsplan "Kraaijenbergse Plassen".

 

Dit bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding en regels, en gaat vergezeld van een toelichting. Op de verbeelding zijn de bestemmingen door middel van kleuren en aanduidingen weergegeven en nader gedifferentieerd. De regels en de verbeelding regelen de wijze waarop de gronden binnen de bestemmingen gebruikt en bebouwd mogen worden. Op basis van het Besluit ruimtelijke ordening dient een toelichting in ieder geval informatie te geven over:

 

1.2 Aanleiding en doel

 

De gemeente Cuijk is bezig met het actualiseren van haar bestemmingsplannen. In het kader hiervan is op 6 februari 2012 het ‘Actualiseringsprogramma bestemmingsplannen 2012-2013' vastgesteld. Op grond van artikel 3.1 van de Wet ruimtelijke ordening (hierna: Wro) dient een bestemmingsplan eens per tien jaar te worden herzien. Een deel van de Cuijkse bestemmingsplannen is ouder dan tien jaar. De gemeente Cuijk en haar inwoners hebben belang bij actuele bestemmingsplannen vanwege grotere rechtszekerheid, rechtsgelijkheid en overzichtelijkheid. Getracht wordt overal dezelfde plansystematiek te hanteren.

 

Met de actualisering van de bestemmingsplannen, worden de volgende doelen nagestreefd:

  1. de afname van het aantal bestemmingsplannen;

  2. de digitalisering van bestemmingsplannen;

  3. de standaardisering van bestemmingsplannen;

  4. verwerking van nieuwe wetgeving;

  5. het aangeven van het actuele beleidskader;

  6. verwerking van ontwikkelingen die de benodigde procedures reeds doorlopen hebben.

 

De geactualiseerde bestemmingsplannen in het algemeen en het voorliggende bestemmingsplan “Kraaijenbergse Plassen” in het bijzonder zijn van een conserverend karakter, waarbij de bestaande planologische rechten de uitgangsbasis vormen. Als de huidige ruimtelijke situatie afwijkt van de planologische rechten, dan wordt maatwerk geleverd zolang het niet om ongewenst gebruik gaat. Daarbij wordt rekening gehouden met de aansluiting op vastgestelde ruimtelijke beleidslijnen. Alleen ontwikkelingen welke reeds de benodigde procedures en besluitvorming doorlopen hebben, worden direct meegenomen in het bestemmingsplan. Het kan daarbij gaan om besluiten genomen onder de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO), haar opvolger de Wro of de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).

 

1.3 Deelgebied en plangebied

 

Het deelgebied 'Kraaijenbergse Plassen' is een ontgrondingengebied in het noorden van de gemeente Cuijk. De ontgrondingsgaten staan in directe verbinding met de Maas en vormen een groot gebied dat uit meerdere, onderling verbonden plassen bestaat. Ten noorden ligt de Maas, centraal gelegen het dorp Linden en de A73, ten oosten het dorp Katwijk, ten zuiden het dorp Beers en ten westen het agrarisch gebied richting Gassel inclusief Plas 5.

 

Het plangebied is kleiner dan het deelgebied en wordt globaal begrensd door de Maasdijk, de A73, de Beersebaan en de Wielweg/De Geest. De plannen voor recreatieve ontwikkelingen in het plassengebied zijn buiten het plangebied gehouden en doorlopen een separate bestemmingsplanprocedure.

 

[image] Globale ligging plangebied "Kraaijenbergse Plassen"

 

1.4 Vigerend planologisch recht

 

Het voorliggende bestemmingsplan vervangt, nadat het in werking is getreden, de regelingen van de vigerende bestemmingsplannen. Voorliggend plan herziet tevens alle uitwerkingen, wijzigingen, vrijstellingen ex artikel 19 WRO en 'projectbesluiten' onder de Wabo van de bovengenoemde plannen voor wat betreft het aangegeven plangebied. Tot het moment van inwerkingtreding geldt voor het plangebied dus hetgeen planologisch is geregeld in deze bestemmingsplannen:

 

Naam

Vastgesteld

Goedgekeurd

Kraaijenbergse Plassen, De Berg Linden

12 april 2010

nWro-niet digitaal

Kraaijenbergse Plassen, Eindsestraat 22

1 november 2010

nWro-digitaal

Kraaijenbergse Plassen, grinddepot Plas 4

20 april 2011

nWro-digitaal

Kraaijenbergse Plassen, De Riet

1 juni 2011

nWro-digitaal

Bp Rijksweg 73 (Beers)

26 juni 1980

8 september 1981

Bp Beerse Overlaat

17 mei 1990

5 december 1990

Bp Beerse Overlaat, 1e partiële herziening (’t Kraaijennest, ’t Loo)

7 juli 1999

21 december 1999

Bp Beerse Overlaat, 2e partiele herziening (uitbreiding Beers Oost)

9 juli 2001

31 oktober 2001

 

1.5 Leeswijzer

 

In hoofdstuk 2 is een beschrijving opgenomen van de ruimtelijke historie en de huidige situatie van het plangebied. De belangrijkste bevindingen van de gebiedsinventarisatie komen aan bod en vormen de eerste aanzet tot het toekennen van bestemmingen.

 

Hoofdstuk 3 gaat in op het ruimtelijke doel van het bestemmingsplan (beheer of ontwikkeling). Bij eventuele ruimtelijke ontwikkelingen wordt beschreven wat er gaat veranderen en waarom deze verandering nodig wordt geacht.

 

In hoofdstuk 4 wordt een afweging gemaakt van het ruimtelijke beleidskader voor het plangebied.

 

In hoofdstuk 5 wordt ingegaan op de diverse uitvoeringsaspecten in het plangebied. Voor verschillende ruimtelijke aspecten en functies is gekeken naar de ruimtelijke gevolgen, eventuele onderzoeksresultaten en de juridische vertaling naar regels en verbeelding.

 

In hoofdstuk 6 wordt de juridische verantwoording gegeven als korte samenvatting van de bevindingen uit hoofdstuk 4 en 5.

 

In hoofdstuk 7 wordt aandacht geschonken aan het handhavingsbeleid in de gemeente Cuijk.

 

In hoofdstuk 8 komt de economische uitvoerbaarheid van de planologische regeling aan de orde.

 

In hoofdstuk 9 wordt ingegaan op de procedures die voorliggend bestemmingsplan heeft doorlopen. Uiteengezet wordt op welke wijze rekening is gehouden met de maatschappelijke aspecten inzake de uitvoering van het bestemmingsplan.

 

 

Hoofdstuk 2 Huidige situatie

 

 

2.1 Algemeen

 

Dit hoofdstuk beschrijft de huidige, ruimtelijke situatie van de Kraaijenbergse Plassen. Om een weloverwogen ruimtelijk beleid te voeren is het zaak om kennis te hebben van de geschiedenis van het gebied en de daardoor ontstane ruimtelijke structuur en functies. De huidige situatie vormt de basis voor nieuwe ontwikkelingen.

 

2.2 Bouwgeschiedenis en ruimtelijke structuur

 

Sinds 1968 vinden er binnendijkse ontgrondingen plaats in Cuijk. Het gebied waar de ontgrondingen plaatsvinden maakt deel uit van de oude Beerse Overlaat. Tot 1942 functioneerde dit als noodoverloopgebied bij hoogwater. Vanwege deze functie was het een open gebied met vrij weinig begroeiing en bebouwing.

 

In de begintijd van de ontgrondingen werden plassen van beperkte omvang gegraven zoals plas 1 en plas 2. Eind jaren ’80 heeft de voormalige gemeente Beers besloten om grootschalige ontgronding

toe te staan mits voldaan werd aan een aantal voorwaarden. De provincie was en is de vergunningverlener in het gehele traject. Gemiddeld werd ruim 10 ha. cultuurgrond per jaar afgegraven tot een diepte van 30 tot 40 meter. Het gaat met name om de winning van hoogwaardig industriezand (circa 60%), grind (10%) en ophoogzand met een deklaag van klei (30%).

 

Vanaf de jaren ’90 is steeds in de ontgrondingvergunningen een groot aantal maatregelen

voorgeschreven, die gericht zijn op herinrichting van het gebied in overeenstemming met de beoogde

nieuwe functies. Daarnaast zijn ook maatregelen verplicht ter compensatie van natuur- en

landschapswaarden die verloren of aangetast zijn. Een voorbeeld hiervan is de aanleg van heggen en

tunnels voor de das. Ook zijn er poelen, plasdras zones en eilandjes aangelegd waar watervogels en -planten, en amfibieën zich goed thuis voelen.

 

Het voormalige agrarische dorp Linden ligt door de ontgrondingen tegenwoordig op een schiereiland. Het schiereiland wordt gekenmerkt door een mengeling van wonen, natuur en receatie. De relatie natuur, recreatie en water is duidelijk aanwezig, de relatie wonen en water minder. Bij de recente ontgrondingen is het doel om de ontgrondingen zo goed mogelijk aan te laten sluiten op de nieuwe bestemming die het water zal krijgen.

 

In hoofdstuk 4 leest u meer in de paragraaf 'Notitie Plassengebied Cuijk'.

 

 [image]

De plassen 2, 3, 4, 7 en 8 vallen in het plangebied

 

2.3 Functies

 

Er is ter plaatse een inventarisatie gemaakt van de functies in het plangebied en de directe omgeving (januari 2012). De aangetroffen functies zijn ingedeeld naar de hoofdgroepen van bestemmingen uit de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2008 (hierna: SVBP2008). Deze hoofdgroepen moeten verplicht gebruikt worden bij het opstellen van een bestemmingsplan. Per hoofdgroep wordt een korte beschrijving gegeven van de bijzonderheden.

 

2.3.1 Agrarisch

Op het 'schiereiland' Linden liggen vijf locaties die agrarisch gebruikt worden. Het betreft extensieve graslanden zonder boerderij of andere bebouwing.

 

Ten zuidoosten van De Geest 8 liggen agrarische gronden met bijzondere natuur- en landschapswaarden. Het betreft aardkundig waardevol gebied dat aansluit op de moerasoevers van de Kraaijenbergse Plassen, het toekomstige natuurgebied 'De Riet' en omliggende natuur- en bosgronden.

 

2.3.2 Bedrijf

Ín het plangebied zijn geen productiegerichte bedrijven aanwezig, maar wel een rioolgemaal aan de Steegstraat bij Linden. Het rioolgemaal pompt rioolwater naar een ander gemaal op het industrieterrein Haven Cuijk. Aan de Oostermeerweg staat een tweede gemaal aan het einde van de Lindense Sluisgraaf. Dit gemaal zorgt voor de afwatering naar de Maas.

 

2.3.3 Groen

Ongeveer twintig procent van de oevers zijn landschappelijk ingericht en hebben een functie als groenvoorziening of grasland. Deze gronden vervullen een functie voor de extensieve recreatie en als struinnatuur.

 

2.3.4 Natuur

Ongeveer zeventig procent van de oevers zijn natuurlijk ingericht en hebben een functie als natuurgebied. Het gaat vooral om eilandjes en moerasgronden. Het gebied 'De Riet' wordt ontgrond. Vervolgens wordt nieuwe grond teruggebracht en het gebied ingericht voor natuurontwikkeling. De dam tussen natuurplas (5) is ingericht als natuurgebied met als extensief recreatief medegebruik een naturistenstrand. Het gaat daarbij om een klein strand met zeer beperkte voorzieningen.

 

2.3.5 Recreatie

Op het schiereiland Linden ligt op de westelijke punt aan de Eindsestraat 22 een recreatief bedrijf, plaatselijk bekend als Huize Linden. Het bedrijf is gericht op kleinschalige toeristische, recreatieve, culturele en educatieve doeleinden met behoud van de woonfunctie, met beperkte logiesfunctie en beperkte kleinschalige horeca afgestemd op de overige functies.

 

2.3.6 Verkeer

Binnen het plangebied liggen diverse lokale en ontsluitingswegen, waarvan De Geest, Eindsestraat en Steegstraat de belangrijkste zijn. De rijksweg A73 ligt buiten het plangebied. In het toekomstige natuurgebied 'De Riet' wordt het mogelijk gemaakt om tijdens de ontgrondingswerkzaamheden wegen te verleggen.

 

2.3.7 Water

Het overgrote deel van het plangebied bestaat uit water. Het gaat om de Kraaijenbergse Plassen en om een A-watergang parallel aan de rijksweg A73. De A-watergang heeft een specifieke functie voor de waterhuishouding van het schiereiland Linden, de A73, Vianen en het bedrijventerrein De Beijerd en 't Riet. Het water in de plassen heeft hoofdzakelijk een bedrijfsmatige en recreatieve functie. De bedrijfsmatige ontgronding wordt gedurende de planperiode gestaakt. Er blijft wel een permanent grinddepot aanwezig in plas 4 waarvoor in beperkte mate bedrijfsmatige vervoersbewegingen worden toegestaan. De recreatieve functie van de plassen neemt toe nadat de ontgrondingen zijn afgerond.

 

Aan de noordzijde van plas 3 grenst het plangebied aan de waterkering van de Maas.

 

2.3.8 Wonen

Er bevinden zich een aantal burgerwoningen op het schiereiland Linden en bij Camping Op den Drul. Het betreft in de meeste gevallen voormalige boerderijen of herenhuizen met betrekkelijk veel grond. Deze woningen worden gezien als woningen in het landelijk gebied.

 

2.3.9 Transportleidingen

In het plangebied liggen twee bovengrondse hoogspanningsverbindingen en één ondergrondse rioolpersleiding. De hoogspanningsverbindingen zijn noord-zuid georiënteerd en liggen op de dam tussen plas 4 en 5 (380 kV) en parallel aan de A73 (150 kV). De 380 kV hoogspanningsverbinding maakt deel uit van het landelijke kernnetwerk dat ook aangesloten is op het buitenland.

 

De rioolleiding ligt ondergronds en verbindt het rioolgemaal bij Linden met het gemaal aan de Lange Linden bij het industrieterrein Haven Cuijk.

 

 

Hoofdstuk 3 Gewenste situatie

 

 

3.1 Algemeen

 

Dit hoofdstuk beschrijft de beheersmatige kant van het bestemmingsplan en de ontwikkelingen nabij het plangebied, die mogelijk invloed kunnen hebben op het plangebied. Vervolgens worden de ruimtelijke ontwikkelingen beschreven die de afgelopen jaren in het plangebied hebben plaatsgevonden.

 

3.2 Conserverend plan

 

Voorliggend bestemmingsplan "Kraaijenbergse Plassen" is een conserverend plan. Dat wil zeggen dat de vigerende planologische regelingen leidend zijn, op elkaar worden afgestemd en van een meer actuele bestemmingsregeling worden voorzien. Binnen de bestemmingen zijn reële mogelijkheden voor het oprichten, vervangen en uitbreiden van bebouwing en voor het in beperkte mate veranderen van het gebruik van grond en bebouwing gegeven. In alle gevallen gaat het daarbij om veranderingen in bebouwing en gebruik die samenhangen met de bestaande functie en daarom passen binnen een beheersgerichte bestemming.

 

3.3 Ontwikkelingen in het plangebied

 

In het bestemmingsplan worden geen grote ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Dat betekent dat als een ontwikkeling toch gewenst is, er altijd een procedure nodig is met mogelijkheid tot het indienen van zienswijzen. Het plangebied bestaat in principe alleen uit ruimtelijke functies die zijn 'afgerond' en waar tijdens de planperiode geen ontwikkelingen zijn gepland.

 

3.4 Ontwikkelingen nabij het plangebied

 

De onderstaande ontwikkelingen grenzen aan het plangebied en hebben in meerdere of mindere mate gevolgen voor de ruimtelijke functies in het plangebied. In deze paragraaf worden deze ontwikkelingen en hun mogelijke invloed kort besproken. Tevens wordt vermeld hoe die ontwikkelingen in de afzonderlijke bestemmingsplannen zijn/worden geregeld.

 

Ontwikkeling Waterpark Dommelsvoort

Dit ontwerpbestemmingsplan voorziet in de bouw van een verblijfsrecreatiepark met centrumgebied, een jachthaven en aanpassing van de infrastructuur. Tussen het nieuwe waterpark en de provinciale weg N321 bevindt zich een agrarisch landschap. Voor dit gebied voorziet het bestemmingsplan in behoud van de bestaande functies.

 

Ontwikkeling Hotel Fitland

In relatie met het Waterpark Dommelsvoort wordt nabij de A73 een hotel met bijbehorende voorzieningen gerealiseerd. Die voorzieningen bestaan onder andere uit een driving-range voor golfers en een drijvend hotel (floatel). In het voorontwerpbestemmingsplan zijn de planologische kaders voor het hotel, de voorzieningen en de bijbehorende infrastructuur opgenomen.

Ontwikkeling Camping Op den Drul

Dit plan biedt de mogelijkheid om maximaal 120 chalets op de huidige camping aan Den Drul 19 te Linden te plaatsen. Er is geen sprake van een uitbreiding van de camping.

Ontwikkeling Jachthaven Hardweg 15 (Brasker)

Dit plan voorziet in het omzetten van de tijdelijke bestemming van de jachthaven aan de Hardweg 15 in een permanente bestemming. Tevens wordt de mogelijkheid geboden tot verdere opwaardering van de jachthaven, door onder andere extra ligplaatsen, een bedrijfswoning, enkele camperplaatsen en verbetering/uitbreiding van de bij een jachthaven behorende voorzieningen.

 
Ontwikkeling Camping 't Loo

Camping 't Loo wil de bestaande camping naar het oosten uitbreiden. Onderdelen zijn onder andere aanpassingen aan het hoofdgebouw, uitbreiden van de steigers, plaatsen chalets en kamperen in het populierenbos. Het bestemmingsplan met de concrete invulling is in voorbereiding.

 

Ontwikkeling Receatieve Poort De Bungelaar

De voormalige boerderij De Bungelaar en omliggende gronden worden ingericht als Recreatieve Poort voor de Kraaijenbergse Plassen en omgeving. De functies die in de boerderij komen zijn gericht op het versterken van de recreatie, educatie en beleving van het plassen- en landgoederengebied. De concrete invulling ligt nog niet vast. De Recreatieve Poort zal over de weg (provinciale weg N321) en over het water bereikbaar zijn (Kraaijenbergse Plassen).

 

De zes beschreven ontwikkelingen zijn allemaal gericht op het versterken van de recreatieve functie van het plassengebied op bovenlokale schaal. Daarbij wordt de intensieve recreatie geconcentreerd langs de rijksweg A73. De Bungelaar met zoekgebied en het schiereiland Linden liggen in het overgangsgebied tussen intensieve- en extensieve recreatie. De westelijke oevers en de zuidzijde van het schiereiland zijn ingericht voor extensieve recreatie.

 

 

Hoofdstuk 4 Ruimtelijk beleidskader

 

 

4.1 Algemeen

 

Alle overheden hebben de mogelijkheid om ruimtelijke belangen vast te leggen in beleidsdocumenten. De Rijksoverheid richt zich vooral op nationale belangen, de provincie Noord-Brabant op provinciale en regionale belangen en de gemeente op lokale belangen. In een bestemmingsplan zijn deze ruimtelijke belangen afgewogen en indien nodig verwerkt in de regels en de verbeelding.

 

4.2 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

 

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is op 13 maart 2012 in werking getreden. In de structuurvisie kiest het Rijk voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts dertien nationale belangen. De nationale belangen worden behartigd door Rijkswaterstaat, het ministerie van Defensie en het ministerie van Economie, Landbouw en Innovatie. Buiten deze dertien belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid. De dertien belangen zijn verdeeld over drie hoofdthema's:

 

  1. het versterken van de ruimtelijk-economische structuur;

  2. het verbeteren van de bereikbaarheid;

  3. het waarborgen van de kwaliteit van de leefomgeving.

 

 [image]

Uitsnede kaart 'Nationale ruimtelijke hoofdstructuur'

 

4.2.1 Versterken ruimtelijk-economische structuur

Binnen dit hoofdthema zijn vier belangen te onderscheiden:

  1. Een excellent en internationaal bereikbaar vestigingsklimaat in de stedelijke regio’s met een concentratie van topsectoren.

  2. Ruimte voor het hoofdnetwerk voor (duurzame) energievoorziening en de energietransitie.

  3. Ruimte voor het hoofdnetwerk voor vervoer van (gevaarlijke) stoffen via buisleidingen.

  4. Efficiënt gebruik van de ondergrond.

 

Afweging

In het kader van dit bestemmingsplan spelen het tweede en het derde belang een rol.

 

Een deel van het hoofdnetwerk van bovengrondse hoogspanningsverbindingen ligt in het plangebied. De twee hoogspanningsverbindingen zijn noord-zuid georienteerd en liggen op de dam tussen plas 4 en 5 (380 kV), respectievelijk parallel aan de A73 (150 kV). De 380 kV hoogspanningsverbinding maakt deel uit van het landelijke kernnetwerk dat ook aangesloten is op het buitenland.

 

In het bestemmingsplan is de dubbelbestemming 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' opgenomen ter bescherming van de hoogspanningsverbindingen. In het gebied van 27 meter aan weerszijden van de hartlijn van de verbinding zijn de bouw- en gebruiksmogelijkheden beperkt. Er geldt een bouwverbod waarvan slechts onder voorwaarden ontheffing kan worden verleend.

Tevens zijn bepaalde werken en werkzaamheden verboden, zoals het planten van opgaande bomen. Stelregel is dat het belang van hoogspanningsverbindingen voorgaat op de overige bestemmingen.

 

Er liggen geen delen van het hoofdnetwerk van buisleidingen voor gevaarlijke stoffen in het plangebied. Er ligt wel een aardgasleiding (Z-542-17-KR-010 t/m 014) van de Gasunie ten zuiden van het plangebied parallel aan de provinciale weg N321. De diameter van deze leiding bedraagt 8 inch en de druk 40 bar. Het tracé van deze aardgasleiding wordt mogelijk deels verlegd naar het zuiden om een groot recreatiepark aan te kunnen leggen. Dit recreatiepark grenst aan het plangebied en maakt gebruik van de mogelijkheden voor waterrecreatie.

 

Uit berekeningen van de NV Gasunie is gebleken dat de Plaatsgebonden Risicocontour nul meter is en het invloedsgebied 95 meter aan weerszijden van de leiding. Aangezien de gasleiding reeds op minimaal 220 meter van het plangebied ligt, is er geen reden om een nadere afweging van het Groepsrsicio te maken in dit bestemmingsplan.

 

Meer informatie over externe veiligheid vindt u in hoofdstuk 5: uitvoeringsaspecten.

 

4.2.2 Verbeteren bereikbaarheid

Binnen het hoofdthema zijn drie belangen benoemd:

  1. Een robuust hoofdnetwerk van weg, spoor en vaarwegen rondom en tussen de belangrijkste stedelijke regio’s inclusief de achterlandverbindingen.

  2. Betere benutting van de capaciteit van het bestaande mobiliteitssysteem van weg, spoor en vaarwegen.

  3. Het instandhouden van de hoofdnetwerken van weg, spoor en vaarwegen om het functioneren van de netwerken te waarborgen.

 

Afweging

In het kader van dit bestemmingsplan speelt het derde belang een rol.

 

In het plangebied liggen geen delen van de hoofdnetwerken. Wel grenst het plangebied direct aan de rijksweg A73 en staan de Kraaijenbergse Plassen in open verbinding met de Maas. Aan weerszijden van de rijksweg A73 is een bebouwingsvrije zone opgenomen van 50 meter en een overlegzone van 70 meter gemeten vanuit de rand van de weg. Beide zones zijn er op gericht om eventuele aanpassingen aan de hoofdinfrastructuur makkelijker te realiseren en liggen tot in het plangebied. Binnen de gebiedsaanduiding 'bebouwingsvrije zone A73' geldt een totaal bouwverbod voor niet aan de infrastructuur gerelateerde bouwwerken. In de gebiedsaanduiding 'overlegzone A73' geldt hetzelfde bouwverbod, maar met de mogelijkheid om onder voorwaarden alsnog volgens de bestemming te bouwen.

 

4.2.3 Waarborgen kwaliteit leefomgeving

Binnen het hoofdthema zijn zes belangen benoemd:

  1. Verbeteren van de milieukwaliteit (lucht, bodem, water), bescherming tegen geluidsoverlast en externe veiligheidsrisico’s.

  2. Ruimte voor waterveiligheid, een duurzame zoetwatervoorziening en klimaatbestendige stedelijke (her) ontwikkeling.

  3. Ruimte voor behoud en versterking van (inter)nationale unieke cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten.

  4. Ruimte voor een nationaal netwerk van natuur voor het overleven en ontwikkelen van flora- en faunasoorten.

  5. Ruimte voor militaire terreinen en activiteiten.

  6. Zorgvuldige afwegingen en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke plannen.

 

Afweging

In het kader van dit bestemmingsplan zijn de zes belangen nader uitgewerkt in hoofdstuk 5: uitvoeringsapecten. De kwaliteit van de leefomgeving wordt gewaarborgd.

 

4.3 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

 

Op 22 augustus 2011 is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (hierna: Barro) in werking getreden. In het Barro zijn regels opgenomen die voortvloeien uit de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte. De regels in het Barro moeten in bestemmingsplannen worden verwerkt, met als doel het veiligstellen van nationale belangen. Dit moet binnen drie jaar na de inwerkingtreding van het Barro zijn afgerond. Een groot deel van het Barro is nog niet in werking getreden of betreft gebieden buiten de gemeente Cuijk. Concreet zijn de belangen 'Grote rivieren' en 'Defensie' van toepassing binnen de gemeente.

 

4.3.1 Grote rivieren

De Maas is in het Barro opgenomen als grote rivier. In de regels wordt onderscheid gemaakt tussen het rivierbed en het stroomvoerend deel van het rivierbed. Het doel van de regels is om te voorkomen dat nieuwe activiteiten leiden tot een verslechtering van de huidige situatie. Het gaat daarbij om de handhaving dan wel verbetering van de veiligheid, het doelmatig gebruik, het waterafvoerend en waterbergend vermogen en de ecologische toestand.

 

Afweging

De Kraaijenbergse Plassen staan in directe verbinding met de Maas, maar maken geen onderdeel uit van het rivierbed of het stroomvoerend deel van het rivierbed. Nadere regelgeving in het bestemmingsplan is niet noodzakelijk.

 

4.3.2 Defensie

In het Barro zijn regels opgenomen om een veilig en doelmatige gebruik van defensieterreinen te waarborgen. Het gaat bijvoorbeeld om veiligheidszones rond munitiedepots, obstakelvrije aanvliegroutes en radarverstoringsgebieden.

 

Afweging

In het plangebied liggen geen defensieterreinen. Wel heeft de gehele gemeente Cuijk te maken met het radarverstoringsgebied en de funnel van militair vliegveld Volkel. Voor het veilig afwikkelen van vliegverkeer gelden in een bepaald gebied rond een luchtvaartterrein maximaal toelaatbare hoogtes voor objecten, zoals woon- en kantoorgebouwen, antennemasten, windmolens en bomen. Hiermee wordt voorkomen dat radarsignalen worden verstoord en vliegtuigen met objecten in botsing kunnen komen. De maximaal toelaatbare hoogtes en de ligging en omvang van het gebied worden bepaald door de ligging van de start- en landingsbanen en berusten op internationale vastgelegde afspraken.

 

Het plangebied valt niet in het obstakelgebied/ aanvlieggebied (funnel) van de vliegbasis, maar wel in het radarverstoringsgebied. In de regels en op de verbeelding wordt de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - radar' opgenomen voor het radarverstoringsgebied. Bouwwerken hoger dan 65 meter + NAP vormen een belemmering voor het radarverstoringsgebied. Het peil in het plangebied is +/- 10 meter + NAP voor het land en +/- 8 meter + NAP voor het water.

 

4.4 Structuurvisie ruimtelijke ordening Noord-Brabant

 

Op 1 januari 2011 is de Structuurvisie ruimtelijke ordening Noord-Brabant in werking getreden. Provinciale Staten hebben deze op 1 oktober 2010 vastgesteld. De structuurvisie is opgebouwd uit twee delen (A en B) en een uitwerking.

 

 [image] [image]

Uitsnede visiekaart Uitsnede structurenkaart

 

Deel A bevat de hoofdlijnen van het beleid. Hierin heeft de provincie haar belangen gedefinieerd en ruimtelijke keuzes gemaakt. Deze belangen en keuzes zijn gebaseerd op trends en ontwikkelingen. Ook beschrijft de provincie vanuit welke filosofie ze haar doelen wil bereiken. Die is: ‘samenwerken aan kwaliteit’. De provincie realiseert haar doelen op vier manieren: door regionaal samen te werken, te ontwikkelen, te beschermen en te stimuleren. In totaal zijn 13 provinciale belangen benoemd:

 

  1. Regionale contrasten

  2. Een multifunctioneel landelijk gebied

  3. Een robuust en veerkrachtig water- en natuursysteem

  4. Een betere waterveiligheid door preventie

  5. Koppeling van waterberging en droogtebestrijding

  6. Ruimte voor duurzame energie

  7. Concentratie van verstedelijking

  8. Sterk stedelijk netwerk: BrabantStad

  9. Groene geledingszones tussen steden

  10. Goed bereikbare recreatieve voorzieningen

  11. Economische kennisclusters

  12. (inter)nationale bereikbaarheid

  13. Beleefbaarheid stad en land vanaf de hoofdinfrastructuur

 

In deel B beschrijft de provincie vier ruimtelijke structuren, de groenblauwe structuur, het landelijk gebied, de stedelijke structuur en de infrastructuur. Voor deze structuren heeft de provincie ambities en beleid geformuleerd. Per beleidsdoel is aangegeven welke instrumenten de provincie inzet om haar doelen te bereiken. De structuren zijn nader uitgewerkt en verankerd in de Verordening ruimtelijke ordening Noord-Brabant.

 

In het kader van dit bestemmingsplan spelen het tweede, vierde, tiende en dertiende belang een rol.

 

4.4.1 Multifunctioneel landelijk gebied

In het multifunctioneel landelijk gebied komt de ontwikkeling van agrarische bedrijven door schaalvergroting en intensivering steeds vaker in strijd met de doelen voor een gezonde en schone leefomgeving en behoud en ontwikkeling van natuur en landschap. Daarom kiest de provincie voor een integrale aanpak van de opgaven, waarbij multifunctioneel gebruik van het landelijk gebied uitgangspunt is. In gebieden waar de ontwikkeling van de landbouw samen met ontwikkeling van natuur, landschap, recreatie, wonen, werken en zorg van belang is voor de plattelandseconomie, biedt de provincie ruimte voor menging van deze functies.

 

Afweging

In het plangebied is geen ontwikkelingsruimte voor de agrarische sector. Er bevinden zich twee kleine agrarische percelen in het plangebied die extensief worden gebruikt. De gronden worden omringd door landschappelijk groen en natuurterreinen en zijn bestemd met 'Agrarisch met waarden - Landschappelijke waarden' en 'Agrarisch met waarden - Landschappelijke- en natuurwaarden'. Rondom de Kraaijenbergse Plassen heeft de agrarische sector feitelijk geen plaats meer.

 

4.4.2 Waterveiligheid door preventie

Om Noord-Brabant te beschermen voor overstromingen vanuit de grote rivieren kiest de provincie, mede gebaseerd op het advies van de Deltacommissie, voor waterveiligheid door preventie. Dit heeft de voorkeur boven gevolgbeperkende maatregelen als compartimentering en noodoverloopgebieden. Dit betekent dat de provincie streeft naar een vergroting van de watervoerende capaciteit van het winterbed in combinatie met het concept van de doorbraakvrije dijk. Voor de verruiming van de grote rivieren op lange termijn zijn een aantal gebieden gereserveerd (lange termijn reservering winterbed).

 

Afweging

De Kraaijenbergse Plassen gelegen in het plangebied worden niet gebruikt als waterberging of (nood)overloopgebied voor de Maas. Bij hoog water wordt de sluis tussen de Maas en de plassen gesloten ter bescherming van het achterliggende gebied.

 

Het Waterschap Aa en Maas is verantwoordelijk voor de primaire waterkering van de Maas ter hoogte van het plangebied. Een klein deel van het invloedsgebied van de waterkering ligt in het plangebied.

Ter bescherming is de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering' opgenomen met beperkte bouw- en gebruiksmogelijkheden. Er geldt een bouwverbod waarvan slechts onder voorwaarden ontheffing kan worden verleend. Tevens zijn bepaalde werken en werkzaamheden verboden, zoals het planten van diepwortelende bomen. Stelregel is dat het belang van de waterkering voorgaat op de overige bestemmingen.

 

4.4.3 Recreatieve voorzieningen

De provincie kiest bij de ontwikkeling van nieuwe bovenregionale detailhandels- en leisurevoorzieningen voor goed bereikbare locaties, zowel met de auto, fiets als het openbaar vervoer. Dit betekent dat deze voorzieningen zich kunnen ontwikkelen in hoogstedelijke zones in het stedelijk concentratiegebied. Bezoekersintensieve recreatieve voorzieningen zijn ook op goed ontsloten plekken mogelijk.

 

Afweging

De Kraaijenbergse Plassen vormen een groot recreatief watergebied in combinatie met de ontwikkeling van nauurwaarden. Vanaf de rijksweg A73 gezien wordt in afnemende mate ruimte geboden aan intensieve recreatieve voorzieningen. De plassen zijn over de weg goed ontsloten via de rijksweg A73 (afslag Cuijk) en de provinciale weg N321 (Beersebaan). De Maas vormt als hoofdvaarweg een goede ontsluiting via het water. De combinatie van aanwezige hoofdontsluitingswegen, de Maas en de plassen, maakt het gebied geschikt voor recreatieve voorzieningen.

 

In 2011 heeft de gemeenteraad van Cuijk de 'Plassennotitie Kraaijenbergse Plassen' vastgesteld. Samen met de 'verordening Kraaijenbergse Plassen' wordt richting gegeven aan het huidige gebruik en de gewenste ontwikkeling van het plassengebied als recreatief gebied. Meer informatie vindt u in de paragraaf 'Notitie Plassengebied Cuijk'.

 

4.4.4 Beleefbaarheid vanaf hoofdinfrastructuur

De infrastructuur is belangrijk voor de beleving van de openbare ruimte van Noord-Brabant. De provincie vindt het daarom belangrijk dat ontwikkelingen langs het hoofdwegennet bijdragen aan de identiteit en de kwaliteit van Noord-Brabant. De grote steden van Noord-Brabant ontwikkelen hoogstedelijke zones langs de internationale verbindingen. Dat kan aan beide zijden van de hoofdwegen of er over heen.

 

Langs de overige hoofdinfrastructuurverbindingen in het stedelijk concentratiegebied wil de provincie dat verstedelijking zich niet aan beide zijden van de hoofdwegen presenteert. Hierdoor worden de contrasten binnen stedelijke concentratiegebieden versterkt.

In het landelijk gebied wil de provincie geen verdere groei van verstedelijking langs hoofdwegen. Daar is het doel juist de identiteit van het landschap dat de (hoofd)weg doorsnijdt optimaal beleefbaar te maken. Het gaat daarbij zowel om de inrichting van de (hoofd)weg zelf als het landschap dat aan de (hoofd)weg grenst.

 

Afweging

De rijksweg A73 is een hoofdinfrastructuurverbinding in een stedelijk concentratiegebied. De Kraaijenbergse Plassen liggen aan de westzijde van de rijksweg en worden niet als stedelijk gebied ingericht: dat gebeurt aan de oostzijde waar stedelijk Cuijk zich uitbreid. Ter plaatse van de (buiten dit bestemmingsplan gelegen) ontwikkelingen 'Waterpark Dommelsvoort' en 'Hotel Fitland' komen geluidwerende voorzieningen waardoor het uitzicht zal verminderen. Ter plaatse van de camping 'Op den Drul' is al een geluidwerende voorziening aanwezig. Ten noorden van deze camping is er vrij uitzicht op het plassengebied.

 

De provinciale weg N321 is een hoofdweg die ten zuiden van de plassen ligt. Bij het dorp Beers is vanaf de weg een directe doorkijk op de plassen. Het huidige agrarische gebied 'Dommelsvoort' zal in de toekomst bebouwd worden met 'Waterpark Dommelsvoort'.

 

4.5 Verordening ruimte Noord-Brabant

 

In de Verordening ruimte staan regels waarmee een gemeente rekening moet houden bij het ontwikkelen van bestemmingsplannen. De onderwerpen die in de verordening staan, komen uit de provinciale structuurvisie. Daarin staat welke belangen de provincie wil behartigen en hoe ze dat wil doen. De verordening is daarbij een van de manieren om die provinciale belangen veilig te stellen.

 

De volgende onderwerpen uit de Verordening zijn van toepassing in het plangebied:

  1. Ruimtelijke kwaliteit

  2. Stedelijke ontwikkeling

  3. Ecologische hoofdstructuur

  4. Water

  5. Groenblauwe mantel

  6. Aardkunde en cultuurhistorie

  7. Agrarisch gebied

  8. Intensieve veehouderij

  9. Niet-agrarische ruimtelijke ontwikkelingen

 

4.5.1 Ruimtelijke kwaliteit

In de Verordening ruimte is geregeld dat ruimtelijke ontwikkelingen in het landelijk gebied bij moeten dragen aan het behoud en de verbetering van de aanwezige ruimtelijke kwaliteit. Deze zorgplicht voor ruimtelijke kwaliteit is een harde voorwaarde voor ontwikkelingen en moet aantoonbaar en fysiek uitvoerbaar zijn.

 

Afweging

In het bestemmingsplan is een regeling opgenomen inhoudende dat de inhoud van een (bedrijfs)woning maximaal 750 m³ mag zijn. Deze regeling is overgenomen uit het recente bestemmingsplan 'Buitengebied 2010'. In een reactieve aanwijzing hebben Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant geschreven dat deze verruiming van de inhoud van 600 m³ naar 750 m³ een ruimtelijke ontwikkeling is, waarbij landschappelijke kwaliteitsverbetering een voorwaarde is. In het beroepschrift van de gemeenteraad d.d. 27 januari 2012 is uiteengezet waarom de verruiming van de inhoud van bestaande woningen door de gemeente niet als ruimtelijke ontwikkeling wordt gezien. In dezelfde lijn geldt voor onderhavig bestemmingsplan:

 

  1. Het onderscheid tussen bedrijfswoningen en burgerwoningen is losgelaten. In het bestemmingsplan 'Beerse Overlaat' is de maximale inhoudsmaat voor bedrijfswoningen 750 m³ en voor burgerwoningen maximaal 450 m³. In de 'partiële herziening van de bestemmingsplannen Beerse Overlaat, Buitengebied Cuijk 1998 en Buitengebied Haps' was de inhoudsmaat voor burgerwoningen reeds verhoogd naar 600 m³.

  2. Verruiming van de inhoud van 600 m³ naar 750 m³ heeft ruimtelijk gezien betrekkelijke gevolgen. De extra ruimte is maximaal 150 m³. Ter illustratie: een uitbreiding van een woning met een oppervlakte van 45 m² en een hoogte van 3,5 m² is reeds meer dan 150 m³. De ruimtelijke impact is dus zeer marginaal, mede ook voor de beleving van de het landschap met de daarin aanwezige bebouwing.

  3. Het Bouwbesluit is enkele jaren geleden gewijzigd. Er is onder meer bepaald dat de vrije hoogte in de verblijfsruimten is verhoogd naar minimaal 2,60 meter. Dit betekent dat meer m³ inhoud moet worden gebouwd bij een gelijke oppervlakte. Daarnaast is in het bestemmingsplan bepaald dat de onderzijde van de begane grondvloer onderdeel uitmaakt van de inhoud van de woning. De verruiming van de toegestane inhoudsmaat heeft derhalve gedeeltelijk betrekking op m³ die niet leiden tot een verruiming van de oppervlakte van de woning.

 

Het vergroten van een woning leidt niet tot een aantasting van de huiskavel met de tuin, waardoor aanvullende eisen rond een landschappelijke inpassing vereist zou zijn. De uitbreidingsmogelijkheid van een woning is een ontwikkeling met geen, een verwaarloosbare of zeer geringe impact. De verruiming van de regeling is geen ruimtelijke ontwikkeling waarvoor kwaliteitsverbetering van het landschap van toepassing is.

 

Het bestemmingsplan bevat geen andere uitbreidingsmogelijkheden waarbij verbetering van de ruimtelijke kwaliteit aan de orde is.

 

4.5.2 Stedelijke ontwikkeling

Op de kaart 'Stedelijke ontwikkeling' is Linden opgenomen als kern in het landelijk gebied. Het weergegeven gebied van Linden is kleiner dan opgenomen in het bestemmingsplan 'Kern Linden 2006'. Het betreft kleine oppervlakten, meestal weides bij woningen aan de rand van het dorp.

 

Afweging

In het plangebied wordt geen ruimte geboden aan stedelijke ontwikkeling. De aanwezige woningen in het plangebied worden beschouwd als bestaande woningen in het buitengebied. In de regels is daarom aansluiting gezocht bij de bestemming 'Wonen' uit het bestemmingsplan 'Buitengebied 2010'.

 

4.5.3 Ecologische hoofdstructuur

De ecologische hoofdstructuur (hierna: EHS) is een netwerk van natuurgebieden en verbindingszones. Planten en dieren kunnen zich zo van het ene naar het andere gebied verplaatsen. Op plekken waar gaten in het netwerk zitten, legt de provincie nieuwe natuur aan.

De EHS is in de eerste plaats belangrijk als netwerk van leefgebieden voor veel planten en dieren. Robuuste leefgebieden voor planten en dieren zijn nodig om soorten van uitsterven te behoeden. Maar de EHS is er ook voor mensen die willen genieten van de schoonheid van de natuur.

 

Afweging

Het plangebied ligt deels in de EHS en de groenblauwe mantel. De EHS ligt aan de westzijde van het plassengebied en betreft alleen de oevers en droge gronden: de plassen in het plangebied maken geen deel uit van de EHS. In het bestemmingsplan zijn de natuurlijke oevers en -gronden beschermd met de bestemming 'Natuur'. Een groot deel van de EHS-gronden is in eigendom en beheer bij de Stichting Het Noordbrabants Landschap. Deze stichting draagt zorg voor het behoud, de versterking en ontwikkeling van het typische Maasheggenlandschap ter plaatse.

 

De locatie De Riet ligt in de EHS en wordt een nieuwe ontgronding, gericht op een specifieke grondsoort. Nadat deze is verwijderd, wordt andere grond teruggebracht en het gehele gebied ingericht als natuurterrein. De Riet wordt geen nieuwe Plas, maar blijft 'droog'. In het bestemmingsplan zijn de bestemmingen 'Verkeer - Voorlopig' en 'Natuur - Voorlopig' opgenomen om eerst de ontgronding mogelijk te maken, en daarna de inrichting als natuurterrein.

 

4.5.4 Water

De Verordening ruimte strekt ertoe dat een aantal wateronderwerpen in gemeentelijke bestemmingsplannen worden opgenomen. De wateronderwerpen in de Verordening ruimte zijn een nadere uitwerking van het Provinciaal Waterplan 2010-2015:

  1. natte natuurparels inclusief beschermingszones;

  2. regionale waterberging en reserveringsgebieden voor waterberging;

  3. hoogwaterbescherming (winterbed en primaire waterkeringen);

  4. ruimte voor behoud en herstel van watersystemen;

  5. beschermingszones voor grondwaterwinningen voor de openbare watervoorziening.

 

Afweging

In het kader van dit bestemmingsplan spelen het tweede en derde wateronderwerp een rol.

 

Aan de westzijde ligt een klein deel van het plangebied in de zone 'langetermijnreservering winterbed'. Het betreft de dam tussen Plas 4 en Plas 5 (natuurplas). In deze zone is nieuw ruimtebeslag voor samenhangende ruimtelijke structuren van stedelijke functies niet toegestaan. In het bestemmingsplan zijn de gronden bestemd voor 'Natuur' en is er feitelijk een naturistenstrand aanwezig. Het naturistennstrand is kleinschalig en zonder voorzieningen aangelegd en wordt beschouwd als extensief recreatief medegebruik.

 

Aan de noordzijde, ter hoogte van Plas 3, ligt een klein deel van het plangebied in de 'primaire waterkering en beschermingszone' van de Maas. Het Waterschap Aa en Maas is verantwoordelijk voor de primaire waterkering. Ter bescherming is de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering' opgenomen met beperkte bouw- en gebruiksmogelijkheden. Er geldt een bouwverbod waarvan slechts onder voorwaarden kan worden afgeweken. Tevens zijn bepaalde werken en werkzaamheden verboden, zoals het planten van diepwortelende bomen. Stelregel is dat het belang van de waterkering voorgaat op de overige bestemmingen.

 

4.5.5 Groenblauwe mantel

De gronden aan de noordzijde van de plassen en een aantal gronden aan de westzijde liggen in de groenblauwe mantel. De Verordening ruimte hecht in de groenblauwe mantel waarde aan het behoud, herstel of duurzame ontwikkeling van het watersysteem en de eoclogische en natuurlijke waarden en kenmerken van het gebied. In het bestemmingsplan moeten regels worden opgenomen ter bescherming van de ecologische, landschappelijke en hydrologische waarden en kenmerken van het gebied.

 

Afweging

De gronden in de groenblauwe mantel vallen in de bestemmingen 'Agrarisch met waarden - Landschaps- en natuurwaarden', 'Natuur' en 'Groen'. De bestemmingen zijn gebaseerd op het bestemmingsplan 'Buitengebied 2010'. De agrarische bestemming is gericht op agrarische doeleinden en het behoud, herstel en ontwikkeling van de landschaps- en natuurwaarden. Het betreft gronden zonder bouwvlak, waar alleen beperkt bouwwerken geen gebouw zijnde zoals hekwerken mogen worden gebouwd. Alleen in deze bestemming is de groenblauwe mantel specifiek opgenomen met de gebiedsaanduiding 'groenblauwe mantel'.

 

In de bestemmingen 'Natuur' en 'Groen' zijn de doeleinden van de groenblauwe mantel afdoende beschermd in de bestemmingsomschrijving en gebruiksregels.

 

4.5.6 Aardkunde en cultuurhistorie

De aardkundige waarden die binnen de provincie aanwezig zijn, verdienen specifieke aandacht vanwege de onvervangbaarheid van de aanwezige waarden. Het gaat om 40 waardevolle aardkundige gebieden die zijn opgenomen op de Aardkundig Waardevolle Gebiedenkaart (GS, 20-11-2004).

 

Op de Cultuurhistorische Waardenkaart 2012 wordt aandacht gevraagd voor cultuurhistorische waarden in het buitengebied. Er wordt onderscheid gemaakt tussen complexen van cultuurhistorisch belang, archeologische landschappen, cultuurhistorische vlakken en cultuurhistorische landschappen.

 

Afweging

Aan de westzijde van het plangebied, ter hoogte van De Geest 8, ligt een aardkundig waardevol gebied. Deze gronden liggen in de bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschaps- en natuurwaarden' en krijgen de functieaanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - aardkundig waardevol gebied'. In het bestemmingsplan is een omgevingsvergunning verplicht gesteld voor grondbewerkingen die tot permanente schade kunnen leiden. Het behoud, herstel en/of ontwikkeling van het aardkundig waardevolle gebied is vastgelegd in de bestemmingsomschrijving.

 

In het plangebied liggen geen complexen van cultuurhistorisch belang. In het plangebied komen wel archeologische landschappen, cultuurhistorische vlakken en cultuurhistorische landschappen voor. In alle gevallen geldt echter dat een zeer groot deel van het plangebied is ontgrond met de vernietiging van het archeologisch archief en landschap tot gevolg. De gebieden die niet zijn ontgrond zijn opgenomen in de gemeentelijke archeologische waardenkaart.

 

De cultuurhistorische waarden in het plangebied worden op verschillende manieren beschermd:

 

4.5.7 Agrarisch gebied

De gronden gelegen buiten het stedelijk gebied, de ecologische hoofdstructuur en de groenblauwe mantel zijn aangewezen als agrarisch gebied. Voor wat betreft het agrarisch gebied vraagt de provincie om in bestemmingsplannen aan te geven welke ontwikkelmogelijkheden er zijn voor de plattelandseconomie en in welke gebieden het agrarisch gebruik prevaleert. In het plangebied zijn ook de plassen opgenomen in het agrarisch gebied, al worden ze niet gebruikt voor agrarische activiteiten.

 

Afweging

In het plangebied liggen op vier locaties agrarische gronden zonder bouwvlak. De vijfde locatie herbergt een paardenhouderij met bouwvlak, die de functieaanduiding 'paardenhouderij' heeft gekregen. De locaties op het schiereiland Linden hebben de bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden' gekregen. De locatie bij De Geest 8 heeft de bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschaps- en natuurwaarden' gekregen.

 

4.5.8 Intensieve veehouderij

De intensieve veehouderij moet worden gereguleerd. Daartoe is een integrale zonering opgenomen bestaande uit extensiveringsgebieden, verwevingsgebieden en landbouwontwikkelingsgebieden. Met de integrale zonering wordt beoogd de intensieve veehouderij zodanig te herstructureren dat de milieubelasting op natuurgebieden afneemt en het aantal stankgehinderden in en rond kernen wordt teruggebracht.

 

Afweging

Het plangebied ligt in een extensiveringsgebied. Drie van de agrarische bedrijven, waaronder de paardenhouderij, liggen op het schiereiland Linden en zijn extensieve agrarische bedrijven. Het vierde agrarische bedrijf ligt aan De Geest 8 en is een intensieve varkenshouderij. Het bouwvlak en alle gebouwen liggen echter buiten het plangebied in het bestemmingsplan 'Buitengebied 2010'. In het plangebied liggen alleen weidegronden met de bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschaps- en natuurwaarden'.

 

4.5.9 Niet-agrarische ruimtelijke ontwikkelingen

Om de ruimte voor de agrarische sector ook naar de toekomst te bewaren, is het wenselijk strijdige functies te beperken. Diverse niet-agrarische activiteiten zijn onder voorwaarden toegestaan in de agrarische gebieden en de groenblauwe mantel.

 

Afweging

In het plangebied komen alleen op het schiereiland Linden niet-agrarische activeiten voor in de vorm van recreatie en wonen. De recreatieve voorziening aan de Eindsestraat 22 te Linden is planologisch mogelijk gemaakt in het bestemmingsplan 'Kraaijenbergse Plassen, Eindsestraat 22'. De vigerende regeling is overgenomen in de bestemming 'Recreatie'. De woningen aan de Eindsestraat, De Berg en D'n Drul zijn bestaande woningen met planologische regelingen in de vigerende bestemmingsplannen. De woningen krijgen de positieve bestemming 'Wonen' in het bestemmingsplan.

 

4.6 Notitie Plassengebied Cuijk

 

De Notitie Plassengebied Cuijk wil een beeld geven van de Kraaijenbergse Plassen en de Heeswijkse Plas nu en in de (nabije) toekomst. Aan de hand van bestaande beleidsdocumenten (Verordening ruimte, bestemmingsplannen, ontgrondingvergunningen, uitwerkingsplannen oevers) zal duidelijk worden welke keuzes al gemaakt zijn en hoe deze vertaald zijn en worden in de inrichting van de plassen. De huidige inrichting geeft een uitgangssituatie en ook de reeds gemaakte afspraken met ondernemers hebben invloed op de toekomst van het gebied. De ruimtelijke consequenties van de door het college gemaakte afspraken worden in beeld gebracht. Daarbij is aangegeven welke bedrijfsmatige activiteiten voortkomen uit overeenkomsten met de ontgronder. Tevens is een overzicht opgenomen van plannen van ondernemers waar uitvoering aan wordt gegeven of waar in ieder geval een principebesluit voor is genomen.

 

Afweging

De plassen 2, 3, 4, 7 (deels) en 8 (deels) liggen in het plangebied. De overige plassen zijn opgenomen in andere bestemmingsplannen. De plassen zijn gevormd door bedrijfsmatige ontgrondingen die in een afrondende fase zijn.

 

 [image]

Overzichtskaart Notitie Kraaijenbergse Plassen

 

Plas 2, 3 en 4

Op de noordoever is alleen extensieve recreatie toegestaan. Hier zijn geen initiatieven van

ondernemers mogelijk. De kwaliteit van het gebied kan mogelijk nog worden verbeterd door de aanleg

van meer wandel- en fietspaden, aangevuld met een wandelroutenetwerk.

De deels buiten het plangebied gelegen zuidoevers van plas 2 en 3 op het schiereiland Linden bieden mogelijkheden voor dag- en verblijfsrecreatie. Deze zijn beide reeds aanwezig op de zuidoevers van de plassen 2 en 3 in de vorm van camping Het Loo en Jachthaven Brasker.

 

In Plas 4 heeft de ontgronder een permanent grinddepot. Het grinddepot is planologisch verankerd in het bestemmingsplan 'Kraaijenbergse Plassen, grinddepot Plas 4'. Tot drie jaar na de zandwinning mag in Plas 4 ook zand worden opgeslagen en verwerkt: daarna alleen grind. De locatie en dit specifieke bedrijfsmatige gebruik met voorzieningen van de plassen is vastgelegd met de functieaanduiding 'opslag'. In de bestemming 'Water - Recreatie' is opgenomen dat beroepsscheepvaart in relatie tot de ontgrondingen en het grinddepot is toegestaan.

 

Plas 7 en 8

Op de westoever en noordoever (schiereiland Linden) is alleen extensieve recreatie mogelijk. Initiatieven van toeristische ondernemers passen hier niet. Deze gronden hebben de bestemming 'Natuur' gekregen waarin alleen extensief recreatief medegebruik is toegestaan.

De zuidoever ligt buiten het plangebied en vormt een overgangsgebied van extensieve recreatie aan de westkant naar een gebied met intensieve recreatie in Dommelsvoort. De recreatieve poort De Bungelaar zal de overgang van extensief naar intensief vormen.

 

De oostoever van Plas 7 sluit via de Steegstraat aan op Plas 8. Aan de Steegstraat worden geen nieuwe initiatieven mogelijk gemaakt. In Plas 8 is de noordkant bestemd voor een natuurlijke invulling met mogelijkheden voor extensieve recreatie (zoals wandelen, fietsen, vissen). De Steegstraat en en de aansluitende noordoevers krijgen de bestemming 'Natuur' met de mogelijkheid voor extensief recreatief medegebruik. Aan de oostzijde biedt de oever kansen maar ook beperkingen door het geluid. Aan de gronden is de bestemming 'Groen' gegeven, met de mogelijkheid tot extensief recreatief medegebruik. Aan de zuidkant van Plas 7/8 gelegen buiten het plangebied is het waterrecreatiepark Dommelsvoort gepland. Hier is plek voor intensieve recreatie. Nieuwe initiatieven dienen aansluiting te vinden bij dit project.

 

Ten westen van Plas 7 is het gebied De Riet aangewezen voor specie-uitwisseling. Specie-uitwisseling is een proces waarbij eerst industriezand wordt weggehaald en vervolgens ophoogzand wordt teruggespoten. De specie-uitwisseling in De Riet is reeds planologisch verankerd in het bestemmingsplan 'Kraaijenbergse Plassen, De Riet'. In De Riet kan tot uiterlijk 31 december 2014

industriezand worden gewonnen; daarna vindt tot uiterlijk 31 december 2015 nog de afwerking van het

gebied plaats. In onderhavig bestemmingsplan zijn de bestemmingen 'Verkeer - Voorlopig' en 'Natuur - Voorlopig' opgenomen om eerst de ontgronding mogelijk te maken, en daarna de inrichting als natuurterrein.

 

4.7 Verordening Kraaijenbergse Plassen en Heeswijkse Plas

 

In de Verordening Kraaijenbergse Plassen en Heeswijkse Plas zijn regels opgenomen over het gebruik van de plassen. In de verordening zijn een aantal ruimtelijke maatregelen opgenomen die mogelijk in het bestemmingsplan vastgelegd moeten of kunnen worden.

 

Artikel 1: begripsomschrijvingen. Voor zover van toepassing zijn deze omschrijvingen overgenomen in het bestemmingsplan.

 

Artikel 11: Ongeklede openbare recreatie. Het betreft het nudistenstrand op de dam tussen Plas 4 en 5. Het strand is niet apart bestemd, maar wordt beschouwd als extensief recreatief medegebruik in de bestemming 'Natuur'.

 

Artikel 13: Verbod innemen ligplaats. Het begrip 'ligplaats' wordt in de verordening breed uitgelegd als 'een gedeelte binnen het gebied dat bestemd of geschikt is om door een vaartuig te worden ingenomen'. Een ligplaats kan liggen in het open water (voor anker gaan) en aan een steiger of daarmee te vergelijken constructie (afmeren). In het plangebied ligt een aanlegsteiger bij de recreatieve voorziening aan de Eindsestraat 22 te Linden in de bestemming 'Recreatie'.

 

Artikel 15: Veiligheid op wateren en oeverstroken. Het graven van putten of kuilen of het anderszins beschadigen van de grasmat, beplanting, oevers, werken of gronden is verboden. Voor het verwijderen of rooien van bos-, natuur- en landschapselementen en ander opgaand houtgewas zonder agrarische productiefunctie is een omgevingsvergunning (aanlegstelsel) opgenomen.

 

4.8 Landschapsontwikkelingsplan Cuijk 2011-2021

 

Om de kwaliteit van de omgeving te behouden of te versterken is het Landschapsontwikkelingsplan Cuijk 2011-2021 (hierna: LOP) opgesteld. Het LOP is een goed afwegingskader voor ontwikkelingen in het landschap en maakt kwaliteit 'toetsbaar'. Het is niet dwingend, maar geeft wel duidelijk een richting voor het versterken of verbeteren van de kwaliteit van de omgeving.

 

In het LOP worden vier landschappen benoemd die kenmerkend zijn voor de gemeente Cuijk. Het plangebied ligt in het maasdallandschap en het oeverwallenlandschap. In de omgeving van De Geest en het schiereiland Linden is sprake van reliëf in de vorm van een terrasrestrug of dekzandrug. De agrarische gronden bij De Geest 8 hebben daarom de functieaanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - aardkundig waardevol gebied' gekregen. In het bestemmingsplan is een omgevingsvergunning verplicht gesteld voor grondbewerkingen die tot permanente schade kunnen leiden aan het reliëf. Het behoud, herstel en/of ontwikkeling van het aardkundig waardevolle gebied is vastgelegd in de bestemmingsomschrijving.

 

In de landschapsvisie ligt het plangebied in deelgebied 1: stad en water aan de Maas. Aandachtspunten zijn:

  1. het behoud, herstel en aanplant heggen; en

  2. zicht op Kraaijenbergse Plassen.

 

Afweging

In het agrarische gebied ten westen en noorden van de Kraaijenbergse Plassen wordt ingezet op het behoud, herstel en aanplant van maasheggen. De cultuurhistorische, landschappelijke en natuurlijke waarden van de maasheggen is erg groot. In het bestemmingsplan wordt in de diverse bestemmingen het behoud, herstel en ontwikkeling van natuurlijke- en landschappelijke waarden mogelijk gemaakt.

 

Het zicht op de Kraaijenbergse Plassen vanaf de noordelijke oever kan versterkt worden door beplanting te verwijderen. Door de nieuwe maasheggen zorgvuldig in te plannen kunnen beide doelstellingen bereikt worden. Voor het verwijderen of rooien van bos-, natuur- en landschapselementen en ander opgaand houtgewas zonder agrarische productiefunctie is een omgevingsvergunning (aanlegstelsel) opgenomen.

 

4.9 Nota 'Dás pas leven in Cuijk' (2003)

 

In de Integrale dassennota Cuijk ‘Dás pas leven in Cuijk’ (Geraeds et al 2003) wordt een aantal voorgenomen (stedelijke) ontwikkelingen in het perspectief van het duurzaam in stand houden en versterken van een levensvatbare dassenpopulatie in de gemeente Cuijk geplaatst. Uitgangspunt hierbij is dat rode ontwikkelingen in de komende periode ook een kwaliteitsimpuls betekenen voor de groene ruimte en in het bijzonder voor de das als vertegenwoordiger van die waarden. De nota zet de toekomstige stedelijke ontwikkeling van de gemeente af tegen de duurzame aanwezigheid en ontwikkeling van een levensvatbare populatie van de das.

 

Er staan voorstellen in om de voor de das belangrijke gebieden in samenhang veilig te stellen en optimaal in te richten. Zo ontstaan goede uitwisselingsmogelijkheden tussen de verschillende dassenfamilies in het Land van Cuijk. De dassennota plaatst een aantal ontwikkelingen in het perspectief van het duurzaam in stand houden en versterken van een levensvatbare dassenpopulatie in de gemeente Cuijk. Dit betekent goede uitwisselingsmogelijkheden met andere populaties in het Land van Cuijk en aan de andere zijde van de Maas. De daarvoor benodigde maatregelen zijn uitgewerkt in een groen uitvoeringsprogramma dat in belangrijke mate is gerelateerd aan de realisatie van de voorgenomen ontwikkelingen. Voor verschillende deelgebieden is een strategie uiteengezet hoe de landschappelijke structuur is gewenst. Er zijn actiegebieden aangewezen waarin de das in hogere dichtheden (gaan) voorkomen. Een daarvan is de zogenaamde ‘dassencorridor’. Deze loopt globaal van oost naar west tussen de kernen Cuijk, Haps en het nieuwe regionale bedrijventerrein.

 

Afweging

In het plangebied wordt het leefgebied van de das beschermd tegen permanente verstoring van gronden en beplanting. Binnen de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - dassen' is voor mogelijk verstorende werken en werkzaamheden in het agrarisch gebied een omgevingsvergunning nodig.

 

4.10 Monumentale Bomennota Cuijk 2009-2019

 

De Monumentale Bomennota Cuijk 2009-2019 stelt de uitgangspunten vast voor het opstellen van een monumentale bomenlijst, dient ter voorkoming van het verstoren van de groeimogelijkheden van de boom en dient om ontwikkelingen tegen te gaan die de standplaatsen van de boom nadelig beïnvloeden. Daarnaast wil de gemeente de ontwikkeling van een duurzame, vitale en herkenbare boombeplanting in de gemeente stimuleren. Ter bescherming van de monumentale bomen, is een lijst opgesteld. De bomen van deze lijst worden vervolgens positief bestemd in de bestemmingsplannen. Hiermee krijgen deze bomen een feitelijke, fysieke en juridische bescherming.

 

In het bestemmingsplan wordt naast de standplaats van de boom, ook de kwaliteit van de groeiplaats beschermd. De omvang van de groeiplaats betreft de maximaal te bereiken kruindiameter met inbegrip van een extra afstand van 2,00 meter. In de regels van het bestemmingsplan worden deze beschermende bepalingen opgenomen, onder andere door aan te geven dat het verboden is te bouwen binnen deze groeiplaats. Bovendien mogen monumentale bomen niet gekapt worden zonder omgevingsvergunning.

 

Afweging

In het plangebied staan diverse monumentale bomen. Op de verbeelding zijn deze monumentale bomen opgenomen en voorzien van de gebiedsaanduiding ‘monumentale boom’, waardoor de bomen beschermd worden. In de praktijk is gebleken dat het bepalen van de maximale kruindiameter per boom erg moeilijk is. Daarom is gekozen om uit te gaan van een maximaal te bereiken kruindiameter van 20,00 meter, oftewel een straal van 10,00 meter. In de regels wordt de mogelijkheid opgenomen om de groeiplaats te ‘verkleinen’ als aangetoond wordt dat de kruindiameter niet de volle 20,00 meter kan bereiken.

 

 

4.11 Beleidsnotitie 'Bebouwingsconcentraties voor kwaliteitsverbetering in het buitengebied' (2009)

 

Deze beleidsnotitie dient als gemeentelijke uitwerking van het ‘Nota Buitengebied in Ontwikkeling’ van de provincie Noord-Brabant. Het omvat een gebiedsgerichte visie, die benut kan worden als ontwikkelingskader voor concrete initiatieven. De daarbij beoogde kwaliteitswinst (onder andere sloop, gewenste beeldkwaliteit en landschappelijke inpassing) dient de gemeente vast te leggen in afwijkingen en wijzigingsplannen, partiële bestemmingsplanherzieningen en eventueel privaatrechtelijke overeenkomsten. De notitie dient als inspiratiekader, ontwikkelingskader en toetsingskader voor ruimtelijke initiatieven in bebouwingsconcentraties, welke via een aparte planologische procedure kunnen worden afgewikkeld. Het is dus richtinggevend. Vanuit dit ‘basisproduct’ zal dus voor de initiatieven maatwerk plaats moeten vinden. In deze beleidsnotitie zijn de bebouwingsconcentraties nader begrensd en uitgewerkt.

 

De meer kwantificeerbare zaken (bijvoorbeeld de mogelijkheden voor hergebruik) worden doorvertaald in de regels van het bestemmingsplan buitengebied. Voor zaken als het toevoegen van nieuwe functies en nieuw bouwvolume zullen separate planologische procedures worden gevoerd. Dit omdat op dit moment nog niet helder is of, waar en welke exacte ontwikkelingen in de bebouwingsconcentraties plaats zullen vinden. Op dat moment kunnen tevens eventuele noodzakelijke onderzoeken worden verricht.

 

[image] Bebouwingsconcentratie Linden

 

Afweging

Aan de westzijde van Linden ligt een bebouwingsconcentratie die op de verbeelding is weergegeven met de gebiedsaanduiding 'bebouwingsconcentratie'. In de regels is opgenomen dat binnen deze gebiedsaanduiding ruimte wordt gegeven aan statische opslag en nevenfuncties en/of verbrede landbouw. Concreet raken de regels alleen de paardenhouderij aan de Eindsestraat 10 te Linden.

 

4.12 Dorpsontwikkelingsplan Linden

 

Bij de ontwikkeling van het dorpsontwikkelingsplan Linden zijn zoveel mogelijk Lindenaren uitgenodigd om mee te denken en te praten over de huidige en toekomstige leefbaarheid van hun dorp. Een dorpsontwikkelingsplan (hierna: dop) kijkt vooruit en geeft antwoord op de vraag hoe de inwoners het leven in hun dorp beoordelen en wat zíj vinden van de verdere ontwikkeling van hun dorp. Een dop doet tevens voorstellen voor acties die de leefbaarheid van het dorp bevorderen.

 

Het dorp Linden wordt omringd door het plangebied, maar maakt geen onderdeel uit van onderhavig bestemmingsplan. In het dop zijn acht actiepunten voor de langere termijn benoemd:

  1. Ontbreken van woonmogelijkheden voor jongeren

  2. Het kunnen blijven wonen van ouderen

  3. Betrokken worden bij de verdere inrichting van de plassen na het vertrek van de zandzuigers

  4. In stand houding van de ontmoetingsruimte

  5. Informatie over openbaar vervoer

  6. Geluidsoverlast A73

  7. Ondernemersklimaat een kans geven

  8. Een leefbaar Linden in de toekomst

 

1/2) Woonmogelijkheden jongeren en ouderen

De mogelijkheden voor woningbouw zijn vastgelegd in het bestemmingsplan 'Kern Linden 2006'. In het plangebied worden geen nieuwe mogelijkheden voor woningbouw opgenomen. Het bestemmingsplan "Mantelzorgbeleid' is verwerkt in de regels van onderhavig bestemmingsplan. Daarmee wordt onder voorwaarde ruimte geboden aan tijdelijke huisvesting ten behoeve van mantelzorg.

 

3) Inrichting plassen na ontgronding

De ontgrondingen rondom Linden zijn al geruime tijd afgerond. De zuidelijke oevers, inclusief De Steegstraat, hebben in overleg met de bewoners van Linden een natuurlijke of landschappelijke inrichting gekregen. In het bestemmingsplan zijn de gronden bestemd als 'Natuur' of 'Groen'. Op de noordelijke oever is ruimte geboden aan een recreatieve inrichting bij Huize Linden, Jachthaven Brasker, camping Het Loo en het openbare strand. Alleen Huize Linden en het openbare strand liggen in het plangebied, de overige recreatieve voorzieningen worden in aparte bestemmingsplannen vastgelegd. Huize Linden heeft de bestemming 'Recreatie' gekregen. Het openbare strand ligt in de bestemming 'Groen'.

 

4) Ontmoetingsplaatsen

De ontmoetingsplaats De Burcht ligt buiten het plangebied. De mogelijkheid van een tennisbaan wordt als nihil gezien. Voor de dagrecreanten biedt het bestemmingsplan mogelijkheden voor kleinschalige voorzieningen voor extensief recreatief medegebruik. Hier vallen permanente horeca-vestigingen niet onder, maar wel bijvoorbeeld picknickplaatsen.

 

5) Informatie openbaar vervoer

Niet van toepassing op onderhavig bestemmingsplan.

 

6) Geluidsoverlast A73

De rijksweg A73 ligt buiten het plangebied, maar wel tegen de plangrens aan. De rijksweg wordt opgenomen in het in voorbereiding zijnde bestemmingsplan "Cuijk, Heeswijkse Kampen". In de bestemming 'Verkeer' van dat bestemmingsplan worden geluidwerende voorzieningen planologisch mogelijk gemaakt, dus ook aan de westzijde van de snelweg. In het plangebied van bestemmingsplan "Kraaijenbergse Plassen" worden geen geluidwerende voorzieningen mogelijk gemaakt in de bestemmingen grenzend aan de snelweg, met uitzondering van een geluidwal ter plaatse van camping op den Drul. Vanaf camping Op den Drul naar het zuiden worden geluidwerende voorzieningen aangelegd in combinatie met de aldaar geplande recreatieve voorzieningen (aparte bestemmingsplannen).

 

7) Ondernemersklimaat

In het bestemmingsplan is het werken aan huis in een aparte regeling opgenomen. Hiermee wordt beoogd op kleine en startende bedrijven een eerste uitvalsbasis te geven. Het wonen blijft ten alle tijde de hoofdfunctie, het bedrijf de ondergeschikte functie. In het bestemmingsplan zijn voorwaarden opgenomen om overlast voor de omgeving te voorkomen.

 

8) Leefbaar Linden in de toekomst

Niet van toepassing op onderhavig bestemmingsplan.

 

4.13 Prostitutiebeleid Cuijk 2001

 

Op 1 oktober 2000 is door een wijziging van het wetboek van Strafrecht het algemeen bordeelverbod opgeheven. Door de opheffing van het bordeelverbod is de weg vrijgemaakt voor een integraal gemeentelijk prostitutiebeleid door middel van een facetbestemmingsplan.

Op 9 juli 2001 is door de gemeenteraad van Cuijk het bestemmingsplan “Prostitutiebeleid Cuijk 2001” vastgesteld. Het prostitutiebeleid van de gemeente Cuijk komt voort uit het vastgelegde regionale beleid. De insteek is dat er geen nieuwe prostitutiebedrijven worden toegelaten in de gemeente.

 

In het plangebied is momenteel geen prostitutiebedrijf, seksinrichting, raamprostitutiebedrijf, escortbedrijf of sekswinkel gevestigd. Elders in de gemeente (buitengebied Haps) is reeds een dergelijk bedrijf gevestigd. Hiermee wordt voorzien in de vraag. In de Algemene Regels is een verbod opgenomen voor prositutie in allle vormen.

 

4.14 Speelautomatenhal

 

De gemeenteraad heeft besloten om geen nieuwe speelautomatenhallen toe te laten binnen de gemeente Cuijk. De reeds aanwezige speelautomatenhal aan de Grotestraat 14 te Cuijk krijgt als enige een positieve bestemming. In de Algemene Regels is een verbod opgenomen voor speelautomatenhallen en dergelijke.

 

 

Hoofdstuk 5 Uitvoeringsaspecten

 

 

5.1 Algemeen

 

Behalve de beleidskaders waarin de wenselijkheid van bepaald gebruik op bepaalde plaatsen is verwoord, speelt ook de feitelijke uitvoerbaarheid een belangrijke rol. Een plan wordt uitvoerbaar geacht als er geen onevenredige milieutechnische en fysieke belemmeringen zijn, het plan economisch uitvoerbaar is en de regels handhaafbaar zijn.

 

5.2 Milieuaspecten

 

Voor een goede milieukwaliteit moet de kwaliteit van bodem, water en lucht minimaal voldoen aan de (internationaal) geldende norm(en). De gezondheid van burgers moet beschermd worden tegen negatieve milieueffecten zoals geluidsoverlast. Om toekomstige kosten en maatschappelijke schade te voorkomen, moeten bij ruimtelijke en infrastructurele ontwikkelingen de milieueffecten worden afgewogen.

 

5.2.1 Lucht

Op 15 november 2007 is de Wet luchtkwaliteit in werking getreden. Het doel van de Wet luchtkwaliteit is het verbeteren van de luchtkwaliteit, zodat in 2015 aan de Europese eisen wordt voldaan en huidige belemmeringen voor gewenste ontwikkelingen zo veel mogelijk worden weggenomen. De kern van de Wet is het ‘Nationaal samenwerkingsprogramma luchtkwaliteit’ (NSL). Dit instrument wordt door de Rijksoverheid gecoördineerd en bevat de ruimtelijke ontwikkelingen die de luchtkwaliteit ‘in betekenende mate verslechteren èn maatregelen om de luchtkwaliteit te verbeteren.

 

Projecten die ‘niet in betekenende mate’ leiden tot een verslechtering van de luchtkwaliteit hoeven volgens de Wet luchtkwaliteit niet langer afzonderlijk te worden getoetst op de grenswaarde, tenzij een dreigende overschrijding van één of meerdere grenswaarden te verwachten is. De wetgever heeft de definitie van 'in betekenende mate' vastgelegd in een algemene maatregel van bestuur (AMvB), genaamd: “Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)”.

 

Projecten die de concentratie meer dan 3% van de grenswaarde van een stof verhogen, dragen in betekenende mate bij aan de luchtvervuiling. Voor fijn stof en stikstofdioxide betekent dit een maximale toename van 1,2 µg/m3. Deze 3%-grens is in een gelijknamige ministeriële regeling voor een aantal veel voorkomende ruimtelijke functies gekwantificeerd als:

  1. woningen: 1.500 woningen met één ontsluitingsweg;

  2. kantoren: 10 hectare bruto vloeroppervlak (bvo) met één ontsluitingsweg;

  3. landbouwinrichtingen: akkerbouw of tuinbouw met open teelt, teelt van eetbare gewassen in een gebouw of onverwarmde glastuinbouw ongeacht de omvang en verwarmde opstanden van glas of kunststof van maximaal 2 hectare;

  4. kinderboerderijen.

 

Dit laat onverlet dat burgers voldoende beschermd moeten worden tegen (tijdelijke) te hoge concentraties. Hiervoor is het noodzakelijk dat de luchtkwaliteit wordt betrokken in de afweging of er sprake is van ‘een goede ruimtelijke ordening’. Dit betekent dat de luchtkwaliteit ‘schoon’ genoeg moet zijn voor de functie die daar wordt toegelaten.

 

Afweging

In het plangebied worden geen projecten mogelijk gemaakt die de concentratie meer dan 3% van de grenswaarde van een stof verhogen. Uit recent onderzoek naar de gevolgen van de A73 op de luchtkwaliteit in het toekomstige recreatiepark Dommelsvoort, is gebleken dat geen grenswaarden worden overschreden (Windmill, 2008.049.11-2). De deels verhoogde ligging van de rijksweg, het open karakter van het omliggende gebied en de afstand tot verblijfsfuncties (minimaal 75 meter) maakt dat de luchtkwaliteit geen belemmering is.

5.2.2 Bodem

De Wet bodembescherming (Wbb) bevat de voorwaarden die (kunnen) worden verbonden aan het verrichten van handelingen in of op de bodem. Primair komen bescherming en sanering in de wet aan bod. Daarnaast verbiedt de Woningwet bouwen op verontreinigde grond.

 

In het kader van de Wet ruimtelijke ordening dient in het geval van incidentele bouwlocaties en bestaande bouwtitels beoordeeld te worden of de bodemkwaliteit geschikt is voor de beoogde bestemmingen. Uitgangspunt is dat minimaal een historisch bodemonderzoek plaats dient te vinden, conform NEN 5725. Indien er sprake is van een verdachte locatie moet het historisch onderzoek worden aangevuld met een verkennend bodemonderzoek conform de geldende norm. Ook bij bestemmingswijziging naar een gevoeligere bestemming is een verkennend bodemonderzoek noodzakelijk.

 

Afweging

Het plangebied is gevormd door grootschalige ontgrondingen. Deze ontgrondingen zullen tijdens de planperiode worden beëindigd. Op de locatie De Riet wordt een nieuwe ontgronding gestart, gericht op een specifieke grondsoort. Nadat deze is verwijderd, wordt andere grond teruggebracht en het gehele gebied ingericht als natuurterrein. De Riet wordt geen nieuwe Plas, maar blijft 'droog'. De ontgronding van De Riet is mogelijk gemaakt in het bestemmingsplan "Kraaijenbergse Plassen, De Riet". In dat bestemmingsplan zijn alle belangen reeds afgewogen en noodzakelijke onderzoeken uitgevoerd. In het bestemmingsplan zijn de bestemmingen 'Verkeer - Voorlopig' en 'Natuur - Voorlopig' opgenomen om eerst de ontgronding mogelijk te maken, en daarna de inrichting als natuurterrein.

 

Een permanent grinddepot blijft liggen in Plas 4. De locatie en dit specifieke bedrijfsmatige gebruik van de plassen is vastgelegd met de functieaanduiding 'opslag'. De overige gebieden zijn in gebruik voor natuur-, agrarische- en openbaar groendoeleinden. Slechts op een aantal plaatsen is er sprake van woondoeleinden. Op laatstgenoemde locaties is het niet toegestaan om extra woningen of andere verblijfsfuncties op te richten. In het plangebied worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Een bodemonderzoek in het kader van dit bestemmingsplan is niet noodzakelijk.

 

In het bestemmingsplan zijn geen nieuwe bouwlocaties opgenomen. een bodemonderzoek is derhalve niet nodig.

 

5.2.3 Geluid

Geluidsoverlast is de mogelijke overlast die de mens ondervindt van geluid afkomstig van kunstmatige objecten gedurende een groot deel van de dag of tijdens piekmomenten. Het gaat om geluid veroorzaakt door verkeer en bedrijven.

 

Wegverkeerslawaai

Ingevolge artikel 74 en 82 van de Wet geluidhinder bevindt zich aan weerszijden van wegen, niet zijnde woonerven of 30 km/uur wegen, een zone waarbinnen de geluidsbelasting vanwege het wegverkeer op de gevel van woningen niet meer mag bedragen dan 48 dB (de voorkeursgrenswaarde).

 

Afweging

De rijksweg A73 ligt niet in het plangebied, maar grenst er wel aan. Aan weerszijden van de rijksweg ligt een onderzoekszone van 400 meter. Binnen deze zone zijn geen geluidsgevoelige ontwikkelingen opgenomen in het bestemmingsplan. Alleen bij camping Op den Drul zijn geluidwerende voorzieningen aanwezig. Het grootste deel van het dorp Linden ligt buiten de onderzoekszone.

 

Industrielawaai

Ingevolge artikel 53, eerste lid, van de Wet geluidhinder dient voor elke binnen een gemeente gelegen terrein, waarop de vestiging mogelijk is van in artikel 16 van deze wet bedoelde inrichtingen die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken, een rond dat terrein gelegen zone vast te worden gesteld, waarbuiten de geluidsbelasting vanwege dat terrein de waarde van 50 dB(A) niet te boven mag gaan.

 

Afweging

Ten aanzien van het plangebied betreft het de geluidzone rondom het Industrieterrein Haven Cuijk. Een klein gedeelte van de geluidzone van Industrieterrein Haven Cuijk ligt in het plangebied (Koninklijk Besluit 19 april 1991). De geluidzone ligt over de Oostermeerweg en de ten zuiden gelegen agrarische gronden aan de oostkant van het plangebied. Ter bescherming van de geluidsruimte is de gebiedsaanduiding 'geluidzone - industrie' opgenomen waarin geluidsgevoelige functies alleen onder voorwaarden mogelijk zijn. Concreet liggen binnen de geluidzone alleen een weg en agrarische gronden: in beide gevallen zijn geen geluidsgevoelige functies en gebouwen toegestaan.

 

Stiltegebied

Een stiltegebied is een milieubeschermingsgebied waarin de geluiden van fauna moeten overheersen. Het woord ‘stilte’ betekent hierbij niet dat er geen geluid in het gebied waarneembaar is, maar staat voor de afwezigheid van storende, voor de omgeving vreemde geluiden. Stiltegebieden zijn van belang voor de rustzoekende recreant en de fauna in de natuur. Activiteiten die de geluidsbelasting negatief beïnvloeden, zijn niet meer mogelijk in het gebied dat als stiltegebied is aangewezen. Gebiedseigen geluiden, zoals die van de landbouw, zijn hiervan uitgesloten.

 

Onder 'stil' worden geluiden verstaan die tussen de 35 en 40 decibel liggen. Ook kan

worden gesteld dat een gebied 'stil' is als de lange perioden met natuurlijke geluiden overheersen tot de perioden met niet-natuurlijke geluiden.

 

De Provinciale milieuverordening (PMV) wijst bijzondere en kwetsbare gebieden aan vanuit milieuoptiek op basis van de Wet Milieubeheer. De PMV richt zich onder andere op het aanduiden van bodembeschermingsgebieden, grondwaterbeschermingsgebieden en stiltegebieden. Hierbinnen gelden gebruiksbeperkingen welke door deze verordening geregeld worden. Deze gebruiksbepalingen hebben onder andere betrekking op waterwinning en de omgang met afvalstoffen.

 

Afweging

Rondom het gebied Ossenbroek en Barendonk ligt een deel van het stiltegebied De Tongelaar. Het plangebied ligt op ongeveer 1,5 kilometer van het stiltegebied. Er zijn geen juridische maatregelen nodig in de regels of op de verbeelding.

 

5.3 Water

 

In de beleidsnota 'Uitgangspunten watertoets Aa en Maas' zijn in het kort de principes beschreven die richtinggevend zijn bij de waterschapsadvisering over ruimtelijke plannen. Er zijn acht uitgangspunten waarbij het uitgangspunt 'waterbelangen' uit vijf belangen bestaat.

 

5.3.1 Wateroverlastvrij bestemmen

De huidige functie van het gebied is een plassengebied als gevolg van bedrijfsmatige ontgrondingen. De plassen en oevers hebben in hoofdzaak een recreatieve, landschappelijke en agrarische inrichting. De plassen worden niet gebruikt voor waterberging en staan in open verbinding met de Maas. Deze verbinding wordt gevormd door een keersluis die bij hoogwater wordt gesloten om de achterliggende plassen, het Industrieterrein Haven Cuijk en diverse woongebieden te beschermen.

 

5.3.2 Hydrologisch neutraal ontwikkelen

Waterschap De Dommel en Waterschap Aa en Maas hebben in de notitie “Ontwikkelen met duurzaam wateroogmerk” (11 juli 2006) een definitie en randvoorwaarden gegeven voor het

Hydrologisch Neutraal Ontwikkelen. Daarbij is een vertaalslag gemaakt naar vijf toetsaspecten waaraan een plan of ontwikkeling getoetst kan worden. Hydrologisch neutraal ontwikkelen houdt in dat

de ontwikkeling geen hydrologische achteruitgang ten opzichte van de referentiesituatie tot gevolg

heeft. Er mogen geen hydrologische knelpunten worden gecreëerd voor de te handhaven en de

vastgelegde toekomstige landgebruikfuncties in de projectlocatie en het beïnvloedingsgebied.

Een hulpmiddel bij het bepalen en oplossen van hydrologische knelpunten is de HNO-tool van het

Waterschap. Daarmee kan berekend worden of er een waterbergingsopgave is en hoe groot deze dan

is.

 

In het plangebied worden geen ontwikkelingen mogelijk gemaakt waarbij de HNO-tool vooraf ingezet moet worden.

 

5.3.3 Voorkomen van vervuiling

Bij de inrichting, het bouwen en het beheer dienen zo min mogelijk vervuilende stoffen toegevoegd te

worden aan de bodem en het grond- en oppervlaktewatersysteem. Daarbij wordt aandacht gevraagd

voor het materiaalgebruik. Om watervervuiling te voorkomen, wordt het gebruik van uitloogbare of

uitspoelbare bouwmaterialen tot een minimum beperkt.

 

De waterkwaliteit in de Kraaijenbergse Plassen is de verantwoordelijkheid van Rijkswaterstaat. In het bestemmingsplan worden geen nieuwe functies toegestaan die de waterkwaliteit negatief kunnen beïnvloeden. Ondergeschikt aan het hoofdgebruik in een bestemming zijn waterhuishoudkundige voorzieningen en werken toegestaan om bijvoorbeelde de waterkwaliteit te controleren of te verbeteren.

 

5.3.4 Gescheiden houden van schoon en vuil water

Bij alle bouwplannen dient vermenging van vuil afvalwater en schoon hemelwater te worden

voorkomen. Indien mogelijk, wordt alleen het vuile water aan de riolering aangeboden. Het schone

hemelwater moet worden geïnfiltreerd in de bodem.

 

5.3.5 Doorlopen van de afwegingsstappen: “hergebruik - infiltratie - buffering – afvoer”

In aansluiting op het landelijke beleid (NW4, WB21) hanteert het waterschap het beleid dat bij nieuwe

plannen altijd onderzocht dient te worden, hoe omgegaan kan worden met het schone hemelwater.

Hierbij dient de genoemde voorkeursvolgorde doorlopen te worden.

 

5.3.6 Meervoudig ruimtegebruik

In het plassengebied is ruimte voor veel functies. De meeste functies, zoals natuur, agrarisch en recreatief hebben een eigen plek gekregen op de oevers. Een voorbeeld van meervoudig gebruik is de dam tussen Plas 4 en 5 met een functie voor natuur, recreatie in de vorm van een nudistenstrand en een route voor een hoogspanningsverbinding. De plassen zelf zijn een mengeling van waterrecreatie en natuurwaarden.

 

5.3.7 Water als kans

De plassen worden in dit plan gezien als in hoofdzaak recreatief water, aangevuld met landschaps- en natuurwaarden. Vooral de recreatieve voorzieningen op de oevers gebruiken het water als uitgangspunt. In het plangebied gaat het alleen om Huize Linden dat logies aanbiedt aan het water, inclusief aanlegsteiger.

 

5.3.8 Waterbelangen

Het Waterschap Aa en Maas benoemd vijf waterschapsbelangen met een ruimtelijk component:

 

Ruimteclaims voor waterberging

De Kraaijenbergse Plassen staan in open verbinding met de Maas, maar worden niet gebruikt voor waterberging. De plassen vormen in principe een 'onnatuurlijk' en losstaand deel van het waterhuishoudingssteem van Cuijk. De nabijgelegen Tochtsloot en Sluisgraaf, beide A-watergangen van het Waterschap Aa en Maas, lopen om de plassen heen en wateren af in de Maas. Vanwege de ligging nabij de Maas en het ingerichte watersysteem vervullen de plassen geen noemenswaardige rol in de droogtebestrijding.

 

Ruimteclaims voor de aanleg van natte EVZ's en beekherstel

De Kraaijenbergse Plassen maken geen onderdeel uit van de ecologische hoofdstructuur of een ecologische verbindingszone. In het plangebied liggen geen beken.

 

Aanwezigheid en ligging watersystemen

De Kraaijenbergse Plassen staan via een keersluis in open verbinding met de Maas. Alleen bij hoog (9 meter) en laag (7 meter) water wordt de keersluis gesloten. Er monden geen andere beken of watergangen uit in de Kraaijenbergse Plassen. De A-watergang Sluisgraaf ligt deels in het plangebied, maar mondt niet uit in de plassen. De Sluisgraaf is in het bestemmingsplan opgenomen met de bestemming 'Water'. In het bestemmingsplan heeft het oppervlaktewater de bestemming 'Waterrecreatie' gekregen.

 
Aanwezigheid en ligging waterkering

Het Waterschap Aa en Maas is verantwoordelijk voor de primaire waterkering van de Maas ter hoogte van het plangebied. Een klein deel van de waterkering ligt in het plangebied. Ter bescherming is de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering' opgenomen met beperkte bouw- en gebruiksmogelijkheden. Er geldt een bouwverbod waarvan slechts onder voorwaarden ontheffing kan worden verleend. Tevens zijn bepaalde werken en werkzaamheden verboden, zoals het planten van diepwortelende bomen. Stelregel is dat het belang van de waterkering voorgaat op de overige bestemmingen.

 

Aanwezigheid en ligging infrastructuur en ruimteclaims afvalwaterketen

In het plangebied staat een rioolgemaal aan de Steegstraat bij Linden met een persleiding naar een ander gemaal op het Industrieterrein Haven Cuijk. Aan de Oostermeerweg staat een tweede gemaal aan het einde van de Sluisgraaf. Dit gemaal zorgt voor de afwatering naar de Maas. De gemalen zijn bestemd als 'Bedrijf - Nutsvoorziening' en de belemmeringenstrook langs de rioolpersleiding is bestemd met de dubbelbestemming 'Leiding - Riool'.

 

5.4 Externe veiligheid

 

De externe veiligheidsrisico's worden bepaald door de aanwezigheid van gevaarlijke stoffen (productie, gebruik, opslag en vervoer) in en rond het plangebied. Veiligheidsafstanden tussen activiteiten met gevaarlijke stoffen en (beperkt) kwetsbare objecten, zoals woningen, moeten ervoor zorgen dat bij een eventuele calamiteit het aantal dodelijke slachtoffers beperkt blijft. Het Vuurwerkbesluit (2002, herziening 2004) en het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi, 2004) stellen afstandseisen aan risicovolle bedrijfsactiviteiten. De circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (RNVGS, 2004) adviseert bij transportroutes en buisleidingen met gevaarlijke stoffen veiligheidsafstanden aan te houden.

 

Er wordt onderscheid gemaakt in plaatsgebonden risico (PR) en groepsrisico (GR). Het plaatsgebonden risico mag in principe nergens groter zijn dan 1 op 1 miljoen (oftewel 10-6 ). Dit is de kans dat een denkbeeldig persoon, die zich een jaar lang permanent op de betreffende plek bevindt (de plek waarvoor het risico is uitgerekend), dodelijk verongelukt door een ongeval. Deze kans mag

niet groter zijn dan 1 op 1 miljoen. Elke ruimtelijke ontwikkeling wordt getoetst aan het plaatsgebonden risico van 10-6 als grenswaarde.

 

Het groepsrisico geeft de kans aan dat in één keer een groep mensen die zich in de omgeving van een risicosituatie bevindt, dodelijk door een ongeval wordt getroffen. Groepsrisico legt een relatie tussen de kans op een ramp en het aantal mogelijke slachtoffers. Bij groepsrisico is het dan ook niet een contour die bepalend is, maar het aantal mensen dat zich gedurende een bepaalde periode binnen de effectafstand van een risicovolle activiteit ophoudt. Welke kans nog acceptabel geacht wordt, is afhankelijk van de omvang van de ramp.

 

In het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) wordt verder een verantwoordingsplicht (door de overheid) voor het groepsrisico rond inrichtingen wettelijk geregeld (art. 13). De verantwoording houdt in dat wordt aangegeven of risico’s acceptabel zijn en welke maatregelen worden genomen om de risico’s te verkleinen.

 

In het concept Besluit transportroutes externe veiligheid (hierna: Btev) is bepaald dat bij ontwikkelingen het groepsrisico niet langer verantwoord hoeft te worden indien een weg gelegen is op meer dan 200 meter van het te ontwikkelen gebied. De praktijk heeft ook uitgewezen dat ontwikkelingen op deze afstand niet of nauwelijks bijdragen aan de hoogte van het groepsrisico.

 

Inrichtingen

In het plangebied bevinden zich geen risicovolle inrichtingen. Buiten het plangebied staat een propaantank bij de woning aan de Dommelsvoort 11. De afstand tot het plangebied is 500 meter. Gezien de afstand is een verdere verantwoording van het groepsrisico en het plaatsgebonden risico ten aanzien van inrichtingen niet nodig.

 

Transport van gevaarlijke stoffen

In het plangebied liggen geen transportroutes voor gevaarlijke stoffen.

De nabijgelegen rijksweg A73 en de provinciale weg N321 zijn transportroutes voor het wegverkeer en de Maas is dat voor het vaarverkeer. De afstand tot de N321 is minimaal 400 meter en tot de Maas 300 meter. Gezien deze afstanden is een verdere verantwoording van het groepsrisico en het plaatsgebonden risico niet nodig.

 

De A73 grenst aan het plangebied, echter binnen 200 meter van de rijksweg worden geen ontwikkelingen mogelijk gemaakt. De dichtstbij gelegen woning ligt op 80 meter van de teen van de rijksweg. In een recent onderzoek naar externe veiligheid en de A73 (Windmill, 2008.049.11-2) is geconcludeerd dat de A73 ter plaatse van de Kraaijenbergse Plassen geen 10-6 contour heeft en het plaatsgebonden risico niet van invloed is. Het groepsrisico is eveneens verwaarloosbaar klein. Gezien het uitblijven van ontwikkelingen in het plangebied en recent onderzoek, is een verdere verantwoording van het groepsrisico en het plaatsgebonden risico niet nodig.

 

Buisleidingen

Er liggen geen delen van het hoofdnetwerk van buisleidingen voor gevaarlijke stoffen in het plangebied. Er ligt wel een aardgasleiding (Z-542-17-KR-010 t/m 014) van de Gasunie ten zuiden van het plangebied parallel aan de provincialeweg N321. De diameter van deze leiding bedraagt 8 inch en de druk 40 bar. Het tracé van deze aardgasleiding wordt mogelijk deels verlegd naar het zuiden om een groot recreatiepark aan te kunnen leggen. Dit recreatiepark grenst aan het plangebied en maakt gebruik van de mogelijkheden voor waterrecreatie.

 

Uit berekeningen van de NV Gasunie is gebleken dat de Plaatsgebonden Risicocontour nul meter is en het invloedsgebied 95 meter aan weerszijden van de leiding. Aangezien de gasleiding reeds op minimaal 220 meter van het plangebied ligt, is er geen reden om een nadere afweging van het Groepsrsicio te maken in dit bestemmingsplan.

 

5.5 Erfgoed

 

In 1992 is het Verdrag van Valletta (Malta) door de landen van de EU, waaronder Nederland,

ondertekend. Dit verdrag verplicht de Europese overheden tot het beschermen van archeologisch erfgoed. Hierbij wordt als uitgangspunt gehanteerd dat archeologische waarden in situ bewaard moeten blijven. Dat wil zeggen dat er naar gestreefd moet worden om de waarden op de locatie te behouden. Als dit niet mogelijk blijkt, bijvoorbeeld bij bouwplannen, dan moeten de waarden worden opgegraven en ex situ worden bewaard. Het Verdrag van Valletta is doorvertaald in de Monumentenwet 1988, zoals deze gewijzigd is in september 2007. Sinds deze wijziging van september 2007 is de gemeente bevoegd gezag op het gebied van cultuurhistorie en archeologie.

 

Bewoningsgeschiedenis Cuijk

Het karakter van de bewoningsgeschiedenis van Cuijk vanaf de Romeinse tijd laat zich onderscheiden in de bewoning van het gebied buiten het centrum van Cuijk of 'Het Land van Cuijk' en de bewoning in en rond het centrum van Cuijk of 'Het Hart van Cuijk'. Beide gebieden hebben hun eigen kenmerken waar het gaat om de menselijke bewoning en de zichtbaarheid van en het soort sporen dat de bewoners hebben achtergelaten. Beiden kunnen niet los van elkaar gezien worden. De aanwezigheid van deze landelijke en stedelijke component en de aanwezigheid van de Romeinen in Cuijk maken Cuijk volgens Rijk en Provincie van nationaal en zelfs internationaal belang. Het internationaal belang is vooral gelegen in het feit dat het Castellum Ceuclum tot het einde van de Romeinse Tijd in

functie bleef en dus aansluit op het regiem van de Frankische koningen die de start zijn voor de Middeleeuwen. De plaatsen in Noordwest Europa waar deze aansluiting van perioden bestudeerd kan worden zijn zeer zeldzaam. Op grond van onderzoeken in het Land van Cuijk blijkt dat het Maasdal bij Cuijk een zichtbare, continue bewoningsgeschiedenis kent die al een aanvang nam in het Paleolithicum en sindsdien vrijwel onafgebroken bewoond is gebleven. De aantrekkelijkheid van het Cuijkse landschap door de eeuwen heen hangt samen met de vele gebruiksmogelijkheden die een constant veranderend en vruchtbaar rivierlandschap biedt. De Maas transformeert van een breed vertakt riviersysteem naar een ingesneden rivierdal. De nederzetting Cuijk komt tot ontwikkeling op de plaats waar de landen waterwegen elkaar kruisen.

 

UNESCO Werelderfgoed, kenmerkende stads- en dorpsgezichten, maritiem erfgoed

Het plangebied ligt niet in een UNESCO Werelderfgoed of in een kenmerkend stads- of dorpsgezicht. Er is eveneens geen sprake van maritiem erfgoed.

 

Rijksmonumenten

In het plangebied zijn geen rijksmonumenten aanwezig.

 

Karakterstieke panden

De gemeenteraad van Cuijk is voornemens over te gaan tot aanwijzing van gemeentelijke monumenten. Om tot een selectie van gemeentelijke monumenten te komen, is een eerste inventarisatie van de historische bouwkunst in de gemeente Cuijk noodzakelijk. Burgemeester en wethouders hebben daartoe op 29 maart 2011 de 'Actualisatie lijst karakteristieke objecten' vastgesteld. De doelstelling van het project kan als volgt worden geformuleerd:

‘Het uitvoeren van een cultuurhistorische inventarisatie ten behoeve van een actualisatie van de lijst van karakteristieke objecten van de gemeente Cuijk.’

Actualisatie betekent dat naast het plaatsen van nieuwe objecten op de lijst, het ook mogelijk is dat objecten uit de bestaande lijst worden afgevoerd omdat zij naar de huidige inzichten niet langer een status als karakteristiek object behoeven. De geactualiseerde lijst wordt gebruikt bij de opstelling van bestemmingsplannen voor het grondgebied van de gemeente Cuijk (aanduiding karakteristieke bebouwing). Objecten (of complexen) die aangewezen zijn als rijksmonument, zijn in het kader van dit onderzoek niet nader onderzocht. Voor deze elementen is reeds een redengevende beschrijving aanwezig, is van rijkswege een cultuurhistorische waardering gemaakt en worden deze bij wet beschermd.

 

Afweging

Er is volgens de 'Actualisatie lijst karakteristieke objecten' één karakteristiek object aanwezig: een Hallehuisboerderij aan De Berg 10 te Linden. Dergelijk objecten zijn niet wettelijk beschermd, maar hebben wel cultuurhistorische waarde waar zorgvuldig mee omgesprongen moet worden. In het bestemmingsplan krijgt de Hallehuisboerderij de bouwaanduiding 'karakteristiek' met als doel de karakteristieke hoofdvorm te beschermen. Verbouwingen en sloop zijn alleen onder voorwaarden toegestaan.

 

Archeologisch beleidsplan Cuijk

De gemeente Cuijk heeft een bijzonder rijk bodemarchief. Op veel plaatsen zijn archeologische sporen aanwezig of te verwachten vanwege de bewoningsgeschiedenis gedurende de Romeinse tijd, maar ook vanwege nog aanwezige sporen uit de Prehistorie en de vroege en late Middeleeuwen. Het beleidsplan is opgesteld om aan te geven hoe de gemeente hiermee om gaat. Bij het beleidsplan hoort een archeologische beleidskaart. In het beleidsplan is aangegeven hoe in bestemmingsplannen omgegaan dient te worden met archeologie en in de bijlage van het plan zijn voorbeeldregels opgenomen. De voorbeeldregels zijn gekoppeld aan de gebieden van de archeologische beleidskaart.

 

Afweging

Uit de beleidskaart blijkt dat in het plangebied de aanduidingen Waarde - archeologie 4 en 5 van toepassing zijn. De gronden met de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie 4' en 'Waarde - Archeologie 5' houden in dat voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 250 resp. 2.500 m² en dieper dan 0,50 meter bij de aanvraag om een omgevingsvergunning een rapport dient te worden overlegd waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, voldoende zijn vastgesteld. Tevens geldt voor bepaalde werkzaamheden een omgevingsvergunningsplicht.

[image] Uitsnede archeologisch beleidsplan Cuijk

 

5.6 Flora en fauna

 

De natuurwetgeving in Nederland kent twee sporen: de soortenbescherming en de gebiedsbescherming. Hiertoe zijn twee wetten actief, de Flora- en Faunawet en de Natuurbeschermingswet 1998. Een ontwikkeling kan gevolgen hebben voor natuurgebieden en individuele dier- en plantsoorten. Deze gebieden en soorten hoeven overigens niet in het plangebied zelf te liggen. Activiteiten in een plangebied kunnen namelijk negatieve gevolgen hebben op een gebied (ver) daarbuiten. Het op grond van het bestemmingsplan toegelaten gebruik mag er niet toe leiden dat hierdoor de te beschermen waarden van een bepaald gebied of bepaalde plant- en diersoorten worden aangetast.

 

Soortbescherming

In de Flora- en faunawet ziet de wetgever toe op de bescherming van zeldzame plant- en diersoorten en hun leefomgeving. Bij ruimtelijke planvorming dient te worden getoetst of er sprake is van negatieve effecten op de aanwezige beschermde soorten. Als hiervan sprake is, moet ontheffing of vrijstelling worden aangevraagd. Om tegemoet te komen aan de ruimtelijke dynamiek en vernieuwingsprocessen moet geruime tijd van te voren geïnvesteerd worden in een vervangende leefomgeving, zodat die reeds aanwezig is op het moment dat plannen voor een nieuw ruimtebeslag worden gemaakt.

 

Afweging

Het voorliggende bestemmingsplan heeft grotendeels een beheersmatig karakter. Er worden geen ontwikkelingen mogelijk gemaakt waardoor aanwezige soorten verdwijnen. In het algemeen geldt, dat er geen sprake is van negatieve effecten op beschermde soorten.

 

Gebiedsbescherming

In de Natuurbeschermingswet 1998 is de gebiedsbescherming geregeld. De kern van de gebiedsbescherming wordt gevormd door het netwerk van Natura 2000-gebieden die strikt beschermd zijn. De Vogel- en Habitatrichtlijngebieden maken onderdeel uit van de Natura-2000-gebieden.Bij ruimtelijke ingrepen in de nabije omgeving van beschermde gebieden moet worden bepaald in hoeverre de externe werking van de ingreep een effect heeft op het te beschermen gebied.

 

Afweging

De Sint-Jansberg bij Plasmolen (L) is als Natura-2000-gebied in ontwerp. Gezien de afstand van bijna 5,5 kilometer en de fysieke barrière van de rijksweg A73 en de Maas wordt aantasting niet verwacht. Het Natura-2000-gebied Oeffelter Meent bevindt zich op een afstand van ruim 6 kilometer van het plangebied. Vanwege het ontbreken van grote ontwikkelingen in het gebied wordt geen aantasting van de te beschermen gebieden verwacht.

 

Ecologische hoofdstructuur

De Ecologische Hoofdstructuur is een robuust netwerk van natuurgebieden en tussenliggende verbindingszones. Het netwerk bestaat uit bestaande natuurgebieden, nieuw aan te leggen natuur en verbindingszones tussen de gebieden. Ook beheersgebieden behoren ertoe. De Ecologische Hoofdstructuur (EHS) in Noord-Brabant sluit aan op die in de rest van Nederland. Natura 2000 gebieden, het Europese netwerk van natuurgebieden, maakt onderdeel uit van de EHS.

 

Afweging

Aan de westzijde van de Kraaijenbergse Plassen ligt een ecologische verbindingszone. Het betreft in het plangebied de oevers en in de toekomst De Riet. De plassen zelf maken geen deel uit van de ecologische verbindingszone. De oevers zijn reeds op natuurlijke wijze ingericht met eilandjes, poelen en moerasgronden en krijgen de bestemming 'Natuur'.

 

Het voorliggende bestemmingsplan heeft grotendeels een beheersmatig karakter. Het plan voorziet niet in directe nieuwbouwmogelijkheden. In het algemeen geldt dat er geen sprake kan zijn van negatieve effecten op leefgebieden en daarmee op eventueel voorkomende soorten. Er bestaat dan ook geen noodzaak tot een nader ecologisch onderzoek voor het plangebied.

 

5.7 Ruimtebeslag defensie

 

In het plangebied liggen geen defensieterreinen. Wel heeft de gehele gemeente Cuijk te maken met het radarverstoringsgebied en de funnel van militair vliegveld Volkel. Voor het veilig afwikkelen van vliegverkeer gelden in een bepaald gebied rond een luchtvaartterrein maximaal toelaatbare hoogtes voor objecten, zoals woon- en kantoorgebouwen, antennemasten, windmolens en bomen. Hiermee wordt voorkomen dat radarsignalen worden verstoord en vliegtuigen met objecten in botsing kunnen komen. De maximaal toelaatbare hoogtes en de ligging en omvang van het gebied worden bepaald door de ligging van de start- en landingsbanen en berusten op internationale vastgelegde afspraken.

 

Afweging

Het plangebied valt niet in het obstakelgebied/ aanvlieggebied (funnel) van de vliegbasis, maar wel in het radarverstoringsgebied. In de regels en op de verbeelding wordt de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - radar' opgenomen voor het radarverstoringsgebied. Bouwwerken hoger dan 65 meter + NAP vormen een belemmering voor het radarverstoringsgebied. Het peil in het plangebied is +/- 10 meter + NAP op land en +/- 8 meter + NAP in het water.

 

 

Hoofdstuk 6 Juridische verantwoording

 

 

6.1 Algemeen

 

In dit hoofdstuk worden de verbeelding en de planregels van het bestemmingsplan van een nadere toelichting voorzien. De verbeelding en de planregels zijn opgebouwd volgens de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2008 (SVBP2008) van het voormalige ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu (VROM).

 

6.2 Toelichting op de verbeelding

 

Bij dit plan hoort één digitale verbeelding die analoog uit twee plankaarten bestaat. De verbeelding is eenvoudig opgezet. Dit bevordert de inzichtelijkheid, de handhaafbaarheid en de rechtszekerheid bij de beoordeling van bouwplannen. De verbeelding geeft de gronden van de Kraaijenbergse Plassen weer. De bestemmingen van deze gronden zijn (deels met nadere aanduidingen) op de verbeelding opgenomen. Bij de verbeelding horen een legenda, een overzichtsvenster en een transfer.

 

6.2.1 Legenda

In de legenda zijn de verbeelding van het plangebied, de bestemmingen, de aanduidingen en de verklaringen opgenomen. Het plangebied omvat de gronden die onderwerp zijn van dit bestemmingsplan. Met de bestemmingen wordt het gebruik van de gronden vastgelegd. Er wordt onderscheid gemaakt tussen enkel-, dubbel-, voorlopige en uit te werken bestemmingen. In het geval van bijzondere of afwijkende gebruiksituaties worden aanduidingen gebruikt. Het gaat om gebieds-, functie-, bouw- en maatvoeringsaanduidingen, aangevuld met bouwvlakken en figuren. In de verklaring staan tenslotte de onderdelen van de verbeelding die geen juridische grondslag hebben. Ze worden gebruikt om de verbeelding makkelijker leesbaar te maken, door bijvoorbeeld een topgrafische ondergrond toe te voegen.

 

6.2.2 Overzichtsvenster

Het overzichtsvenster plaatst het plangebied in de directe omgeving. Bij meerdere verbeeldingen is een overzichtsvenster verplicht.

 

6.2.3 Transfer

In de transfer staat algemene informatie over het bestemmingsplan, zoals de naam, de status en de schaal.

 

6.3 Toelichting op de regels

 

De planregels geven inhoud aan de op de verbeelding aangegeven bestemmingen en aanduidingen. Ze geven aan waarvoor de gronden en opstallen al dan niet gebruikt mogen worden, en hoe en wat er gebouwd kan, of mag worden. Bij de opzet van de planregels is getracht het aantal regels zo beperkt mogelijk te houden en slechts datgene te regelen, wat werkelijk noodzakelijk is.

 

De planregels zijn altijd onderverdeeld in vier hoofdstukken, te weten:

  1. inleidende regels;

  2. bestemmingsregels;

  3. algemene regels;

  4. overgangs- en slotregels.

 

6.3.1 Inleidende regels

De inleidende regels omvatten de gebruikte begripsomschrijvingen en afkortingen (artikel 1) en de wijze van meten (artikel 2). Voor zover van toepassing zijn de regels uit de SVBP2008 overgenomen. Ter versterking van de uniformiteit wordt in de begripsomschrijvingen zoveel mogelijk aangesloten bij andere regelgeving.

 

6.3.2 Bestemmingsregels

In de bestemmingsregels zijn de regels voor de verschillende bestemmingen omschreven. Elke bestemming is, overeenkomstig de SVBP2008 in beginsel opgebouwd uit:

 

Het komt vaak voor dat niet alle onderdelen zijn gebruikt in een bestemming. In onderstaand overzicht zijn de gebruikte (dubbel)bestemmingen in dit bestemmingsplan opgenomen. De juridische maatregelen die in de hoofdstuken 3 en 4 naar voren zijn gekomen, worden verder toegelicht.

 

Enkelbestemmingen

 

Agrarisch met waarden - Landschapswaarden

De agrarische locaties op het schiereiland Linden hebben de bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden' gekregen. De paardenhouderij aan de Eindsestraat 10 te Linden heeft de aanvullende functieaanduiding 'paardenhouderij' gekregen en een bouwvlak. Met een wijzigingsbevoegdheid kan de agrarische bedrijfswoning omgezet en gesplitst worden naar twee burgerwoningen.
Ter bescherming van de dassen is de functieaanduiding 'specifieke vorm van agrarische met waarden - dassen' opgenomen. De aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - permanente teeltondersteunende voorzieningen' kan opgenomen worden in een wijzigingsplan en staat onder voorwaarden het gebruik van teeltondersteunende voorzieningen toe. Het betreft concreet alleen de paardenhouderij aan, omdat bij de overige agrarische gronden geen bouwvlak aanwezig is.

 

Agrarisch met waarden - Landschaps- en natuurwaarden

De agrarische gronden bij De Geest 8 hebben de bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschaps- en natuurwaarden' gekregen. Om het aardkundig waardevolle gebied ter plaatse te beschermen is de functieaanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - aardkundig waardevol gebied' opgenomen. Ter bescherming van de dassen is de functieaanduiding 'specifieke vorm van agrarische met waarden - dassen' opgenomen. Aan beide functieaanduidingen is voor verstorende werken en werkzaamheden een omgevingsvergunning gekoppeld.

De aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - permanente teeltondersteunende voorzieningen' kan opgenomen worden in een wijzigingsplan en staat onder voorwaarden het gebruik van teeltondersteunende voorzieningen toe.

 

Bedrijf - Nutsvoorziening

De gemalen aan De Steegstraat en de Oostermeerweg te Linden zijn bestemd als 'Bedrijf - Nutsvoorziening'.

 

Groen

De hoofdzakelijk landschappelijk ingerichte oevers en het gebied langs de rijksweg A73 zijn bestemd als 'Groen'. De reeds aanwezige geluidwal tussen de rijksweg en camping Op den Drul is opgenomen met de functieaanduiding 'geluidswal'.

 

Natuur

De hoofdzakelijk natuurlijk ingerichte oevers hebben de bestemming 'Natuur' gekregen. De reeds aanwezige geluidwal tussen de rijksweg en camping Op den Drul is opgenomen met de functieaanduiding 'geluidswal'. Het naturistenstrand heeft de aanduiding 'strand' gekregen.

 

 

 

Natuur - Voorlopig

De huidige agrarische gronden bij De Riet hebben de bestemming 'Natuur - Voorlopig' gekregen. Na afloop van de geplande specie-uitwisseling verandert de voorlopige bestemming in de definitieve bestemming 'Natuur'.

 

Recreatie

De recreatieve voorziening aan de Eindsestraat 22 te Linden heeft de bestemming 'Recreatie' gekregen. De aanduiding 'parkeren' is opgenomen om voldoende parkeervoorzieningen op eigen terrein te realiseren. Het aanleggen van vaartuigen is alleen mogelijk ter plaatse van de aanduiding 'aanlegsteiger'.

 

Verkeer

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor verkeersvoorzieningen zoals verhardingen, woonstraten, paden, parkeervoorzieningen en groenvoorzieningen.

 

Verkeer - Voorlopig

De bestemmings 'Verkeer - Voorlopig' is opgenomen om De Geest om te kunnen leggen. Dit is tijdelijk noodzakelijk om de geplande specie-uitwisseling in De Riet mogelijk te maken.

 

Water

De aanwezige A-watergang parallel aan de rijksweg A73 heeft de bestemming 'Water' gekregen. In de bestemming is aan bepaalde werken en werkzaamheden een omgevingsvergunning gekoppeld.

 

Water - Recreatief

Het oppervlaktewater van de Kraaijenbergse Plassen heeft de bestemming 'Water - Recreatief' gekregen. In de bestemming is aan bepaalde werken en werkzaamheden een omgevingsvergunning gekoppeld. Ter plaatse van de aanduiding 'opslag' is een permanent depot voor de opslag van grind toegestaan. Dit depot is alleen via het water te bereiken. Ter plaatse van de aanduiding 'brug' is een brug voor het wegverkeer toegestaan.

 

Wonen

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor wonen in vrijstaande woningen. Het bestaande aantal woningen per bouwvlak is toegestaan, met als peildatum de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan. De karkateristieke woning aan De Berg 10 te Linden heeft de aanduiding 'karakteristiek' gekregen. Aan deze aanduiding is voor sloopwerkzaamheden een omgevingsvergunning gekoppeld. De bouwaanduiding 'specifieke bouwaanduiding – ruimte voor ruimte woning’ is opgenomen omdat deze woningen alleen met specifieke bouwregels gerealiseerd mogen worden. Ze wijken af van de standaardregeling voor woningen in het buitengebied. Voor alle woningen is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor splitsing naar maximaal 2 woningen.

 

Dubbelbestemmingen

 

Leiding - Hoogspanningsverbinding

Ter plaatse van de twee bovengrondse hoogspanningsverbindingen is de dubbelbestemming 'Leiding - Hoogspaningsverbinding' opgenomen. De breedte van de belemmeringenzone is 27 meter, gemeten vanuit het hart van de verbinding. In de dubbelbestemming is aan bepaalde werken en werkzaamheden een omgevingsvergunning gekoppeld.

 

Leiding - Riool

Ter plaatse van de ondergrondse rioolleiding van het gemaal in Linden naar het Industrieterrein Haven Cuijk is de dubbelbestemming 'Leiding - Riool' opgenomen. De breedte van de belemmeringenzone is 3,5 meter, gemeten vanuit het hart van de verbinding. In de dubbelbestemming is aan bepaalde werken en werkzaamheden een omgevingsvergunning gekoppeld.

 

Leiding - Water

Ter plaatse van de ondergrondse waterleiding van het gemaal in Linden naar de Maas is de dubbelbestemming 'Leiding - Water' opgenomen. De breedte van de belemmeringenzone is 3,5 meter, gemeten vanuit het hart van de verbinding. In de dubbelbestemming is aan bepaalde werken en werkzaamheden een omgevingsvergunning gekoppeld.

 

 

Waarde - Archeologie 3

De voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archologische waarden van de gronden. Onder andere dient voor het bouwen de aanvrager van een omgevingsvergunning, voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 50 m² en dieper dan 0,50 m, een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld.

 

Waarde - Archeologie 4

De voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archologische waarden van de gronden. Onder andere dient voor het bouwen de aanvrager van een omgevingsvergunning, voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 250 m² en dieper dan 0,50 m, een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld.

 

Waarde - Archeologie 5

De voor 'Waarde - Archeologie 5' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archologische waarden van de gronden. Onder andere dient voor het bouwen de aanvrager van een omgevingsvergunning, voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 2.500 m² en dieper dan 0,50 m, een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld.

 

Waterstaat - Waterkering

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn primair bestemd voor de waterkering en de beschermingszone daarlangs. Gezien de belangrijke functie van de waterkering zijn de bebouwingsmogelijkheden sterk beperkt. In alle gevallen is bij ingrepen overleg met het Waterschap Aa en Maas nodig.

 

6.3.3 Algemene regels

De algemene regels bevatten verplicht de anti-dubbeltelbepaling en kunnen algemene bouwregels, gebruiksregels, aanduidingsregels, afwijkingsregels, wijzigingsregels, procedureregels en overige regels bevatten. De algemene regels worden hier nader toegelicht.

 

Anti-dubbeltelregel

In het Bro is een standaard opgenomen voor de anti-dubbeltelregel. Met deze regel wordt voorkomen dat er in feite meer wordt gebouwd dan het bestemmingsplan beoogd. In het verleden werd nog wel eens een extra (bouw)perceel of gedeelte daarvan verworven om meer bouwmogelijkheden te krijgen. Bijvoorbeeld bij een regel dat een groter bouwperceel recht geeft op een groter oppervlakte aan bijgebouwen. Na het verkrijgen van de omgevingsvergunning werd de grond weer afgestoten. Gevolg: meer bouwwerken op een perceel dan feitelijk bedoeld was.

De anti-dubbeltelregel voorkomt dit door te verbieden dat nieuw verworven (bouw)percelen in de berekening worden meegenomen als deze al eerder bij een omgevingsvergunning zijn betrokken.

 

Algemene bouwregels

De algemene bouwregels zijn een aanvulling op de specifieke bouwregels van de diverse bestemmingen. Het gaat bijvoorbeeld om de omgang met bestaande maten, het toestaan van ondergeschikte bouwdelen en ondergronds bouwen.

 

Algemene gebruiksregels

In de Wro is in artikel 7.10 lid 1 een algemeen gebruiksverbod opgenomen. Deze gaat uit van de gedachte dat het gebruik uitsluitend mag plaatsvinden in overeenstemming met de bestemming. In beginsel is de bestemmingsomschrijving van de betreffende bestemming bepalend. In de algemene gebruiksregels worden vaak algemene verboden opgenomen. Er zijn ook regels opgenomen die voor meerdere bestemmingen gelden, zoals mantelzorg en aan-huis-verbonden-beroepen of -bedrijven.

 

Algemene aanduidingsregels

In dit artikel kunnen regels worden opgenomen die algemeen van toepassing zijn op het bestemmingsplan. Het gaat om gebiedsaanduidingen zoals beschreven in de SVBP2008. De gebiedsaanduidingen worden gebruikt voor situaties die in meerdere bestemmingen voorkomen. Het gaat bijvoorbeeld om de gebiedsaanduiding 'monumentale boom'. De te beschermen groeiplaats van de boom kan deels in de bestemming 'Verkeer" liggen en deelsl in de bestemming 'Groen'. De gebiedsaanduidingsregel is dan aanvullend op beide bestemmingen.

 

Gebiedsaanduiding 'geluidzone - industrie'

Ter bescherming van de geluidzone van het Industrieterrein Haven Cuijk is de gebiedsaanduiding 'geluidzone - industrie' opgenomen. Nieuwe geluidsgevoelige objecten en functies zijn alleen onder voorwaarden toegestaan.

 

Gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - radar'

In de regels en op de verbeelding zijn de gebiedsaanduidingen 'vrijwaringszone - radar' en 'funnel' opgenomen ter bescherming van het functioneren van vliegbasis Volkel.

 

Gebiedsaanduiding 'bebouwingsvrije zone A73'

Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'bebouwingsvrjie zone A73' geldt een bouwverbod voor gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, met uitzondering van met de rijksweg A73 verband houdende bouwwerken, zoals geluidwerende voorzieningen. Ontheffing van het bouwverbod is niet mogelijk.

 

Gebiedsaanduiding 'overlegzone A73'

Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'overlegzone A73' geldt een bouwverbod voor gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, met uitzondering van met de rijksweg A73 verband houdende bouwwerken, zoals geluidwerende voorzieningen. Ontheffing van het bouwverbod is mogelijk.

 

Gebiedsaanduiding'boom- en vaste plantenteelt categorie 2'

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning, ongeacht het bepaalde in de afzonderlijke bestemmingen, ter plaatse van de aanduiding ‘boom- en vaste planteelt categorie 2’ boom- en vaste plantenteelt te laten plaatsvinden.

 

Gebiedsaanduiding 'monumentale boom'

Ter bescherming van de groeiplaatsen van monumentale bomen is de functieaanduiding 'monumentale boom' opgenomen. De bescherming is gericht op het wortelstelsel en de bladerkroon en biedt aan beide voldoende ruimte om volledig uit te groeien. Het oprichten van bebouwing is daarom beperkt in de groeiplaatsen.

 

Gebiedsaanduiding 'bebouwingsconcentratie'

Op het schiereiland Linden is aan de westzijde van het dorp Linden de gebiedsaanduiding 'bebouwingsconcentratie' opgenomen. De bebouwingsconcetratie ligt aan de westzijde van het dorp Linden en is een voormalige agrarisch gebied. Binnen de bebouwingsconcentratie zijn meer gebruiks- en bebouwinsmogelijkheden opgenomen dan in het overige landelijke gebied.

 

Gebiedsaanduiding 'reconstructiewetzone - extensiveringsgebied'

Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'reconstructiewetzone - extensiveringsgebied is het niet toegestaan nieuwe intensieve agrarische bedrijven te starten of te stimuleren. Het betreft alle agrarische gronden binnen het plangebied.

 

Gebiedsaanduiding ‘groenblauwe mantel’

Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'groenblauwe mantel' is uitgesloten dat nieuwe grondgebonden agrarische bedrijven worden gevestigd. Het gaat concreet om de agrarische gronden grenzend aan het agrarisch bedrijf aan De Geest 8. Bij een eventuele vormverandering of vergroting van het bouwvlak speelt de beschermende werking van de groenblauwe mantel een rol.

 

Algemene afwijkingsregels

Met algemene afwijkingsregels wordt aan het bestemmingsplan flexibiliteit meegegeven. De algemene afwijkingsregels kunnen, voor zover van toepassing, voor elke bestemming worden gebruikt. Het gaat meestal om kleine afwijkingen van de regels.

De algemene afwijkingsregels mogen alleen gebruikt worden indien er geen afwijking in de bestemmingsregels is opgenomen. Dit betekent dat niet tweemaal mag worden afgeweken van dezelfde bestemmingsregel. De specifieke en algemene afwijkingen mogen niet cumulatief worden gebruikt voor hetzelfde onderdeel.

 

Algemene wijzigingsregels

Met algemene wijzigingsregels wordt aan het bestemmingsplan flexibiliteit meegegeven. Net als bij de algemene afwijkingsregels zijn de algemene wijzigingen in meerdere bestemmingen toepasbaar. Met een wijziging kan een deel van het bestemmingsplan worden vervangen.

 

Algemene procedureregels

In dit artikel is opgenomen, voor zover van toepassing, de procedure voor het opleggen van nadere eisen. De nadere eisen maken geen onderdeel uit van de omgevingsvergunning en kennen een eigen, vrij in te vullen, procedure op basis van de Wet ruimtelijke ordening. De opgenomen procedure biedt de mogelijkheid om binnen de termijn van een reguliere omgevingsvergunning een besluit over de nadere eisen te nemen.

 

Overige regels

In dit artikel worden regels geplaatst die niet onder een andere regel zijn te vatten. Het gaat bijvoorbeeld om de uitsluiting van de aanvullende werking van de bouwverordening en de voorrangsregels bij dubbelbestemmingen.

 

6.3.4 Overgangs- en slotregels

In hoofdstuk 4 is het wettelijk voorgeschreven overgangsrecht opgenomen en de slotregel. In het Bro zijn standaardregels opgenomen voor het overgangsrecht van bouwwerken en voor gebruik. De teksten uit het Bro zijn in het bestemmingsplan letterlijk overgenomen. In vrijwel alle bestemmingsplannen worden zoveel mogelijk gronden en bouwwerken positief bestemd, dus volgens het feitelijke gebruik. Het overgangsrecht is slechts in enkele gevallen aan de orde.

 

Legale bouwwerken (met omgevingsvergunning) die bestaan op het moment van tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan, mogen gedeeltelijk of geheel worden vernieuwd of veranderd. Ook mogen bouwwerken na een calamiteit worden herbouwd, op voorwaarde dat een omgevingsvergunning wordt aangevraagd binnen twee jaar na de calamiteit. Een calamiteit wordt uitgelegd als een (natuur)ramp of een niet-verwachte gebeurtenis die in korte tijd ernstige schade kan veroorzaken.

Het overgangsrecht geldt dus voor bouwwerken die legaal zijn opgericht, maar in het ontwerpbestemmingsplan een nieuwe, afwijkende bestemming hebben gekregen. Als een dergelijk bouwwerk wordt gesloopt, dan vervallen alle bouwrechten van dat bouwwerk (calamiteit uitgezonderd). Alleen de bouwregels van de nieuwe bestemming gelden dan nog. Dit is een zogenaamde ‘uitsterfconstructie’ voor ongewenste bouwwerken. Een illegaal bouwwerk (zonder omgevingsvergunning) valt niet onder het overgangsrecht.

 

Legaal gebruik (oude bestemmingsplan) van gronden en het gebruik van zich op die gronden bevindende bouwwerken ten tijde van de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan mag worden voortgezet. Het kan zijn dat een nieuwe, afwijkende bestemming is toegekend aan een perceel. In dat geval mag het daar aanwezige gebruik worden voortgezet, mits dit volgens het oude bestemmingsplan was toegestaan. In uitzonderlijke gevallen wordt het oude gebruik gekoppeld aan een persoon: stopt de persoon met het gebruik, dan vervalt het gebruik.

Het gebruik mag niet gewijzigd worden, tenzij het meer in overeenstemming wordt gebracht met de nieuwe bestemming. Als het gebruik vallend onder het overgangsrecht geruime tijd wordt gestaakt, dan vervallen de rechten op dit overgangsrecht. Er wordt dan geredeneerd dat het gebruik niet langer nodig is, ook als het eerdere gebruik na een tijd weer wordt opgepakt. Illegaal gebruik (strijd met oude bestemmingsplan) valt niet onder het overgangsrecht.

 

In de slotregel wordt aangegeven op welke wijze de regels van het bestemmingsplan kunnen worden aangehaald in een omgevingsvergunning. De slotregel is voorgeschreven in het SVBP2008.

 

 

Hoofdstuk 7 Handhaafbaarheid

 

 

De gemeente Cuijk heeft haar beleid ten aanzien van toezicht en controle op regelgeving vastgelegd in het ‘Integraal Handhavingsbeleidsplan 2011-2014’. Het handhavingsbeleid moet leiden tot gemeentebrede, gestructureerde en integrale handhaving. Het betreft een beleidscyclus, waarbij de monitoring van de uitvoering van de handhaving kan leiden tot bijstelling van het beleid. Het beleidsplan initieert een lerende organisatie, waarbij de kwaliteit van de handhaving toeneemt en de uitvoering van de handhaving steeds efficiënter wordt.

 

Bij handhaving wordt onderscheid gemaakt tussen preventieve en repressieve handhaving. Onder preventieve handhaving wordt in eerste instantie verstaan: het houden van toezicht. Daarnaast is ook goede informatievoorziening en gerichte voorlichting aan de burger van belang. De kwaliteit van verleende vergunningen staat voorop.

Daarnaast dient ook aandacht besteed te worden aan de actualiteit en de handhaafbaarheid van verordeningen, vergunningen en bestemmingsplannen. Indien wordt afgeweken van geldende regelgeving en er dus sprake is van illegale activiteit(en) zal repressieve handhaving worden toegepast. Dit kan bestuursrechtelijk, strafrechtelijk of privaatrechtelijk van aard zijn.

 

In het geldende handhavingsbeleidsplan zijn, op basis van een uitgevoerde risicoanalyse, voor alle gemeentelijke handhavingstaken met betrekking tot de fysieke leefomgeving prioriteiten gesteld.

In het handhavingsbeleidsplan wordt nader ingegaan op de verschillende vormen van handhaving (nalevingsstrategie, preventiestrategie). Er zijn ook beleidsregels ten aanzien van gedogen opgenomen in het plan. Dit bestemmingsplan biedt juridisch-planologische kaders waaraan kan worden getoetst.

 

 

Hoofdstuk 8 Economische uitvoerbaarheid

 

 

8.1 Algemeen

 

Een bestemmingsplan moet economisch uitvoerbaar zijn tijdens de planperiode. Hierbij dient naast de economische uitvoerbaarheid vanuit de gemeentebegroting bezien, ook aandacht besteed te worden aan de economische uitvoerbaarheid van bestemmingen die gerealiseerd worden door particulieren en bedrijven.

 

8.2 Exploitatieplan

 

Op basis van de Wet ruimtelijke ordening is het sinds 1 juli 2008 verplicht om bij een bestemmingsplan een exploitatieplan vast te stellen. Een exploitatieplan is echter niet verplicht als:

 

Voor dit bestemmingsplan hoeft geen exploitatieplan te worden vastgesteld, omdat geen nieuwe ontwikkelingen zijn opgenomen.

 

8.3 Planschade

 

De regeling omtrent de tegemoetkoming in de planschade is geregeld in afdeling 6.1 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro). In artikel 6.1 Wro is bepaald dat burgemeester en wethouders degene die in de vorm van een inkomensderving of een vermindering van de waarde van een onroerende zaak schade lijdt of zal lijden als gevolg van onder anderen:

op aanvraag een tegemoetkoming toekennen, voor zover de schade redelijkerwijs niet voor rekening van de aanvrager behoort te blijven en voor zover de tegemoetkoming niet voldoende anderszins verzekerd is.

 

Artikel 6.4a Wro regelt dat gemeenten een overeenkomst kunnen sluiten met de verzoeker van de planologische aanpassing dat de planschade die voor tegemoetkoming in aanmerking voor zijn rekening komt.

 

Omdat dit bestemmingsplan geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk maakt, is het niet noodzakelijk een planschaderisicoanalyse uit te voeren. In de regels van dit plan is rekening ermee gehouden dat bestaande bouw-/uitbreidingsmogelijkheden gerespecteerd worden.

 

 

Hoofdstuk 9 Procedure

 

 

9.1 Inspraak en vooroverleg

 

Ingevolge de "Inspraakverordening Cuijk 1995" heeft het voorontwerpbestemmingsplan met ingang van 1 augustus 2012 gedurende vier weken ter inzage gelegen. Tijdens deze termijn zijn vijf inspraakreacties ingekomen. Uit het vooroverleg met overheidsinstanties zijn opmerkingen gekomen van het Waterschap Aa en Maas en de provincie Noord-Brabant.

 

De inspraak- en vooroverlegreacties zijn afgewogen en gemotiveerd. De conclusie is dat diverse aanpassingen nodig zijn, maar dat de juridisch-planologische opbouw voldoet. Voor een meer gedetailleerd overzicht wordt verwezen naar de bijlage bij de toelichting: “Eindverslag vooroverleg en inspraak voorontwerpbestemmingsplan Kraaijenbergse Passen”.

 

9.2 Zienswijzen

 

Het ontwerpbestemmingsplan "Kraaijenbergse Plassen" heeft met ingang van 13 maart 2013 gedurende zes weken ter inzage gelegen. De terinzagelegging is bekendgemaakt in de Maasdriehoek, de Staatscourant en de gemeentelijke website ‘www.cuijk.nl” op 12 maart 2013.

 

Er zijn gedurende de periode van terinzagelegging zes zienswijzen ingediend. De zienswijzen hebben geleid tot een gewijzigde vaststelling van het bestemmingsplan. Er zijn eveneens een aantal ambtshalve wijzigingen doorgevoerd. De wijzigingen met overwegingen zijn opgenomen in het raadsbesluit dat als bijlage bij de toelichting is gevoegd.

 

9.3 Beroep

De Bestuursrechter van de Raad van State heeft op 14 mei 2014 uitspraak gedaan in de aangespannen beroepszaak (201308214/1/R3). Het beroep is op één punt gegrond verklaard, met als gevolg dat het perceel kadastraal bekend als Cuijk, G, 631, plaatselijk bekend als Wielweg 22 te Beers, geen onderdeel meer uitmaakt van het bestemmingsplan "Kraaijenbergse Plassen". Ter plaatse geldt nu weer het bestemmingsplan "Beerse Overlaat". Voor het overige is het bestemmingsplan onherroepelijk geworden.

 

De versie van het bestemmingsplan "Kraaijenbergse Plassen" met identificatienummer NL.IMRO.1684.17BPkraaijplassen-VA01 is in opdracht van de bestuursrechter aangepast door het getroffen perceel van de verbeelding te verwijderen. Om technische redenen is het identificatienummer aangepast naar NL.IMRO.1684.17BPkraaijplassen-OH01: hierbij is de inhoud niet aangepast.

 

 

Bijlage bij de toelichting

 

 

- Bijlage 1: Eindverslag inspraak en vooroverleg

- Bijlage 2: Eindverslag ambtelijke wijzigingen

- Bijlage 3: Raadsbesluit